Beklimming van drie vierduizenders in Valle d’Aosta: over gletsjers en glibberige rotsen naar de Vincentpiramide en de nabijgelegen Balmenhorn. Op de terugweg is pas goed te zien hoe smal het pad over de rotsgraat is. De klim naar Gran Paradiso begint in een vriendelijk groen landschap, maar eindigt met een barre tocht door de wolken over gletsjers met diepe spleten. Het weer kan ook in augustus van een lichte beklimming een zware tocht in een arctisch decor maken.
Langs het Zwitserse Martigny bereiken Chris, Ora en ik na een lange autorit de Col du Grand St Bernard. We bezoeken de mooie kapel van het 11e eeuwse klooster en de waardevolle schatkamer van het Hospice du Grand Saint Bernard.
Hier konden reizigers die over de bergen tussen Zwitserland en Italië trokken van oudsher niet alleen beschutting vinden tegen allerlei weersomstandigheden van het gebergte, maar ook bescherming genieten tegen dieven en rovers.
We dalen de Grote Sint-Bernhardpas af naar Italië. In Aosta flaneren we even in de winkelstraten om daarna definitief het gemakkelijke leven te ruilen voor dat in de bergen.
Op de camping Margaritha in Gressoney-Saint-Jean worden we getrakteerd op een stortregen die zal duren tot de volgende namiddag. Dat belooft. We stellen ons tevreden met de hoop dat al het water nu naar beneden valt zodat het op zal zijn als we naar de Mont Blanc trekken.
We zijn hier namelijk niet alleen om wat bergtoppen in het hooggebergte van Valle d’Aosta te beklimmen, maar ook om te acclimatiseren en aan de hoogte te wennen voordat we de Mont Blanc gaan beklimmen over de normaalroute via de Goûterhut.
Ik beklom de hoogste Alpentop voor het eerst in 1978 en kwam er meerdere malen terug via diverse routes. Ora, mijn Zwitserse Witte Herder, heeft al vele beklimmingen gedaan in 14 landen, zowel op rotsen als op sneeuw en ijs in het hooggebergte. Chris is 60+-debutante in het alpinisme.
Uiteindelijk stopt de regen de volgende namiddag en op de laatste minuut besluiten we op te breken en de kabelbaan te halen van het Val di Gressoney naar de Vigevanohut. We missen de laatste lift om het volledige traject te kunnen doen maar kunnen nog wel mee tot halfweg op 2355 m.
Daarna gaan we te voet via Passo dei Salati (2936 m) naar de Vigevanohut (2871 m). Op de col staat er enkel een wegwijzer naar de Guglierminahut. De twee hutten staan echter op 200 m afstand van elkaar.
De volgende morgen is het weer nog niet goed. Even sneeuwt het en het blijft de hele dag mistig. We wachten af. De huttenwirt bekijkt het weerbericht op internet: in de namiddag zal het beter worden en de voorspellingen voor de komende dagen zijn goed.
Om 10.45 uur wagen we het er op en vertrekken naar de Mantovahut, een moderne hut van de gidsen van Gressoney. Onderweg zien we heel even een stukje van Punta Giordani en van de Vincentpiramide. Voor de rest is het een grauwe dag.
De route verloopt eerst over een rotsgraat. Aan de Passo dei Salati moeten we even uitkijken om het juiste spoor te vinden dat door een stenenveld kriskras omhoog loopt naar een paadje op de rotsgraat. Die route volgen we tot het Station Punta Indren (3260 m) dat je ook met een lift vanuit Alagna kunt bereiken. Onderweg is het pad soms gezekerd door staalkabels. Al snel ondervindt Chris dat dit geen pure luxe is.
Na Punta Indren begint de Indrengletsjer. Ondertussen zijn we in de wolken aangekomen. De dichte mist laat maar een 40 meter zicht toe. Dit is geen aangenaam weer, maar het vermijdt althans gedeeltelijk het dieptezicht op de afgronden van de gletsjer die hier snel naar beneden gaan.
Na een uurtje splitst het spoor. Ik vermoed dat rechts de weg naar de Gnifettihut loopt en links die naar de Mantovahut. Veel zicht hebben we niet. We nemen links en dat blijkt de juiste beslissing te zijn, want na 5 minuten zien we door de mist rotsen opdagen.
Het is de graat die van de Vincentpiramide naar beneden komt. Daar vinden we een zekeringskabel die ons naar de col leidt. De col verleent een doortocht naar de andere kant van de rotsgraat. Voor mij betekent het een opluchting: we zijn er bijna én we hebben de juiste weg gevonden naar de laatste hoogtemeters tot de hut.
Chris moet echter een angstpsychose doorstaan. We moeten een tiental meter omhoog klimmen langs natte en glibberige rotsen. Na een lange vermoeiende en onbekende weg betekent het voor haar een akelig tafereel met extra miserie en angst. Klimmen op rotsuitsteekseltjes van een halve voet groot in een mistig decor, zonder uitzicht op wat komen gaat is ze niet gewoon. Als de mist op de gletsjer een vager beeld van de diepte oplevert, dan lijken de afgronden op de rotsen nog dieper.
Chris houdt vol en slaat zich er door. Wanneer de moeilijkste klimpassages voorbij zijn nemen we even een korte halte om wat te eten. Iets verder achter de hoek zien we plots de hut opdagen. We moeten nog een kleine 100 m stijgen.
Omdat Ora bij ons is, vliegen we in de aparte winterhut. We zitten er helemaal alleen, zonder de drukke overrompeling van een opeengepakte dortoir.
Vandaag is het schitterend weer. We duimen voor de eerste vierduizender van Chris, de Vincentpiramide (4215 m). Na een ontbijt vertrekken we tamelijk laat om 8 uur. We maken ons binnen klaar: de gordel aantrekken en controleren en daarna het inbinden in het touw gaan vlotjes.
Buiten is het nog bitter koud op deze hoogte. Er waait een felle wind, maar de zon is van de partij.
Ik neem een trage constante pas, zoals het hoort in het hooggebergte. Chris heeft er niets op tegen dat we niet te snel gaan. Er zijn enkele duidelijke sporen die we kunnen volgen. We zien nu duidelijk de Gniefettihut staan.
De hellingen op de gletsjer verlopen zacht glooiend met hier en daar korte steilere stukjes. Ter hoogte van de voet van Balmenhorn draaien we naar rechts, richting Colle Vincent.
Vlak voor de col draaien we nog eens naar rechts op de steile flank naar de Vincentpiramide. Zoals te verwachten op een col en hogerop langs de noordgraat waait het hier heftig. Het wordt tamelijk fris. Om 1200 uur bereiken we de top van de Vincentpiramide op 4215 m. Er is een prachtig uitzicht.
De wind waait hier zo drastisch dat we moeten opletten om niet om te vallen. Snel nemen we enkele foto’s. Er komt nog iemand op de top die graag bereid is een groepsfoto te maken. We blijven niet te lang op de top want het is te koud en te winderig.
Terug langs de noordgraat en via Colle Vincent zetten we koers naar Balmenhorn. We traverseren een steile sneeuwhelling met gelukkig een goed uitgetreden spoor. De sneeuwflank wordt steiler en steiler tot aan de voet van de top. Hier helpen ijzeren treden in de rots als een soort ladder naar de top met ook nog een touw als beveiliging.
Chris haalt vandaag haar tweede vierduizender, Balmenhorn (4176 m). Vanaf de top kun je met een touwzekering een vijftal meter afdalen naar de bivakhut. Het is een mooie, vernieuwde hut. De Vincentpiramide die we zonet beklommen ligt vlakbij. Van hieruit heb je ook een mooi overzicht van de laatste paar honderd meter van de beklimming.
We dalen snel terug af naar de voet van de top een tiental meter lager, waar we uit de wind en in een warme zon kunnen genieten van een lunch van wat koekjes en chocolade. Op deze hoogte profiteren we werkelijk van een prachtig uitzicht.
Chris vertelt over de nieuwe wereld waarin ze nu verzeild is geraakt. Ze heeft dat nog nooit meegemaakt en kon zich deze wereld ook niet voorstellen. Een wereld van sneeuw en ijs, smalle paadjes op rotsen met diepe afgronden, het leven in de hutten met slechts een minimum aan comfort.
Het is zo gezellig dat we de tijd uit het oog verliezen en pas na anderhalf uur besluiten om terug af te dalen naar de Mantovahut. Eens binnen in de hut krijgt Chris toch wat een weerbots van de hoogte. Ze rilt van de koude, van de hoogte, maar ook van de gedane inspanningen die op dergelijke hoogte niet zo maar ongemerkt voorbij gaan.
Na een uurtje slapen is het tijd voor het avondmaal. Met moeite verorbert ze de maaltijd om nieuwe krachten op te doen. De volgende morgen is ze weer helemaal fit.
We zijn hier enkel om te acclimatiseren en ons lichaam aan de hoogte te laten wennen, dus vandaag kunnen we wat langer slapen en maken we er een rustig ontbijt van. Tegen de middag vertrekken we dan toch terug naar de Vigevanohut.
We krijgen nu een beter zicht op het smalle pad over de rotsgraat dan op de heenweg. Chris verschiet er een beetje van: ‘Zijn wij dáár over gegaan?’ We bereiken veilig de hut waar de steenbokken ons opwachten.
De volgende morgen krijgen we nog een prachtig zicht op de voorbije tocht van gisteren en op de Vincentpiramide en Punta Giordani. Opnieuw doen we het rustig aan en vertrekken we tegen de middag. Ons doel te acclimatiseren is al half bereikt. De hut krijgt nog bezoek van een aantal zusters in originele klederdracht.
We genieten van het mooie weer en eindigen terug op dezelfde camping in Gressoney-Saint-Jean.
We herschikken onze rugzak volledig en pakken verse spullen in zodat de rugzak al klaar is voor de tocht naar de Gran Paradiso. Als het daarna bij onze verplaatsing terug begint te regenen kan ons dat in de auto niet deren.
De ontmoetingsplaats met Ludwig en Loe, die met ons mee gaan klimmen, is de mooie camping van Pont in het dal Valsavarenche.
Om 1100 uur de volgende morgen vertrekken we naar de Chabodhut. Op een goede 3 uur kan je deze hut bereiken langs een mooi pad met fantastische uitzichten. Halfweg op 2190 m passeren we nog een oud vervallen hutje. Het is interessant om eens te kijken hoe men hier vroeger leefde in het gebergte.
Omdat we Ora bij hebben mogen we slapen in de mooie gloednieuwe hut die 100 m verder staat. Gelukkig, want in de oude hut zit er een hele boel volk bijeen getroept.
De volgende morgen moeten we vroeg uit de veren. Om 4 uur gaan we eten in de oude hut. Om 5 uur vertrekken we naar de Gran Paradiso (4061 m).
Eerst volgen we een morenenpaadje tot de gletsjer Laveciau. Deze Glacier di Laveciau vertoont veel spalten (spleten). We steken ze allemaal veilig over. Tussen en over deze talrijke gletsjerspleten lopen is wel een serieuze ervaring. Als men nooit op gletsjers is geweest kan dit wel afschrikken.
Na een tijdje loopt het spoor rond een sérac (ijstoren) en om het bovenliggend plateau te bereiken moeten we over een iets steilere helling die bovendien nogal verijsd is. Alpinisten kennen dit: de sneeuw is weg en er is enkel beenhard ijs. Het duidelijke sneeuwspoor wordt vervangen door wat stijgijzerkrassen op het ijs. Het geeft een wat akelig gevoel.
Ora schuift plots uit. Ze is kort achter mij en wordt onmiddellijk tegengehouden door het touw en haar gordel. Doordat het duidelijke spoor weg is en de helling nogal steil, blijft ze logischerwijze rekenen op de steun van het touw. Loe krijgt schrik maar Ora blijft rustig. Zij kent deze situatie. We hebben dat al enkele keren meegemaakt.
Ludwig laat zijn camera vallen, die met grote sprongen in de diepte verdwijnt. Die is verloren. Ook dat nog. We hebben dus pech dat deze helling reeds helemaal in het begin van ons tochtenensemble moet voorkomen. De schrik zit er duidelijk in. Hadden we deze helling een paar dagen later moeten beklimmen, had er misschien niets aan de hand geweest.
Nu wordt men reeds vanaf de eerste ochtend met zijn neus op de feiten gedrukt dat het in de bergen niet ongevaarlijk is en dat er wel enige durf en engagement gevraagd wordt van een bergbeklimmer. Daarom dat ervaring toch ook een grote rol speelt. Dat is ook de reden om deze voorafgaande beklimmingen te doen. De Gran Paradiso staat aangegeven als een beklimming L (lichte beklimming). Het is een goede test en bereidt des te beter voor op wat komen moet als we naar de Mont Blanc zelf zullen trekken.
Er volgen nog een paar iets minder steile hellingen met veel spleten. Vanaf de samenkomst met het spoor van de Vittorio Emanuele II hut is er mist tot op de top. Het weer vandaag is stabiel, maar we zitten hoog in de bergen midden in de wolken. Een tweede tegenvaller voor onze eerste gezamenlijke tocht.
Het wordt wat arctisch. De rotsen van de top liggen bedekt met sneeuw en zijn dus veel moeilijker dan anders. Dit is geen zacht tochtje in een gezellig zonnetje. Het spoor houdt op tussen de voortop van de Gran Paradiso met de Madonna en de eigenlijke top die 15 m verder ligt.
Iedereen begint de beklimming al meer en meer als een gewaagde onderneming te zien en ik besluit om hier terug te keren. Dat is de wet van het alpinisme. Naargelang het weer kunnen gemakkelijke bergen toch tot hachelijke situaties leiden en zijn moeilijke bergen soms zeer eenvoudig te overwinnen.
Een paar deelnemers zijn uitgeput en het duurt dan ook heel lang om terug af te dalen. De afdalingstechnieken op sneeuw moeten nog wat ingeoefend worden. Voetje voor voetje dalen we af en dat neemt natuurlijk tijd, vooral als je vermoeid bent.
‘s Avonds in de hut zegt Loe dat hij niet meer verder meegaat als Ora nog meegaat. Ludwig moet dan ook afhaken omdat hij met Loe meerijdt. De volgende dag tijdens de afdaling krijgt Ludwig een idee en vraagt of ik bereid zou zijn om de Mont Blanc tweemaal te doen: eenmaal met Chris en Ora en eenmaal met Ludwig en Loe.
Ik ga op dit voorstel in, want ik vind het erg dat Ludwig als initiatiefnemer van deze toch niet mee zou kunnen gaan.
We dalen verder af naar de camping van Pont. Na de zware inspanningen zijn we blij om weer eens gezellig de inwendige mens te versterken.
De volgende dag is een welverdiende rustdag. Kort verkennen we Courmayeur waar we een zicht krijgen op de Mont Blanc langs de zuidkant. Dan rijden we via de tunnel onder de Mont Blanc naar Chamonix in Frankrijk.
De reis wordt voortgezet met de beklimming van de Mont Blanc.