×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Boeddhistisch Tibet

Imposante kloosters en een ruige natuur

Reisverslag: Ina Kuipers
Foto's: Herman Hoekstra

Rondreis langs boeddhistische kloosters, tempels en pelgrimsroutes, boeiende steden en idyllische dorpjes. De onder Chinese overheersing levende bevolking is gastvrij en vriendelijk. Het berglandschap met hoge passen en uitgestrekte vlakten met kudden yaks is adembenemend. Tot slot een blik op de Mount Everest.

Op een treinreis van 17 uur volgt vandaag een zware, 1125 kilometer lange busreis van Golmud in China naar Lhasa, de hoofdstad van Tibet. We eten eerst nog wat in een afgelegen restaurantje. In de primitieve keuken zoeken we de gerechten uit. Binnen de kortste keren komen de heerlijkste geuren uit de keuken. We vragen ons iedere keer weer af hoe ze het voor elkaar krijgen om in zulke omstandigheden zo’n fantastische maaltijd te bereiden. Na twee weken China zijn we al erg handig in het eten met stokjes. Voor de zekerheid hebben we bestek meegenomen, maar dat hebben we nog geen enkele keer gebruikt.

We slaan veel koekjes, chips, snoepjes, broodjes, pinda’s, cola en water in. Voorlopig komen we geen winkels tegen en het is niet te voorspellen hoe lang de busreis gaat duren. We weten niet of we wegversperringen of aardverschuivingen tegenkomen. In de zogenaamde ‘sleepersbus’ zit je niet rechtop, maar hang je half onderuit.

 

Om hoogteziekte te voorkomen moeten we wakker blijven tot we de hoogste pas zijn gepasseerd. Op deze hoogte zit er de helft minder zuurstof in de lucht. Als het donker is en we niet meer kunnen genieten van het prachtige landschap is het vechten tegen de slaap. Regelmatig knikkebollen we, en schudden elkaar weer wakker. Veel water drinken is ook een remedie tegen hoogteziekte, daarom krijgen we van Coby, onze reisleidster, de opdracht om 5 liter water per dag te drinken. Een bijna onmogelijke opgave, maar we proberen het toch. Met het gevolg dat we regelmatig een plasstop moeten houden.

Een aantal mensen krijgt last van hoofdpijn, maar echte hoogteziekte krijgt niemand. ‘s Nachts passeren we de hoogste pas van 5200 m. De chauffeurs zingen volgens Tibetaans gebruik een danklied. We zullen het nog vele malen horen. Het is één uur als we eindelijk mogen slapen. Maar dat lukt natuurlijk niet. We zijn over de slaap heen en de weg is zo slecht, dat we behoorlijk heen en weer worden geschud. Ik ben blij wanneer het weer een beetje licht wordt en we kunnen genieten van het landschap. Vannacht was het bitter koud, smoezelige dikke dekens brachten uitkomst.

We kunnen eindeloos ver zien

Op iedere pas een rondje maken om de gebedsvlaggen

We rijden over een enorme hoogvlakte als we plotseling stoppen. Er is een ongeluk gebeurd. Passagiers staan naast een bus met gebroken ramen, overal ligt glas en de benzine loopt uit de bus. Met man en macht helpen de Tibetanen elkaar.

Vrachtwagenchauffeurs stoppen en geven allemaal wat benzine, zodat de verongelukte bus verder kan. Gelukkig is er alleen blikschade.

Het is niet verwonderlijk dat hier zoveel ongelukken gebeuren. Er wordt roekeloos gereden en vlak voor bochten ingehaald. Als er dan een tegenligger aankomt, knal je dus op elkaar. Er is weinig verkeer in Tibet en dat is maar goed ook, anders gebeurden er nog veel meer ongelukken. Na een oponthoud van een uur kunnen we verder, met vier extra passagiers die we onderweg afzetten bij een aantal dorpjes. Langzamerhand beginnen we onze rug en billen te voelen. We krijgen steeds meer respect voor onze chauffeurs, die kundig langs de enorme gaten in de weg manoeuvreren.

 

Tijdens de urenlange rit over de hoogvlakte komen de bergen steeds dichterbij. We zien onderweg yaks en nomaden, onbegrijpelijk dat hier mensen wonen. In totaal passeren we vier hoge bergpassen. We stoppen ieder keer en lopen met de klok mee rond de gebedsvlaggen, nog een Tibetaans gebruik. We genieten van het geweldige uitzicht en voelen ons nietig in de immense natuur. De lucht is puur en we kunnen eindeloos ver zien, dit is iets om nooit weer te vergeten. De ongemakken van de busrit vergeten we snel.

Je kunt ook een vliegreis nemen van Golmud naar Lhasa, maar dan mis je dit geweldige uitzicht. Ook wennen we zo langzamerhand aan de hoogte. Na een rit van 32 uur komen we aan in Lhasa. Het is inmiddels halftien ‘s avonds en nadat we zijn ingecheckt in ons hotel ploffen we uitgeblust op onze bedden. Het lukt nog net om een warme douche te nemen.

Hoofdstad Lhasa

Nog maar 30 procent van de inwoners is Tibetaans

We blijven vier dagen in Lhasa. De stad ligt op 3500 meter hoogte en dat merken we meteen. Bij de geringste inspanning ben je buiten adem. Het advies is dan ook rustig te beginnen, zodat je langzaam kunt acclimatiseren.

Ons hotel ligt in het Tibetaanse gedeelte van Lhasa. Door de Chinese overheersing is nog maar dertig procent van de inwoners Tibetaans en de rest Chinees. Er is een duidelijk verschil tussen de wijken. Wij zijn blij dat we in het Tibetaanse gedeelte verblijven, er hangt hier een hele andere sfeer. Een beetje chaotisch, maar heerlijk relaxed. Er zijn veel restaurantjes, winkeltjes, kraampjes en straatverkopers.

We ontbijten in een restaurantje met ruimte voor 12 personen, net een grote woonkamer. Natuurlijk is er geen Engelse menukaart, dus dat wordt handen- en voetenwerk. We hebben ‘Point It’ bij ons, een handig boekje met alleen foto’s. Door plaatjes aan te wijzen kun je duidelijk maken wat je wilt.

Wij denken dat we noodles bestellen en een gerecht zonder vlees, want ik eet vegetarisch. Hilariteit alom, als we twee borden rijst met ontzettend veel vlees krijgen voorgezet. En dat op de nuchtere maag. Ook met de thee gaat het mis. Eerst komt er yakthee, dan een fles bier, maar uiteindelijk toch jasmijnthee.

De moeder en dochter die het restaurantje runnen zijn erg vriendelijk en belangstellend. Ik heb een reisboek mee en nieuwsgierig komen ze naast me zitten. Ik probeer aan de hand van een kaartje uit te leggen waar Nederland ligt. Ze pakken het boek uit m’n handen en gaan er rustig in zitten bladeren. Ook wat mannen in het restaurant moeten het boek bekijken. Ze vinden het helemaal prachtig als ik ze een ansichtkaart van Nederland geef.

Pelgrimsroute Potala

Met de klok mee lopen, anders brengt het ongeluk

We gaan de pelgrimsroute rond de Potala lopen. De Potala, de winterresidentie van de Dalai Lama, is het belangrijkste klooster in Lhasa. Het gigantische gebouw telt 13 verdiepingen, veel te zwaar om meteen de eerste dag te bezoeken. Daarom blijven we vandaag op de begane grond en gaan niet de talloze trappen beklimmen. Dat komt nog wel.

De pelgrimsroute moet je met de klok mee lopen, anders brengt het ongeluk. Er zijn veel gebedsmolens op de route. Voor ons uit lopen monniken en andere Tibetanen. Onderweg zitten veel bedelaars, we geven al ons kleingeld weg.

 

Een meisje met gitaar speelt en zingt een liedje voor ons. Ik geef haar een flesje drinkyoghurt en krijg meteen een hele kluit kinderen achter me aan. Het is een prachtige route en we zien ontzettend veel Tibetanen met handel. Ze proberen van alles te verkopen. Wij kopen een paar souvenirs en meteen komen er meer handelaars op ons af, want iedereen wil verkopen. Helaas, de ruimte in onze rugzakken is beperkt.

‘s Avonds eten we in een westers restaurant naast ons hotel, een aantal voormalige reisleiders heeft het net drie dagen geleden geopend. Het zit er propvol met toeristen. Het eten smaakt voortreffelijk en het is toch wel makkelijk weer eens met mes en vork te eten. Boven het restaurant is een bar, daar is het tot in de late uurtjes nog gezellig.

 

Potala-klooster

Veel in het klooster is bewerkt met bladgoud

Vroeg op en na een nu wel goed gelukt ontbijt gaan we naar de Potala. We beginnen aan de klim en puffen en hijgen heel wat af. Meteen is weer het zuurstoftekort in de lucht te merken.

We kijken raar op als we een aantal mannen een zware betonnen balk naar boven zien sjouwen. Hoe krijgen ze het voor elkaar, wij zijn zonder ballast al buiten adem.

Het Potala-complex is 117 meter hoog en bestaat uit talloze kamers, woonvertrekken, kantoren, gebedsruimten, een drukkerij en een seminarium. Het klooster is van binnen prachtig. Veel is bewerkt met bladgoud. In de schitterend bewerkte tombes liggen de vijfde tot en met de twaalfde Dalai Lama, alleen de zesde ontbreekt. Eén van de tombes is zelfs met 3700 kilo goud bewerkt. En in één kamer staan 2000 boeddhabeeldjes opgesteld. We kijken onze ogen uit.

De monniken zijn erg vriendelijk, we ontmoeten twee die bezig zijn met Engelse les. Ze vragen onze hulp bij het schrijven van Engelse woordjes. Ze zijn erg belangstellend en deze gesprekjes zijn erg leuk. Ook hier laten we ansichtkaarten uit Nederland achter.

 

Jokhang-tempel

Gelovigen steken honderden kaarsjes van yakboter aan

‘s Middags gaan we naar de Jokhang-tempel. In tegenstelling tot de meeste andere kloosters woont hier geen klooster- gemeenschap, maar de binnenplaats is vol monniken en andere Tibetanen. Er wordt veel gebeden en de gelovigen steken honderden kaarsjes van yakboter aan. De sfeer heeft iets mystieks.

Vlakbij de Jokhang-tempel ligt de Barkhor-bazaar. Er zijn ontzettend veel kraampjes met gebedsvlaggen, sieraden, kleding, beeldjes, bontmutsen, gebedsmolens, groenten, fruit, yakboter en ga zo maar door. We dwalen uren langs de kraampjes en kunnen maar moeilijk een keus maken uit het grote aanbod. Als we vermoeid raken van al het geslenter, zoeken we een terrasje op. Het ligt op de eerste verdieping van een restaurant en we hebben een prachtig uitzicht op de bazaar.

 

We gaan met de hele groep eten bij het restaurant van Taersi, een vriendin van onze reisleidster. We krijgen een heerlijk Tibetaans gerecht, een soort pannenkoekjes, naar keus gevuld met groenten, vlees en kaas. Nu merken we pas voor het eerst iets van de Chinese overheersing. Taersi wil graag met de groep praten maar er zit een Chinese spion in het restaurant, die met een camera en opname-apparatuur alle gesprekken registreert. Tibetanen mogen niet met westerlingen praten, dus Taersi kan niet bij ons aan tafel komen zitten…

Ganden-klooster

We beginnen wat kloostermoe te worden

Met z’n allen huren we een bus om een excursie te maken naar het Ganden-klooster, 63 kilometer ten westen van Lhasa. Het is een prachtige rit, alleen wordt het landschap af en toe wreed verstoord door Chinese militairen die er hun kampementen hebben opgeslagen. We aanschouwen met lede ogen de tanks met afweergeschut en de vele militairen met geweren aan hun schouder.

Het Ganden-klooster ligt op een adembenemende plek. We lopen weer de korla, de pelgrimsroute. Deze is erg zwaar, in het begin is het alleen maar klimmen.

Ganden ligt op 4300 meter hoogte, dus wordt weer het uiterste van ons gevraagd. Met z’n zevenen lopen we de lange route, de rest van de groep doet de korte. Op de top hangen de bekende gebedsvlaggen, ook liggen er allemaal geluksbriefjes. Het uitzicht op besneeuwde bergtoppen tegen een strakblauwe lucht is ongelofelijk mooi.

De afdaling is minder zwaar dan de klim, maar wel lastiger. Na anderhalf uur klimmen en dalen komen we uit bij het Ganden-klooster. Helaas is het klooster aan het begin van de Culturele Revolutie bijna geheel verwoest. Er wordt momenteel intensief gerestaureerd. Het geheel komt op ons wat kitscherig over. Veel felle kleuren en alles is natuurlijk nog vrij nieuw. Bovendien beginnen we een beetje kloostermoe te worden.

De monniken zijn weer erg vriendelijk en nodigen ons uit voor de yakthee. In de grote keuken nemen we plaats op een enorme bank. Bedrijvig worden er kopjes klaargezet en yakthee geschonken. Als ik een slokje neem ga ik bijna over m’n nek. Het smaakt naar kaarsvet.

Het lukt om vier slokjes te nemen, daarna blokkeert mijn slokdarm. Brrrr. De monniken laten zich hier gewillig fotograferen.

Blindenschooltje

Veel tegenwerking van de autoriteiten

Twee mensen uit onze groep hebben het adres van een blindenschooltje meegenomen, met z’n zessen gaan we het bezoeken. Het is opgezet door een Duitse en haar Nederlandse vriend Paul. Hij vertelt hoe en waarom ze dit project zijn gestart. Zijn vriendin is zelf blind en bezig met de ontwikkeling van een Tibetaans brailleschrift. Ze ondervinden veel tegenwerking van de autoriteiten en zijn bang dat ze plotseling geen verblijfsvergunning meer krijgen en het land worden uitgezet. Daarom leiden ze Tibetanen op, die hun taken kunnen overnemen. De kinderen, die wordt geleerd voor zichzelf te zorgen, zijn stapelgek op Paul en hangen aan zijn armen.

De kinderen bevoelen onze gezichten en handen. Hun onderkomen is primitief en er is geen verwarming. Paul vertelt dat het er ‘s winters binnen vriest. Hij is enorm enthousiast en weet in een uur heel veel te vertellen. We hebben veel respect voor deze mensen, die hun luxe leventje hebben ingeruild om zich in te zetten voor deze kinderen.

Samye

Slechte wegen door een woestijnachtig landschap

Het verblijf in Lhasa zit erop. De weg wordt steeds slechter, daarom vertrekken we met drie landcruisers richting Samye. Het is vandaag bloedheet. De tocht naar de Yarlung-rivier duurt ongeveer twee uur. We laten de landcruisers met onze grote rugzakken achter en stappen met een ‘daypack’ op de primitieve pont, een soort platbodem met een ééntaktmotor die regelmatig uitvalt. Na twee uur bereiken we toch de overkant.

We stappen in een truck en worden door een woestijnachtig landschap naar Samye vervoerd. We moeten ons goed vasthouden, want de weg is zanderig en hobbelig. Gelukkig duurt de tocht maar een uur. We hebben ons voorbereid op een overnachting in slaapzalen. Groot is de verbazing, wanneer blijkt dat er slaapruimte speciaal voor toeristen is gebouwd. Primitieve kamers met vier bedden en een tafel. Geen water maar wel licht tot ‘s avonds tien uur. Bij een handpomp op het plein kun je je gezicht een beetje poedelen. Het toilet is voor meermansgebruik en weer een bijzondere ervaring; een aantal gaten in de grond, geen deur ervoor, dus weinig privacy.

Met z’n vijven lopen we weer de korla. Als we op de top aankomen, gaat de zon langzaam onder. We genieten van de weidse omgeving en zien een rivier door het landschap meanderen. De kleurschakeringen zijn adembenemend mooi. In de verte ligt het ommuurde Samye-klooster met z’n goudkleurige daken. Het is inmiddels zeven uur dus we moeten nodig afdalen, voordat het echt donker is. Dit is nog even lastig, omdat het zanderig is en er veel losse kiezels liggen.

Gyanze

Op het heilige Yamdrok Tso varen geen boten

Na een bloedhete nacht ontbijten we met warm appelbrood en thee. De tocht met de pont terug gaat veel sneller dan heen, waarschijnlijk hebben we nu de stroom mee. De landcruisers met onze chauffeurs staan keurig op ons te wachten.

We stappen in en rijden richting Gyanze. De weg is eerst nog geasfalteerd maar verandert al snel in een zandweg vol kuilen. Af en toe knallen we met onze hoofden tegen het dak, zulke diepe gaten zitten er in de ‘weg’. Je kunt het af en toe beter een karrenspoor noemen. Op sommige plaatsen is de weg compleet weggeslagen door een aardverschuiving. We moeten dan even van het pad af en een alternatieve route nemen.

 

Het uitzicht onderweg is fabelachtig. We rijden langs diepe ravijnen en de weg is soms zeer smal. We hopen dat we geen tegenliggers tegenkomen. Als we op de Khampa-pas aankomen, zitten we op 4694 meter hoogte. We stoppen en genieten van het uitzicht op het meer Yamdrok Tso. Er mogen geen boten op varen, omdat het een heilig meer is.

Als we onze reis vervolgen begint het te regenen en verliezen we een ruitenwisser. Gelukkig aan de passagierskant, zodat de chauffeur de weg nog wel kan zien. Wij zien niet veel meer, want de ramen zijn beslagen. We stoppen bij de Kora-pas op 5045 meter hoogte. Het is slecht weer, dus niet genieten van een prachtig uitzicht maar bibberen van de kou en regen.

Zeven uur ‘s avonds komen we aan in Gyanze. Heerlijk, een hotelkamer met warme douche. Daarna met z’n vieren uit eten. We hebben zo’n honger dat we zeven schotels bestellen, en die gaan helemaal op.

We gaan met onze Tibetaanse gids Doko naar het Kumbum-klooster. Doko is enorm trots op zijn land en weet veel te vertellen over het boeddhisme. Ook dit klooster is tijdens de Culturele Revolutie deels verwoest. Toch is er nog veel bewaard gebleven. De monniken hadden een geheime gang gemaakt voor de bibliotheek van duizenden oude boeken. Helaas is deze gang voor het publiek gesloten.

Xigaze

Langs de Thanka-muur met z'n vele gebedsmolens

Na de lunch vertrekken we richting Xigaze. Het is maar twee uurtjes rijden en de weg is redelijk. We rijden door een vallei waar de boeren in verhouding tot de rest van Tibet rijk zijn, wat je duidelijk aan de huizen kunt zien.

Om drie uur zijn we in Xigaze, op 3836 meter hoogte. Het is de op één na grootste stad van Tibet. We kunnen weer een klooster bezoeken, maar daar hebben we nu wel genoeg van gezien. Dus besluiten wij een acht kilometer lange wandeling te maken langs de enorme Thanka-muur met z’n vele gebedsmolens. We klimmen naar de ruïnes van de citadel van Xigaze en komen uiteindelijk bij de markt uit. Hier kopen we weer wat souvenirs en langzaam slenteren we terug naar ons hotel.

Na een goede nacht gaan we weer op pad. We hebben onze eerste echte tegenslag. Eén landcruiser is defect. Alle elektrische bedrading is doorgebrand. De garage kan het niet snel repareren, dus gaan de drie chauffeurs op zoek naar een andere landcruiser. Na drie uur is het eindelijk gelukt om een landcruiser te huren en gaan we op weg naar de Mount Everest.

Onderweg doen we Sakya aan, een prachtig slaperig dorpje waar bijna geen toeristen komen. Hier zijn we een bezienswaardigheid met onze blonde haren. Vooral de kinderen vinden het prachtig. Helemaal als we koekjes uitdelen. We maken een wandeling door het idyllische dorpje en ook hier bezoeken we weer een klooster. Na het eten in een restaurantje bij het klooster vervolgen we onze rit.

 

Mount Everest

De top ligt in volle glorie in de zon

Vandaag moeten we in totaal negen uur rijden over zeer slechte wegen. We gaan over twee hoge passen, van 4950 en 5250 meter, richting Mount Everest. Voordat we het gebied in mogen moet er van alles geregeld worden met vergunningen. Gelukkig regelt gids Doko dat. Geduld is hier wel bij nodig. Pas nadat vele papieren zijn ingevuld en de controle van onze paspoorten is geregeld, mogen we verder.

Omstreeks zes uur ‘s avonds komen we aan. We maken een lange wandeling en zien in de verte Mount Everest liggen. Helaas zijn de toppen in nevelen gehuld. Dat is niet zo vreemd, want de berg is 8848 meter hoog. Het sneeuwt ook een beetje. We krijgen het koud, dus gaan we terug.

In een primitief restaurantje genieten we van een simpele maaltijd. We hebben wat cadeautjes meegenomen vanuit Nederland. Hier is de ideale plaats om het uit te delen, omdat er niet veel kinderen zijn. In het restaurant geven we een klein meisje, dat helpt bij de bediending, een horloge. We hebben nog nooit een kind zo blij gezien. Ook met een tekenboekje met potlood, pennen en ansichtkaarten maken we een paar kinderen erg blij.

In onze kamers is het bitterkoud, dus kruip ik met al m’n kleren aan onder de dekens. We slapen op 5200 meter hoogte, dat is een aparte ervaring. We zijn om de haverklap wakker. Gelukkig worden we uiteindelijk wel warm, omdat we onder dikke dekens liggen. Alleen ‘s ochtends is het nog even afzien met opstaan. Er is geen verwarming en licht in onze kamer.

We gaan met de landcruisers naar het basiskamp van de Mount Everest. Het is nog steeds een beetje mistig, maar langzamerhand wordt het helderder. De zon komt geleidelijk achter de toppen te voorschijn.

We raken bijna in extase, wanneer de top in volle glorie in de zon ligt. Dit komt zelden voor. We hebben bijzonder veel geluk en genieten met volle teugen.

We laten de berg met weemoed achter, wanneer we weer in de landcruisers stappen om onze tocht te vervolgen. We proberen vandaag tot de Nepalese grens te komen. Dit mislukt, want één van de landcruisers begeeft het weer. We moeten overnachten in het dorpje Tingri. Dit vinden we helemaal niet erg, want het is weer een prachtige plek, met aan de rand van het dorp een nomaden-tentenkamp. We eten in een moslimrestaurantje en zoeken zelf de gerechten uit in de keuken. De eigenaar vindt het prachtig en gaat zelfs rijst en eieren voor ons kopen, omdat hij deze niet in voorraad heeft. De maaltijd smaakt voortreffelijk. Nadat we nog iets gedronken hebben in een ander restaurantje ploffen we moe maar voldaan in bed.

 

Naar de Nepalese grens

Eerst douchen, dat is wel nodig na een week

De volgende dag vroeg weer op. Het blijft behelpen met onze landcruiser. De motor slaat steeds af. De ruitenwissers doen het niet en het regent behoorlijk. De ramen zijn ontzettend smering van al het stof, de chauffeur steekt af en toe zijn hoofd uit het raam om te zien of we nog goed gaan. Op een gegeven moment gaat het echt niet meer. We stoppen en het raam wordt schoongeveegd, wat niet erg veel helpt. Gelukkig wordt het snel droog. We gaan voornamelijk bergafwaarts en dat is maar goed ook, de motor slaat bij iedere kuil af.

Het landschap verandert van uur tot uur. Van kale toppen en hoogvlakten met weinig begroeiing naar een jungle-landschap met tientallen watervallen. Het is onbeschrijfelijk mooi. We gaan stijl naar beneden langs diepe ravijnen. Met horten en stoten halen we uiteindelijk de Nepalese grens. In Nepal blijven we nog drie dagen en kunnen we even op adem komen. We gaan eerst douchen, want dat is na een week wel nodig. Tibet was een fantastisch land waar we zeker nog een keer terugkomen.

Voordat ze in Tibet aankwamen reisden Ina Kuipers en Herman Hoekstra door China.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!