×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Burkina Faso

Ça va? Ça va la famille? Ça va la santé?

Reisverslag: Ingrid Regout
Foto's: Ingrid Regout

Burkina Faso betekent ‘land van de eerlijke mensen’. De Burkinabé zijn ook nog eens erg aardig en vrolijk, al leven ze in een van de armste landen. Uitgebreid groeten is verplicht. In het zuidwesten van het Sahel-land ligt Bobo-Dioulasso, de tweede stad van Burkina Faso, met een bijzondere moskee en een animistische oude stad. Rond Banfora kun je fietstochten maken langs de Karfiguéla-watervallen, de Dômes van Fabédougou en dorpen van pottenbaksters en mandenvlechters. In het Tengrela-meer drijven behalve lelies ook nijlpaarden.

Bamako - Bobo-Dioulasso

Touareg-vrouwen verdwenen in de oneindige zandvlakte

Vanuit Bamako, de hoofdstad van Mali, neem ik de bus naar Bobo Dioulasso in het zuid-westen van Burkina Faso. Normaliter rijden de bussen via Sikasso, maar omdat een gedeelte van de weg is weggeslagen tijdens de regentijd, rijden we nu via Ségou en Koutiala.

Het is een reis van 12 uren, maar dat betekent niet 12 uur aan een stuk rijden. Het begint al in Bamako zelf. De bus is halfvol, dus ik verheug mij al op een dutje op de bank. Maar voordat de bus Bamako verlaat, wordt er gestopt op een markt en worden we bijna overvallen door een groot aantal mensen die druk pratend alle overgebleven zitplaatsen innemen.

Het is warm, heel warm. Maar aangezien november voor Burkinabese begrippen winter is, moeten de raampjes dicht! Ik zit ook nog juist aan de kant met zon. De man naast mij is zo aardig om aan een dame een pagne te vragen, een lap die vrouwen als rok om hun middel dragen. Die bevestigt hij voor het raam, zodat ik in ieder geval in de schaduw zit.

Tijdens de georganiseerde rondreis door Mali die ik net achter de rug heb, merkte ik dat ik me vooral verheugde op het aansluitende weerzien met Burkina Faso. In 1991 was ik hier op bezoek bij mijn neef, die werkte voor een ontwikkelingsorganisatie in Dédougou.

In landrovers reden we toen dwars door een Sahel-landschap naar dorpjes in de brousse waar voorlichting werd gegeven over het slaan van een waterput. Steeds hetzelfde ritueel: eerst een bezoek aan het dorpshoofd, die ons dolo aanbood, een soort bier van sorghum (gierst). Wij trakteerden hem dan weer op een kalebas dolo. Daarna verzamelde iedereen zich onder de mangoboom: de dorpsoudsten, de mannen, de vrouwen, de kinderen. Zelfs de kalkoenen keken vanaf een muurtje toe.

Ik reisde ook met de bus naar Gorom-Gorom, dat bekend is om de kleurrijke kamelen- en geitenmarkt waar Touaregs en Peulh van heinde en verre naar toe komen. Een bijzondere ervaring, vooral omdat ik niet meer deed dan rondslenteren en rondkijken, babbelen met allerlei mensen, een biertje drinken met een politieagent.

Langs uitvalswegen wachtend op een vrachtwagen om mee terug te liften, keek ik mijn ogen uit: Touareg-vrouwen die terugkerend van de markt met wapperende gewaden in de oneindige zandvlakte verdwenen, honderden koeien die richting stad liepen.

Iedere bewoner van het Sahel-gebied heeft wel een of twee koeien, die overdag in de omstreken het laatste beetje dorre gras weg grazen en tegen de avond ‘en file indienne’ de stad inlopen, waar iedere koe weet naar welk huis hij moet.

Een andere keer werden mij, wachtend in een taxi-brousse, schielijk ruwe diamanten te koop aangeboden.

Nu zit ik in de hitte in de bus naar Bobo-Dioulasso en keer ik eindelijk terug naar Burkina Faso, waar het overigens wel handig is als je Frans kunt spreken.

Elk stadje in Mali en Burkina heeft aan de invalsweg een controlepost, waar auto’s en bussen moeten stoppen en hun papieren moeten laten zien. In wezen stelt het niets voor, het is eerder een manier om wat geld los te peuteren en om de laatste nieuwtjes te horen uit de stad waar de auto of bus vandaan komt.

Na een aantal van deze controleposten zijn we bij de grens van Mali. Iedereen uitstappen en langs de douane om zijn paspoort te laten zien. Doorrijden naar de grens van Burkina Faso. Iedereen weer uitstappen en langs de douane voor paspoortcontrole.

Bij de daaropvolgende halte moet alle bagage uit de bus en ieder met zijn eigen bagage langs de douane. Bagage en mensen weer in de bus en verder.

Gelukkig heb ik wat mondvoorraad en water meegenomen. Overal zijn weliswaar mensen die voedsel en drank verkopen, maar het is niet altijd verstandig je hieraan te wagen.

Bobo-Dioulasso

Het centrum is een animistisch dorp in de stad

‘s Avonds bij aankomst in Bobo-Dioulasso (360.000 inw.) word ik onmiddellijk aangesproken door een jongetje dat mij een taxi kan leveren. In Burkina Faso is dit absoluut geen probleem, behalve dat je in deze situatie (buitenlander die met de bus aankomt in het donker) natuurlijk teveel betaalt. Maar wat is teveel? 1000 francs CFA is nog steeds maar € 1,50.

Ik word netjes afgezet bij Hotel Le Pacha, aan de buitenrand van Bobo. Een aardig hotel met bijzonder vriendelijk personeel. Je kunt er ook zeer lekker, mals rundvlees eten.

De volgende ochtend ga ik voor 100 CFA in een taxi met meerdere passagiers naar het centrum van Bobo. Bobo is een erg leuke stad met veel bomenlanen. Er is een heel grote markt en een fraai station uit 1933, waar drie keer per week een trein van en naar Ouagadougou komt.

Heerlijk rondslenterend kijk ik naar al het gedoe op straat en duik even een internetcafé binnen om het thuisfront te informeren dat alles prima verloopt.

Daarna een warme appelflap met koffie in Pâtisserie Mouche. De culinaire invloed van de Fransen is zelfs tot hier doorgedrongen. Twee Burkinabé aan een ander tafeltje krijgen bezoek van hun tante, die grote plastic tassen bij zich heeft. Als ze de tassen omkeert boven de tafel, komen er allemaal schoenen en sandalen uit. Een ambulante schoenenwinkel, die mij strikt voor een paar mooie sandalen.

Daarna op naar de moskee van Bobo-Dioulasso, die een plaatje is. Amper daar aangekomen, biedt een gids zich aan. Het is het beste daar maar op in te gaan, omdat hij – en vervolgens nog anderen – anders toch maar om je heen blijven draaien.

Het is bovendien de manier om gemakkelijk de moskee en het oudste, nog animistische deel van de stad te bezoeken en je weet waar je wel en waar je niet mag lopen.

Je kunt met een gids bij je ook gemakkelijker foto’s maken en hij mag toch zeker ook een paar centen verdienen.

In de moskee zijn parallelle galerijen met dikke steunpilaren. Gebedsmatten liggen op de vloer. Aan de muren hangen bezempjes om het matje schoon te vegen. We gaan ook het dak op en een minaret binnen.

Daarna neemt de gids mij mee naar de oude stad. Wel, dat is een dorp in de stad Bobo, een animistisch dorp wel te verstaan. Het gedeelte waar het dorpshoofd woont wordt als heilig beschouwd en mag dus niet zomaar door iedereen betreden worden. Er zijn plaatsen waar nog druk geofferd wordt (heel veel kippen en een enkel schaap) en dat is goed te zien aan de sporen die die rituelen nalaten.

We gaan naar de plek waar de vrouwen dolo maken (sorghumbier) en ik kan er wat van proeven. Achter mij zit een oud vrouwtje te loeren op mijn kalebas, om de rest van de dolo die ik haar geef op te drinken.

De gids laat mij natuurlijk zijn winkeltje zien, met halssnoeren en houten beeldjes. Maar het aardigste is nog wel dat hij uit zichzelf een demonstratie geeft van de balofon (soort xylofoon van kalebassen) en de djembé (trommel). Hij vertelt dat hij deel uitmaakt van een bandje. Mali en Burkina Faso zijn immers beroemd om hun talentvolle musici.

Banfora

Een stad met onverharde wegen en allerlei handeltjes

Diezelfde middag neem ik de bus naar Banfora. Bij de busterminal ontmoet ik een Zwitserse vrouw die naar hetzelfde hotel in Banfora gaat. We reizen samen en nemen in Banfora een taxi naar het hotel, dat achteraf op loopafstand van het busstation ligt…

Hotel Canne à Sucre is een verrukkelijk hotel. Je hebt de keuze uit een kamer of een paillote. Ik neem een paillote, een ronde hut voorzien van alle comfort: airconditioning, maar ook een ventilator aan het plafond, wc, douche, wastafel. Een lang, smal, gebogen stuk hout op pootjes blijkt een wonderbaarlijk heerlijke relaxstoel te zijn.

Van Banfora zelf zie ik weinig, behalve de paar straten waar we doorheen fietsen en het internetcafé. Het is een stad (60.000 inw.) met onverharde wegen, waarlangs alle handeltjes liggen: accu-oplaadpunt, openbare telefoon, internetcafé, fiets- en bromfietsreparatie, kapsalon, smederij, noem maar op. Elk ambacht is vertegenwoordigd.

Samen met de Zwitserse vrouw huur ik een fiets met gids. Dat is een voltreffer. Met z’n drietjes fietsen we twee dagen op het gemak door de omgeving van Banfora. Een fantastische manier om veel te zien, vooral veel details, waar je met een auto zomaar aan voorbij rijdt.

Een avontuurlijke fietstocht

Karfiguéla-watervallen en de Dômes van Fabédougou

De eerste dag fietsen we naar de watervallen van Karfiguéla en de Dômes van Fabédougou. Ach, watervallen… daar zijn er zo veel van. Maar toch is het altijd weer mooi om er een te zien. Deze lopen bovendien over diverse niveaus.

We arriveren daar na een avontuurlijke fietstocht. Al gauw – gelukkig juist als we bij een dorpje aankomen – krijgt mijn fietsgenote een lekke band. Geen nood. In Burkina wordt niks weggegooid, alles wordt tot in den treure gerepareerd, dus ook dit dorpje blijkt een fietsenmaker te hebben.

In die tussentijd amuseert onze gids ons met het uitleggen van een spel: awalé. Twaalf kuiltjes en 12x 4 steentjes. Je kunt het overal spelen waar zand is – en dat is er veel in Burkina.

Hiermee vliegt het wachten op de gerepareerde fiets om. Opgewekt gaan we verder, af en toe rustend – of beter gezegd: bijkomend van de warmte – onder een mangoboom, waar soms een cabaret is. Dat is een plek waar een vrouw flessen banji (palmwijn) verkoopt.

Onderweg laat de gids ons de peulen met zaden zien van pas geoogste sesamplantjes die in schoven staan te drogen. We komen soms langs heel grote termietenheuvels en zien de bloem waarvan bissap wordt gemaakt, een heerlijk fris, alcoholvrij drankje.

We fietsen midden door de suikerrietvelden. Dit zijn gigantisch grote, ronde velden. Rond, omdat zodoende de watersproeiers vanuit het middelpunt rond kunnen rijden. Voor de wielen zijn paadjes vrijgelaten.

Aangekomen in het gebied van de Karfiguéla-watervallen en de Dômes van Fabédougou, parkeren we de fietsen bij de ingang en betalen ons toegangskaartje. Dan lopen we naar de watervallen, langzaam stijgend, een heel eind tussen twee enorme stalen buizen.

Het zijn leidingen die aangelegd zijn voor het transport van water naar de stad Banfora. Op onze ongelovige blikken laat de gids ons aan de buizen voelen. En ja, die zijn heerlijk koel, ondanks dat ze in de bakkende zon liggen.

De gids wijst ons op een heilige poel, ergens achter het struweel, waar een marabout zit die als een soort priester mensen helpt met hun noden. Hiervoor moet steeds een kip of schaap geofferd worden, die ze nadien ter plekke met familie en vrienden mogen opeten. Wij mogen de heilige plek niet betreden, maar ook waar wij lopen liggen heel wat kippenveren.

Uiteindelijk komen we bij het bovenste gedeelte van de watervallen. Een prachtige omgeving. We steken het water over om in de schaduw op rotsen te picknicken en een siësta te houden. Het is inmiddels het heetste uur van de dag. Rode libellen vliegen rond, mensen komen baden in het water. Wij doen dat maar niet, bang voor bilharzia.

Na de siësta lopen we eerst een stuk langs de waterval naar beneden en daarna dezelfde weg terug om naar de Dômes de Fabiédougou te gaan. Het zijn ongelooflijk mooie, indrukwekkende rotsformaties, geërodeerd in de vorm van koepels. Je kunt ze beklimmen en dan heb je aan één kant een weids zicht over de suikerrietvelden.

Op de terugweg naar Banfora, langs een andere weg, zien we in de stilte en het prachtige avondlicht diverse mooie vogels bij de suikerrietvelden.

Elk deel van de palmboom wordt gebruikt

Langs dorpen van pottenbaksters en mandenvlechtsters

De tweede dag fietsen we naar het dorp van de pottenbaksters en naar het dorp van de mandenvlechtsters. Beide ambachten worden enkel door vrouwen gedaan.

Onderweg geeft de gids ons uitleg over de rônier, de palmyra palmboom, waarvan elk onderdeel wordt gebruikt. De stam is zo hard als beton en kan daardoor voor constructies zoals bruggetjes gebruikt worden.

Van de cocosnoten wordt alleen het sap gedronken, het vruchtvlees stelt niks voor. De bladeren worden gebruikt om matten en manden van te vlechten, van de stelen van de bladeren worden stoelen gemaakt, en van het sap van de boom zelf wordt palmwijn gemaakt.

Twee tot driemaal per dag klimt een man de palmbomen in om de wond waaruit het sap stroomt opnieuw open te maken, om tenslotte de nap waarin het sap loopt mee te nemen voor de verkoop.

Aangekomen in het pottenbakkersdorp zien we de vrouwen aan het werk, op de grond gezeten in de schaduw van een paar bomen. De een kneedt een grote homp klei, de ander vormt – zonder draaitafel – grote potten, weer een ander maakt de randen aan deze potten.

Buiten het dorp zien we hoe de vrouwen de klei uit de onderlaag van de grond hakken en in bakken op het hoofd vervoeren naar een plek waar het te drogen wordt gelegd.

Hierna is het tijd voor onze picknick en siësta. We hebben direct veel bekijks van vrouwen en kinderen. Als wij tegen een oud vrouwtje het bekende begroetingsritueel Ça va? Ça va la famille? Ça va la santé? afraffelen, antwoordt zij braaf met Ça va en herhaalt daarna ons Ça va la famille. Ze kent dus helemaal geen Frans en spreekt ons gewoon na.

We moeten een kindje in onze armen nemen. Foto’s worden gemaakt, die we direct laten zien op het schermpje van onze digitale camera. Hilarische reacties.

Als de gids uiteindelijk iedereen heeft weggestuurd zodat wij kunnen rusten, komen de kippen met luid piepende kuikentjes eraan…

Zodra de ergste hitte voorbij is, fietsen we verder naar het mandenvlechtersdorp. Ook dit ambacht wordt door vrouwen gedaan. De waaierachtige bladeren van de palmyra worden geplukt en te drogen gelegd. Daarna zijn ze zo droog dat ze gemakkelijk breken.

Daarom zijn er buiten het dorp grote gaten in de grond gegraven. In deze kuilen worden de bladeren soepel. De vrouwen zitten in de kuilen matten en manden te vlechten.

Op de terugtocht naar Banfora krijgen we zowaar een regenbui. Pas de problème (een veel gebezigde kreet hier), we kunnen goed schuilen onder de dikke kruin van een mangoboom. Bovendien, het is geenszins koud, dus als je al nat zou worden, dan zul je nog geen kou vatten.

Tengrela-meer

Overdag liggen de nijlpaarden in het water

Zo’n 15 km buiten Banfora ligt het Tengrela-meer, dat bekend is om zijn nijlpaarden. Wie had dat gedacht: in West-Afrika toch nog een beetje safari. Er schijnen 26 nijlpaarden te zitten. ‘s Nachts komen ze aan wal, overdag liggen ze in het water. Je kunt een kano huren met een bootsman die je naar de plek waar ze zitten brengt.

Toch weer heel spannend om over de waterspiegel te spieden en dan plots te roepen: ‘Daar! Daar is er een!’

In het meer bloeien veel witte en blauwe waterlelies. De bootsman maakt van een steel met bloem een prachtige halsketting, die je als een Hawaiiaanse krijgt omgehangen.

Dit is helaas de afsluiting van mijn bezoek aan Banfora, want ik moet terug naar Bamako in Mali voor mijn terugvlucht. Net als in 1991 was ook deze keer de meest indrukwekkende ervaring hoe ontzettend aardig en vrolijk de mensen zijn. Er zijn veel kinderen, eigenlijk té veel, maar wat een snoepjes zijn het.

De volgende dag vertrek ik in de ochtend met de bus naar Bobo Dioulasso, waar ik die middag richting oude stad ga om een uit hout gesneden awalé-spel te kopen. Bij de moskee hoor ik een vrolijk Bonjour! Ça va? Jawel, het is de gids die mij vier dagen geleden heeft rondgeleid. Dat komt eigenlijk heel goed uit, want hij weet natuurlijk aan een awalé-spel te komen. Pas de problème!

Hij neemt me mee naar zijn winkeltje, zet mij op een houten krukje en verdwijnt om een dorpsgenoot te zoeken die ongetwijfeld zo’n spel in de verkoop heeft. We onderhandelen over de prijs en uiteindelijk is iedereen tevreden.

Bij het weggaan zien we op straat een bandje oefenen. Diezelfde avond treden ze op in een dansgelegenheid in Bobo. Ze spelen ongelooflijk goed. Een mooie musicale afsluiting van mijn bezoek aan Burkina Faso. De volgende dag zit ik weer 12 uren in de bus terug naar Bamako, deze keer met airconditioning. Burkina, je reviendrai!

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!