×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Beklimming Mont Blanc via de Goûterhut

Even niet kijken en rustig verder stappen...

Reisverslag: Jo De Smedt
Foto's: Jo De Smedt

Om te acclimatiseren wordt eerst de Col du Tour beklommen, over sneeuwbruggen en soms springend over gletsjerspleten. Dan volgt beklimming van de Mont Blanc, via het gevaarlijke Grand Couloir naar de Goûterhut en over een smalle sneeuwgraat langs ijzingwekkende diepten naar Les Bosses. Als het spoor rakelings langs een brede gletsjerbreuk loopt is het devies: even niet kijken en rustig verder stappen.

Nadat we om te acclimatiseren in Valle d’Aosta (Italië) de Vincentpiramide (4215 m), Balmen­horn (4176 m) en Gran Paradiso (4061 m) beklommen reden we via de Mont Blanc-tunnel naar Chamonix-Mont-Blanc in de Haute-Savoie. Hier willen we de Mont Blanc beklimmen, maar ter verdere acclimatise­ring wacht eerst nog de Col du Tour (3289 m).

Ludwig en Loe gaan al vroeg vanuit Chamonix op pad naar de Albert I hut op 2702 m aan de Glacier du Tour. Chris en ikzelf met Ora, mijn Zwitserse Witte Herder, nemen de ‘morenenweg’. Dit pad is iets moeilijker en onderweg moet je licht klimmen op de rotsen.

Soms laat Ora zich helpen als ze wat hoog moet springen. Dan zet ze haar voorpoten al omhoog en hef ik haar onder haar bips omhoog.

Ook krijgen we een geweldig uitzicht op de gekloofde gletsjertongen. Waar de gletsjer afbreekt krijg je een wild zicht op een grillig woud van torens en gletsjerkloven.

In de Albert I hut krijgen we vanwege Ora ons eigen chalet en slapen in de ‘ancien refuge’. Ik spreek af met de huttenwirt te komen ontbijten om 5 uur. Zo kunnen we om 6 uur vertrekken zonder koplamp, want rond die tijd is het helemaal klaar. En morgen wordt het een kort traject.

Col du Tour (3289 m)

Over sneeuwbruggen en rotsspleten

Gelukkig heb ik gisteren met Ludwig het pad al wat verkend. Het is moeilijk te vinden en overal staan steenmannetjes. Iedereen heeft hier blijkbaar zo wat zijn eigen pad gemarkeerd.

Eindelijk bereiken we de gletsjer. Er zijn onnoemlijk veel gletsjerspleten, maar het traject is relatief veilig omdat de gletsjer in het begin sneeuwvrij is en alle spleten duidelijk te zien zijn.

Wel zijn er enkele precaire sneeuwbruggen waar we over moeten. Tweemaal is er zelfs een lange en brede kloof met een zeer smalle sneeuwbrug die we moeten oversteken om langs de andere kant verder te kunnen stappen.

Ik vraag dan telkens om aan lang en gestrekt touw te stappen. Als de brug zou instorten, dan is de schok om iemand op te vangen minder groot en heb je dus meer kans om je cordeegenoten tegen te houden. Gelukkig zijn de sneeuw­bruggen ‘s morgens vroeg nog stevig bevroren. Het zijn massale ijsklompen en ik heb er nog wat vertrouwen in.

Andere spleten moeten we gewoon overspringen. Zolang ze niet te breed zijn is het niet moeilijk… alleen oppassen natuurlijk. Het is voor Chris een ideaal oefenterrein om alpinisme te leren.

De Col du Tour is niet meer hetzelfde als vroeger, toen er nog voldoende sneeuw was om een gemakkelijke overgang te verlenen naar het Trientplateau. Nu leidt er een steil sneeuwkammetje naar akelige rotsen met puin. Er is blijkbaar nog niet veel volk over geweest en er loopt ook geen spoor.

De groep ziet het niet zitten. Iets meer rechts is er een ijsveldje dat naar een rotspartij met grote rotsblokken leidt. Ik bind me uit om de rotsblokken op mijn eentje te gaan verkennen. Na een 10-tal minuten ben ik boven, maar aan de andere kant is er enkel een zeer steile ijsflank.

Voorzichtig daal ik terug af naar de groep die liever retour wil maken. We besluiten terug te keren naar de Albert I hut.

Onderweg moeten we een diepe kloof oversteken op een zeer smalle sneeuwbrug. Ora wil er over springen en schuift in de diepte van de gletsjerspleet. Gelukkig loopt zij ook mee in cordee en vlak achter me. Ik trek haar met haar gordel direct terug naar boven. ‘t Was toch eventjes schrikken, maar rap opgelost (10 seconden spanning).

Ondertussen heeft Loe besloten definitief af te haken. Met Ludwig besluit hij nog even naar Oostenrijk te gaan. Chris, Ora en ik blijven nog een nacht in de Albert I hut. Vanop de gletsjer krijgen we al een prachtig zicht op het routeverloop op de Mont Blanc.

We dalen langs het ‘gewone’ pad terug af naar Le Tour om nog tijdens een rustdag ons volledig te kunnen concentreren op wat komen moet: de definitieve beklimming van de Mont Blanc.

De rustige camping in Montroc-Le Planet in een prachtig natuurkader in het dal van Chamonix leent er zich uitstekend toe om volledig te recupereren. Een zondagsuitstapje met een etentje in Chamonix laat ons de nodige energie extra terugwinnen.

Beklimming van de Mont Blanc

Per kabelbaan en trein naar Nid d'Aigle (2372 m)

De jager Jacques Balmat beklom in 1786 samen met dokter Michel Paccard de Mont Blanc. Balmat wijst de top aan Horace-Bénédict De Saussure, een Zwitsers natuuronderzoeker en landmeter die als één van de stichters van het alpinisme beschouwd wordt. De Saussure had een prijs uitgeloofd voor de gids die hem op de top zou weten te brengen. Hij bereikt de top in 1787. Hiermee was het duidelijk dat tochten in het hooggebergte wel gevaren met zich meebrachten, maar dat er op grote hoogten géén kwade geesten verbleven, zoals in sagen werd verkondigd en in het bijgeloof leefde.

Na de middag parkeren we de auto in Les Houches (993 m), 6 km voorbij Chamonix. Elke keer wanneer we ons verplaatsen, verandert het beeld van het Mont Blancmassief.

De kabelbaan brengt ons naar Bellevue (1794 m). Daar wachten we op het bergtreintje dat van Le Fayet (584 m) komt en ons naar Nid d’Aigle (2372 m) zal voeren. Het stationnetje doet me denken aan de films uit de Far West.

Het treintje zit altijd overvol. Vooral bij de eerste en de laatste treinen is het altijd kantje boordje om nog mee te kunnen. De terugrit kan je best vooraf reserveren of je zou wel eens te voet mogen terugkeren. Alpinisten die de Mont Blanc gaan beklimmen moeten niet reserveren. Men rekent op een vast percentage alpinisten die met de treintjes terugkeren.

In Nid d’Aigle bevindt zich sinds enkele jaren een kleine refuge. Daar overnachten we om de volgende morgen tijdig te kunnen vertrekken voor een tocht die ons 1500 m hoger zal moeten brengen. Veel volk is er niet, alleen een koppel dat een gids heeft ingehuurd en nog een jonge kerel die er in zijn eentje is. Op deze hoogte zijn we al goed geacclimatiseerd.

Refuge de l'Aiguille du Goûter (3817 m)

Steenbokken vechten om het leiderschap van de kudde

Vanuit de hut Nid d’Aigle stijgt het pad snel. Er is heel wat volk op de been. De meeste toeristen gaan tot de Bionnassay-gletsjer of tot aan de hut Tête Rousse. Zij komen reeds van het treintje. We lopen over een stenig pad, bezaaid met losliggende rotsblokken en puin. Wat verder worden we opgewacht door een kudde steenbokken. Zij vechten soms om het leiderschap.

Aan het oude hutje Refuge des Rognes moeten we naar rechts. We krijgen een mooi zicht op de vallei. Het pad blijft ruw. Een ezeltje zou behulpzaam kunnen zijn.

Aan de gletsjer tegen Tête Rousse staat een aantal tenten. We steken de gletsjer over en lopen over wat morenen. We krijgen een mooi zicht op de Tête Roussehut met erboven de noordwestwand van de Aiguille de Bionnassay (4052 m) die ik in 1978 beklom.

Dan, beveiligd met een kabel, klimmen we nog een stukje graat omhoog tot het gevaarlijke Grand Couloir. De Refuge de l’Aiguille du Goûter is al zichtbaar. We kijken goed uit of er niets beweegt in het couloir, ook geen kleine steentjes die de grotere mee in beweging kunnen zetten. Dan steken we zo snel mogelijk de kleine 100 m van het couloir over. Een andere weg naar de refuge bestaat er niet.

Aan de overkant hebben meerdere kabels de graat omgetoverd tot een klettersteig (via ferrata). Soms is het gewoon klimmen, dan terug kabels, bijna tot boven aan de hut. Bij de klimpartijen klauter ik dikwijls al 2 m omhoog en trek dan Ora bij. Ze wil altijd zelf omhoog maar kan toch een steuntje gebruiken.

Ook Chris volgt goed. Voor haar is dit een eerste maal klimmen op moeilijkheidsniveau I-II. We klimmen rustig, de eerste 900 m tegen ongeveer 300 m/u met rusttijden bij, de laatste 600 m gaan wel heel wat trager.

Onderweg op de graat zijn we getuige van het gevaar van het couloir. Plots horen we een gerommel dat steeds harder aanzwelt. We zien eerst enkele kleine keien naar beneden vliegen, daarna grote rotsblokken van wel een kubieke meter groot.

Het ganse couloir van 100 m breed en 600 m hoog vult zich met één grote stofwolk. Gelukkig is er niemand getroffen bij het oversteken van het couloir onderaan.

Rond 1730 uur zijn we na 1500 m klimmen aan de Goûterhut. We krijgen 2 bedden in de ‘Annexe’, een apart gebouw van de Refuge de l’Aiguille du Goûter. In het midden bevindt zich een gang met aan weerszijden twee beddenbakken boven elkaar met elk 20 bedden. Wij moeten op de 1e étage dus ik vraag 2 bedden onderaan omwille van Ora. Gelukkig kan de huttenwirtin het regelen. Er blijken nog 2 bedden vrij te zijn. Ora ligt aan het beduiteinde in de gang. Ik leg de 2 rugzakken achter haar zodat ze door niemand kan gestoord worden. Ze is de hele nacht rustig zodat eigenlijk niemand vermoedt dat er een hond is.

Toch zijn er ‘s nachts veel mensen onrustig. Om het kwartier kijk ik op mijn uurwerk. De hele nacht is er gerommel. Rond 24 uur ga ik naar de wc. Ik zie al iemand zijn gordel aantrekken.

Een ander is zijn rugzak aan het klaarmaken. Iemand anders is nog volop aan het snurken. Natuurlijk dat dan iedereen wakker blijft…

Op de top van de Mont Blanc (4810,9 m)

Over een sneeuwgraat langs ijzingwekkende dieptes

Rond 2 uur begint iedereen te rommelen en beginnen ook wij ons aan te kleden. Om 2.30 uur wordt immers het ontbijt geserveerd. We doen het rustig aan en we eten pas om 3 uur. De meesten zijn dan al weg.

Er is een klare sterrenhemel, een teken dat het goed weer zal worden. Maar daar twijfelden we niet aan, we zitten immers midden in ‘le grand beau’, een periode van weersbestendigheid in een hoge drukgebied. Juist hetgeen we nodig hebben voor de beklimming van de Mont Blanc.

Wij vertrekken om 4.30 uur. Het is nog pikdonker. Beneden in de vallei zien we enkel wat lichtjes. Om het spoor in de sneeuw goed te kunnen volgen is een koplamp wel nodig.

Aan de hut klimmen we 15 à 20 meter omhoog om op de sneeuwgraat te geraken. De graat loopt wat horizontaal en gaat zelfs iets naar beneden. We tellen meer dan 20 tenten die hier alle dicht bijeen op een min of meer effen plaatsje opgesteld staan. Sommige tentjes staan opgesteld in een put die men in de sneeuw heeft uitgegraven. Zo staan ze op een effen vlak en zijn ze ook nog beschermd tegen de wind.

Dan gaat het omhoog op de linkerflank van de Dôme du Goûter. Vóór ons zien we een hele processie van lichtjes, 200 man op weg naar de top! Die van de Goûterhut, die van de tentjes en een aantal die van de Tête Roussehut komen. In de verte zien we reeds de Vallothut staan en de hele route naar de top.

Dan komt de zon boven de bergen. Het wordt plots fel licht. Het is tijd om de koplamp weg te steken en onze gletsjerbril op te zetten. We beklimmen de eerste steile helling naar de Vallothut. Het spoor is zeer goed en de stijgijzers geven een stevige houvast. Ora heeft voor deze gelegenheid 4 nieuwe schoentjes gekregen en ze doet het fantastisch. Ook zij heeft een mooie houvast in het goede spoor. Ze moet nergens geholpen worden.

Voorbij de Vallothut zie ik al een paar steile hellingen naar Les Bosses of de ‘kamelenbult’. Ik verwissel één stick met mijn ijshamer. De sneeuw is hier keihard bevroren, maar het is geen blankijs zodat we een goede grip hebben. We vorderen traag maar regelmatig. We denken aan het spreekwoord ‘Langsam und sicher, aber sicher langsam’.

De hellingen zijn steil, maar als ze iets te steil worden hebben onze voorgangers al wat voettreedjes in de sneeuw geschopt. Dan gaat het ook weer wat beter. Het spoor loopt rakelings langs een diepe brede gletsjerbreuk. Even niet kijken en verder stappen…

Voorbij de Vallot wordt de sneeuwgraat naar Les Bosses heel wat smaller. Vanop afstand lijkt het akelig hoe je moet klimmen op een steile maar vooral smalle sneeuwgraat. Op sommige plaatsen is de graat minder dan een halve meter breed, met langs weerszijden een ijzingwekkende diepte. Daar mag je niet beginnen schuiven!

Chris is het ondertussen allemaal al gewoon geraakt en kranig beweegt ze zich verder, steeds maar hoger en hogerop… Alleen volhouden telt nog. Op een gelijkmatig tempo omhoog. Aan niets anders denken.

Het weer is prachtig. Het is zelfs zeer warm in de sneeuw. De hoogtezon doet je gloeien. Of is het de inspanning? Alleen een zeer zwak windje poogt je een beetje te verfrissen, maar ook dat helpt niet veel.

We zien een Rus omhoog gaan zonder rugzak, onder begeleiding van zijn Russische gids. Regelmatig moet hij stoppen en dan gaat hij op zijn knieën zitten met zijn hoofd voorover op de sneeuw. Dan stapt hij weer 10 meter en herbegint hetzelfde scenario. Hij heeft blijkbaar heel wat last van de hoogte.

We steken de Russen voorbij en gaan steeds op het eentonig regelmatige tempo verder. Plots, 50 m onder de top, zit Chris er door. Ze kan niet meer verder. Oei, wat nu? Opgeven kan nu toch niet meer? Maar ze is een volhoudend type. 10 meter hoger is er een klein plateautje. We rusten wat en eten iets. Er is een druk op haar maag. De hoogte speelt hier toch een beetje mee. Nog eens plassen brengt verlichting. Nog iets eten en na enige tijd is ze terug beter. We beginnen aan het laatste stuk naar de top.

Na 20 minuten bereiken we ons doel. Het is 11.40 uur. Van vreugde vallen we in elkaars armen. We feliciteren elkaar en nemen foto’s en hebben gesprekken met de anderen die op de top toekomen. Ook de Rus die steeds met zijn hoofd in de sneeuw ging zitten komt er aan. Bij wijze van spreken op handen en voeten kruipt hij de laatste meters naar de top.

Rond 12.30 uur dalen we af. Chris gaat nu voorop en schiet als een pijl uit een boog naar beneden. Ze vindt de steile hellingen en de harde sneeuw op de afdalingen blijkbaar reeds heel gewoon en begint de technieken goed onder de knie te krijgen.

We steken de Russen terug voorbij. Zij waren maar even op de top gebleven. Maar ook nu in de afdaling zien we de Rus regelmatig op zijn knieën zitten met zijn hoofd voorover op de sneeuw.

Dôme du Goûter (4304 m)

Een grote platte sneeuwkoepel

Onderweg stel ik Chris voor om ook nog de Dôme de Goûter te beklimmen. Het zal haar 5e vierduizender worden in deze 3 weken. Het is nog een harde dobber want het is opnieuw stijgen en de vermoeidheid van een ganse dag boven de 4000 m knaagt. Dus terug in een lager tempo, onder een brandende zon. Tergend langzaam, maar volhardend halen we de top.

De Dôme is een grote platte sneeuwkoepel die gewoonlijk in de flank wordt getraverseerd bij de beklimming van de Mont Blanc. We nemen hier nog een uitgebreide rust en eten wat. Nog een viertal cordees komen ook naar de top.

Dan dalen we af. Tot onze verwondering zijn er verschillende cordees die nog vertrekken naar de Mont Blanc, alhoewel het al 15 uur geworden is.

Uiteindelijk bereiken we terug de Goûterhut rond 16.30 uur. Met wat overleg met de huttenwirtin bekom ik dat we nog een 2e nacht kunnen blijven slapen in de hut.

Deze nacht is het heel wat rustiger in de slaapzaal. Waarschijnlijk omdat er een grote groep Spanjaarden slaapt die allen tezamen op het zelfde uur willen vertrekken. We slapen van 21 tot 7 uur en als iedereen om 2 uur begint te rommelen, laten we dit al sluimerend rustig aan ons voorbijgaan.

De afdaling

Een grote lange file naar de Tête Roussehut

We staan fit op om in alle rust en gezelligheid van ons karige ontbijt te genieten. Wat steenharde stukjes brood, wat beschuit en peperkoek met een klein confituurke onderstrepen de ontberingen, maar ook het succes van de beklimming van gisteren naar de top van de Mont Blanc.

Dan is het tijd om af te dalen. Niet eerder is een beklimming geslaagd. Chris gaat voorop, dan volg ik met Ora. De 600 meter tussen de Goûterhut en de Tête Roussehut is één grote lange file waar iedereen op iedereen moet wachten. Het lijkt of de hele wereld hier afdaalt. Er zijn ontelbare knelpunten. Het pad is niet meer dan een spoor van voetstappen dat aanduidt waar de vorigen zijn gestapt in het puin.

Als je je toch eens vergist, wordt dat snel duidelijk. Je dreigt dan samen met het puin in de diepte weg te schuiven. Dan kijk je toch maar best uit of er geen beter spoor is. Een weggeschoven steen kan ook al snel de illusie geven dat daar een spoor is. ‘Nee Chris, meer naar rechts, op de graat zelf blijven. Daar op de rotsen heb je meer houvast!’

Dan zijn er weer die jonge kerels die sneller willen lopen en voorbij willen. Als er geen plaats is, moet ik hen toch eenmaal op het gevaar wijzen en dat ze dan maar 2 seconden geduld moeten hebben tot we de knellende passage afgedaald hebben.

Telkens worden 3-4 meter klimwerk op rotsen afgelost door 3-4 meter steil en los puin. Grote stukken zijn gezekerd met kabels. Voor de veiligheid lopen Chris en ik in cordee met een touw van 4,5 meter zodat ik haar kan zekeren waar nodig. Chris heeft ook een ‘personnel’, een zekeringstouwtje om in de kabels vast te pikken als bijkomende zekering. Daarna volg ik met Ora.

Regelmatig moet ik Ora aanmanen met ‘Wacht!’ zodat ze niet te snel in de diepte zal springen.

Als ik goed sta zeg ik ‘Ja!’ en springt ze naar beneden terwijl ik haar opvang aan haar gordel, zodat ze niet telkens haar gewrichten moet overbelasten met een felle sprong. Het gebeurt dat zij nog op de rotsen boven mijn hoofd moet blijven. ‘Ja!’ en dan springt ze naar beneden in mijn armen.

Soms vang ik haar op op een kleine steen tussen mij en de rotswand en moet ze daar wachten tot ik weer een meter verder afgedaald ben.

Aan het gevaarlijke Grand Couloir steken we elk apart over. De grote stofwolk van de heenweg ligt nog in ons geheugen. Daarin willen we zeker niet verzeild geraken, want dat is dodelijk. Dus eerst kijken en dan zo snel als mogelijk oversteken, terwijl de andere het couloir in de gaten blijft houden.

Aan de overkant moet er nog een 15-tal meter afgeklommen worden en dan wordt het een normaal middelgebergtepad. Na een korte rust dalen we dit zo snel mogelijk af, zodat we juist op tijd om 16.50 uur de laatste trein halen. Deze brengt ons naar de kabelbaan waarmee we van Bellevue naar Les Houches afdalen. Opdracht volbracht.

De reis begon ter acclimatisering met bergtochten in Valle d’Aosta.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win