×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Bountyeiland Tobago

Palmenstranden en een uitbundig groen binnenland

Reisverslag: Marianne Bekkering
Foto's: Marianne Bekkering

Tobago is een klein eiland. Toch moet je de tijd nemen om het te verkennen, want de slingerende wegen over de steile hellingen van het groene binnenland zijn tamelijk slecht. Zo kun je wel rustig om je heen kijken. Tobaganen zetten hun auto gewoon midden op de weg stil voor een praatje, met als achtergrondmuziek het gekwetter van de vele vogels en het ruisen van de golven.

Tobago is een klein eiland van 42 bij 10 km vlak voor de noordoostkust van Venezuela. Het vormt een eenheid met Trinidad. Beide eilanden zijn Engels geweest en dat is nog aan van alles te merken, zoals het links rijden en het kiessysteem.

Ooit was Tobago een onderdeel van het vasteland van Zuid Amerika waardoor het een uitgebreide fauna en flora heeft. De meeste bekendheid heeft het eiland dan ook door zijn prachtige natuur, het oudste beschermde regenwoud van de wereld, de mooie vogels (210 soorten) en duiklocaties. Er zijn slangen, maar die zijn niet giftig. Dat loopt wel zo ontspannen.

Normaal is het in januari de droge tijd van het jaar, met maar een enkele korte tropische bui. Jammer genoeg is het weer van slag en hebben we veel regen. Maar het eiland is toch de moeite waard.

Tijdens onze tussenlanding op Isla Margarita krijgen we de meest bizarre security check die we ooit hebben gehad. Na de transithal wordt iedereen buiten nog eens zéér uitgebreid gefouilleerd en daarna wordt alle handbagage buiten op lange tafels nog eens doorzocht. Dit schijnt daar normaal te zijn en door de Venezolaanse autoriteiten te worden voorgeschreven.

Rex Turtle Beach, west

De steile heuvels van het binnenland zijn nauwelijks bewoond

Op Tobago, waar het als we ‘s avonds landen nog 27 graden is, nemen we een taxi naar ons hotel op Rex Turtle Beach. Er is weinig tot geen straatverlichting en verkeersborden zien we ook niet veel.

De volgende ochtend blijkt er ‘s nachts een tropische stortbui te zijn geweest. In de tuin van het hotel is het een gekwetter van de vele mooie vogels die hier rondvliegen en in de boom vlak tegenover ons zitten, o.a. een prachtig blauw vogeltje.

Nadat de huurauto is gebracht, gaan we meteen op pad om de omgeving te verkennen. Eerst naar Crown Point, de uiterste westpunt van het eiland waar de luchthaven is, en dan via Buccoo Bay en Pidgeon Point aan de noordkant weer naar het zuiden, naar Scarborough.

Scarborough is de hoofdstad van het eiland. Eigenlijk meer een dorp. Het is er niet echt gezellig en we zijn er zó weer uit.

We rijden door het heuvelachtige en uitbundig groene binnenland van Patients Hill via een klein weggetje weer naar het noorden.

In het groene, heuvelachtige landschap is alleen het gekwetter van de vogels te horen. Omdat de heuvels in het binnenland steil zijn, is het nauwelijks bewoond. Alleen de kust is geschikt voor bebouwing.

Bij Black Rock is een restaurantje waarover we op internet enthousiaste verhalen gelezen hebben. We lunchen op het terras met uitzicht op zee.

Inmiddels is het weer zonnig en we rijden nog een eindje via Arnos Vale Road waar je een groot waterrad hebt in een vogelreservaat. Dit was vroeger een suikerrietplantage. In 1963 is hier een orkaan langsgekomen die veel heeft verwoest.

De eigenares is toen begonnen met het voeren van de vogels en dat doet zij nog steeds. Elke dag om 16 uur, al is dat tegenwoordig meer voor de toeristen. De omgeving is weelderig begroeid.

De volgende dag is het wisselvallig. Soms stralende zon en soms een buitje. Maar het blijft lekker warm.

De ochtend brengen we luierend door op het strand, onder de palmbomen met een boek, gezellig met drie honden om ons heen die érg graag geaaid worden. In de kamer ligt een folder waarin ze waarschuwen voor deze ‘wild animals’ die niet te vertrouwen zouden zijn. Wild zijn ze zeker niet, ze weten niet hoe snel ze al kwispelend bij je moeten komen.

‘s Middags rijden we naar het vogelreservaat. Eerst naar de oude suikerrietplantage, Arnos Vale, met het grote waterrad. Er is een prachtige tuin, maar weinig uitgezette paden dus we rijden verder naar het vogelreservaat iets verderop, Grafton Bird Sanctuary, op een oude cacaoplantage.

Ook deze plantage is in 1963, na de orkaan, door de eigenaren tot een vogelreservaat gemaakt. Hier zijn wel paden uitgezet en de omgeving is erg mooi en tropisch weelderig. Ook hier worden de vogels om 16 uur gevoerd, zodat je ze goed kan zien. Echt van alles komt hier op af. Van grote vogels tot piepkleine kolibries, van grijs tot bontgekleurd.

We zien veel soorten kolibries, prachtige blauwe en roestbruine vogeltjes en ook een Mot-Mot, dé vogel van Tobago. Een prachtig beest met een blauwe kop, een roestbruine borst en een blauw-groene rug en staart.

We lopen een uurtje met een gids rond die meer ziet dan wij en van alle vogels de namen en gewoonten vertelt. Dit doet hij grotendeels voor de toeristen waarvan er nu – tot ons plezier – maar weinig zijn zodat we rustig pratend met hem kunnen ronddwalen.

‘s Avonds eten we weer bij het restaurant waar we gisteren hebben geluncht. Niet op het terras, want het regent inmiddels hard, maar op de open bovenverdieping. Vanavond een heerlijke shrimp-coconut-curry. Er is ook een steelband die optreedt.

Speyside, oost

Als achtergrondmuziek het gekwetter van de vele vogels

Vandaag verhuizen we naar Speyside, het meest oostelijke deel van het eiland. We hebben er bewust voor gekozen om op de twee uiterste delen van het eiland te verblijven, omdat je door de slechte wegen niet zulke grote afstanden kunt afleggen.

‘s Ochtends liggen we te lezen op het strand, waar we gezelschap krijgen van Lorna, de ‘beach massage lady’. Geen massage maar wel even gezellig babbelen.

Vervolgens rijden we in drie uur, kris kras over het eiland, naar Speyside. Het eiland is maar 42 km lang, maar de wegen zijn bochtig door de bergen en er zitten ook veel grote gaten in het wegdek zodat je slechts een gemiddelde van hooguit 30 km per uur haalt.

Zo kun je wel rustig om je heen kijken. De Tobaganen zelf zetten als ze willen de auto gewoon midden op de weg stil om een praatje te maken en iedereen rijdt er heel rustig omheen. Handig te weten als je een foto wilt maken.

Het is flink heuvelachtig met zo nu en dan uitzicht op een baaitje met zandstrand in de diepte onder je.

Het laatste deel van de route gaat langs de noordoostkust, langs English Bay en Bloody Bay. Volgens zeggen hebben de Engelsen en de Fransen hier zo’n hevige strijd gestreden dat de zee er rood door kleurde. Vandaar de naam.

We rijden door over de Rain Forrest Ridge naar Roxburough en slaan daar af naar het noorden richting eindbestemming. Ons hotel ligt een eind van het plaatsje af aan een strandje dat is omzoomd met sea grape bomen. Heerlijk relaxed sfeertje.

Onderweg naar het dorp voor de lunch geven we een lift aan een jongen die duikinstructeur blijkt te zijn. Het zeewater is troebel door de modder die door de regen de afgelopen maanden van de bergen komt en je ziet dus weinig met duiken en snorkelen.

Dichtbij de kust is het water bruin en flink modderig. Hij zegt: ‘Girl, it’s like the Amazone river: you can’t see nothing’ Als je boven op een berg staat, zie je duidelijk het kleurverschil in de zee.

Behalve dat je niet kunt duiken, zorgt de overmatige regenval ook voor aardverschuivingen en daardoor ook deels door de modder weggeslagen wegen. De wegen aan deze kant van het eiland zijn zelfs een tijdje helemaal gesloten geweest en ons hotel, dat onderaan een berg ligt, is in november ook deels door de modder bedekt geweest.

Jenna’s Tree House, waar we laat in de middag lunchen, is een restaurant dat rondom en in een amandelboom is gebouwd. Als je binnen zit, heb je een beetje het gevoel in de boom zelf te zitten.

Eerst worden we wat nurks ontvangen maar dat draait later bij. Het valt ons trouwens op dat de bevolking hier minder spontaan en vriendelijk is dan op Jamaica. Als achtergrondmuziek hebben we het gekwetter van de vele vogels in de sea grape boom en het ruisen van de golven.

Ons eerste ontbijt hier bestaat uit pannenkoeken waarbij kleine geelbuikige vogeltjes – bananaquits – zo brutaal zijn dat ze gewoon op de rand van je bord komen zitten om de restjes weg te pikken. De tropische stortbui duurt de hele dag.

Tussen de ergste buien door rijden we naar Charlotteville, een vissersdorp iets ten noorden van ons hotel, maar door de regen is er weinig uitzicht. Onderweg komen we weer een landverschuiving tegen. Hele stukken weg zijn door de regen ondermijnd en weggeslagen. De bulldozers zijn inmiddels bezig om de modder weg te schuiven en er worden afrasteringen neergezet.

De dag begint weer met een forse regenbui maar later klaart het gelukkig op. We gaan naar de zuidkant van het eiland. Eerst naar de Argyle waterval, maar daar aangekomen raden ze ons af verder te gaan.

Door de regen van de afgelopen tijd is het één grote modderpoel waar je een half uur doorheen moet lopen voor je er bent en de waterval is een ‘modderval’ geworden.

We rijden door langs de zuidkust in westelijke richting tot halverwege het eiland en steken dan door naar de noordkant. Het landschap is weer erg mooi en weelderig.

Onderweg krijgen we een stuk waar we blij zijn met onze hoog op zijn banden staande jeep met 4-wheel drive. Er ligt een dikke modderlaag op de weg en je voelt je banden onder je weg slippen.

Ook de Gilpin trail is een modderboel. Er staan wat zielige laarzen voor de meest moedige wandelaars, maar zelfs de gids is niet enthousiast meer. We slaan het lopen in het regenwoud maar over deze vakantie.

Bij Speyside rijden we door naar het uitzichtspunt bij Charlotteville waar je nu het droog is een veel beter uitzicht hebt.

In Speyside halen we bij een stalletje aan de weg een heerlijke warme kip-roti als lunch, net als in Suriname een soort gevulde pannenkoek, heerlijk gekruid, en als drankje erbij een guava-ananas sapje.

Terug in het hotel zien we als toegift een Mot-Mot in de sea grape boom tegenover de bar. Hij blijft zowaar een hele tijd zitten zodat ik hem goed op de foto kan krijgen.

Als altijd wemelt het ook van de bananaquits die met een schepje suiker prima tot op je tafel te lokken zijn.

De laatste dag op dit zo mooie eiland. De zon probeert als afscheid wat waterig door de wolken te breken. Nog een laatste ontbijt, nog wat lezen op het platje aan zee en dan rijden we naar het vliegveld aan de andere kant van het eiland. Het is grotendeels droog en we rijden via een mooie route weer kriskras over het eiland langs alle mooie weggetjes.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!