Een bezoek aan Athene met de akropolis, een tocht naar het Orakel van Delphi en dan via Korinthe naar Paralio Astros, om een deel van de Peloponnesos te verkennen: de cyclopenburcht van Mycene, het theater en Asklepieion van Epidaurus, de havenstad Nafplio en het autovrije Saronische eiland Hydra en tot slot de Tempel van Apollo Epikourios bij Bassae.
Halfweg naar de top van de akropolis (‘de hoge stad’, op een plateau op 156 m), rust ik even uit op een terrasje. Boven mij de duizenden jaren oude historische monumenten, pal onder mij de Griekse agora (marktplaats), die overheerst wordt door de tempel van Hephaistos in de verte.
Hephaistos is de god van de smeedkunst, het vuur en de vulkanen; hij is smid van de goden. Zijn tempel is een monument uit de 5e eeuw v. Chr. Nog verder reikt het zicht op het moderne Athene, een enorme metropool. Vanaf deze hoogte oogt het met immense afmetingen.
Bij de landing op de luchthaven van Athene was het immense ons reeds opgevallen: een enorm grote tarmac, heel druk. De stad hoeft hiervoor niet onder te doen. Athene is druk, heel druk.
Massa’s bromfietsers (geen scooters zoals in Rome) gieren stinkend en razend over de wegen. De wagens toeteren alom. Dit is Parijs en Londen in het kwadraat.
Langs pleintjes staan kramen met groenten en bloemen. Gelukkig bestaat er de metro, die perfect functioneert en je de pijn van het lawaai wat doet vergeten. Maar een stad bezoeken, ook al is het maar even, doe je best te voet. En in Athene krijg je daar niet alleen pijnlijke voeten van maar vooral pijnlijke oren.
Maar het moet gezegd: vriendelijk zijn ze wel, die Atheners. Zelfs hartelijk.
De warmte van de zon, het zicht op de agora en de nabije heuvels: ik zou hier nog lang kunnen zitten. Verder omhoog nu naar de heilige berg. Heilig omwille van de tempels, in de Myceense tijd was de Akropolis een verdedigingsburcht.
Het klimt vrij steil naar boven. Het theater van Dionysos, de bakermat van de toneelkunst, ligt aan mijn voeten. Hier werden de meesterwerken van Euripides, Aischylos en Sophokles opgevoerd. De toeschouwers hadden er niet alleen een magnifiek uitzicht op het theater maar ook op de hellingen en de natuur in de verte. Met wat verbeelding zie je het gevulde theater, de toneelspelers met maskers, het gejoel van de menigte, de vreugde, het pijnlijke verdriet in het verhaal.
Nog hogerop sta ik voor de akropolis: momenteel in volle restauratie en, zoals steeds wellicht, met menige toerist. Het is een obligate plaats om te bezoeken tijdens een verblijf in Athene.
Het Parthenon, een aan de godin Pallas Athena gewijde tempel, maakt de grootste indruk: sober, doch architectonisch vernieuwend (er werden wat trucjes toegepast om het Dorisch gebouwde geheel elegant te laten overkomen).
Terug naar beneden, richting stad. Langs de Romeinse agora, met de 12 m hoge Toren der Winden, een achthoekig wateruurwerk, met zonnewijzer, kompas en windwijzer. Het gewoel en lawaai van de stad komt nabij. Tijd om even te rusten en de eerste indrukken op te nemen.
‘s Avonds vertrekken we voor een maaltijd richting Plaka, ooit de volkse wijk van Athene, nu echter een toeristenstadje op zich met heel veel winkeltjes en restaurantjes. Maar gezellig is het hier wel en vooral minder luidruchtig dan in de stad zelf.
Van hieruit zie ik boven op de helling de akropolis, feeëriek verlicht. Het geeft een deemoedig gevoel die monumenten van meer dan 2000 jaar oud te zien. Ik verzoen me met de idee dat er toen ook wel ‘n Plaka zal geweest zijn.
De rit naar Delphi verloopt probleemloos, langs kleine dorpen, door weidse landschappen. Hier in Delphi lag volgens de oude Grieken het middelpunt van de aarde, in een hartstochtelijk wild landschap temidden van de bergen. Honderden generaties lang werd hier zonder onderbreking gebeden, aan goden geofferd, georakeld.
In de diepte strekt zich het dal van de Pleistos uit, de Heilige Vlakte, boven rijzen de twee toppen van de Parnassos. Een immense natuur, waar je je als mens klein voelt, nietig en machteloos. Praten doe je stil, heel veel toeristen zijn er niet en diegenen die er zijn, zijn ook stil en ingetogen.
Ik stap de ‘Heilige Weg’ op, waarover in de oudheid jaarlijks duizenden pelgrims liepen. Deze weg voert naar de tempel van Apollo, waar zich het Orakel van Delphi bevond. De zon schijnt fel. Langsheen de weg zie ik inscripties op de muren: allemaal namen van slaven die hier hun vrijheid kregen na het harde labeur op deze bergflank.
De vroegste sporen van religieuze activiteit op deze cultusplaats dateren uit de Myceense tijd. Vanaf de 7e eeuw v. Chr. beleefde het orakel een glorietijd die met tussenpozen duurde totdat de fanatiek christelijke romeinse keizer Theodosius I, die alle voorchristelijke praktijken wilde uitroeien, het in 390 na Chr. definitief sloot.
Na enkele minuten bereik ik de Apollotempel, waarvan de laatste versie dateert uit de 6e eeuw v. Chr. Helaas niet meer te bezoeken, touwen sluiten het geheel af. Hier bevond zich de omphalos of navelsteen, die middelpunt van de aarde aangaf.
De omphalos sloot een scheur in de aarde af vanwaaruit gassen van vulkanische oorsprong ontsnapten.
Hier hadden ook de orakels plaats door de Pythia, een zieneres. Eerst waren dit jonge maagden, doch na een schandaal werd geopteerd voor wat rijpere vrouwen. De Pythia zat in een zetel boven de omphalos. Door op laurierbladeren te kauwen en de dampen die uit de grond kwamen (mogelijk ethyleen) in te ademen raakte ze in een roes. Eenmaal in trance begon de Pythia onsamenhangende klanken uit te stoten, waarvan men aannam dat het de boodschap van de goden was. Priesters vertaalden die boodschap, maar het bleef altijd dubbelzinnig.
Ik stijg verder omhoog langs de bergflank en word beloond met een mooi uitzicht op het goed bewaarde theater: in dit theater werden tijdens de zomermaanden alle kunsten die onder Apollo resorteerden (fluitspelen, zingen, voordragen van Homerus, toneel) opgevoerd.
De weg gaat verder omhoog langsheen een dennenbos. Na een kwartiertje klimmen ligt hoog tegen de flank van de Fedriaden het goed bewaarde stadion, dat het strijdperk vormde voor de atletiekwedstrijden tijdens de Pythische spelen.
Het meest frappante wat me opvalt zijn de nog aanwezige startblokken. Het uitzicht vanaf hier op de omliggende bergen is werkelijk subliem. Afdalend worden we verrast met mooie vogelperspectieven op het heiligdom.
Tijd nog voor een kort bezoek aan het museum, waar het bronzen beeld van de wagenmenner alle aandacht trekt.Voor een drankje gaan we naar het dorp Delphi: een heel klein, eenvoudig maar erg toeristisch dorpje. We kiezen een terrasje met uitzicht op de vallei en zien in de verte de zee lonken. De zon schijnt heerlijk, het is hier aangenaam vertoeven met zo’n uitzicht en met zo’n mooie herinneringen aan het heiligdom.
We nemen de baan terug richting Athene. Het zou zonde zijn om onderweg niet even halt te houden aan het Byzantijnse klooster Ossios Loukas, gelegen in een prachtige omgeving. Ik bewonder de schitterende Byzantijnse architectuur, een monnik begroet me vriendelijk.
Van oudsher hadden deze monniken de gave om de mooiste plekjes uit te zoeken: dat kwam alvast de meditatie ten goede. Langsheen de esplanade, omgeven door eeuwenoude bomen, staan rustbanken: ik geniet van een adembenemend mooie natuur.
Even verder wandel ik naar de St Lucaskerk, gebouwd in de 11de eeuw, in de vorm van een Grieks kruis. In het portaal van de kerk geven de prachtige Byzantijnse mozaïeken de sfeer helemaal aan. We besluiten een kaarsje te doen branden, hier in dit oord van meditatie en bezinning, heel ver weg van het helse levenstempo.
We ronden ons bezoek af langsheen een voetpad dat ons voert naar een oude kapel met waterput. Delphi en Ossios Loukas: deze heiligdommen zijn een heel oud bewijs dat levensvragen en mysteries van alle tijden zijn en wellicht universeel.
We verlaten Athene en gaan richting Peloponnesos. Het is ruim twee uur filerijden vooraleer we op de autoweg naar Korinthe komen. Een goed aangelegde snelweg, maar eerder monotoon en vervelend. Her en der zien we kleine restanten van de bosbranden die ook hier gewoed hebben (het is maar een voorsmaakje van wat we later zullen zien).
De agora van Korinthe kan ons niet bekoren. Met uitzondering van de Apollotempel moet je al archeoloog zijn om wegwijs te raken uit al de brokstukken (aardbevingen hebben hier meermaals lelijk huis gehouden). Op een hoge heuvel 575 meter boven Korinthe zie je de Akrokorinthos, de oude acropolis van de stad, als een arendsnest.
Een Byzantijns fort, voor de helft nog verscholen onder kruiden en klaprozen, versterkte muren en vooral drie indrukwekkende toegangspoorten (gebouwd door de Ottomanen, Franse kruisvaarders en Venetianen), indrukwekkende verdedigingsmuren, een kapel…
Oorspronkelijk, en ik vind ook de restanten, was hier een tempel gewijd aan Aphrodite: duizenden priesteressen omringd door danseressen beoefenden er de heilige prostitutie. Ik laat mijn fantasie de vrije loop. Een heerlijk briesje brengt me terug op aarde: het uitzicht vanaf deze plaats op de Baai van Korinthe en nog veel verder zal lang bijblijven. Geen toerist te bespeuren hier: nochtans is deze plek een bezoek meer dan waard.
Het is middag en we moeten nog een verblijfplaats zoeken voor de komende week. We nemen de weg zuidwaarts richting Leonidio, een prachtige kustweg doorheen een oorspronkelijk en woest landschap met mooie uitkijkpunten op de vele baaien.
We stoppen in Paralio Astros, een rustig traditioneel vissersdorp aan de Golf van Argolís, waar ook veel Atheners hun buitenverblijf hebben. We rijden langs de kust voorbij enkele cafeetjes en restaurants. Plots komt een man op ons af, druk gesticulerend: hij heeft duidelijk in de gaten dat we onderdak zoeken. Gebarentaal helpt.
Hij rijdt ons voor naar een gebouw even buiten het centrum en toont ons een mooi ingericht en volledig uitgerust appartement met dubbel terras (zee- en bergzicht). Een week voor 200 euro lijkt ons een goede deal. We wandelen even langs de zee, gaan naar de haven, eten iets lekkers. Dit zal onze uitvalsbasis zijn voor de volgende dagen.
Vandaag gaan we erg ver terug in de geschiedenis, meer dan 3200 jaar. De bloeitijd van Mycene was van ca. 1400 tot 1200 v. Chr. We nemen de kustweg opnieuw, nu noordwaarts, richting Mycene, de stad aan wie Homerus het epitheton ‘het Goudrijke Mycene’ gaf, ook de stad van veel bloedvergieten.
De weg slingert langsheen wijngaarden, olijfgaarden en aanplanten van sinaasappelbomen. De slag om Troje (rond 1180 v. Chr.) werd hier voorbereid, onder opperbevel van Agamemnon, de koning van Mycene.
De akropolis van Mycene is omringd door 6 meter dikke cyclopische muren die oorspronkelijk 10 meter hoog waren. Hier woonden enkel de vooraanstaanden, het gewone volk leefde verspreid buiten de burcht. In deze burcht werden komplotten gesmeed, wraak genomen, haat gekoesterd. Agamemnon werd nadat hij als overwinnaar uit Troje terugkeerde in bad vermoord door zijn vrouw Klytaimnestra.
Ik nader de burcht langs de Leeuwenpoort (eigenlijk Leeuwinnenpoort). Het reliëf boven deze poort is het oudste Europese monumentale beeldhouwwerk. Op de boordsteen zie je diepe groeven: ongetwijfeld sporen van Myceense strijdwagens. Ik vervolg de koninklijke weg, spekglad want gepoleisd door miljoenen voetstappen. Over deze weg schreden ooit de Homerische helden, regeerders over machtige rijken, en hun echtgenoten en maîtresses.
Op deze plaats word je melancholisch: iets van het verleden is blijven hangen, doch je wordt geconfronteerd met het vergankelijke, zelfs van grote koninkrijken. Het vergankelijke toont zich reeds heel vlug, even voorbij de Leeuwenpoort rechts: een cirkelvormige graftombe.
Ik bestijg verder de koninklijke weg richting paleis. Op het hoogste punt van de akropolis zet ik me even: het weids landschap is bijzonder mooi. Dit is een plek om uren te zitten en weg te dromen in de geschiedenis.
Even verder bevindt zich de Schatkamer van Atreus (de vader van Agamemnon), een enorm koepelgraf.
Er moeten zich enorme logistieke en organisatorische problemen hebben voorgedaan bij de constructie van zo’n 13 meter hoog bouwwerk. Hoe kregen de Myceners bijvoorbeeld de 120 ton zware deksteen op het graf?
De tombe bestaat uit perfecte steencirkels, drieëndertig lagen opeen en versmallend tot een sluitsteen. De akoestiek heeft iets spookachtigs. De vele sieraden die hier en op de akropolis gevonden werden, zijn in een aparte zaal van het Nationaal Archeologisch Museum in Athene te bewonderen.
De weg naar Epidaurus loopt langsheen uitgestrekte plantages van sinaasappelbomen en olijfbomen. Epidaurus is vooral bekend omwille van zijn theater uit de 4e eeuw v. Chr. dat pas in de 19e eeuw opgegraven werd, het lag eeuwenlang verscholen onder de modder. De akoestiek is fenomenaal dankzij de perfecte afmetingen: de verhouding tussen hoogte en diameter speelde hierbij een cruciale rol.
Het theater is een machtig grote schelp die je versteld doet staan, zeker als je het theater bekijkt van beneden, waar vroeger de toneelspelers stonden. Daartoe loop ik eerst langs een pad met dennebomen met zingende cicaden. De geur van de omringende berglucht werkt bedwelmend.
Ik klim vijfenvijftig rijen omhoog: van hieruit lijkt het theater met 14.000 zitplaatsen volledig opgenomen in het omliggende landschap en dat is van een onnoemlijke schoonheid.
Nabij het theater van Epidaurus bevindt zich het Asklepieion, een antiek Griekse sanatorium met een van de eerste georganiseerde ziekenhuizen uit de oudheid. Of Asklepios, een zoon van Apollo en halfgod van de geneeskunst, daadwerkelijk in dit heiligdom heeft gewerkt is niet zeker.
Een kuur bestond uit een reinigingritueel (baden), gevolgd door inademen van wierook en andere stoffen om een goede slaap te verkrijgen. De dienaars van Asklepios prevelden gebeden die hypnotiserend werkten. De slaap was fundamenteel want tijdens de slaap zou Asklepios aanwijzingen geven over de te volgen therapie. En wanneer je in een droom een slang zag, was je genezen. De asclepiusstaf of esculaap, waar een slang omheen kronkelt, is nog steeds het symbool voor artsen en apothekers.
De therapie was gebaseerd op een aangepast dieet, relaxatie en fysieke oefeningen, baden en intellectueel vermaak. Dat laatste verklaart de aanwezigheid van het theater. Niet de herwonnen gezondheid was essentieel maar het gevonden spiritueel evenwicht, een betere relatie met de krachten die zijn leven zin gaven, de natuur, de goden, de kosmos.
Uit bewaarde opschriften blijkt ook dat de Asclepius-priesters weinig moesten hebben van de wetenschappelijke beoefening van de geneeskunde, zoals die inmiddels door de school van Hippocrates van Kos (ca. 460 – 370 v. Chr.) werd onderwezen.
Ik wandel door het Asklepieion, zie het ziekenhuis met duidelijk twee compartimenten, een voor de besmettelijke zieken en een voor de anderen. Helemaal aan de achterkant bevindt zich een stadion.
Zoals in Delphi zie ik hier ook weer hetzelfde drieluik: de sport ter versterking van het lichaam, het theater om de geest te ontspannen en vermaken, het magische (in Delphi het orakel, hier in Epidaurus de droomtherapie om toegang te krijgen tot het goddelijke). Dit is geen toeval, want in beide plaatsen hoorde de geneeskunst nog tot de sfeer van magie, tovenarij en godsdienst.
Met spijt, want ik had hier lang kunnen blijven, verlaat ik deze plaats na een bezoek aan het museum waar vele heelkundige instrumenten tentoongesteld staan en geschriften van genezen mensen.
Nafplio, een mooie Griekse havenstad gelegen tussen Epidaurus en Paralio Astros aan de Golf van Argolís, was oorspronkelijk de hoofdstad van het huidige Griekenland.
Momenteel is het een belangrijk commercieel centrum, onder andere van de agrarische producten uit de streek: de Peloponnesos is de groentetuin van Griekenland. De meeste straatjes in de omgeving van het centrale plein zijn smal en door trappen met elkaar verbonden.
Verscheidene Turkse fonteinen herinneren eraan dat Nafplio ooit door de Turken bezet is geweest. Sinds de Venetiaanse tijd is de Platía Syntágmatos het centrum van het openbare leven. Dit fraai geplaveide plein biedt de bezoekers aangename verpozing in de talrijke cafés en eethuizen.
Het ziet er nog net zo uit als in de 18e eeuw, toen de Turken er enkele moskeeën bouwden. Mooie huizen omgeven het plein.
Van hieruit is het een korte rit zuidwaarts naar Tolo, een toeristische badplaats, waar een eendaagse boottrip ons voert naar Hydra, een eilandje met een van de mooste havens van Griekenland. Geen auto’s, geen motorfietsen hier!
Een mooi eiland, in een septemberzon die fel schijnt. Ooit was het een zeeroversbasis. Ik kuier wat rond, ‘s middags eten we (opnieuw) een echte Griekse salade met veel verse en sappige tomaten. De terugvaart doet wat mijmeren, over Griekenland, de geschiedenis, over mezelf en over morgen…
Vandaag is een dag vol verwachtingen: dieper de Peloponnesos in, het binnenland, en op weg naar wat ik tientallen jaren geleden het mooiste van heel de Peloponnesos vond: de Tempel van Apollo Epikourios bij Bassae uit de 5e eeuw v. Chr.
Doorheen een woest Arcadisch berglandschap vorderen we langzaam, want het is allemaal zo mooi. Het dorpje Andritsena ligt liefelijk uitgespreid over de groene hellingen van de bergen, half verborgen tusssen de bomen, die langs de bochtige oevers van een paar riviertjes staan. De slanke cipressen steken tussen de platanen hun kruinen omhoog. Olijfbomen vullen de tuinen, waar bronnen murmelen en waar de rode daken van de huizen in het groen schitteren.
Op het centrale plein van Andritsena zitten de bewoners buiten van een ouzo genieten. Hier wil ik ook oud worden. In een huisje langsheen een van de smalle steegjes. Helaas is de omgeving nu zwartgeblakerd: de bosbranden zijn hier immens geweest.
Kortbij staat de Apollotempel van Bassae, de best bewaarde en mooiste van heel Griekenland, op een hoogte van 1150 m. Heel alleen, zonder iets van menselijke aanwezigheid te zien, in een uniek landschap. Helaas staat hij nu onder een enorm tentzeil voor stabiliteitswerken en om vorstschade aan de Dorische zuilen te beperken.