×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Canada’s walvissenspeeltuin

Quebec, Ontario, New Brunswick en Nova Scotia

Reisverslag: Anje M. Oosterhuis
Foto's: Arjan Bolks & Anje M. Oosterhuis

Van Toronto via de Niagara Falls en de meren met bevers in Algonquin Provincial Park naar Ottawa, Montréal en Quebec. In Tadoussac op zoek naar walvissen de Saint Lawrence-rivier en de Gaguenay-fjord. Met de ferry naar Gaspesie en via de Grand Falls en Saint John naar Brier Island in Nova Scotia, Canada’s speeltuin voor walvissen. Tot slot via Lunenburg naar Halifax.

Op Toronto Lester Pierson Airport halen we de huurauto op, een grijze Dodge Impala. Eerst een uitvoerige inspectie, want hij heeft behoorlijk wat krasjes en deukjes. Die willen we aan het einde van de rit natuurlijk niet in rekening gebracht krijgen. De kilometerstand is 45.850, eens zien hoeveel km we erbij op rijden.

Niagara Falls

Het geweld van het water dat langs je raast is overweldigend

Vanaf ons hotel buiten het centrum van Toronto gaan we de volgende morgen op weg naar de Niagara Falls. Het is warm maar bewolkt. We parkeren dicht bij de watervallen, na een minuutje lopen staan we al bij het natuurwonder. En werkelijk, het enige wat je kunt denken is: wow! Echt waanzinnig indrukwekkend.

We lopen langzaam langs de waterkant en gaan met de lift naar beneden om de ‘Walk behind de Falls’ te doen. We krijgen een regenjas uitgereikt en kunnen zo achter de waterval langs lopen naar een plateau waar het water langs je naar beneden buldert. En daar worden we nat!

Ik vraag me af of dat allemaal van de waterval komt. Mijn vraag wordt al snel beantwoord als we de lichtflitsen zien en flinke donderslagen horen. Maar wat een super gevoel geeft dit, zo dicht bij de waterval!

We gaan weer omhoog, lopen wat rond en schuilen in de souvenirshop, waar door de zware onweersbui constant de stroom uitvalt. Als het wat opknapt lopen we richting de Amerikaanse Falls en genieten van het uitzicht.

We besluiten ook een kijkje nemen aan de kant van de VS. De Falls liggen letterlijk op de grens en als we een brug over rijden staan we in de VS. We sluiten achteraan in de lange rijd auto’s voor zo’n 20 douanepoortjes. Als we aan de beurt zijn ondervraagt de douanier ons. Smokkelen we bijvoorbeeld iemand mee in de kofferbak?

Vervolgens moeten we in een gebouw 20 minuten wachten voordat we aan de beurt zijn om een visumformulier in te vullen. Nog 20 minuten later staan we eindelijk weer buiten. Al met al duurt het meer dan een uur om de VS in te komen.

Het is inmiddels opgeklaard en het zonnetje schijnt alsof het helemaal niet geregend heeft. Alleen de plassen op de straat herinneren daar nog aan. We lopen over de loopbrug achter de American Falls langs en door een park naar het ‘hoefijzer’.

Dicht bij de rand van de waterval is het geweld van het water dat vlak langs je heen raast overweldigend. We zitten een poosje in het gras en genieten van het uitzicht. Af en toe krijgen we de volle laag als de wind onder de waternevel komt en die onze kant op waait.

De terugreis naar Canada gaat een stuk sneller, we staan alleen even in de rij voor de douanehokjes. Via de Whirlpool Rapids en Niagara on the Lake gaan we terug naar Toronto, waar het al donker is. We krijgen de klap van de jetlag nu te verwerken.

Toronto

Vanaf 351 m hoogte uit de CN Tower over de stad kijken

Tijdens een dagje Toronto bekijken we ‘s morgens de dierentuin. Er loopt een 10 km lang pad door de groots opgezette dierentuin met grote verblijven voor de dieren.

‘s Middags nemen we de metro naar downtown Toronto en bezoeken het Rogers centre, het grote stadion voor concerten, honkbal, American football, enz naast de CN Tower.

We hebben gereserveerd in het restaurant op 351 m hoogte in de CN-Tower die in totaal 553 m hoog is. Maar als Arjan onderaan de toren staat besluit hij na lang wikken en wegen dat hij het niet aandurft. Ik annuleer de reservering en ga even later alleen naar boven om de ervaring toch mee te maken.

De lift gaat zo snel, voor je het weet sta je boven. Wat een hoogte!

Huronia en Muskoka

Langs meren en natuurparken

We verlaten Toronto in noordelijke richting en rijden via de Expressway 400 naar Barrie en vervolgens langs Lake Simcoe naar Orillia. Lake Simcoe ligt in de streek Huronia en in de buurt van drie provinciale parken: McRae, Mara en Bass. Orillia is een van de grotere plaatsen in de omgeving.

We rijden van Orillia verder naar Gravenhurst, de zuidelijkste stad van de streek Muskoka, een van de populairste vakantiebestemmingen van Ontario. Muskoka heeft drie meren, Lake Muskoka, Lake Rousseau en Lake of Bays.

Gravenhurst is de thuishaven van de R.M.S. Segwun, de laatste echte stoomboot van Noord-Amerika. Het schip maakt van mei tot en met oktober een rondvaart over Lake Muskoka.

We rijden van Gravenhurst richting Bala dat aan Lake Muskoka ligt. De bijnaam van Bala is Bridge Town, vanwege de acht bruggen die dit stadje heeft. Vanaf Bala rijden we verder naar Port Carling. Port Carling ligt tussen Lake Muskoka en Lake Rousseau en is van oorsprong een Ojibwa-dorp, maar de blanke kolonisten verdreven de inheemse bevolking.

Rond 1885 kwamen de Mohawks en Caughnawaga-indianen naar het gebied en tegenwoordig worden in het indiaanse dorp aan het meer ambachtelijke producten verkocht.

Net buiten Port Carling vinden we een plekje met een picknick-bankje met een waanzinnig mooi uitzicht over Lake Muskoka, waar we onze lunch nemen.

We rijden verder naar Bracebridge. Onderweg komen we nog langs Huckleberry Rock Cut, twee door mensen uitgehouwen steile wanden van roze graniet.

Vanaf Bracebridge vervolgen we de rit naar Dorset. We rijden compleet verkeerd en komen door de binnenlanden, met enorm veel heuvels en gaten in de weg, uiteindelijk aan in Dorset waar we zullen overnachten in Nor’Loch Lodge en Resort aan het Lake of Bays.

Algonquin Provincial Park

In het park leven meer dan 10.000 bevers

We moeten vroeg op pad voor een wandeling in het Algonquin Provincial Park, want dan heb je de meeste kans om wild te spotten. De route heet de Mizzy Lake Trail, is 11 kilometer lang en duurt volgens het informatiebord ongeveer zes uur. De route wordt geclassificeerd als moeilijk.

We starten om 8:30 uur. Het eerste deel van de route ben ik wat paranoïde, ik zie overal boze beren lopen, maar later gaat het beter. We hebben bij het startpunt van de wandelroute een informatieboekje meegenomen dat van 13 punten op de route beschrijft wat er te zien is.

Al gauw zijn we bij twee poeltjes waarin bevers een dam hebben gebouwd. Algonquin Provincial Park is 1893 opgericht omdat de aantallen bevers drastisch terugliepen. Na 15 jaar werden er al bevers gevangen en uitgezet in andere gebieden in Noord-Amerika en naar dierentuinen gebracht.

De beverpopulatie in het park is volgens de boekjes inmiddels groter is dan 10.000. Diverse andere dieren gedijen goed in de leefomgeving van de bever, zoals de specht, zwaluwen, kikkers, eenden, schildpadden, elanden en muskusratten.

De route vervolgend komen we aan bij Mizzy Lake waar we otters zouden kunnen spotten. We zien ze niet, wel later op de route bij March Hare Lake. Ook zien we vandaag diverse schildpadden. Door de vele poelen met stilstaand water, de zon en weinig wind in het bos worden we wel zo ongeveer lek geprikt door de muggen.

De route gaat nog steeds over boomstronken, wortels en keien en door waterplassen. Opeens wordt de route een stuk makkelijker. We lopen nu over een pad waar vroeger de Ottawa-Arnprior-Parry spoorlijn lag. Deze spoorlijn is gebouwd tussen 1894 en 1896 en was tijdens de Eerste Wereldoorlog de drukste spoorlijn van Canada. Nu alles weg is schijnt dit een belangrijke trekroute van wilde dieren in het park te zijn. We zien inderdaad veel sporen van wild, maar helaas laten de dieren zelf zich vandaag niet zien.

Tegen 13.30 zijn we, moe maar voldaan, weer terug bij de auto. We hebben er dus viereneenhalf uur over gedaan en geen zes. We rijden via de West Gate terug naar Dwight, waar we bij de Indian Trading Post een vaas kopen.

Vies van het zweet en de muggenmelk en diertjes stappen we onder de douche en rusten daarna even uit.

Na het avondeten pakken we de auto en rijden het park in voor wildlife-spotting. We zien helaas geen eland maar wel een zwarte beer! We zien een andere auto langzaam rijden en stoppen. Vaak een teken dat ze wat gezien hebben, wij minderen ook vaart en daar zien we ‘m aan de rechterkant van de weg.

De beer steekt de weg over en wij worden door een sheriff gewaarschuwd dat we niet zo maar mogen stoppen op een highway. Tja, er was verder geen auto in de buurt dus we heb geen schuldgevoel.

Ottawa

Het Rideau-kanaal heeft een trap van acht sluizen

De route vandaag gaat over Highway 60 naar het oosten. We rijden door het Algonquin Provincial Park en zien ook nu geen eland. Jammer, maar de natuur in dit park is zo overweldigend dat we de elanden gauw vergeten. Met de auto rij je dwars door het park, maar het centrum van het park is alleen te voet of per kano te verkennen.

Als we het park uitrijden rijden we door uitgestrekte landerijen via onder andere Barry’s Bay, Killaoloe en Renfrew naar Ottawa, waar we zullen overnachten in het Jailhostel. Het hostel was vroeger een gevangenis. Aan elkaar gekoppelde cellen fungeren nu als hotelkamer. Op een verdieping is nog te zien hoe de gevangenis oorspronkelijk was.

Ottawa lijkt vergeleken met Toronto maar een klein provinciaal stadje, maar toch is het de hoofdstad van Canada. Bytow, het latere Ottawa, werd in 1860 als hoofdstad gekozen om zowel de Engelstalige als de Franstalige Canadezen tevreden te stellen. Ottawa is vernoemd naar de Outauac indianen.

Nadat we onze koffers in onze cel van het Jailhostel hebben achtergelaten, lopen we de stad in. Op de Byward Market wordt van alles vanuit marktkramen verkocht. Er zitten ook veel leuke cafés.

Een van de belangrijkste trekpleisters in Ottawa is het Rideau-kanaal, met een kanaaltrap van acht sluizen bij Parliament Hill. Het kanaal werd in 1832 geopend voor de commerciële vaart. Tegenwoordig wordt het vooral gebruikt door de pleziervaart.

Op Parliament Hill staan de regeringsgebouwen met The Houses of Parliament en de Peace Tower. De Centennial Flame, die nu aan de zuidelijke ingang van Parliament Hill brandt, werd in 1967 ontstoken ter herdenking van de honderdste verjaardag van het Canadese parlement.

We kijken ook even bij de zwerfkatten van Parliament Hill en maken geweldige foto’s van de Ottawa River bij een namiddagzon.

Voordat we Ottawa verlaten lopen we de volgende dag naar Parliament Hill om naar het wisselen van de wacht te kijken. Ik moet zeggen: erg mooi om mee te maken met erg goede muzikanten. Het duurt precies 30 minuten en dan marcheert de band weer weg door de straten.

Ook bezoeken we nog Canadian Aviation. Hier staan in grote hangars diverse oude vliegtuigen, o.a. uit de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Het museum is mooi ingericht en is erg interessant. We lopen hier zo’n twee uur rond voordat we aan de autorit over Highway 17 naar Montréal beginnen.

Montréal

De Olympische wielerbaan herbergt nu vier ecosystemen

In het Olympisch park van Montréal werden de Spelen van 1978 gehouden. Veel accommodaties zijn nog hetzelfde als in die tijd. Alleen de Olympische wielerbaan werd in 1992 omgebouwd tot Biodôme.

Het Biodôme herbergt vier ecosystemen die karakteristiek zijn voor Noord-, Midden- en Zuid-Amerika. De pinguïns in het Antarctische gebied zijn de sterren van het Biodôme.

We nemen de lift naar de top van de toren boven het Olympisch stadion. Hier heb je een mooi uitzicht over Montréal. We lopen ook nog naar de botanische tuin, maar die is aan ons niet besteed.

Met de metro gaan we naar de Basilique de Notre Dame in oud Montréal, de basiliek waar Celine Dion getrouwd is. Echt een waanzinnig grote kerk met erg mooie kleuren.

Quebec

De oude stad ligt binnen stadsmuren

We zitten net in de auto op weg naar Quebec als het begint te regenen. We drijven bijna letterlijk van de weg af en zijn blij dat het maar een korte rit is. Het houdt pas op met regenen als we in Quebec aankomen.

We rijden eerst nog even langs Chûtes-de-Montmorency, een 83 meter hoge waterval. De waterval is wel erg mooi, maar lijkt minder imposant door het grauwe weer.

We overnachten in Auberge International de Quebec, in de oude stad binnen de stadsmuren. Het is nu aardig droog en we lopen over de oude stadsmuur richting de plek waar nog steeds een militaire basis gevestigd is. Vanaf daar lopen we naar beneden naar de Vieux-Port waar ook Chateau Frontenac gevestigd is.

Er vindt deze week een festival plaats in Quebec, vanavond treedt Sting op. Het is gezellig druk in de stad met veel straattheater. Het is wat moeilijk om een plaats in een restaurant te bemachtigen. Terug in ons hostel genieten we in bed van Sting.

Tadoussac

In de voedselrijke zoute rivier foerageren veel walvissen

We vervolgen onze reis richting Tadoussac. De weersverwachtingen zijn goed vandaag. We verlaten Quebec in noordoostelijke richting en rijden langs de Saint Lawrencerivier. Grote delen zien we de rivier, af en toe zijn we er iets verder vanaf. De weg is heuvelachtig met prachtige vergezichten.

We maken af en toe een stop om van het waanzinnig mooie uitzicht te genieten. Dit gebied aan de noordoever van de Saint Lawrence heet de Charlevois Coast en begint officieel in Beaupré en eindigt bij Tadoussac aan de zijrivier Saguenay.

In Baie-Ste-Catherine rijden we de auto op de veerboot voor een korte overtocht over de Saguenay River, die hier meer aan een fjord doet denken. Aan de overkant aangekomen rijden we het dorpje Tadoussac binnen.

Tadoussac is de oudste handelspost van Canada (uit 1600), gelegen aan de monding van de Saguenay in de Saint Lawrence. Het dorpje heeft een paar restaurantjes en winkeltjes waar veel streekproducten verkocht worden.

In Tadoussac staat een werkelijk fantastisch mooi wit houten kerkje met een knalrood dak dat schitterend afsteekt tegen de omgeving. Het is Canada’s oudste houten kerk en werd ook rond 1600 gebouwd.

We lopen langs het kerkje over de promenade naar de haven. Er is een klein strandje en er liggen veel bootjes in de haven. De Saint Lawrence en de Saguenay zijn hier diep. Doordat het zoute water van de oceaan ver de Saint Lawrencerivier in stroomt komen er in dit gebied van juli tot oktober veel walvissen foerageren, waaronder ook beloega’s.

De volgende morgen gaan we met een boot de rivieren op om walvissen te zien. Omdat we behoorlijk op tijd zijn lopen we nog even voorbij de haven naar een uitkijkpunt waar de Saint Lawrencerivier en de Saguenayrivier bij elkaar komen. Vanaf hier spotten we al enkele walvissen.

Even later stappen we op de boot. Net uit de kust zien we de eerste walvissen al. We zien van redelijk dichtbij beloega’s, bruinvissen, dwergvinvissen en ook een aantal zeehonden.

We varen eerst een stuk op de Saint Lawrencerivier en later op de Saguenay. De Saint Lawrence is een getijdenrivier. Met vloed stuwt hij zout water de zijrivier Saguenay in en met eb ontvangt hij het zoete water van de Saguenay. Hierdoor ontstaat een ecosysteem waarin plankton gedijt, wat weer schaal- en schelpdieren als krill en garnalen maar ook kleine vissen aantrekt; voedsel voor de walvissen.

Terug aan wal rijden we een stukje richting Sacré-Coeur. We betalen entree voor het Provincial Park Saguenay, parkeren de auto bij een klein bezoekerscentrum en wandelen naar een uitzichtpunt over de Saguenay.

Na een flinke wandeling worden we beloond met waanzinnig mooie uitzichten over de Saguenay en de beloega’s, witte walvissen die met uitsterven bedreigd worden. Tegen de tijd dat we terug zijn bij de auto is het al schemerig.

Gaspé

Langs de lieflijker zuidoever van de Saint Lawrence

Zo’n 10 km voor de ferry in Les Escoumins ligt een observatiepunt van walvissen in de Saint Lawrence. Na een korte wandeling zien we een aantal kleine walvissen op zo’n 150 meter en later ‘a big one’ op slechts meters uit de kust.

Bij de ferry zien we een grote school beloega’s de Saint Lawrence op zwemmen. De overtocht van Les Escoumins naar Trois Pistoles aan de zuidoever duurt zo’n anderhalf uur. Vanaf Trois Pistoles gaat de reis oostwaarts naar Gaspé, bij de monding van de Saint Lawrencerivier in de Saint Lawrencebaai.

Het schiereiland Gaspé (Gaspésie) is een landtong die zich ten oosten Quebec uitstrekt aan de zuidkant van de Saint Lawrencerivier. De noordelijke kuststrook was rotsachtig, hier is de kust lieflijker. Maar het binnenland is ruig dankzij de Chic-Choc Mountains, noordelijke uitlopers van de Appalachen.

Gaspésie is als vakantiebestemming erg geliefd bij de Canadezen. In Gaspé ging Jacques Cartier in 1534 voor het eerst aan land in Noord-Amerika. Het oude houten gedenkteken is inmiddels vervangen door een stenen Croix de Gaspé.

Eigenlijk is de afstand die wij vandaag rijden te ver is voor één dag: ruim 500 km via een prachtige scenic route, wat betekent dat we een gemiddelde snelheid van 60 à 65 kilometer per uur hebben en pas om 20.30 uur in ons motel Fort Prével in Gaspé aankomen.

Grand Falls

Langs vissers­dorpjes en een doorboorde rots in zee

Vandaag volgt de lange reis naar Grand Falls. Een van de eerste dorpjes die we tegenkomen is het vissersdorpje Percé. De bekendste bezienswaardigheid is hier Rocher Percé (doorboorde rots), een gigantische rots net buiten de kustlijn. Bij eb kun je er naartoe lopen.

Het is werkelijk een heel mooie route om te rijden met al die lieflijke vissers­dorpjes. En toch, als we alles van tevoren hadden geweten, dan hadden we de rit naar Gaspé overgeslagen en waren we vanaf Tadoussac rechtstreeks naar Grand Falls gereden.

Met de helft van de afstand, en dan vooral met dit regenachtige weer, was de route nog veel leuker geweest. Een andere optie is er een dag langer over doen, maar helaas laat onze planning dat niet toe.

Het regent werkelijk de hele dag en het lokt vandaag niet echt om de auto uit te gaan.

We verlaten de kustlijn aan de zuidkant van Gaspésie en rijden het binnenland van New Brunswick in naar Grand Falls.

Saint John

100 miljoen ton water kolkt de Bay of Fundy in en uit

We rijden van het gelijknamige dorpje naar de Grand Falls. Hier stort de Saint Johnrivier zich 23 meter in de diepte, het is een van de grootste watervallen ten oosten van de Niagara Falls.

Op weg naar Saint John komen we in Hartland langs de langste (391 m) overdekte houten brug ter wereld. We moeten er wel even het dorpje voor in, maar het is een bezoekje waard. We rijden er een keertje overheen en dan weer terug naar Highway 2.

Saint John, een oud stadje (gesticht in 1785) aan de monding van de gelijknamige rivier, is de grootste stad van New Brunswick. Het is een belangrijke havenstad en hier staat de grootste olieraffinaderij van Canada. Het historische centrum is gerestaureerd en de Old City Market is nog volop in gebruik.

Saint John wordt ook wel Fog City genoemd vanwege de dichte mist die hier vaak binnen rolt vanaf de Bay of Fundy, waar de Saint Johnrivier in uitmondt. In de Bay of Fundy, die tussen New Brunswick en Nova Scotia ligt, komen de grootste getijden­verschillen ter wereld voor: het water kan tot 16 m rijzen en dalen.

Elders in de wereld zijn de getijden­verschillen maximaal 10 m. Twee keer per dag stroomt ruim 100 miljoen ton water de Bay of Fundy in en uit; een de waterverplaatsing gelijk aan de dagelijkse afvoer van alle rivieren ter wereld tezamen.

Het getij zorgt voor een uitzonderlijk natuurverschijnsel in de Saint Johnrivier: de Reversing Falls Rapids. Bij eb stroomt de Saint John River door een nauwe kloof met stroomversnellingen en draaikolken in de Bay of Fundy. Bij vloed kolkt het water stroomopwaarts door de kloof, waar het waterpeil ongeveer 4,5 meter stijgt.

‘s Avonds eten we bij de Reversing Falls op een terrasje met een heel mooi uitzicht.

Brier Island

De bultrugwalvissen vertonen alle mogelijke kunstjes

Als de ferry om 12.30 uur vertrekt regent het en de tocht is iets ruw. Na drie uur zijn we in Digby in Nova Scotia, aan de overkant van de Bay of Fundy. We rijden richting Brier Island. De weg gaat rechttoe rechtaan over een smal schiereiland.

We komen langs Lake Midway en Sandy Cove. Dan moeten we bij East Ferry op een pontje, voor een korte oversteek. Na weer een stukje rijden moeten we bij Freeport nogmaals op een pontje, nu naar Westport op Brier Island. De pontjes liggen behoorlijk scheef in het water vanwege de sterkte stroming.

Rond 18.00 uur zijn we op Brier Island. Wederom regent het. Op dit kleine eiland is een supermarktje, een tankstation, een lodge en een hostel. En dat is het dan ook wel.

We hebben bij Brier Island Whale en Seabird Cruises een boottocht van 3 uur geboekt om walvissen te spotten. Dit is een organisatie die onderzoek doet naar walvissen. Om hun onderzoek te financieren nemen ze toeristen mee.

Het is erg mistig en we zien geen enkele walvis, alleen een zeehond. Daarom krijgen we een bonnetje voor een gratis extra tocht. Dat wisselen we ‘s middags meteen in. Het weer is een stuk beter en de kans om een bultrug te zien ook.

We zien in totaal drie bultruggen en deze ‘clowns of the sea’ zijn goed in vorm. We zien ze alle mogelijke kunstjes doen, zoals springen en met de staart slaan.

Na deze tocht nemen we afscheid van Brier Island en rijden langs dezelfde weg terug naar Digby.

Lunenburg

Felgekleurde houten gebouwen van de vroege kolonisten

Vanaf Digby nemen we de weg langs Kejimkujik National Park. Dit park leent zich goed voor outdoor activities. Je kunt er mooi wandelen maar ook kanoën. Wij zitten een poosje lekker rustig op een strandje en rijden dan verder naar Lunenburg, een stadje aan de zuidkust van Nova Scotia.

Lunenburg staat op de UNESCO Werelderfgoedlijst met de opmerking dat het een voortreffelijk voorbeeld is van een Britse koloniale nederzetting in Noord-Amerika. Het stadje is in een rasterpatroon opgezet en de felgekleurde houten gebouwen van de vroege kolonisten zijn goed bewaard gebleven.

Lunenburg heeft de grootste visverwerkingsfabrieken ter wereld. Vroeger werd hier veel kabeljauw gevangen, tegenwoordig vooral jakobsschelp. Ons hotel ligt midden in het stadje aan de waterkant waar grote zeilschepen liggen.

Het toerisme viert hier hoogtij. De toeristen worden in koetsen door de stad gereden, waarbij ze uitleg over de historie van de stad krijgen.

De receptioniste vertelt ons over een uitkijkpunt waar je een waanzinnig mooi uitzicht over de stad hebt. Daar aangekomen blijkt ze geen woord teveel gezegd te hebben. We genieten op een bankje van het uitzicht en denken terug aan de vakantie die alweer bijna achter ons ligt, want morgen vliegen we al naar huis

Van Lunenburg rijden we naar Halifax. Daar leveren we de auto in. Volgens de teller hebben we deze vakantie meer dan 4.000 km gereden.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!