Costa Rica is een groen land, met regenwouden vol kleurige vogels en brutale apen. Het land is goed per huurauto te verkennen, al zijn de wegen vooral in het westen niet al te best. Groente en fruit zijn er in overvloed op de lokale markten en kraampjes langs de weg. Maar je moet wel op je spullen passen, anders loop je het risico dat je op het vliegtuig naar huis stapt met een kartonnen doosje met Zwitsers mes als enige bagage.
Voorzien van moderne technologie landen we op Juan Santamaria National Airport: triband mobiele telefoon (Amerika gebruikt 1900 Mhz), digitale camera, batterijlader op 110 volt en laptop om de digitale foto’s op te slaan. Maar al snel vernemen we dat de mobiele telefonie in Costa Rica niet samenwerkt met buitenlandse operatoren. Om toch bereikbaar te zijn huren we een gsm voor 5 dollar per dag. Voor een betaalbaar tarief kan bellen binnen Costa Rica en opgebeld worden kan vanuit de ganse wereld.
Vanuit Alajuela, een stadje vlak bij de luchthaven en niet zo ver van de hoofdstad San José, rijden we met de huurauto naar het noorden.
De vulkanen Poas en Arenal staan eerst op het programma. De Poas is vlot te bereiken. De krater is gevuld met gifgroen water. Er zijn wel wat wolken, maar het zicht wordt niet belemmerd. Eigenlijk zijn we meer onder de indruk van de grote aantallen bromelia’s die groeien op bomen en struiken. Het lijkt wel een hele grote serre, alleen het glas ontbreekt.
Later op de dag worden we getrakteerd op enkele fikse regenbuien, maar ze duren niet lang en het blijft aangenaam warm. Het is november, het regenseizoen is nog niet helemaal voorbij. ‘s Avonds zien we de Arenal met lava die naar beneden stroomt en rood schijnsel op de wolken.
De volgende ochtend wandelen we door het aangrenzende nationale park. Eerst een rand van gigantisch pluimgras op een bodem van lavagruis. We klauteren over een stroom van verharde lavastenen en krijgen dan een staalkaart van het tropisch regenwoud van Costa Rica te zien: allerlei soorten bomen met gigantische wortels, lianen, vlinders, toekanitos en processiemieren met een blad op de rug.
Voor we durven afslaan naar San Rafael de Guateso informeren we tot 3 keer toe of dit wel de weg is. We zijn onzeker of onze kleine 4×4 over de losse keien en stenen zal geraken. Maar telkens antwoordt men positief, dus… Over de 9 km doen we een dik uur.
Slechts 1 bord maakt melding van cabinas. Beneden zijn gemeenteambtenaren aan het werk. Bereidwillig roepen ze de verantwoordelijke voor ons op. Boven in een gebouw zijn enkele kamers voor de zeldzame toeristen zoals wij. Voor 10 dollar krijgen we een ruime kamer, proper maar zonder enige franje. Andere kamers lijken verhuurd aan de lokale bevolking.
‘s Avonds bij verkenning van de hoofdstraat krijgen we nog een onweer te verwerken, maar steeds blijft de temperatuur aangenaam. We schuilen onder een luifel, samen met de Costa Ricanen.
Als we in een plaatselijke shop met restaurant vragen naar wijn bij het eten, kijkt het meisje ons verbaasd aan. Bier kan wel, maar moet eerst nog gehaald worden in de naburige winkel. Terwijl we ons de rijst met zwarte bonen laten smaken regent het nog steeds. Volk loopt de shop in en uit. Een hulpje droogt constant de vloer, maar die wordt even snel weer nat en vuil. Dit is Costa Rica op zijn best. Pura Vida.
Op de Caño Negro, een natuurreservaat in het noorden, krijgen we in de vroege ochtend een privé-cruise van 2 uur. We steken met zijn tweetjes en de kapitein van wal in een bootje voor tien.
We varen de rivier op met zijn vele watervogels. In de struiken en de hoge bomen eromheen zien we leguanen, apen, ibissen, ijsvogels en nog meer watervogels.
Dan volgt een tocht op de schitterende lagune. Nu eens open water met weerspiegelingen van de fraaie witte wolken. Dan weer enorme partijen met vlottende waterplanten die we kennen van onze vijver thuis. De kapitein vertelt dat in de zomer de lagune droog komt te staan en op deze plek wordt gereden met de mountainbike.
Dicht bij de grens met Nicaragua ligt het stadje Upala. Het is zoals in de betere film: stoffige straten met kleurrijke mensen en winkels. Ik neem sfeerfoto’s, maar voel mij toch een beetje gegeneerd. De mensen zijn het duidelijk niet gewoon.
Plaatsjes zoals dit worden niet vermeld in de reisgidsen en dus weinig bezocht. Een tweede fototoestel heb ik hier dan ook niet gezien.
Santa Rosa is helaas niet toegankelijk met onze kleine 4×4, de wegen zijn te slecht. Dan maar naar Rincon de la Vieja. Een natuurreservaat in een typisch vulkanische omgeving.
Naast warmwaterbronnen en pruttelend slijk vinden we opnieuw tropisch oerwoud met een overvloed aan vlinders in alle maten en kleuren. Apen gooien vanuit de toppen van de bomen takken naar de toeristen.
We slapen in een naburige lodge met 50 kamers en wel 15 of meer personeelsleden, maar zijn de enige gasten. Het lijkt wel reclame voor de lotto. ‘s Morgens worden we gewekt door een brulaap. Eerst is het wat beangstigend, het relatief kleine aapje produceert meer decibellen dan King Kong.
We trekken naar Playa Grande. Nadat de zon vol-rood is ondergegaan in de stille oceaan wordt het strand gesloten. ‘s Nachts is het enkel onder begeleiding toegankelijk voor bezoek aan de lederschildpadden.
Wij melden ons bij de lokale organisatie. Terwijl natuurkundigen het 8 km lange strand in de gaten houden, krijgen we uitleg over het leven van de schildpad. Vorige nacht is de eerste melding van een schildpad gekomen om 4 uur ‘s morgens.
Maar we hebben geluk: reeds om kwart over elf komt er één aan land op nog geen 500 m van de verzamelplaats. Een kwartier later kunnen we de grote lederschildpad bewonderen bij het leggen van haar eieren. Het beestje is 150 cm lang en weegt 350 kg. Indrukwekkend. Bij terugkeer zien we nog twee schildpadden die zich het strand opwerken op zoek naar een geschikte plek om eieren te leggen.
De volgende ochtend ga ik zwemmen in de hoge golven. Na een tijdje evenwijdig zwemmen aan de kust krijg ik last van aflandige stroming. Zwemmen naar de kust lukt niet, ik kom niet dichterbij. Maar door evenwijdig aan de kust terug te zwemmen vind ik vrij snel weer een aanlandige stroming. Nu begrijp ik waarom ieder jaar ook ervaren zwemmers verdrinken
De rit gaat nu via de kust zuidwaarts naar Playa Ostional. Daar komen, vooral bij volle maan, de kleinere schildpadden met duizenden tegelijk aan land. De reis was zo gepland dat we net bij volle maan hier zouden langskomen.
De weg is ronduit slecht. Er zijn kuilen, putten, stenen, keien, rotsen, alles behalve asfalt. We doen vier uur over ongeveer 70 km. We stranden voor een rivier van zowat 10 m breed en 50 cm diep. Een dilemma: terugkeren zien we niet zitten en het verhuurbedrijf staat het niet toe door rivieren te rijden.
Een gewone auto (niet 4×4) probeert over te steken, maar de motor valt stil in het midden van de rivier. Ik help duwen, maar op die losse keien in de rivier krijgen we geen beweging in de auto. Er komt een lokale 4×4 aan die probeert de auto uit de rivier te trekken.
En dan gebeurt het: Linda zit in de auto, ik sta ernaast en kijk naar de auto’s in de rivier. Een oudere, middelgrote autobus komt met onverantwoord hoge snelheid aangereden richting rivier.
Ik gebaar nog om te vertragen, maar de chauffeur reageert niet. Ik voorzie onheil en probeer voor onze auto te geraken. Helaas te laat. De autobus duwt mij tegen onze auto en ik word tussen de auto en de autobus gerold en een 3-tal meter voor de auto geworpen. Ik zit onder het slijk, maar heb gelukkig niks gebroken. Een wonder!
Wel heb ik met mijn heup een deuk in de auto geduwd. Wij zijn verzekerd, maar moeten wel een verklaring voor politie en verzekering kunnen voorleggen. De chauffeur blijkt ook nog dronken.
Wij bellen 911, maar in dit godvergeten gat krijgen we geen verbinding met onze mobiele telefoon. Met de namen van getuigen op een stukje papier dan maar op zoek naar de lokale politie. Tegen de regels in rijden we toch maar door de rivier. Ik houd het niet voor mogelijk, maar we bereiken de overkant.
De lokale politie blijkt niet thuis en we worden aangeraden de politie van Nosara op te zoeken.
Wij moeten alles tezamen nog drie keer een rivier door, waarvan er een meer dan 20 meter breed en naar schatting 60 cm diep is. Wij rijden nog wat verloren, vergeten Nosara en vinden dan rond zes uur in volle duisternis een cabina. De uitbater begrijpt niet hoe wij er met onze huurauto zijn geraakt.
Om half acht bellen we de verzekering en om half elf komt op het einde van de wereld een verzekeringsmakelaar ons relaas noteren. Aan ondernemingszin ontbreekt het sommige Costa Ricanen blijkbaar niet. Met mijn beperkte kennis van het Spaans, gebaren en wat tekeningen doen we het relaas.
De dag nadien is lopen heel moeilijk. Mijn enkel lijkt verzwikt door de oplawaai van de bus. Bil en bekken doen pijn. Wij zijn zowat overal verbrand door amper 3 uurtjes op de Playa Grande de dag ervoor, Costa Rica ligt op amper 9° noorderbreedte, en hebben ook flink wat muggenbeten.
We verwachten de politie, maar die geeft forfait. Wij zullen morgen dan maar zelf onze verklaring gaan afleggen in Nicoya, hoofdplaats van het schiereiland. We gaan toch die richting uit.
De volgende dag schijnt de zon en er ligt weer asfalt. De politieman in Nicoya is heel vriendelijk en behulpzaam. Het euromuntstuk dat we hem achteraf geheel vrijblijvend mogen geven wordt in dank aanvaard.
We passeren de voor Costa Rica indrukwekkende nieuwe brug. Het lijkt wel of men op geen inspanning ziet om ons ter wille te zijn.
We zetten koers naar de mooie stranden in het midden van de westkust. Op onze eerste bestemming, Playa Hermosa, vinden we een cabina in iets mindere staat, maar op de mooiste plek aan het schitterende zwarte strand. Van op ons balkon zien we, door 3 rijen palmen, pelikanen drijven boven de koppen van de schuimende golven. Surfers voeren hun nummertje op. Ik fotograaf er een van de mooiste zonsondergangen uit mijn carrière.
De volgende dag trekken we naar Carara, op zoek naar de ara’s. Maar ze laten zich echter niet zien. Het park heeft niets nieuws te bieden. Het is een park teveel.
Volgende slaapplaats wordt Quepos: hier ontmoeten we passagiers van de bus die mij had aangereden. Ze hebben kort na het ongeval de bus verlaten. De chauffeur had nog meer gedronken en reed echt onverantwoord.
Later op de avond krijgen we nog een fiks onweer. We schuilen op het centrale plein met de Costa Ricanen die net kermis vieren met de nodige attracties, lichtjes, eettenten… De attracties zijn iets ouder dan bij ons, maar het is echt de sfeer van de foor.
De volgende morgen staat het park San Antonio op het programma. Het is er beduidend drukker en toeristischer dan in de vorige parken. De unieke combinatie van tropisch regenwoud met de lichte zandstranden komt door het bewolkte weer helaas niet helemaal tot zijn recht.
Via Playa Matapalo rijden we naar Dominical. Op het brede en kilometers lange strand van Matapalo zijn we, op twee vissers na, helemaal alleen. We amuseren ons met de kleine rode krabbetjes die zich verstoppen in het zand, maar toch zo vlug mogelijk weer te voorschijn komen. We kletsen met de barman van de (wat dacht je) voor de rest lege bar.
Dominical stond in de gids beschreven als romantisch. Maar wij krijgen de indruk dat je zelf voor de romantiek moet zorgen. Het is er niet slecht, maar niet zo betoverend als Playa Hermosa of Matapalo.
Ons reisdoel is nu Turrialba, in het binnenland, richting de Caribische sfeer van de Atlantische Oceaan. In de aanloop naar San Isidiro stop ik aan een lokale groentenkraam voor een sfeerfoto. De uitbaatster heeft er een voederplaats van overrijp fruit. Ik krijg er gratis een presentatie van zowat de ganse populatie aan kleurrijke vogels voorgeschoteld.
Hoewel in de reisgidsen de weg over San Isidiro en de Col de la Muerte (3491 m) wordt afgeraden wegens mist, kuilen in de weg en steile afgronden, waag ik toch de oversteek. Ik neem me voor geen zotte inhaalmanoeuvres te doen.
De oversteek is niet echt gezellig wegens mist en regen, maar verloopt probleemloos. Veertig km voor Turrialba passeren we Cartago, de oudste stad van Costa Rica. Alhoewel, er blijft van het oude niet veel over. Toch heeft de stad een zekere charme en ik besluit om wat sfeerfoto’s te nemen.
Het plein waar we parkeren is schoon, er zitten mensen te keuvelen op de bankjes en we worden geholpen om te parkeren door een ‘parkeerwachter’ in een fluorescerend vest.
De uitstap is de moeite waard. Op een plaatselijke markt bulkt het van het fruit. Verkopers van loterijbiljetten roepen om het luidst en verdringen elkaar om toch maar te verkopen.
Als we terug in de auto instappen blijkt Linda’s deur niet gesloten. Als we in Turrialba de handtas uit de auto willen nemen blijkt ze verdwenen, gestolen. Weg de helft van ons geld. Weg een van onze twee credit cards. Weg vliegtuigtickets. Weg internationaal paspoort.
Ik kijk achterin de auto en krijg het bijna aan mijn hart: ook de handbagage is weg. Weg laptop, met daarop wel duizend foto’s overgezet van de digitale camera. (Vandaar dat de foto’s bij dit reisverslag allemaal tijdens het laatste deel van de reis zijn genomen, red.) Weg batterijlader, Belgische gsm, zonnebrillen.
De lokale politie is niet direct bereikbaar en blijkt ook maar beperkte bevoegdheid te hebben. Dus terug naar de politie van Cartago. Het eerste adres is niet het juiste, maar onder begeleiding van een politieauto worden we naar het correcte adres geloodst.
Bij gebrek aan parkeerplaats is parkeren langs de kant van de rijweg midden in de stad ook goed. Credit cards blokkeren lijkt niet eenvoudig. De telefoon van de politie laat bellen naar het buitenland niet toe. Gesprek betaald door correspondent (collect call) mislukt keer op keer.
Gelukkig verbindt de credit card maatschappij in Costa Rica me door met die in België. Genoeg om de kaart te blokkeren. Ondertussen is vastgesteld dat wij de wagen niet hebben opengelaten, maar dat het slot is geforceerd. De vriendelijke politieman raadt aan naar San José te rijden. Morgen gaan we naar de ambassade.
De intocht in San José is niet echt gecontroleerd. Massa’s auto’s. Weinig of geen borden met aanwijzingen. Op het gevoel, na wat links en rechts afslaan, vinden we een hotel. Geen idee waar we zijn. Eens in het hotel blijken we vrij dicht bij het centrum van San José.
De man aan de balie is heel behulpzaam met telefoneren, adressen zoeken en gebruik van e-mail.
De volgende ochtend wandelen we in 20 minuten naar de Belgische ambassade. Een bewakingsagent met volle snor, die recht uit een stripverhaal lijkt gestapt, deelt mee dat de ambassade gesloten is wegens Belgische nationale feestdag. Even nadenken leert ons dat 15 november een feestdag is voor ambtenaren.
Dat het vandaag pas de veertiende is, realiseren we ons pas later. Bellen naar een gsm van een beambte resulteert in slecht nieuws: zonder origineel internationaal paspoort is er geen mogelijkheid om via de Verenigde Staten te vliegen. Het systeem van transit is mede door 11 september 2001 afgeschaft.
Dat België ook heeft dwarsgelegen bij de golfoorlog, en George W. Bush bijna voor de rechter is gedaagd door de Belgische genocidewet, heeft de goodwill ten opzichte van Belgische toeristen helemaal weggewerkt. Wij zullen via Mexico of Caracas (Venezuela) moeten terugkeren. Op dat moment beseffen we het nog niet helemaal.
‘s Namiddags gaan we de auto tonen aan de verzekering. De dag zit er meteen op. Een weekend wachten in San José zien we niet zitten. We besluiten naar onze originele bestemming te rijden: de zuidkant van Costa Rica aan de Atlantische Oceaan. Onze reisgids beveelt ons Puerto Viejo aan boven Cahuita.
De twee eerste cabina’s zijn er bezet, maar de derde is prijs. We overnachten in een heel mooie, sfeervolle kamer van de Siciliaanse eigenaar.
De eerste dag is warm, zwoel zelfs, de tweede regent het. De Argentijnse bediende van de cabina neemt ons belangeloos mee naar een ongerept deel van het regenwoud. Op blote voeten loodst hij ons naar een heuvel vanwaar we het oerwoud in Panama kunnen zien.
Hij laat ons proeven van de vrucht van een verwilderde cacaoplant. Het is toch eens wat anders dan langs de bewegwijzerde, platgetreden paden in de natuurreservaten.
De derde dag rijden we terug naar San José. Ondertussen zijn we al wat gewend geraakt aan het rijden in die gekke stad. Eens je het systeem van de loodrechte straten met hun logische nummering doorhebt, is het wel handig. Alleen vergeten ze soms het nummer van de Calle of de Avenida te vermelden.
We trekken in in hetzelfde hotel. Via e-mail van Iberia vernemen we dat een vlucht via Miami inderdaad uitgesloten is. Mits betaling van administratieve kosten kunnen ze zorgen voor een alternatieve route via Mexico of Caracas.
We nemen afscheid in het hotel. Bij Iberia hebben ze nog wat fotokopieën nodig, die ze zelf niet mogen (willen) maken. Dus even naar de overkant van de straat, administratieve kosten betaald en alles is in orde voor de terugvlucht. We hebben (dure) tickets naar Mexico en de gewijzigde tickets van Iberia. Het heeft geld gekost, maar Brussels here we come.
Maar als we in de auto willen stappen blijkt de deur weer geforceerd. Ons twee grote valiezen zijn nu ook verdwenen. Navraag op de vier hoeken van het drukke kruispunt levert geen resultaat op. Niemand heeft iemand gezien met twee grote bruine valiezen.
Er rest ons nog: de kleren die we dragen en wat los in de auto lag. De tas met reisgidsen, Zwitsers mes en mijn fototoestel dat voor de passagierszetel lag hebben de boeven in hun haast niet gezien.
Totaal gedesillusioneerd rijden we naar Alajuela en leveren de auto in. De verantwoordelijke kan ons verhaal niet geloven. Een vriend van hem haalt ons op voor de allerlaatste overnachting in zijn hotel. Hij regelt een taxi voor de volgende ochtend. We slapen weinig en slecht. We vertouwen de wekker niet.
Maar om vijf uur, op het moment dat de wekker gelukkig zijn werk doet, slapen we dan toch. De taxi verschijnt niet. We wekken de eigenaar die de eerste de beste taxi tegenhoudt en dan verloopt de tocht naar de luchthaven vlekkeloos.
Na nog eens elk 26 dollar luchthaventaks, betaald met mijn fel geteisterde credit card, kunnen we inchecken. Aangezien ons Zwitsers mes niet zo op het vliegtuig kan, hebben we toch nog bagage: een kleine kartonnen doos.
Bij de landing in Mexico krijgen we een mooi zicht op die enorme stad Mexico City. Omdat Mexican geen afspraken heeft met Iberia moeten we ons doosje nog door de douane loodsen en persoonlijk op de band bij Iberia gaan plaatsen.
Na een lange vlucht met overstap in Madrid landen we uiteindelijk op Zaventem. Eind november, in short, hemd en jasje. Een kartonnen doosje onder de arm. Terug thuis…