×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Afwisselend Cuba

Pastelkleurige huizen en groene valleien

Reisverslag: Joska Jalving
Foto's: Alexander Kikkert & Joska Jalving

Cuba biedt een goede afwisseling van natuur en cultuur. Per huurauto van Varadero via Havanna naar de vallei van Vinales, die te paard wordt verkend. In Trinidad bedelt iedereen om zeep. Camagüey is een sfeervolle stad en in Bayamo is het leven goed: veel zon en bier. In de Sierra Maestra wordt koffie verbouwd en lopen overal kippen, varkens en geiten. Opvallend aan Santiago de Cuba is de kleurigheid van de huizen. Baracoa is een bijzonder stadje, in Caya Coco is het strand wit en het water turkoois. De landschappen zijn fraai, de wegen vaak belabberd en de achterbank zit meestal vol lifters, waaronder menig politieagent. Overnachten in een casa particular staat garant voor contact met de bevolking.

Varadero

Wit zand, turkoois water en parasols van palmbladeren

Er staan allemaal oude auto’s op het vliegveld van Varadero. Het eerste bewijs dat we op Cuba zijn. Omdat je als toerist verplicht bent een hotel te boeken, hebben wij dat ook maar gedaan. Met een bus worden we naar het toeristenparadijs vervoerd. We passeren een soort tolpoort (alleen toeristen en Cubanen die in Varadero werken mogen erdoor) en zien hotel na hotel, houten vervallen huizen, oude auto’s en veel ja-knikkers. In het hotel kun je zoveel eten als je wilt in een soort ‘vreetschuur’.

Het is niet voor niks zo druk in Varadero, de stranden zijn prachtig; wit zand, turkoois water en parasols van palmbladeren.

Met een soort toeristenbus gaan we de naar Havanna. Een bus-host vertelt honderduit over zijn land. Melk is erg duur en schaars en vooral bestemd voor kinderen en ouderen, rundvlees is onbetaalbaar. Kijkend vanuit de bus zien we veel aasgieren rondvliegen.

Havanna

Gerestaureerde koloniale gebouwen in zuurstokkleuren

In Havanna stappen we uit op Plaza de la Catedral. Met alle bagage sjouwen we door de stad, het is er erg heet. Ergens bij een casa particular wordt wat rondgebeld en even later zitten we 5-hoog aan de Obispo, een soort Kalverstraat van Havanna.

We verkennen de stad. Zittend in een parkje worden we direct aangesproken door Gilberto de muzikant. Na een lang verhaal over vrouwen, zijn Spaanse familie en de bioskaartjes geeft hij ons een 2 peso muntstuk met Ché Guevara erop. Heel uniek en speciaal. Natuurlijk wil hij er 2 convertible pesos voor terug (60 keer zoveel). We bekijken El Capitolio en drinken een Mojito bij El Floridita (met gezouten bananenchips).

De volgende ochtend hangt er een stinkende lucht in de stad. Juan José, onze casa-man, zegt dat het een soort insecticide-spray is in de vorm van diesel. Juan José vertelt over de hoge prijzen voor koffie en thee (zeer schaars). Voor de Cubanen zelf wordt de koffie gemengd met zwarte bonen.

Hij waarschuwt ons voor Habanos die toeristen belazeren; ze vertellen dat ze geen geld hebben voor melk of meel en strikken toeristen om dat voor hen te kopen in een winkel, veel te duur. Achteraf wordt de winst gedeeld. Deze heren zijn te herkennen aan gympen en een gouden tand.

We lopen via de Prado naar de Malécon. Vroeger moet dit beslist heel mooi zijn geweest. Nu is het grotendeels vervallen. Diverse bouwstijlen kenmerken de Prado; Art Deco en Moorse stijl. De straat is van marmer en er staan overal leeuwen en marmeren zitbanken en groene bomen.

Via de Avenida de Italia gaan we naar sigarenfabriek Partargas voor een korte rondleiding. Na een opleiding van 9 maanden moet je als werknemer zo’n 150 sigaren per dag maken. Allemaal goed op maat, niet te strak gerold, etc. Er zijn rokers die steekproefsgewijs een sigaar roken om de kwaliteit te bewaken. Het loon is 250 Cubaanse pesos per maand plus per dag 3 sigaren voor eigen gebruik.

We lopen door Oud-Havanna, met zijn gerestaureerde koloniale gebouwen in zuurstokkleuren. Veel restaurants, patio’s en muziek. Dit is ongetwijfeld het meest toeristische gedeelte van de stad. Op Plaza Viega herkennen we een zwaar vervallen herenhuis. We laten ons reisboek met daarin de foto ervan aan verschillende mensen zien en het wordt een ware happening. De vrouw die op de foto staat woont er nog. Ze poseert voor ons vanaf het balkon.

We eten bij Los Nardos tegenover El Capitolio, Prado 543. Het interieur is indrukwekkend en bijzonder: donker houtsnijwerk in Spaans-koloniale stijl, met hoog plafond en sjieke gordijnen. Aan de zijkanten van het restaurant staan kasten met voetbaltrofeeën uit 1926. Het is heerlijk koel. Een verademing.

Een voordeel van slapen in een casa partucular is het contact met de gastheer en zijn tips. Juan geeft ons advies voor een mooie wandeling door de stad. We lopen de Avenida Salvador Allende helemaal af. We zien de Iglesia del Sagrado Casa, een gotisch bouwwerk, dat is bijzonder in deze vervallen koloniale buurt. Overal zijn winkeltjes achter tralies waar vlees, vers fruit of andere waren verkocht worden. Rijen Cubanen ervoor, in de hoop iets te kunnen krijgen.

Op het Plaza de Revolucion zien we het beeld van José Marti en de granieten obelisk. Er moet betaald worden om bovenin te komen. Indrukwekkender vinden we het gebouw met het gezicht van Ché Guevara, het Ministerio del Interior (binnenlandse zaken).

We lopen verder over de brede Avendidia de los Pesidentes en via de 23 naar de Malecón, richting hotel Habana Libre. Helaas is het panorama-restaurant op de 26ste etage gesloten. Door de vettige ramen kunnen we een beetjes over de stad uitkijken. Verderop bij hotel Nacional de Cuba gaan we weer naar binnen. Hier zaten vroeger de hotshots uit Hollywood en Miami. Binnendoor lopen we weer naar de Malécon. Heel bizar; paleizen van huizen, totaal verpauperd, sovjetflats en gerenoveerde bouwwerken door elkaar.

Lopend over de Malécon nog meer vergane glorie. De kale plekken tussen de gevels duiden op ingestorte panden. Sommige panden zitten weer mooi in de verf of worden opgeknapt. Helaas is het Museo de la Revolución al gesloten.

De volgende dag nemen we een taxi naar het vliegveld om een huurauto op te halen. De chauffeur scheurt kriskras door de stad, haalt zowel links als rechts in. Halverwege stopt hij en zet de kilometerteller uit, zo verdient hij zelf wat extra (alles moet opgegeven worden).

Het is een rechte weg naar Pinar del Rio met weinig auto’s. Onderweg zien we bij viaducten en kruisingen mensen driftig zwaaien, ze willen graag een lift (er is weinig vervoer op Cuba).

We stoppen bij mannen die autopech hebben. De auto staat met de motorkap omhoog en één van de mannen wil met ons meerijden naar Pinar del Rio om een reparateur te halen. Hij vertelt over zijn werk. De aap komt uit de mouw, hij wil met ons naar een sigarenfabriek met rondleiding en gratis sigaar. Wij willen dit niet en plotseling weet hij iemand bij het volgende viaduct te wonen, of hij eruit mag.

Het is ons nu duidelijk, geen driftig zwaaiende mannen meer in de auto maar alleen vrouwen, kinderen, politie-agenten en bejaarden die rustig wachten onder de viaducten. We rijden via een binnnendoorweg naar Vinales en dan zien we de bekende vallei.

Toevallig komt de tabakboer van het lichtblauwe huisje aangelopen en wijst ons een goede plek om te fotograferen. Hij moet nog helemaal naar beneden lopen. Verder zien we veel paard-en-wagens en zelfs ossenkarren.

Vinales

Te paard door een vallei met rijst, bananen, yucca's en tabak

In Vinales staan opvallend veel huurauto’s, voor de rest kom je eigenlijk weinig verkeer tegen. Wel veel loslopende honden, katten, varkens en kippen.

We vinden een casa bij Maria en Raoul. Maria regelt voor ons bij kennissen een paardrijtocht in de vallei. Maria en Raoul zijn erg gastvrij, spreken alleen Spaans, maar met handen en voeten redden we ons wel. Maria kookt zeer uitgebreid en Raoul werkt op de tabaksplantage.

‘s Nachts is het zeer warm, tegen de ochtend valt ook de stroom nog uit (schijnt vaker te gebeuren) en de airco doet het dus ook niet meer.

In de ochtend gaan we naar de Cueva del Indo, een grot met wandelgangen en druipers. In de grot is ook een meertje, daar wacht bij een aanlegsteiger een meneer met een bootje op ons. We varen een rondje en hij wijst op vormen in de rotswanden: slangenkoppen, schedels, een fles en een rokende man.

Tegen half 1 komt Chingo ons bij Maria halen. We lopen door Vinales richting de vallei. Ergens achteraf woont hij met zijn familie. We worden binnen uitgenodigd en praten wat met behulp van het woordenboek. Het is een open houten huis, een soort ranch, die je kent uit cowboyfilms.

We gaan met z’n drieën per paard door de vallei. Onderweg zien we rijstvelden, bananenbomen (met mini-banaantjes), yucca’s (in Nederland staan deze planten in de vensterbanken, hier worden ze gegeten), palmen, tabaksplanten en veel maïs. De paarden vinden vooral de yucca en de maïs erg lekker en snaaien links en rechts wat mee.

Dit is echt het mooiste landschap wat we ooit hebben gezien, het is hier zo authentiek. In de velden staan ossen en paarden. Er lopen kippen en varkens los. De aarde is vuurrood.

We gaan bij schoonzus Neisy van Chingo wat drinken. Zij woont met man en 2 kinderen in de vallei. De schuur in onze eigen tuin is nog bewoonbaarder dan dit huis: vier palen met wat planken. Geen elektriciteit, geen water, niks. Alleen veel dieren die straks in de pan verdwijnen.

We krijgen drinken uit een kokosnoot; kokossap met rum, suiker en citroen. Ondertussen gaat het flink regenen, de paarden gaan het huisje in. De schoonzus spreekt behoorlijk Engels en vertelt over het leven als boer (alles afdragen aan de staat) en over het bonnensysteem waarmee boodschappen gedaan worden.

We gaan verder naar de grotten. Daar worden de paarden bij bamboeplanten gestald. Via wat klauterwerk komen we bij het begin van een grot. Er komt een man aangelopen met lampen, hij gaat mee als gids. We gaan een stikdonkere grot in, het lijkt wel een versteend rijstveld; watertjes met dunne richels om op te lopen. We moeten al glijdend en waggelend hand in hand lopen met onze gidsen.

Uiteindelijk komen we bij een grotmeer. Alexander gaat zwemmen, ik voel me wat ongemakkelijk met deze heren. Voor de grap doen ze even het licht uit, zo donker hebben we het nog nooit gezien. Het is bijzonder en gek tegelijk, met twee vreemde mannen in zo’n donkere grot.

We gaan weer terug op de paarden. We zien onderweg avocado-bomen. Chingo plukt er één voor ons en we rijden vervolgens een heuveltje op met een prachtig uitzicht. Door de regen is de weg slecht, de paarden moeten tot hun knieën door de modder.

We drinken bij het huis van Chingo koffie met zijn vrouw. Zelfgebrande koffie uit de vallei. Zo lekker hebben we het nog nooit gedronken. We krijgen foto’s van hun dochter te zien toen ze 15 werd. In een soort bruidsjurk is ze gefotografeerd in allerlei omgevingen. Het is op Cuba een feest om 15 te worden, dan ben je volwassen.

De volgende ochtend vertrekken we weer. We geven een lift aan 2 Slovenen die naar Havanna gaan. We rijden via de Mural de la Prehistorica naar Vinales. Deze schildering is in opdracht van Fidel Castro geschilderd en is wat ons betreft niet zo indrukwekkend.

Nadat we de Slovenen in Havanna hebben afgezet rijden we richting Jaquey Grande, de enige snelweg die Cuba rijk is. Het is een zesbaansweg, bar slecht, met veel hobbels en bobbels, en er rijdt hier en daar een auto. Ook rijden er brommers, fietsen tegen het verkeer in. Onderweg nemen we een niet al te spraakzame politieagent mee. We rijden naar Playa Larga.

Playa Larga

Indianendorp en krokodillenfarm zijn geen bezoek waard

De omgeving is zeer vlak en vochtig. Ook nemen we een opa en een vrouw mee. Ze praten voluit Spaans. Wij vragen hen om een casa particular in Playa Larga. De vrouw wijst ons de weg, via een zandweg met allemaal kleurloze huizen komen we bij een groen huis. Hier is het. Spaanse sjiek.

We lopen naar het strand om te zwemmen. Ooit was dit een mooie badplaats, nu staat het er vervallen bij, met heel veel parkeerplaatsen (voor wie?). ‘s Avonds eten we voor het eerst in ons leven krokodil.

De volgende ochtend gaan we weer een stukje terug met de auto richting Jaqüey Grande. We gaan met een speedbootje richting Laguna del Tesorol Guama. Daar is een Taino-indianendorp gevestigd. Door middel van sculpturen is hun vroegere levenswijze uitgebeeld.

Aansluitend bezoeken we de Criaderi de Cocodrilo. Wanneer je van dieren houdt kun je dit beter mijden. Er ligt een bambi eenzaam in een grasje met een blikje water. Verderop wordt een showtje opgevoerd met een minikrokodil en een touw om zijn bek waaraan hij wordt rondgezwaaid. Achteraan liggen in een soort meertje nog zo’n 60 grote krokodillen. Zowel het indianendorp als de krokodillenfarm is het bezoek niet echt waard.

We rijden verder door naar Cienfuegos. Twee behulpzame dames die we meenemen wijzen ons de weg naar een casa. Een vage gast let op onze auto. De casa lijkt goed, maar op één of andere manier voelen wij ons hier niet prettig, ondanks dat de boekjes vertellen dat het hier de moeite waard is. We besluiten door te rijden naar Trinidad.

De Sierra del Escambray is een mooie route, deels langs de zee, de weg is slecht. Onderweg hebben we steeds andere lifters op de achterbank.

Trinidad

Door de tralies voor de ramen fluiten mensen naar ons

Van Juan uit Havanna hebben we een adres in Trinidad gekregen. Een behulpzame jongen fietst voor ons uit door de stad. Onze casa is vol en een andere man begeleidt ons naar een andere casa. Dit is een hele leuke casa in een oud monumentaal pand, met een binnnenplaatsje. Het is een prachtig pand. Maar voor de hulp moeten we behoorlijk wat extra betalen. We voelen ons weer beetgenomen.

Je merkt dat de temperaturen hier echt hoger zijn. We gaan de stad bekijken. Door de tralies van de ramen fluiten mensen naar ons en bungelen met hun armen uit het raam in de hoop zeep, geld of iets anders te krijgen. Behoorlijk vervelend.

Er rennen steeds kinderen om ons heen te vragen om zeep. Trinidad is echt prachtig maar je merkt dat wij toeristen hier toch al een hoop verziekt hebben en dat doet je indruk van een stad niet echt goed.

We gaan ergens wat drinken, er staat een futloos bandje wat niet echt wil vlammen alle bekende hits te spelen. In de namiddag gaat het flink regenen. Tijdens ons avondeten in de casa besluiten we de volgende dag nog even rond te kijken in Trinidad, maar dan door te reizen.

We staan vroeg op om in de koelere ochtend nog een route door de stad te lopen. Bij de Iglesia Nuestra Senora klimmen we omhoog voor een mooi uitzicht over de stad. Volgens ons boekje zou deze kerk gerestaureerd worden, maar de kerk ziet er nog bouwvalliger uit dan op de foto’s.

Na een uurtje zijn we Trinidad doorgelopen en vertrekken we uit onze casa. Onze casa-dame haalt nog een doos met borduur- en haakwerken te voorschijn, maar wij bedanken haar en gaan verder. Wanneer we door Trinidad rijden zien we toch wel leukere buurten dan waar wij beland zijn, buiten het bekende centrum oogt alles toch best gezellig. Jammer.

Eerst rijden we naar Torre de Iznaga in Valle de San Luis. Voor het eerst staat er iets aangegeven (op Cuba moet je veelal op je gevoel rondrijden). De parkeerwachters staan ook hier alweer klaar, net als de kraampjes met borduur- en haakwerken. Het lijkt wel een OMO-reclame van vroeger, allemaal wapperende kleden en lakens.

We beklimmen de toren, wat een uitzicht. Een groen bergachtig landschap. Hier stonden vroeger de rijken hun slaven te bekijken tijdens het werken op de plantages. Op de terugweg nemen we 2 bezwete opa’s mee naar Trinidad, deze mannen verdienen zeep. We rijden door naar de Topes de Collantes.

Onze huurauto heeft moeite met de steile wegen. Bij Pico San Juan, op 1147 m hoogte, is een mooi uitzichtpunt vanwaar je Trinidad in de verte ziet liggen en zelfs de kustlijn.

De wegen richting Manicaragua zijn vol hobbels en bobbels en de orkaan Dennis heeft hier voor flinke schade gezorgd, veel omgevallen bomen. Het is ondanks dit een bijzonder mooie route.

We rijden via Matagua richting de A1, de snelweg. Die is bijna voor ons alleen, soms is de snelweg zesbaans, soms komen de tegenliggers er ook bijrijden. Opletten geblazen. In Tuguasco stopt de snelweg, de rest moet nog worden aangelegd.

De omgeving van Ciego de Avila, de ananasstad, is groen met veel suikerriet en palmen. In Florida vinden we een casa. Omdat we aan de late kant zijn kunnen we niet meer mee-eten maar in de stad is een palador.

Over het algemeen is het eten op Cuba steeds een beetje hetzelfde, maar afhankelijk van de streek en het aanbod toch wel redelijk afwisselend. Fruitliefhebbers komen goed aan hun trekken met allerlei fruitsapjes.

Camagüey

Een sfeervolle stad met veel bedrijvigheid

De omgeving van Camagüey is ook weer groen en met veel bomen. Over een brede straat rijden we de stad in, ook hier staat alles goed aangegeven. We lopen over een lokale markt met veel groente en fruit richting Plaza San Juan de Dios, met een oud ziekenhuis en een geelroze restaurant, Campana de Toledo.

Bij Parque Agramonte lopen we langs de Casa de la Trova (muziekcafé). Bij de neogotische Iglesia del Sagrado Corazón de Jesús staat Jezus aan zijn kruis schuin tegen de muur geparkeerd, evenals Maria en een aantal discipelen, want binnen is men aan het restaureren. Een opzichter laat ons de kerk van binnen zien. Er zitten veel vogels die de vloer onderpoepen.

Camagüey is een sfeervolle stad met veel bedrijvigheid, overal zie je kleine kantoortjes. Onze boekjes waarschuwen voor ritselaars in deze stad, werkelijk geen eentje gezien. Ook zouden we veel Tinajones (grote aardewerken potten om regen op te vangen) moeten zien, ook deze hebben we bijna niet gezien.

We ontmoeten een Pedro die Cubaanse tompoezen verkoopt. Per dag verkoopt hij er ongeveer 300 voor 2 Cubaanse pesos per stuk. Dat is een goede en slimme manier om snel geld te verdienen. Pedro spreekt goed Engels. Hij wil graag zo snel mogelijk van Cuba af, vrij zijn. Hij heeft een tijdje in Varadero gewerkt en weet dat er meer te koop is in de wereld. Hij vertelt dat je door het communistische systeem niet echt wordt gestimuleerd om jezelf te ontwikkelen in je werk. Je wordt er nooit financieel voor beloond.

Via Las Tunas rijden we door een groen, glooiend landschap met veel palmen, suikerriet en rijst naar Bayamo. Rijdend door Las Tunas zien we veel kunst en beeldhouwwerken, best een aardige stad zo op het eerste gezicht. We bekijken de stad verder niet omdat we naar Baracoa willen (uiterste oosten van Cuba) en we onze tijd goed moeten verdelen.

Na Las Tunas wordt het landschap geler en droger. Onderweg zien we een vrachtwagen, het lijkt alsof hij een pudding vervoert, maar het is allemaal slachtafval wat zo blubbert; darmen en koeienkoppen.

Bayamo

Het leven is goed hier: veel zon en bier

In Bayamo is het flink zoeken naar een casa. Er rijdt nog een vrouw tegen onze auto op; inderdaad, men heeft hier geen remmen op de fiets (dat doen ze met hun voeten). Uiteindelijk vinden we een casa (van de enorme lijst adressen die we op het net hebben gevonden). Villa Rose-Mary. Een lotje uit de loterij; met patio, airco, garage, etc. Beetje een hippie-achtige woning.

Ramon en Margaritha hebben een gezellige babbel; no problem! Zijn broer en hun eigen zoon wonen in Miami. We eten er ‘s avonds prima. Ramon en Margaritha vertellen over het leven op Cuba. Zij hebben het voor Cubaanse begrippen goed. Ze hebben een motor waardoor ze zelfs zo af en toe met vakantie kunnen (naar Santiago de Cuba en Baracoa).

In Baracoa is het leven goed volgens Ramon; veel zon en bier. In de namiddag lopen we nog wat rond in Bayamo en bekijken hoe de Plaza de la Revolucion hier wordt aangeveegd. Twee dames doen hun dagelijkse veegronde, met grote bezems vegen ze middels een vast patroon het hele plein schoon.

Sierra Maestra

Overal in het dal lopen kippen, varkens en geiten

We staan vroeg op om naar de Sierra Maestra te gaan. Ook deze route is lastig te vinden, veel splitsingen, ook wegen zonder asfalt en met flinke gaten. De auto is niet een echte klimmer en hij bromt lekker.

Bij het dorp Providencia gaat de weg weer flink omhoog en zijn er extra obstakels: geiten en runderen op de weg. Heb je net snelheid gemaakt moet je weer remmen.

Bartolomé Masó ligt in een dal. We zijn erg steil naar beneden gegaan, hoe komen we straks weer omhoog? Bij een informatiepunt aan het begin van het park staat een gids en hij spreekt goed Engels (hij is leraar Engels geweest).

We kunnen helaas niet naar Pico Turquino, het hoofdkwartier waar Castro zijn guerrilla voerde. Orkaan Dennis heeft ook hier flink huisgehouden en het pad is niet meer begaanbaar.

We gaan een wandeling maken naar een boerenfamilie die koffie verbouwt en zelf brandt. Onderweg zien we de nationale bloem van Cuba, de Mariposa, die heerlijk ruikt. We moeten een paar keer de rivier oversteken over grote grijze keien. We zien koffiebonen groeien en overal lopen kippen, varkens en geiten.

De boerenfamilie woont in een zelfgebouwde hut van palmbladeren, waar het heerlijk koel is. De kippen lopen gewoon in huis, maar ze hebben wel een televisie. Ze laten zien hoe de bonen gebrand worden. Die worden vervolgens in een holle boomstam gegooid en geplet en gemalen met een stok, het vijzelidee.

Alexander moet zelf onze koffie malen. In een voorloper van ons koffiezetapparaat wordt vervolgens koffie gezet. De koffie is minstens zo lekker als in Vinales.

Halverwege de eerste heuvel geeft de auto het al op en ik moet lopend omhoog. Alexander laat de auto naar beneden rollen. Even later komt hij voorbij met de hevig brommende auto. Op een steil stuk kan ik weer instappen.

El Cobre

Op Cuba vinden evenveel abortussen plaats als geboorten

De volgende ochtend vertrekken we richting Santiago de Cuba. Onderweg zien we veel stierenfokkerijen en nog steeds een mooi groen landschap. Bij Palma Soriano rijden we richting El Cobre. Dit is de enige basiliek van Cuba en een beroemd pelgrimsoord. Hier staat een beeld van de Virgen del Cobre. We laten de deuren op slot, de verkopers zitten zowat op de auto om ons een beeldje van de heilige maagd of bloemen te verkopen.

We parkeren de auto en gaan de basiliek binnen. We zien allemaal afbeeldingen van abortussen (op Cuba vinden evenveel abortussen plaats als geboorten). Boven in de basiliek zien we de Virgen, iedereen raakt het beeld aan en legt bloemen. El Cobre is goed onderhouden en eigenlijk ook nog niet zo heel oud, 1927. Het naastliggende pelgrimshuis is niet echt een schoon overnachtingshuis.

Santiago de Cuba

Wat direct opvalt is de kleurigheid van de huizen

Wat ons direct opvalt aan Santiago is de kleurigheid van de huizen en de lichtreclames. Weinig auto’s maar gezellig druk. Bij de Casa de la Trova zien we een dikke negerin met een traditionele jurk en een mand op haar hoofd.

Via de Padre Pico lopen we de trap op voor een overzicht over de stad, dat valt vanaf hier tegen. Of komt dat door het vervelende jongetje dat ons zo graag wil rondleiden?

Parque Céspedes is een mooi plein met Hotel Casa Granda, Cathedral de Nuestra Senora de la Asunción. Op Plaza Dolores kopen we een zakje zoute pinda’s en bekijken wat mensen en komen bij van de warmte.

Het allerleukste is Libreria la Escalera, een soort boekenwinkeltje van Eddy Tamayo. Er staan allemaal boeken op lange latten waar foto’s en visitekaartjes opgeprikt zijn.

Na enig zoekwerk zien we een aantal Nederlandse kaartjes, tja, je bent nooit de enige. De Buena Vista Social Club heeft hier zelfs opgetreden gezien de foto’s die er van hangen. Van het thuisfront weten we dat de zanger net gisteren overleden is, dus da’s wel even gek.

Onze casa-dame Maria del Carmen heeft heerlijk gekookt en het ziet er feestelijk uit met lente-ui over de het vlees geknipt.

Als we aan tafel gaan, gaat de hele familie om ons heen zitten en kijkt toe hoe wij eten. Dat is niet zo’n fijne gewaarwording. Tegen de avond komt een gigantische onweersbui met veel regen de hitte verkoelen.

Baracoa

Af en toe komt iemand ananas of ander fruit verkopen

Op naar Baracoa. Via La Maya rijden we naar Guantanamo en van daaruit langs de kust naar Baracoa, dit schijnt namelijk de beste weg te zijn. Lifters leiden ons over de goede wegen. Hier verandert de begroeiing, overal staan cactussen langs de weg.

Bij Cajobabo rijden we landinwaarts over slingerwegen de berg op, prachtige valleien hier. Hoe dichter we bij Baracoa komen hoe subtropischer het wordt met palmen, cacaobomen, veel groen en dichte bossen. Handig lifters, ze leiden ons direct naar het adres wat we van Juan hebben gekregen.

We hebben geluk, de kamer is vrij. Inmiddels is Alexander ziek geworden en heeft koorts. Onze casa-heer gaat brood halen en zijn zus zet citroenthee met veel suiker. Aan het einde van de middag gaan we toch even naar het strand kijken.

Het strand heeft zwart zand en is behoorlijk vervuild, maar toch is het behoorlijk druk. Er wordt gevolleybald en van een duikplank gesprongen. Je kunt hier gemakkelijk een paar uurtjes zitten en kijken.

De volgende dag gaan we naar het strand Maguana, 22 km ten noorden van Baracoa. Dit schijnt paradijselijk te zijn. De omgeving is groen, vochtig en tropisch. Na enig zoekwerk vinden we het strand, maar het weer slaat om, het is bewolkt en het waait vreselijk, waardoor er veel troep op het strand ligt. Ineens is dit strandje niet zo paradijselijk, er ligt ook verder niemand.

Terug naar Baracoa, daar wagen we ons aan het strand onder een rieten parasol. Af en toe komt iemand een ananas of ander fruit te koop aanbieden.

Baracoa is een bijzonder stadje met veel oude houten huisjes en troosteloze Oostblok-flatgebouwen. Hotel Castillo Seboruco ligt 40 meter boven de stad en heeft een prachtig uitzicht over de stad. Maar om iets te mogen drinken moet je je paspoort laten zien. Dat gaat ons wat ver.

‘s Avonds is het ook gezellig druk en hier is de Casa de la Trova ook echt leuk. Een fijne plek om een paar dagen uit te blazen.

De volgende dag hebben we pech, Baracoa wordt geteisterd door een tropische regenbui, die naar voorspelling ook nog wel een dagje blijft. We besluiten maar aan onze terugreis te beginnen. We willen gaan tanken, maar omdat het werkelijk plenst staan alle fietstaxi’s onder het afdak van het tankstation. Na ruim een half uur kunnen we doorrijden.

Door de erge regenval is de bergachtige omgeving moeilijk te berijden, van alles valt naar beneden en de kuilen in de weg zijn niet meer te zien. Eenmaal uit de bergen houdt de regen op. We gaan via de Autopista weer terug naar Bayamo. Soms moeten we remmen voor overstekende koeien.

In Contramastre kunnen we bij een vleesverkopende familie slapen. Alexander inspecteert de kamer; de vleesresten liggen door heel het huis, het stinkt er en het is er zwart van de vliegen. Vriendelijk zwaaiend ‘vluchten’ we weg, richting Bayamo. Daar is vast nog wel een slaapplaats.

Via Ramon en Margaritha vinden we een slaapplaats. De volgende ochtend vertrekken we richting Morón, vlakbij Caya Coco, lekker een dagje strand. Van Ramon en Margaritha krijgen we een lunchpakket mee. De hele weg hebben we een liftende politie-agent in de auto. Het is een redelijk lange rit naar Morón.

Caya Coco

De politie laat alleen de Cubanen door die hier werken

Een casa is hier niet zo gemakkelijk te vinden, de prijzen liggen ook duidelijk hoger dan elders op Cuba. Dit zal komen door de vele toeristen die naar Caya Coco gaan. Uiteindelijk vinden we een casa, een soort tuinhuisje. De broer van de gastvrouw komt langs, Noëlvis. Hij werkt op het strand van Caya Coco en wij besluiten de volgende dag met hem mee te gaan.

‘s Avonds is het een drukte van belang in ons tuinhuisje, de muur is zwart van de termieten. De casa-dame verdelgt ze met een anti-insectenmiddel. De meesten zijn nu dood. Maar ‘s nachts komen er weer een nieuwe termieten onze rust verstoren, ze hebben ons bed als brug naar de andere muur bedacht. De volgende ochtend gaat onze casa-dame ervoor zorgen dat ze allemaal weggaan.

We rijden met Noëlvis achterin de auto naar Caya Coco. Bij de toegangspoort naar het schiereiland staan politieagenten te controleren. Alleen Cubanen die hier werken mogen naar Caya Coco, en natuurlijk toeristen. De weg naar het eiland is een lange dijk waar afgedankte Nederlandse bussen aan en af rijden.

Onder een palmbladerenparasol kunnen we wel een dagje doorbrengen. Het strand is wit en het water is turkoois. Om 11 uur gaan we met een snorkelboot snorkelen bij een koraalrif. We zien prachtige gekleurde vissen en veel kwallen. Helaas weinig koraal.

Later in de middag willen we wat gaan eten en gaan we met Noëlvis en een catamaran wat strandtentjes af maar niemand heeft iets te eten. Ze hebben niks aangeleverd gekregen. Bizar om in een toeristenoord niks te kunnen kopen. Uiteindelijk komen we de dag door met een blikje Tukola.

Tijdens de terugrit slaat het weer om en gaat het flink regenen. Ergens in de verte zien we roze stipjes, het zijn flamingo’s.

Volgende ochtend vertrekken we op tijd om nog even langs Pueblo Holandés te rijden, een dorpje met huizen die doen denken aan Duitsland. Het schijnt dat het dorp gebouwd is omdat de vrouw van Fidel Castro zo van deze bouwstijl hield.

We rijden via Santa Clara door naar Matanzas. De omgeving is hier erg mooi, met zachte fluwelen groene heuvels. We zijn een rijdend taxibedrijf en nemen nu onze laatste lifters mee tijdens deze reis. Een gezin, een vader, moeder met drie kinderen, allemaal op de achterbank.

Matanzas

Piet Heyn veroverde hier in 1628 de Spaanse zilvervloot

In Matanzas bellen we bij Isma aan. Zij heeft een heel erg groot huis, hier woont ze met haar man en teckel Sacha (de nationale hond van Cuba). Ze nodigt ons uit om binnen te komen. Isma’s man is advocaat en ze hebben een smaakvol ingericht huis met veel kunst en jaren 50 meubels. Helaas heeft zij geen plaats maar na 10 telefoontjes heeft ze een adres voor ons gevonden bij Merilyn aan de rand van de stad.

Merilyn komt ons halen. Ook zij woont in een redelijk groot huis waar ze met man, dochter en moeder woont. Vroeger werkte ze in Varadero waar ze veel extra verdiende. Dat heeft ze allemaal in de woning geïnvesteerd. Ze slaapt met haar man in de woonkamer om ruimte te maken voor het verhuren van een kamer. Merilyn is een moderne vrouw, ze vertelt dat kleding heel erg duur is en dat ze bijvoorbeeld maar 1 setje ondergoed heeft wat ze elke avond uitwast.

We hebben geluk; het is carnaval in de stad. ‘s Avonds is er een optocht met versierde wagens. Helaas, zoals vaak op Cuba, slaat het weer om en regent het pijpenstelen. Maar ondanks dat is het toch een bijzondere optocht. Het is dan ook het feest van het jaar. Merilyn vertelt dat veel mensen niet eens geld hebben om een drankje te kopen tijdens het carnaval of men legt het hele jaar door geld opzij voor dit feest.

De volgende dag bekijken we de stad bij daglicht. Matanzas is een havenstad waar Piet Heyn in 1628 de Spaanse zilvervloot veroverde. Er staan een hoop vervallen gebouwen maar er zijn ook nog sporen van een Art Deco-achtige bouwstijl. Het strand is niet echt mooi, maar er is een soort baai waar de Matanzassers gaan zwemmen.

We zien meerdere toeristen die vanaf hier ook weer zullen vertrekken, Matanzas ligt vlakbij het vliegveld van Varadero. Dit is ons laatste dagje op Cuba, morgen vertrekken we weer naar Nederland. We worden weggebracht door vrienden van Merilyn die een old-timer hebben en graag wat willen bijverdienen. Wat een fijn land, een goede afwisseling van natuur en cultuur.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!