×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Vakantie Albanië

Een geitenhoeder in lompen, maar met een smartphone

Reisverslag: Royan van Velse
Foto's: Royan van Velse & Rolf Brummel

Albanië is een land in opbouw. Tirana wordt een moderne stad, met overal winkels, restaurantjes en hotels, al zie je de communistische erfenis nog. Buiten de hoofdstad gaat het trager. Onderweg naar het Valbonëdal zijn de landschappen mooi, de dorpjes authentiek maar de wegen nog slecht. Een geitenhoeder in lompen maar met een smartphone, zo is het leven er nu. Maar het prikkeldraad is verdwenen van de stranden langs de Adriatische kust.

Twintig jaar na de vorige keer land ik opnieuw op het vliegveld van Tirana, de hoofdstad van Albanië. Dit keer hoeft er voor de touchdown niet eerst kleinvee van de landingsbaan verjaagd te worden. De kleine aankomsthal is vervangen door een heuse terminal. Het vliegveld is volwassen geworden.

In tegenstelling tot jaren eerder staan er auto’s, bussen en taxi’s buiten. De ezels en de paarden hebben het veld geruimd.

Een paar maanden eerder heb ik onder de titel ‘Reizen door landen in opspraak’ een boek uitgegeven met verhalen over bijzondere landen waar ik voor kortere of langere tijd verbleef. Een jaar in Albanië, het land van de adelaars zoals de Albanezen het zelf noemen, vormt het eerste deel van het boek.

Tijdens het schrijven voelde ik een soort van nostalgie naar dat land en haar gastvrije bewoners. Vrienden uit die tijd nodigden me uit om eindelijk eens te komen kijken hoe het geworden is. En hier sta ik dan weer in een van de armste landen van Europa.

Vrienden van toen wachten me op en begroeten me uitbundig. Een leraar, een kapper en een politieman. Ik merk dat er niet zo heel veel over is van mijn kennis van de Albanese taal. Er zijn dan ook weinig aanknopingspunten met de talen die je op school leert.

Ook non-verbale communicatie behoeft enige toelichting. Je hoofd op en neer bewegen betekent nee en je hoofd van links naar rechts en weer terug bewegen betekent ja. Dat is even lastig in het begin.

De weg naar de hoofdstad is druk en er staan zelfs files. Er wordt flink getoeterd en men neemt de verkeersregels niet heel erg nauw. Het zuidelijke temperament zit er goed in.

Bij aankomst in Tirana is de stad voor mij onherkenbaar. Vroeger was het een kleine stad met niet afgewerkte gebouwen, slechte wegen, zonder winkels en met amper auto’s.

Stromend water en elektriciteit waren nauwelijks voorhanden en het aanbod op de markten was eenzijdig.

Nu is de stad groot en modern, met overal winkels en kleine restaurants, dure hotels zelfs en veel lichtreclame.

Na meer dan veertig jaren van communistische dictatuur kende het land aan het begin van de jaren 90 een retour naar de democratie. Gaandeweg gingen de grenzen open en kon men het meest gesloten land van Europa ontdekken.

Tirana

De typische oostblokstijl is nog overal terug te vinden

Het centrum van Tirana is ook vandaag nog een mengelmoes van oude tradities en communistische stijl.

Grote gebouwen omringen het in het centrum gelegen Skanderbegplein. Skanderbeg is de held die de Turken ooit versloeg en hij prijkt groots op zijn paard in het midden van het plein. Gebouwen voeren de oude communistische ster nog op hun gevels, of schilderingen van heroïsche en patriottische taferelen.

Moeder Albanië heeft die typische oostblokstijl die overal nog terug te vinden is. Het 12 meter hoge betonnen standbeeld staat iets buiten de stad bij de Nationale Martelaren­begraafplaats waar 28.000 partizanen uit WOII begraven liggen.

In de Nationale Kunstgalerij aan het Skanderbegplein hangen de ruimtes vol met schilderijen die heldendaden uit de tijd van dictator Enver Hoxha weergeven. Ook wordt het geluk van de hard werkende arbeiders er beschreven.

Wat je er niet ziet, is dat de 3 miljoen Albanezen in die tijd onderdrukt werden, het land niet uit mochten en dat welvaart alleen bestemd was voor de elite.

Het vlakbij gelegen Nationaal Historisch Museum daarentegen is de beste plaats voor een bezoeker om de hele en echte geschiedenis van het land te leren kennen.

Om wat meer te weten te komen over Skanderbeg is het nabijgelegen fort Kruja de beste plek. Het werd dertig jaar geleden in overdreven luxe opgetrokken bovenop de funderingen van het oorspronkelijke kasteel. Hier wordt de geschiedenis van de 15e eeuwse held in een voor hem ingericht museum weergegeven. Het ligt op 40 minuten rijden buiten de stad.

Er liggen meer kastelen in de omgeving, stille getuigen uit een ver verleden. Wat je nu ziet is dat er veel wordt gebouwd in de omgeving van de stad en dat horeca-ondernemers hun panden meer en meer bouwen in de vorm van een kasteel.

Het trotse karakter van de Albanezen komt na jaren van onderdrukking weer naar boven en levert prachtige gebouwen op.

Tirana is een leuke stad om een dag of twee rond te lopen. Het oude stadion waar vroeger partijbijeenkomsten werden gehouden is inmiddels helemaal ingebouwd en in verval geraakt. Er komt een nieuw stadion.

Het meer aan de rand van Tirana waar je ooit zo heerlijk rond kon wandelen zonder stadse indrukken te voelen heeft even op de nominatie gestaan om drooggelegd te worden. Men wilde er huizen neerzetten. Gelukkig bestaat het meer nog maar de oevers zijn inmiddels bebouwd.

Het amfitheater in het aangrenzende park ligt er vervallen bij. Tussen de bomen staat een aantal horeca gelegenheden waar het in de warme maanden, meer dan de helft van het jaar, prettig verblijven is. Maar ook in de stad zelf zijn er veel eet- en drinkgelegenheden.

De Albanees houdt van gezelligheid en zoekt graag zijn vrienden op. Ook als buitenlander is het prachtig om in zo’n café te gaan zitten, de sfeer te proeven met een glaasje lokale en vaak zelfgestookte raki (gemaakt van druiven of pruimen).

Gëzuar wordt er dan geroepen. Proost dus. En dan merk je dat de lokale bevolking open en gastvrij is en het leuk vindt om op de een of andere manier met je te communiceren.

Nationaal Park Valbonëdal

Mooie berglandschappen en authentieke dorpjes

Albanië is zo groot of zo klein als België maar het is toch nog een hele uitdaging om hier rond te reizen. Het wegennet is weliswaar sterk verbeterd, maar het is nog lang niet overal goed. Er zijn een paar snelwegen maar verder moet je het doen met B-wegen en zelfs zand- en rotspaden. Reizen door Albanië is alleen daarom al avontuurlijk te noemen.

Tirana is erg veranderd in de laatste 20 jaar en heeft een flinke moderniseringsslag meegemaakt. Daarbuiten lijkt het alsof de tijd deels stil heeft gestaan. Er zijn misschien minder ezels en paarden dan voorheen en meer auto’s. En alle jongeren in het land, zelfs in de meest afgelegen dorpen, weten om te gaan met internet.

Maar de rurale gebieden zijn tegelijkertijd achtergebleven. Het beeld van een jongen die zijn geiten aan het hoeden is, gekleed in lompen maar met een smartphone in de hand, geeft goed weer hoe het leven nu is. Echt nog een overgangssituatie.

Om van Tirana naar Peshkopi, Kukës en het noordelijke Bajram Çurri te komen, hebben we een hele dag nodig. Hemelsbreed is het niet zo heel ver maar de afstand over de weg tussen de bergen door bedraagt maar liefst 350 kilometer. Eigenlijk is dat omrijden niet eens een straf.

De wegen worden steeds slechter naarmate we het noorden in de buurt van Kosovo naderen, maar het landschap is grandioos en de plaatsjes en dorpjes die we aandoen zijn authentiek. Ze hebben nog weinig meegekregen van het moderne Europa. De huizen zijn opgetrokken met natuursteen en lijken al eeuwen te staan.

De weg leidt ons langs bergen en grote stuwmeren. De natuur is ruw en op de weg liggen soms rotsblokken die onaangekondigd naar beneden zijn komen rollen. We komen weinig ander verkeer tegen behalve herders die schapen en geiten begeleiden.

Soms stoppen we bij een klein café of moeten we wachten tot een schildpad de weg heeft overgestoken. Ook zien we met regelmaat slangen over het wegdek kronkelen. De natuur lijkt hier nog te winnen van de mens.

Niet zo lang geleden stonden er in het land 750.000 bunkers, waarvan de meeste inmiddels ontmanteld zijn. Ze waren bedoeld als verdediging tegen alle vijanden van de volksrepubliek. Dat was de rest van de wereld. We zien ze nog amper.

De weg van Kukës naar Bajram Çurri is er het slechtst aan toe en we zijn blij met de four wheel drive die we gehuurd hebben. Het rotspad loopt langs steile afgronden en er is geen vangrail.

Stenen rollen steeds onder de wielen van de auto weg de diepte in. De keren dat we een tegenligger moeten passeren moet een van beide een stuk achteruit rijden om ruimte te vinden.

Het uitzicht is prachtig, maar op deze wijze de hoogte beleven vind ik beduidend minder leuk. Om de paar honderd meter liggen bloemen en staan beeldjes aan de kant om de plekken te markeren waar anderen verongelukt zijn.

Er wordt weliswaar hard gewerkt aan deze weg en in 2013 of 2014 zou hij beter en veiliger moeten zijn. Een goed alternatief is om van de ene stad naar de andere te rijden via het buurland Kosovo. Qua tijd maakt het niet heel veel uit, maar je mist dan wel dit ware avontuur.

Bajram Çurri is de kleine hoofdstad van de provincie Tropoja en wanneer we er arriveren is er net een traditioneel muziekfestival aan de gang. Er wordt veel gedanst en gezongen in lokale klederdracht. De mannen dragen qeleshes, witte Balkanhoedjes, en de vrouwen zijn gekleed in wit met rode jurken.

De klanken van de muziek lijken Turks en Arabisch en voeren je even mee naar een droomland in de bergen.

Tussen die bergen achter het stadje ligt het echte droomland. Het heet Valbonë en ligt 20km noordelijk van Bajram Çurri in het Nationaal Park Valbonëdal, dicht tegen de grens met Montenegro.

Wanneer we er de volgende dag heen rijden herken ik van vroeger de bergen die de toegang naar Valbonë lijken af te sluiten. Ze staan op dusdanige manier tegenover elkaar dat het lijkt alsof ze naar elkaar kunnen schuiven om bezoekers de toegang te ontzeggen.

Valbonë is een plaatsje maar ook de naam van een snelstromend riviertje met kristalhelder en ijskoud bergwater. Toen ik in dit land woonde ging ik daar wel eens in zwemmen met mijn jeugdige overmoed.

We zijn vrijwel de enigen die het pad langs het water volgen naar een verlaten staatshotel, drie kwartier rijden stroomopwaarts. Het is een ruïne geworden, omgeven door een paar afgedankte bunkers. Paarden komen aanlopen en beginnen op het oude terras te grazen, prachtig afstekend tegen de besneeuwde bergtoppen.

Het is warm in de bergen en ietsje terug is een restaurantje gebouwd met een forellenkwekerij. Van hieruit worden ook hikings gehouden en je kunt er zelfs overnachten. Wij genieten er van een lokale maaltijd, die wordt overheerst door Griekse culinaire invloeden.

De natuur heeft zijn pracht weten te behouden en heel langzaamaan begint het toerisme zich hier te ontwikkelen. Maar met respect voor de omgeving. Zelfs kamperen behoort onderhand al tot de mogelijkheden in dit land.

Na het eten rijden we een stukje verder om de auto stil te zetten en over de rotsen langs het water te gaan lopen. De rust is onbeschrijfelijk. Ik laat me dit keer niet overhalen om te gaan zwemmen. Mijn definitie van koud en te koud is in de loop der jaren wat gewijzigd denk ik. Liever kies ik verderop voor nog een terrasje. De prijzen in dit land liggen zeker buiten de hoofdstad erg laag en je kunt je dus wel het een en ander veroorloven.

Adriatische kust

De rollen prikkeldraad zijn van de stranden verdwenen

Voor wie minder van bergen en meer van zee houdt heeft het land van de adelaars ook heel wat te bieden.

Durrës was vroeger de smerige havenstad met vieze en beveiligde stranden die bestemd waren voor de elite. Ik heb er toen nog wat zondagen door­gebracht, tussen de rollen concertina-prikkeldraad en de soldaten in. Nu is het een mooie badplaats geworden, op een steenworp afstand van Tirana.

Maar naar het zuiden toe, langs de Adriatische Zee, worden de stranden alsmaar mooier. Vlora en Saranda zijn daar goede voorbeelden van. Je vindt er kleine zandstrandjes omgeven door rotsen met heerlijk blauw water. En vanaf Saranda kun je het Griekse eiland Corfu zien liggen. Deze badplaatsen doen niet onder voor de bestemmingen in Spanje of Kroatië. Duiken mag hier jammer genoeg (nog) niet. De infrastructuur is er nog niet en de benodigde vergunningen ook niet. In dit water, zo dicht bij Griekenland, moet heel wat te ontdekken zijn.

Voorlopig kan dat ontdekken op land. Langs de weg naar het zuiden liggen de ruïnes van Apollonia, een stad die 2500 jaar geleden werd gesticht door Griekse kolonisten. Sommige muren staan nog overeind en de zuilen hebben de tijd getrotseerd. Nog steeds worden er beelden teruggevonden in de grond. Sinds kort wordt alles geëxposeerd in een nabijgelegen museum.

Doordat Albanië door de eeuwen heen zo vaak bezet is geweest, biedt het een rijke schakering aan invloeden: Grieks, Romeins, Turks, Italiaans en Duits maar vooral ook Albanees. Het communisme heeft de tijd en de ontwikkeling van het land stilgezet maar sinds het eind van de vorige eeuw wordt alles weer opgepakt.

Wat mij zelf iedere keer weer in Albanië het meeste doet, is de ontzettende gastvrijheid van de bevolking. Zelfs in de grote stad is vriendschap veel waard en de interesse van en naar een ander zijn oprecht.

Albanië is een relatief goedkoop vakantieland waar de infrastructuur niet altijd 100% in orde is, maar waar hotels en resorts van alle gemakken zijn voorzien.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!