×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Bonaire, eiland van het blauwe goud

Langs de kust liggen een kleine 90 duikstekken

Reisverslag: Royan van Velse
Foto's: Royan van Velse

Ooit was Bonaire het eiland van het witte goud, dankzij de winning van zout. Tegenwoordig is het het eiland van het blauwe goud en voor 80% van de inkomsten afhankelijk van het toerisme. Als die niet per cruiseschip over het water worden aangevoerd, dan komen ze wel voor het water: om te duiken, te snorkelen, te surfen of per kano de mangrove te verkennen. Het leven onder water is dan ook bijzonder gevarieerd en rijk. Bonaire noemt zich terecht een paradijs voor duikers.

Toen de Spanjaarden in 1499 Bonaire ontdekten, had niemand gedacht dat het ooit zo’n populaire bestemming zou worden. Omdat er op Aruba, Bonaire en Curaçao delfstoffen noch bruikbare landbouwgronden te vinden waren noemden de Spanjaarden ze ‘islas inutile’, nutteloze eilanden. De uit Zuid-Amerika afkomstige indianen die Bonaire veel eerder ontdekten en er al eeuwen wonen, voeren ze als slaven af naar de kopermijnen en suikerplantages van Hispaniola.

Wit goud

De hoge zoutduinen zijn al van verre zichtbaar

Met de komst van de West-Indische Compagnie won de zoutwinning aan belang, omdat er in Holland een groeiende behoefte was aan zout voor de haringvisserij. Het werd zelfs het witte goud genoemd. Voor het zware werk werden toen weer slaven aangevoerd, uit Afrika. Voor hen werd dit de witte hel.

Nog steeds wordt er zout gewonnen op het zuidelijke deel van het 40 kilometer lange benedenwindse eiland in de Caribische Zee, maar wel volgens een werkwijze die past bij de 21e eeuw.

De hoge witte zoutduinen ten zuiden van Kralendijk zijn al van verre zichtbaar. Het zout wacht hier op vervoer. Via een lange transportband wordt het op schepen geladen die aanleggen langs de Zoutpier.

De zoutpannen eromheen zijn verrassend genoeg niet wit van kleur maar paars. Dit komt doordat een onschadelijke alg in deze pannen gedijt en het natte zout deze mooie fotogenieke kleur geeft.

De slaventijd is dan wel voorbij maar er zijn nog wel wat tastbare herinneringen aan die tijd. Zo staan op twee plaatsen tussen de zee en de zoutpannen nog slavenhuisjes, waar de slaven konden overnachten wanneer zij hier aan het werk waren. De ene nederzetting is wit van kleur, de andere oranje.

De slavenhuisjes zijn in 1850 gebouwd, kort voor de afschaffing van de slavernij in 1863. De anderhalve meter hoge huisjes zonder ramen waren een verbetering van de conditie waaronder de slaven leefden, ook al sliepen ze soms met zijn zessen in zo’n klein huisje. Voorheen sliepen de slaven die in de duinpannen werkten in de open lucht. Hun families woonden in Rincon, op een afstand van zo’n 7 uur lopen.

Ook de ezels en geiten die in eerdere eeuwen door de Spanjaarden op Bonaire zijn geïntroduceerd zijn nog steeds in beeld. Van generatie op generatie zijn ze verwilderd. Een deel van de ezels loopt nog vrij rond, een ander deel leeft in een ruim opgezet opvang­centrum genaamd Donkey Sanctuary.

Het enige historische gebouw dat echt ouder is dan de 19e eeuwse slavenhuisjes is Fort Oranje in Kralendijk, dat uit 1639 stamt.

In de 19e eeuw wisselden Nederlandse en Engelse overheersers elkaar een paar keer af op Bonaire en pas in 1954 kreeg het eiland een zekere vorm van autonomie binnen de Nederlandse Antillen. In 2010 werd Bonaire een bijzondere gemeente van het koninkrijk Nederland.

Niet iedereen op het eiland is gelukkig met de verbondenheid met Nederland, zoals ook blijkt uit de spandoeken die voor het gemeentehuis in het hoofdstadje Kralendijk zijn opgehangen.

Hoewel Venezuela slechts 80 kilometer verderop ligt en de Amerikaanse dollar als munteenheid wordt gebruikt is Bonaire toch heel Nederlands, met name doordat de voertaal Nederlands is en gebruiken uit het thuisland gewoon mee zijn genomen naar de tropen: patat, frikadellen, bitterballen en kroketten zijn volop verkrijgbaar. Want slechts ongeveer de helft van de bevolking is op Bonaire geboren, de andere helft bestaat vooral uit immigranten uit Latijns-Amerika en Nederland die o.a. in het toerisme werken.

Blauw goud

Bonaire is voor 80% afhankelijk van het toerisme

Want ‘inutila’ is het eiland al lang niet meer. Er komen echt hordes toeristen op af: per jaar zo’n 150.000 met de populaire Dreamliner of andere vliegtuigen en nog net even iets meer per cruiseschip. Het is dan ook niet vreemd dat Bonaire inmiddels voor 80% afhankelijk is van het toerisme.

Regelmatig meren reusachtige cruiseschepen aan in de kleine haven van Kralendijk. Dan wordt er door de lokale bevolking meteen een souvenirmarkt opgetuigd zodat de duizenden met name Amerikaanse bezoekers met hun dollars ook wat mee kunnen nemen van het eiland.

Een deel van de cruisepassagiers boekt ook uitstapjes op Bonaire. Soms komen er op een dag wel 6.000 tot 7.000 mensen even aan land. Op een totale bevolking van 18.000 inwoners heeft dat een behoorlijke impact.

Voornamelijk Amerikanen en Nederlanders weten het eiland te vinden vanwege de Caribische Zee en de prachtige natuur onder water. Op de nummerplaten van de auto’s staat niet voor niets ‘Divers Paradise’. Bonaire is dat ook echt.

Duikersparadijs

Koffervisjes, zeeschildpadden, barracuda's en pijlstaartroggen

Bonaire is omgeven door een kleine 90 duikstekken, waarvan zo’n 50 op eenvoudige wijze vanaf de kant te bereiken zijn. Dat eenvoudige hangt wel wat van de noordoostpassaat af, omdat het bij harde wind aan de oostkust haast onmogelijk is om veilig vanaf de kant het water in te komen. De golfslag is dan te sterk.

Aan de westkust daarentegen is duiken altijd mogelijk. De duikplaatsen zijn gemarkeerd met geel geverfde stenen met daarop de naam van die plaats.

Veel duikers verblijven in resorts als Captain Don of Buddy Dive. Maar vele anderen vertoeven elders en maken gebruik van de diensten van de verschillende duikcentra die het eiland kent.

Je hebt feitelijk niet veel meer nodig dan een buddy. Er zijn veel duikcentra die opleiden of begeleiden en materiaal verhuren, van complete uitrustingen tot slechts gevulde flessen en lood. De meeste duikers rijden rond in een pick-up. Bij een drive-through van een duikcentrum kun je flessen opladen en vervolgens kun je wanneer het je zelf schikt naar een gepaste duikstek rijden om daar het water in te gaan.

Indien je verder niets waardevols meevoert, is het aan te bevelen om de autosleutel mee te nemen onder water en de auto gewoon open te laten. Dan wordt er ook niet ingebroken.

Duiken is hier fenomenaal. Vanaf de kant heb je meestal wit zand tot aan het koraalrif, waarna het wat dieper wordt maar ook veel levendiger en gekleurder.

In water van 26 graden kun je dan heel lang genieten van wat de Caribische Zee te bieden heeft. Het kleine spul is prachtig om te zien: koffervisjes, egelvissen, fluitvissen of zelfs zeepaardjes.

Maar als je duikt op Bonaire heb je ook een grote kans op groene zeeschildpadden die een stukje met je mee zwemmen, grote en kleine barracuda’s die desgewenst hun tanden laten zien, adelaarsroggen en pijlstaartroggen die sierlijk voorbij komen, tarpons die niet bepaald bevreesd zijn of verpleegstershaaien die rustig lijken te slapen.

Aan de oostkust heb je daar zelfs iets meer kans op dan aan de westzijde.

Je komt onder water ook ongenode gasten tegen: de koraalduivels. Deze prachtige vissen horen niet thuis in het Caribisch gebied maar in de Rode Zee en omgeving. Ze zijn per ongeluk geïntroduceerd, waarschijnlijk door mee te liften met ballastwater.

De koraalduivels hebben zich bij gebrek aan natuurlijke vijanden in een razend tempo vermenigvuldigd en vormen een ware plaag.

Koraalduivels hebben met hun 23 giftige stekels een vernietigende werking op de lokale omgeving en daarom wordt er volop op ze gejaagd. Daar heb je wel een opleiding en een vergunning voor nodig, maar je merkt op sommige plaatsen dat ze weer beginnen te verdwijnen.

Om te mogen duiken in dit prachtige gebied moet je een penning kopen voor 25 USD per kalenderjaar. De opbrengsten komen ten goede van STINAPA (Stichting Nationale Parken Bonaire), die de natuurparken boven en onder water beheert.

Bij aanschaf van deze penning krijg je ook meteen wat voorlichting over wat wel en niet mag in en onder water. Het behoud van de natuur is immers van levensbelang.

Hilma Hooker

Het oude smokkelschip vormt nu een kunstmatig rif

Een bijzondere duikstek is de Hilma Hooker. Het ruim 70 m lange schip met deze naam kreeg pech met de stuurinrichting toen het Bonaire passeerde. Het werd naar de haven verscheept, waar de douane een onderzoek begon: het schip voer niet alleen zonder papieren maar werd ook per satelliet gevolgd door de FBI.

De FBI vermoedde dat het regelmatig van naam en eigenaar veranderde schip drugs vervoerde. In de kiel werd 11.000 kilo marihuana gevonden.

Na verloop van tijd begon het schip, dat nog steeds aan de kade van Kralendijk lag, water te maken. Om te voorkomen dat het in de haven zou zinken en die zou blokkeren, werd de Hilma Hooker de zee op gesleept om daar voor anker te gaan. Uiteindelijk zonk het schip daar op 12 september 1984, zonder dat het door een eigenaar was opgeëist.

Nog steeds ligt het wrak hier op een diepte van 34 meter op zijn stuurboordzijde. Lokale duikers hebben het omgevormd tot een veilige duikplek en inmiddels is het een geliefd duikobject, dat vanaf de kant goed te bereiken is.

Begroeid met koraal vormt het een soort kuntmatig rif. Tarpons houden zich schuil bij het schip en een grote groene murene heeft bezit genomen van de kajuiten. De Hilma Hooker hoort eigenlijk wel in het logboek te staan van iedere ervaren duiker die het eiland bezoekt.

Lac Bay

Windsurfstek en kraamkamer voor vissen, krabben en kreeften

Niet alleen onder maar ook op het water is er veel te beleven op dit tropische eiland. Het waait hier altijd wel, waardoor watersporten als kitesurfen en windsurfen bijzonder populair zijn. De lagune Lac Bay in het zuidoosten is de plek waar je moet zijn als je wilt windsurfen. Deze 8 km2 grote lichtblauwe lagune die door een koraaldam van zee wordt afgesloten, is ondiep en warm en daarom een ideale plek om deze sport te bedrijven. Sinds jaar en dag vindt het surfen plaats vanuit Jibe City, geen stad maar een windsurfcentrum.

Surfers ontmoeten elkaar hier en iedere bezoeker kan er in de Hang-Out Bar neerstrijken en in de zon of de schaduw met een hapje of een drankje in exotische sferen genieten van het fantastische uitzicht. Gekleurde zeilen worstelen op een ondergrond van vele tinten blauw tegen de wind in, terwijl de zon genadeloos op het water weerkaatst.

Niet het hele open gebied van Lac Bay is overigens toegankelijk. Delen van de bodem waarop zich zeegrasvelden bevinden worden met boeien afgezet. Dit zeegras filtert het water in de lagune, voedt zeeschildpadden, vogels, vissen en zeepaardjes en biedt bovendien een schuilplaats aan kleine vissen, krabben en kreeften.

De kitesurf community houdt zich op in het zuidwesten, op een stuk strand waar hun vliegers het opnemen tegen de elementen. Je kunt er meedoen maar je kunt het hier ook leren. Veel plekken om te kiten zijn er feitelijk niet op Bonaire. Om veiligheidsredenen gaat het ook niet heel goed samen met de duiksport.

Mangrovebossen

Per kano tussen de boomwortels en de takken door

Nog meer water bevindt zich aan de noordzijde van Lac Bay. Daar ligt in het brakke water een mangrovebos met een grote variëteit aan bomen en planten. Het is een beschermd natuurgebied waar je niet zomaar toegang toe krijgt.

Het voedselrijke mangrovebos is een kraamkamer voor vele vogel- en vissoorten die hier leven. Tussen de bomen, onder de wortelen, hebben jonge vissen de kans om veilig op te groeien totdat ze groot genoeg zijn om het bos te verlaten, de ondiepe lagune over te steken en via een opening in het koraalrif de zee te bereiken.

Slechts weinig visjes overleven die laatste etappe overigens omdat barracuda’s, haaien en tarpons daar de aanwas liggen op te wachten. Cijfers als één overlevende op 10.000 worden genoemd. Het geeft in ieder geval aan hoeveel vis er in het mangrovegebied leeft.

Een tweede functie van het mangrovebos is dat het erosie tegengaat en het eiland beschermt tegen de vernietigende werking van een eventuele tsunami. Een derde functie is het filteren van vies en zanderig regenwater dat van de hoger gelegen vlaktes naar zee sijpelt.

Een deel van het mangrovebos is geheel verboden gebied. Het Mangrove Info Center Bonaire organiseert kanotochten onder leiding van een gids door het gedeelte dat wel beperkt toegankelijk is. De kanotochten duren in de regel twee uur en bieden een mooie kans om het bos van dichtbij te ontdekken.

Zo vaar je door engtes die omgeven zijn door boomwortels en takken en steek je stukken lagune over. In die lagune leven beschermde diersoorten als de groene zeeschildpad en de koninginnenschelp. Deze laatste was vrijwel uitgeroeid door overbevissing, getuige ook de grote stapels lege schelpen die nog bij Cai langs de oever liggen. Gelukkig is er inmiddels sprake van herstel.

Een uniek onderdeel van de kanotocht is het snorkelen. Met duikbril en snorkel mag je een tijdje onder water kijken, tussen de boomwortels door, om al die kleuren en dat leven te ontdekken. Het wemelt er van de vis, waaronder de grijze zeebaars of grijze snapper, vaste bewoner van dit zoute gebied.

Het water is opvallend helder, hetgeen je niet zou verwachten in een mangrovebos. Het stroomt er wel, hetgeen het moeilijk maakt om stil te hangen en beter te kijken. Feitelijk zie je het onderwaterleven daardoor aan je voorbij gaan.

Voor mensen die het gebied wel willen ontdekken maar niet willen kanoën, beschikt het Mangrovecenter ook over platte boten die worden aangedreven middels zonne-energie. Deze wijze van verkennen is weliswaar wat minder avontuurlijk maar geeft toch een onuitwisbare indruk.

Klein Bonaire

Stranden van zand, koraal en rots

Vanuit Kralendijk kun je met een bootje oversteken naar Klein Bonaire. Dit kleine koraaleilandje van 6 km2 bevindt zich 800 m uit de westkust en kent geen voorzieningen. Er staat één barbecue die gebruikt kan worden, dat is alles. Er is hier niets te koop, dus je moet alles meebrengen.

Klein Bonaire bestaat uit stranden van zand, koraal of rots en een grote dorre vlakte met veel struiken. Hier kun je je een aantal uren bewegen alsof je je op een onbewoond eiland bevindt, ver van alles, met de kust van het hoofdeiland aan de horizon.

Op Klein Bonaire zijn ook gebieden waar zeeschildpadden hun eieren leggen. Ontdek je een nieuw schildpaddennest op Bonaire of Klein Bonaire, dan wordt gevraagd om dit te melden bij de Sea Turtle Conservation Bonaire, zodat die het kunnen beschermen.

Het snorkelen is hier fenomenaal. Je kunt aan de schipper vragen of hij je iets verder langs het eiland af wil zetten, waarna je je door de zachte stroming langs de kust mee kunt laten drijven terwijl je schildpadden of engelvissen observeert. Aan land heb je ook kans dat je wat vogelsoorten tegenkomt, waaronder de visarend.

Een erg veel voorkomende vogelsoort op Bonaire is de bruine pelikaan. Het is een fascinerende grote vogel met een indrukwekkende spanwijdte en een grote snavel en keelzak. Heel schuw is hij over het algemeen niet.

Vaak observeert hij jou net zo goed als dat jij hem bekijkt. Indrukwekkend is het om te zien hoe hij van een zweefduik overgaat in een pijlsnelle hoekduik om een prooi onder water te vangen. De pelikanen horen helemaal bij het eilandbeeld.

Washington Slagbaai National Park

In de grote zoutmeren fourageren talloze roze flamingo's

Het hoogste punt van Bonaire is de Brandaris, een 241 meter hoge berg. Deze bevindt zich in het ruim 6.000 ha grote Washington Slagbaai National Park op de noordwestelijke punt van het eiland. Een terreinwagen is vereist om dit park te betreden en het grotendeels dorre, droge gebied te ontdekken.

Tijdens het regenseizoen, van september tot december, is het daarentegen een groene oase. Maar dan kan het park weer ontoegankelijk zijn vanwege het vele water op de onverharde wegen.

Als je de auto verlaat en een van de wandelpaden inslaat, maak je in de rust veel meer kans om de vele vogelsoorten en leguanen te zien. Het landschap van Washington Slagbaai National Park wordt gekenmerkt door prachtige hoge cactussen.

Dichter bij zee wordt het ruig en verschijnen er kliffen waartegen de branding te pletter slaat. Kleine stranden met dood koraal in plaats van zand worden afgewisseld door zandstrandjes met een adembenemende blauwe zee, zoals Makaya II.

In het park liggen zeven grote zoutmeren (saliñas). De vaste route door het park eindigt bij Saliña Slagbaai, waar wat genuttigd kan worden terwijl je uitzicht hebt over de zee aan de ene kant en over het zoutmeer met talloze flamingo’s aan de andere kant.

Je mag niet heel dicht in de buurt van deze grote roze vogels komen om ze niet te verstoren, maar ze komen vanzelf redelijk dichtbij. Naar deze dieren is het vliegveld van Bonaire vernoemd: Flamingo Airport. Met wat geluk stijgt er een flamingo op en zie je hem vliegen om een stukje verderop weer in het water neer te strijken.

Rincon

Vanaf de heuvels kun je beide kusten overzien

Op weg naar of van Washington Slagbaai National Park kom je langs Rincon, de oudste nederzetting op de Antillen en tegenwoordig het tweede dorp van Bonaire. Meer dan twee dorpen telt Bonaire ook niet. Alle andere dorpen zijn in de loop der tijd opgeslurpt door Kralendijk.

Het is hier rustiger en veel minder toeristisch dan in Kralendijk. Rincon ligt strategisch in een dal en is vanaf zee niet te zien. Vanaf de heuvels rond Rincon daarentegen kun je beide kusten overzien.

In dit nog geen 1800 inwoners tellende in 1527 door de Spanjaarden gestichte dorp wordt de voor het eiland kenmerkende cactuslikeur gemaakt in de Cadushy destilleerderij.

Deze destilleerderij is genoemd naar de kadushi-cactus die ook wordt gebruikt om de lokale cactussoep van te maken, een oud slavengerecht waarbij de okra’s die op de Antillen niet voorkwamen waren vervangen door de kadushi-cactus.

Er is tegenwoordig genoeg te eten en te drinken op Bonaire. Gastvrijheid staat hier hoog in het vaandel en een ieder kent dan ook wel de kreet ‘Bon biní na Bonaire’ (welkom in Bonaire). Happy hour wordt veel aan het water gevierd, of het nu langs Lac Bay is of bij Karel’s Beach Bar in Kralendijk.

Voor een snack kun je het beste terecht bij Cactus Blue on the Beach, gelegen is tussen het begin van de landingsbaan van Flamingo Airport en de zee. Behalve hamburgers met of zonder jalapeños (chilipepers) worden hier ook hamburgers met het vlees van koraalduivels geserveerd.

En bij Spice Beach Club is het prachtig om de zon onder te zien gaan achter Klein Bonaire. Dan is het langzaamaan tijd geworden om aan eten te denken. Restaurant At Sea Bonaire en restaurant Chez Madeleine behoren tot de top en reserveren is er noodzaak. Maar er zijn genoeg kleine restaurants te vinden met een prima prijs-kwaliteitverhouding.

Bonaire is klein maar weer net niet te klein. Als duiker kun je gewoon geen genoeg krijgen van wat er onder water allemaal te zien is. Maar als niet-duiker kom je ook ogen en tijd tekort. Met 365 dagen per jaar mooi en warm weer is de sfeer wat gemoedelijker en heeft iedereen wat minder haast. Doe eraan mee en geniet volop van dit stukje tropisch Nederland. Het ‘nutteloze eiland’ is uitgegroeid tot een ‘isla utila’.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win