Sicilië is afwisselend: Taormina is een mondaine badplaats, Palermo een stad van uitersten; beeldschoon en pokdalig tegelijk. Het eilandje Levanzo biedt rust, Sciacca heeft pittoreske straatjes en de vallei met Griekse tempels bij Agrigento slaat niemand over. In Catania domineert de Barok en de in wolken gehulde Etna toont de grillige kant van de natuur.
Hobbelend met de trein langs de kust of dwars door het dorre binnenland van Sicilië krijg je een goede indruk van het eiland. Of je nu van cultuur, Italiaanse pasta, natuurgeweld of gewoon lekker luieren op het strand houdt.
Taormina wordt beschreven als de speeltuin voor rijke Europeanen, vooral wegens haar ligging op de berg Tauro aan het strand. Vanuit ons oude Italiaanse hotel (groot huis met mooie kamers, mozaïekvloeren, een 100 jaar oude piano en een vriendelijke gastvrouw) hebben we een mooi uitzicht op de baai.
In Taormina zelf is het prettig flaneren, mits je je aanpast aan de Italiaanse mode. De buitenlandse toeristen springen er direct uit door hun teint die bleker is dan de gebronsde huid van de Italianen.
Overdag bezoeken we het Grieks/Romeinse theater. In de zomer worden in het oude theater wekelijks opera’s of concerten georganiseerd, met uitzicht op de baai is dat waarschijnlijk een bijzondere ervaring. Ons reisplan en ons budget laten dit niet toe. Overdag maken het podium en de lichtinstallaties het amfitheater wel minder aantrekkelijk.
Het strand waar we even later neerploffen, bestaat uit veel kleine en enkele grote, erg hete kiezelstenen. Omdat het strand slechts 5 meter breed is, is het gezellig druk. Het water is heel helder en precies op de goede temperatuur om verkoeling te vinden in de augustus-zon.
De Italianen hebben waterschoenen aan om de gladde stenen in het ondiepe water te trotseren. Wij proberen het zonder en na drie pogingen kunnen we van het heerlijke zeewater genieten.
We vertrekken na het verorberen van een panini mozarella/pomodori, koffie en aardbeiensap naar Santa Agata di Millitello: een relatief nieuwe (18e eeuwse) badplaats halverwege Messina en Palermo.
We kiezen voor een rit met de trein in plaats van de veel snellere busverbinding. De trein rijdt namelijk langs de kust en biedt dus voortdurend afleiding en je kunt lezen zonder misselijk te worden.
In Santa Agata di Millitello proberen we met handen en voeten te vragen waar ons hotel is. Bij de tweede keer vragen biedt een klant in een winkeltje ons aan ons met zijn auto te brengen. Hij blijkt evenveel Engels te spreken als wij Italiaans en al kwebbelend arriveren we bij ons hotel.
Het strandpubliek verschilt duidelijk van dat in Taormina, meer gevarieerd qua leeftijd en er zijn geen tot nauwelijks buitenlandse toeristen. De prijzen liggen ook beduidend lager.
Ergens eten blijkt niet zo eenvoudig, omdat we enigszins buiten het dorp zitten. Uiteindelijk wordt onze wandeling beloond met een typisch Italiaanse maaltijd (tomaten zoals ze bedoeld zijn: bloedrood en zeer smakelijk). Op Sicilië schijnen de lekkerste tomaten van Italië te groeien.
Het restaurant bevind zich op een binnenplaatsje en wordt gerund door een complete familie, waarvan de leden (jong en oud) ons allemaal een keer komen bedienen behalve de pater familias die ons bij aankomst en vertrek groet.
Na deze luierdagen gaan we naar Palermo. We rijden weer met de trein langs de kust. De eerste indruk van Palermo roept een vergelijking met Parijs op, vanwege de grote huizenblokken met franse balkons, de brede straten en de eindeloze hoeveelheid modewinkels.
In ons hotel, dichtbij het Statzione, wanen we ons steeds meer in het Palermo van lang geleden. De grote houten deur staat open en leidt naar een met een rode loper beklede trap die zich halverwege splitst in een rechter en linkerkant. Het midden biedt ruimte aan een lift zoals je die soms in oude Amerikaanse films ziet: een versierd, stalen hekwerk omvat de liftschacht en de lift zelf waarvan je de twee deurtjes zelf moet openen en sluiten.
De grote, hoge kamers in het hotel zijn betegeld met mozaïek en de muren zijn bekleed met ouderwets behang en zware rode gordijnen.
Palermo is onder andere bekend om zijn pleinen en een van de meest indrukwekkende is het ‘Quattro Canti’. Het is niet echt een plein, maar een druk kruispunt aan vier kanten omringd door beelden. Deze beelden vertegenwoordigen belangrijke personen voor Palermo zoals de Spaanse koningen, waaronder Carlos V.
Uiteraard ontbreken de katholieke kerken niet. Gelukkig heb ik een T-shirt en geen hempje aangedaan, zodat ik ondanks mijn korte broek bijna overal naar binnen kan.
In Palermo is aan verschillende gebouwen de Arabische invloed te herkennen: La Cuba, La Zisa (kastelen die ooit bij elkaar hoorden) en Palazzo dei Normanni. De Sicilianen hebben erg hun best gedaan de kastelen te restaureren, maar dat is zo duidelijk te zien dat je niet echt het gevoel hebt in het oorspronkelijke bouwwerk rond te lopen.
Het Palazzo dei Normanni wordt omgeven door een enorme muur, wat een enorm complex daarbinnen suggereert. Dat is slechts tot op zekere hoogte het geval. Een van de vertrekken (de slaapkamer van de koning) kom je zonder groep of reservering niet binnen.
De binnenplaats kun je vanaf de galerij die er omheen loopt, goed bekijken. De kapel met de mozaïekvloeren en plafonds met katholieke voorstellingen in alle kleuren (incl. bladgoud) kun je gewoon binnen lopen. Je mag zelfs foto’s met flits maken, zolang je maar niets aanraakt.
Een van de laatste bezienswaardigheden die we bezoeken, is de catacombe. We slaan ‘m bijna over, omdat hij iets uit de route ligt (behalve wij komt iedereen met een bus of de auto).
Ondanks de beschrijving in de reisgids zijn we totaal niet voorbereid op wat we zien. Ik weet nog steeds niet goed wat ik ervan vind dat dit überhaupt opengesteld wordt voor het publiek en dat dit kan binnen de katholieke traditie.
De catacomben bestaan uit gangen met liggende en staand opgestelde overblijfselen van mensen en skeletten, geordend naar rang en stand, geslacht en leeftijd.
Het morbide hoogtepunt, mensen dringen om het goed te kunnen zien, is een zeer goed bewaard gebleven lichaam van een meisje van twee jaar.
Het is hoe dan ook het meest bizarre dat we ooit hebben gezien en ik denk niet dat daar snel iets voor in de plaats komt.
Omdat we alles te voet doen, komen we in buurten die ongetwijfeld niet door reisagenten worden aanbevolen. Op een van de muren die we passeren, staat een gedenksteen voor twee mannen die daar in 1971 door de maffia zijn vermoord.
De steen is pas in 1992 geplaatst. Dit is het enige teken dat we zien van de (vooral vroegere) aanwezigheid van de maffia.
Dit maakt het iets minder onwerkelijk dat zij enorme invloed hebben gehad en nog wel hebben op het Siciliaanse leven. In de hele stad zijn het verval en de vroegere glorie beide zo duidelijk zichtbaar dat je er niet om heen kunt een dubbel gevoel over te houden aan Palermo. Beeldschoon en pokdalig tegelijk.
We sluiten de dag af met een groot glas bier op een van de weinige terrassen die we tegenkomen. Rustig nakletsen is niet eenvoudig, want het terras ligt aan een plein waarlangs alle Palermitanen tegelijk willen rijden, resulterend in een flink getoeter voor onze neuzen.
De zwaardvis die we die avond in twee varianten nuttigen, laat weer zien waar de Italianen goed in zijn: koken.
Na de diversiteit aan impulsen in het stadse Palermo, kiezen we opnieuw voor een aantal stranddagen. Ditmaal op het rustige eilandje Levanzo, een van de eilanden ten westen van Sicilië.
De havenstad Trapani is vooral een doorvoerplaats voor toeristen die in de zomer naar de Egadi eilanden of Tunesië gaan. Het hotel is dicht bij de haven en het beloofde spectaculaire uitzicht bestaat inderdaad. Een oud omaatje runt het hotel/restaurant, geholpen door haar gehele familie.
Drie dagen lang doen we niet veel anders dan zonnen, zwemmen, eten en slapen. Het strand is ongeveer 15 minuten lopen langs de kust lang en biedt plaats aan maximaal 20 mensen.
De laatste dag maken we ‘s middags een boottochtje naar de grotten van Genova waar in 1950 graffiti is gevonden van oermensen die er 5000 jr voor Christus zouden hebben geleefd. Samen met twee Italiaanse jongens en een zeer stoere zeebonk als kapitein van het motorbootje, dat nodig aan een opknapbeurt toe is, gaan we op weg.
Ondanks de meestal brandende zon is er op het dorre, grotendeels uit rotsen bestaande eiland relatief veel groen te zien. Het biedt een welkome afwisseling in het verder nogal kale landschap.
Na 10 minuten varen meren we aan in een kleine natuurlijke haven en klimmen naar boven voor de rotstekeningen. Helaas mag ik geen foto’s maken, dus gebruik je fantasie. Opvallend is dat de grottekenaars twee stijlen hebben gebruikt: gravure in de kalksteen en houtskool. Volgens de gids komt dit door de verschillende perioden waarin de tekeningen zijn aangebracht.
We vragen ons af hoe de afgebeelde koeien, herten en varkens op het eiland terecht zijn gekomen en überhaupt de oermens zelf. Of was dit toen nog geen eiland, maar het vasteland of verbonden aan Sicilië. Al met al hebben we ernstige twijfels of de tekeningen niet 50 jaar oud zijn i.p.v. 7000 jaar.
De rest van de boottrip bestaat uit een rondje om het eiland, maar we kunnen ook een stop maken om te gaan zwemmen, zo luidt het voorstel van de kapitein. Na een instemmend geknik varen we naar een kleine lagune en springen in het glasheldere water.
Je kunt de stenen en zee-egels met het blote oog zien, ook al zitten ze 3 meter diep. Een van de jongens heeft een snorkelsetje bij zich dat we mogen lenen. Waar ik dacht dat het slechts 5 meter diep is, is de bodem totaal niet vlak, maar bestaat hij uit allerlei kloven die van de zeebodem een meer gevarieerd landschap maken dan het land en bovendien ruimte bieden aan allerlei vissen. Het is niet zo kleurrijk als in de tropen, maar minstens zo bijzonder.
De volgende dag vertrekken we met de pont van 10.00 uur die rechtstreeks naar Trapani gaat, want we moeten voor 16.00 in onze volgende bestemming zijn: Sciacca (spreek uit ‘Tsjakka’). Anders vervalt onze hotelreservering.
Sciacca was vroeger en in mindere mate nog steeds een kuuroord voor de rijken wegens de zwavelrijke bronnen die op de berg Cronio ontspringen. Het biedt uitzicht over de Middellandse zee en heeft een oud centrum met kathedralen, overblijfselen van een kasteel en pittoreske straatjes.
Tegenwoordig is het ook een centrum voor de vervaardiging van keramiek. Je vindt om de 10 meter wel een winkeltje of werkplaats met zeer kleurrijk keramiek in allerlei soorten en maten.
De volgende dag stappen we in de bus die ons naar Agrigento brengt. Dit is het enige stuk van de kust dat niet met de trein afgelegd kan worden.
De afstand tussen Sciacca en Agrigento is ongeveer de helft van de afstand tussen Trapani en Sciacca. Door de vele stops doet de bus er ongeveer even lang over (bijna 2 uur).
In Agrigento bezoeken we ‘s middags de vallei van de tempels. De vallei is een van de belangrijkste trekpleisters in Sicilië, weinig toeristen zullen de beroemde tempels overslaan. Er gaan regelmatig bussen van het centrum naar de vallei, maar je kunt het ook lopen.
De vallei bestaat uit twee delen: een Oost- en Westkant. De overblijfselen van de merendeels Griekse tempels zijn in verschillende perioden gebouwd. De oudste stamt uit 600 jaar v.Chr. De overblijfselen zijn soms letterlijk niet meer dan een hoop stenen.
Twee tempels, de Concord en de Juno vormen de uitzondering, zij zijn nauwelijks aangetast door aardbevingen, de belangrijkste verwoester. De Concord is, op het dak na, grotendeels intact en maakt een imposante indruk door zijn locatie op een heuvel.
Op de terugreis lopen we langs een bruidsstoet waarvan we het bruidspaar reeds hadden gezien bij de tempels, waarschijnlijk voor een fotosesie.
Aan de rij familieleden van zeer jong tot zeer oud lijkt geen einde te komen. Gekleed in letterlijk glitter en glans lijkt dit het toonbeeld van de Italiaanse cultuur.
Catania kiezen we vooral wegens de uitvalsbasis voor de Etna en het vliegveld. De stad zelf lijkt niet zo interessant. De treinrit er naar toe gaat door het binnenland dat bestaat uit heuvels met af en toe wijngaarden en olijfbomen, maar vooral dorre vlakten met landbouwgrond.
Het frisse groene gras en de bebladerde bomen die we zien als we Catania naderen, vallen zo op, dat het lijkt of het hier spontaan lente is geworden.
Catania, de tweede stad van Sicilië, heeft heel wat te verduren gehad. De Etna heeft de stad in 1669 grotendeels verwoest, waarna de aardbeving in 1693 weinig meer heel liet van de oorspronkelijke stad. Catania werd herbouwd in de Barokstijl.
De wandeling door de stad die we de laatste dag maken, bevestigt dit beeld. Er zijn varianten van buitengewoon uitbundige Barok tot ingetogen en bescheiden.
De kerken en kathedralen vallen overigens bijna allemaal in de eerste categorie. De grootste kerk van Sicilië is hierop een uitzondering. Deze is echter nooit afgebouwd, het ambitieuze plan bleek halverwege niet binnen het budget te vallen.
Catania heeft ook een heus amfitheater, verstopt achter de huizen, zodat we de ingang voorbij liepen.
Net als in Taormina wordt het actief gebruikt voor voorstellingen, waardoor de originele zitplaatsen en trappen door de aangebrachte houten planken grotendeels aan het zicht onttrokken worden.
In tegenstelling tot het theater in Taormina is er geen uitzicht over een baai, maar lijkt het alsof er huizen rond het theater zijn gebouwd die later weer gedeeltelijk zijn afgebroken.
In de buurt van het theater staat het vroegere huis van Bellini, een eigenzinnige componist uit de 19e eeuw. Er is een Engelse vertaling van de beschrijving van het huis. Meer dan de vertrekken, veel foto’s en drie piano’s is er niet.
Maar het is toch aardig om te zien hoe mensen destijds leefden en wat er in die grote huizenblokken schuilgaat. Bovendien kom je Bellini overal tegen: als standbeeld, zijn graftombe of als naam van een cafe of piazza.
De ruim 3 km hoge Etna is een van de meest actieve vulkanen ter wereld en de grootste van Europa. Het VVV-kantoor weet ons te vertellen dat er twee bussen per dag vanuit Catania naar halverwege op de vulkaan rijden. We nemen de vroege bus, zodat we niet het risico lopen de tweede en laatste bus terug te missen.
Na het dorpje Nicolosi rijdt de bus de vulkaan op. Na ongeveer 10 minuten zie je de eerste sporen van de lava die ooit over het land heeft gestroomd. Een zwarte, kruimige stenen massa hier en daar afgewisseld door begroeiing. Als je niet naar boven wilt, kun je als alternatief ook de rijke vegetatie rond de voet van de vulkaan bekijken door er met de trein omheen te rijden. Dit is ook de goedkopere variant.
Een werkende vulkaan bezoeken kan niet overal, dus voor ons was de keuze snel gemaakt om met een busje naar de top te rijden en met een gids langs de kraters te lopen.
Ook hier heb je keuze om zelf naar de top te lopen (op 2700 meter), daar doe je ongeveer 3 ½ uur over. Sommige mensen hebben we dit inderdaad zien doen. Petje af, want het is steil, nat en koud.
Boven blijkt dat de vulkaan te actief is om echt dicht bij de kraters te komen. Wel voelen we de warmte van de stenen en bekijken we het spookachtige landschap van dichtbij.
De Etna is bijna voortdurend in flarden bewolking gehuld, wat het mystieke effect versterkt.
Op de terugweg maken we een stop bij het aankomstpunt van de kabelbaan, die door de uitbarsting in 2001 totaal is vernield. Je kunt binnen rondlopen en zien hoe de lavastromen de ramen zijn binnengekomen en hoe de hitte de stalen constructie volledig heeft verbogen.
Als we beneden komen, is onze bus al weg en hebben we bijna 5 uur de tijd om souvenirs te kopen, te lunchen en rond te wandelen. Twee voormalige kraters, waarvan er een weliswaar zeer steil omhoog gaat, kun je op eigen gelegenheid beklimmen.
Als we boven zijn, is de bewolking bijna helemaal weggetrokken, waardoor je heel goed kunt zien hoe de lavastromen van ruim 5 meter breed zich over de vulkaan naar beneden hebben verspreid.
Door de lichte begroeiing is er een groene gloed die de vulkaan een bijzonder karakter geeft.
Aan het eind van de dag rijden we met de bus naar beneden en zien nogmaals het huis waarvan alleen nog het dak zichtbaar is en vragen ons af hoe het kan dat Sicilianen zo dicht bij de kraters winkels en huizen hebben gebouwd als je gemiddeld elke drie jaar het risico loopt dat het verwoest wordt.