Verrassend anders, dat is wintersport in Bulgarije. Diep in het ongerepte Rodopi-gebergte, waar authentieke dorpjes in de dalen geklemd liggen, is zelfs de après-ski niet zoals je verwacht. Sluit je ogen en hoor de kopstemmen… de echo’s van Orpheus’ gezang.
Wintersporten in Bulgarije? Op luttele kilometers van de Griekse grens? Skiën in de zon, met uitzicht op de Egeïsche zee? Ja, dat zal wel. Op de Veluwe kun je tenslotte ook heel leuk langlaufen… eens in de tien jaar, een dag of drie, als je geluk hebt.
Fred Vorstenbosch van het voormalige Bulgaars Verkeersbureau praat onverstoorbaar verder. Voor zover je van sneeuw verzekerd kúnt zijn, ben je dat in de Bulgaarse wintersportgebieden van december tot april. Met een veel grotere mate van zekerheid dan in Oostenrijk. Wat Vorstenbosch het hele jaar door garandeert, voor de volle honderd procent: geen gejodel, geen hoempa-muziek, geen alpenhoorngeblaas en bovenal geen dijenkletsende lederhosen. Langzaam maakt mijn scepsis plaats voor nieuwsgierigheid.
Vorstenbosch is nu niet meer te stuiten in zijn enthousiasme. Wat je in Bulgarije wèl kunt, is snuffelen aan een unieke cultuur. En één van de mooiste gebergten van de Balkan verkennen! Ik besluit de uitdaging aan te gaan. Samen trekken we een week door Bulgarije, dan kan ik het met eigen ogen zien.
Bulgarije heeft drie belangrijke wintersportgebieden. Bansko, aan de voet van het Pirin-gebergte, is het meest authentiek en werd tot voor kort alleen door Bulgaren bezocht. Borovets, in het Rila-gebergte, is met een capaciteit van 4500 bedden het grootste en drukstbezochte wintersportoord. Pamporovo, in het Rodopi-gebergte, ligt met 1600 bedden tussen Bansko en Borovets in en biedt iets van beiden. Een geschikte omgeving voor een eerste kennismaking met het land.
Pamporovo wordt ‘s winters per charter aangevlogen via Plovdiv, met 370.000 inwoners de tweede stad van Bulgarije. Alle reisgidsen zijn eenduidig in hun oordeel: Plovdiv is sfeervoller en interessanter dan hoofdstad Sofia. We kunnen er dus niet omheen de stad te verkennen, voordat we de bergen in trekken.
We beginnen in de moderne benedenstad. Fred Vorstenbosch vertelt dat de vertegenwoordigers van de tientallen partijen die deelnamen aan de eerste vrije verkiezingen, begin jaren negentig, op het grote 9 Septemberplein hun toespraken hielden voor een grote schare toehoorders. Gelijktijdig, wel te verstaan.
Aan de rand van dit plein liggen de fundamenten van een Romeins forum. Het eufemisme ‘interessant voor de kenner’ is hierop van toepassing. We verlaten het plein via de Vassíl Kolárovstraat. Schoenpoetsers en ambulante handelaren proberen wat bij te verdienen, straatmuzikanten ontbreken evenmin.
De straat mondt uit op het intieme 19 Novemberplein. In het midden is een groot rond gat, waarin een gedeelte van een Romeins stadion is blootgelegd. Ooit volgden enkele tienduizenden toeschouwers vanaf de stenen treden de wagenrennen. Nu is het plein een ontmoetingsplaats van modieus geklede jongeren, studenten en schilderijen- en ikonenverkopers. Trappen leiden naar de Dzjoemajá-moskee met zijn in de zon schitterende minaret.
Door smalle straatjes lopen we omhoog de oude stad in. Tegen een heuvel liggen de opgravingen van een Romeins amfitheater, die niet alleen voor de kenner interessant zijn. Vanaf de bovenste ringen heb je een fraai uitzicht op de benedenstad en op het Rodopi-gebergte in de verte.
Via met onregelmatige keien geplaveide stegen dwalen we dieper de oude stad in. De meeste huizen stammen uit de 18e en 19e eeuw, de periode van de Bulgaarse wedergeboorte. Na vijfhonderd jaar Turkse overheersing krabbelde het land langzaam weer op en ontwikkelde een eigen bouwstijl, met zwaar houtwerk gecombineerd met gepleisterde muren in alle mogelijke pasteltinten. Vaak zijn op die muren pilaren geschilderd. Om ruimte te besparen steken de bovenverdiepingen ver over straat uit.
Een aantal huizen is te bezichtigen, zoals dat waarin het etnografisch museum is gevestigd. Voor de poort ervan staat een man met een orgeltje dat enorm valse tonen produceert. Zodra iemand het straatje inloopt zet hij het orgel in werking. Slechts tegen betaling is hij bereid het weer tot rust te brengen.
Via de poort komen we in een ruime tuin, waar ‘s zomers kamermuziek ten gehore wordt gebracht. Ik ben benieuwd wat ze dan met de orgelman doen.
Op de begane grond van het rijk gedecoreerde koopmanshuis is een tentoonstelling van oude werktuigen, waaronder een destilleerketel voor rozenolie. Een schilderij toont het straatleven van Plovdiv in de 19e eeuw, waarbij de oosterse invloeden duidelijk zichtbaar zijn. Op de bovenverdieping is een aantal kamers in originele stijl ingericht. Verder zijn er traditionele Rodopi-kostuums en sieraden te zien.
Tot Asenovgrad was de weg vlak en saai, maar nu slingert hij door het nauwe dal van de Cepelarska de bergen in. In Backovo wijken we alweer van de route af. Snuffelen aan een unieke cultuur, luidde één van Freds beloften en hij is van plan die te houden. Een steile keienweg omringd door soevenierkraampjes leidt naar het Backovo-klooster. Via de poort lopen we naar het binnenplein waarop twee Byzantijnse kerkjes staan, temidden van loofbomen, cypressen en druiveranken. Kippen en schapen scharrelen onverstoorbaar rond. Om het plein liggen galerijen met witgepleisterde woonvertrekken. Vanaf de bovenste galerij heb je een mooi uitzicht op de binnenplaats, waar een monnik net twee flessen wijn in ontvangst neemt van een boerin in een blauw schort. Fred vertelt dat het nog leuker is het klooster op zondag te bezoeken, dan staan de bruidsparen in de rij om in de kloosterkerk te trouwen.
Steeds dieper dringen we het Rodopi binnen. Alleen al de rit door het imposante dal van de Cepelarska maakt de reis de moeite waard. Hoog rijzen de dichtbeboste berghellingen aan weerszijden op. In deze ongerepte streek leven wilde zwijnen, wolven en beren. Af en toe passeren we een boer die met paard en wagen op pad is. Hier en daar ligt een dorpje in het dal geklemd. Steeds houden we zicht op de bergrivier. Langs de oevers liggen een paar forellenkwekerijen die gebruik maken van het heldere water. Volgens Fred moet het hier ‘s zomers goed forelvissen zijn in de rivieren en beken. Ik kan me voorstellen dat het een genoegen is in zo’n omgeving een dag lang over het water te staren.
Zo’n vijf kilometer voor Pamporovo passeren we de grens van 1200 meter. Vanaf deze hoogte blijft de sneeuw de hele winter liggen. Ineens gaat de weg met scherpe bochten steil omhoog, het gladde wegdek maakt plaats voor een verzameling kuilen waartussen nauwelijks nog asfalt te bespeuren is. Het gemengde bos wordt puur naaldwoud. Even later draaien we op 1600 meter hoogte Pamporovo binnen.
Pamporovo is een begin jaren zestig opgezet vakantieoord. Op een rug van de Snezhanka ligt een cluster van vijf hotels. Verspreid tussen de bossen liggen nog vier hotels, een bungalowcomplex, restaurants en winkels.
Hoewel de moderne architectuur me niet echt kan bekoren, moet ik toegeven dat de ligging erg idyllisch is. De hotels zijn vernoemd naar omliggende bergtoppen. Wij nemen onze intrek in hotel Mourgavets, naar een 1858 meter hoge top. Vanaf mijn balkon op de achtste verdieping kijk ik over de boomkruinen uit op bergtoppen en skipistes.
Tijdens een avondwandeling langs de winkels van Pamporovo val ik van de ene verbazing in de andere. Een pakje sigaretten kost f 1,10! CD’s, ook de allernieuwste, f 6,50 tot f 8,50! Een fles mastika, Bulgaarse ouzo van 47 procent, doet een rijksdaalder! Ski’s kosten rond de tachtig gulden, daar huur je ze in Oostenrijk nog geen week voor!
Fred begint te glimlachen. Weet je dat je hier kunt leren skiën voor goed tweehonderd gulden? Daarvoor krijg je zes dagen ski’s, skischoenen, stokken, een skipas en vier uur per dag les. Snel begin ik te rekenen. Met de vlucht en een week verblijf op basis van half pension erbij kom je op zo’n f 850,-. In Oostenrijk betaal je alleen al voor het verblijf rond de f 800,-. Daarbij komt f 250,- voor een skipas en nog eens dat bedrag voor de lessen. Met f 100,- skihuur erbij is dat f 1400,-. Dan moet je ook nog je eigen skischoenen meenemen en er zelf naartoe rijden. Voor het verschil kun je hier een voorraad drank, sigaretten en CD’s aanschaffen waarmee je een winkeltje kunt beginnen… Terwijl ik me rijk reken, informeert Fred tussen neus en lippen door of het niet eens tijd wordt de kwaliteit van de mastaka te gaan testen.
Het wordt tijd om het hogerop te zoeken. In het hoogseizoen bedraagt de wachttijd bij de skiliften maximaal vijf minuten. Voor je het weet sta je op de 1926 meter hoge top van de Snezhanka (Sneeuwwitje), net boven de boomgrens. En je kunt nog hoger, want hier staat een 156 meter hoge televisietoren de omgeving te domineren. Je kunt er niet omheen bovenin een kop koffie te drinken en van het uitzicht te genieten. Met helder weer zie je in het westen het Rila- en Piringebergte liggen en zeventig kilometer zuidelijk de Egeïsche zee.
Vanaf de Snezhanka waaieren zwarte, rode, blauwe en groene skipistes alle richtingen uit. De meeste pistes zijn breed en relatief vlak, waardoor beginners een ruime keus hebben. De pistes worden omringd door dichte naaldwouden, soms voeren ze over een kleine alpenwei.
Voor langlaufers die gespoorde loipes wensen zijn de mogelijkheden hier beperkt, de langste van de drie is vijf kilometer. Zij komen beter aan hun trekken in Cepelare, zes kilometer noordelijker. Voor ongespoord langlaufen zijn de mogelijkheden veel ruimer. De mensen uit de omliggende dorpen bieden niet alleen hun diensten aan als skileraar maar ook (zomer en winter) als berggids. Het kost weinig moeite om iemand te vinden die tegen geringe betaling een prachtige tocht met je maakt langs de dorpen in de omgeving en je de mooiste plekjes in de bergen laat zien.
Met Zonka, een ervaren gids, beklim ik de Mourgavets. Als ik op de rotsige top sta zie ik in de diepte het prachtige dal van Smoljan liggen. Dalend en klimmend door de uitgestrekte bossen lopen we naar de Orpheusrotsen. Inderdaad: de legendarische Orpheus is hier geboren, in de tijd dat de Thraciërs hier woonden. Orpheus zong zo mooi dat wilde dieren mak als lammetjes werden, terwijl bomen en rotsen aan de wandel gingen. Naar verluidt is het gebruik van kopstemmen in de Bulgaarse volkszang een overblijfsel van de zangkunst van Orpheus.
Vanaf de Orpheusrotsen zien we tussen de bergen het observatorium van Rozen liggen. Niet ver daar vandaan ligt hoog in de bergen een prachtig dorpje. Ik zoek vergeefs op de kaart. Momchilovcy, want zo heet het volgens Zonka, staat er niet op. Wellicht omdat het niet aan een doorgaande weg ligt, oppert ze. Het lijkt me een ideale plek voor rustzoekers. Pensionnetjes zijn er volgens Zonka genoeg en de bewoners verzorgen het vervoer naar de skipistes. Je komt er door bij het observatorium of bij het dorp Sokolovski de weg de bergen in te nemen.
Afdalend bereiken we het dalstation van een skilift. Op de alpenwei staan een paar bescheiden eet- en drinkgelegenheden. In een houten cafeetje drinken we koffie en rakija, terwijl we ons warmen aan de hete-luchtkachels. Een mini-enquête onder ervaren skiërs levert het volgende op. De pluspunten van Pamporovo: goedkoop, sneeuwzeker, korte wachttijden en een prachtige omgeving. De skimogelijkheden zijn volgens een kenner vergelijkbaar met Winterberg in Sauerland. Een skileraar doet de langste afdaling, een blauw-groene van 3800 meter, echter binnen de tien minuten. Dat geeft de grenzen al zo’n beetje aan. Het is hier ideaal om te leren skiën. Het tweede jaar is ook nog leuk, maar daarna ben je al gauw uitgekeken op de acht alpinepistes met een totale lengte van, inclusief trainingspistes, 17,5 kilometer en de 35 kilometer aan lange afstandspistes.
We maken een tocht langs wat dorpjes in de omgeving, om nader kennis te maken met de Rodopencultuur en meteen te kijken wat de mogelijkheden zijn voor mensen die hier wel willen skiën, maar de voorkeur geven aan een verblijf in een authentiek bergdorp.
Ik heb al kennis gemaakt met Milena Yurukowa, een charmante Bulgaarse die 25 jaar als gids in deze omgeving werkte. Ze woont even ten noorden van Smoljan. Om zich van een verzorgde oude dag te verzekeren heeft ze onlangs in de tuin van haar huis een nieuw huis laten bouwen, waarvan ze de kamers verhuurt. Ook de nieuwbouw is opgetrokken in typische Rodopenstijl, uit ruwe stenen en met veel hout. De inrichting is eveneens in de lokale stijl, met blankhouten meubelen en veel wollen tapijten. Waar die lekkere geur vandaan komt? Milena lacht: dat krijg je als je buren een bakker en een banketbakker zijn.
Smoljan is met 40.000 inwoners de grootste stad in de Rodopen. Het ontwikkelt zich als wintersportoord en kent met meer dan honderd bars en cafees een heus uitgaansleven.
De ligging aan de voet van de Goljam Perelik, met 2191 meter de hoogste berg in de Rodopen, is erg fraai maar het centrum wordt gedomineerd door saaie overheidsgebouwen uit de jaren zeventig. We besluiten dus in een andere richting uit Pamporovo af te dalen. Milena zal ons als gids vergezellen.
We dalen een rivierdal in. Het eerste dorp dat we passeren is Stoikite, dat bestaat uit verspreid tegen een flauwe helling liggende huizen en boerderijen. Hier kun je wild eten en er zijn ook privékamers te huur, weet Milena. Een paar bochten verder ligt een oude watermolen in het inmiddels smalle dal. We lunchen in het restaurant dat er is gevestigd. Via een stenen bruggetje steken we de beek over. Traptreden leiden omlaag naar een laag vierkant gebouw met een schoepenrad. Zo langs de beek gelegen staat er uiteraard forel op het menu. Een nadere blik op de spijskaart leert dat een hoofdmenu zo’n vijf gulden kost. Een fles rode Bulgaarse wijn kost f 3,60, terwijl er al voor f 3,20 een fles sekt op tafel komt. Een ruime borrel van 100cc kost 55 cent en een bak koffie maar liefst 30 cent.
De rustige weg slingert eindeloos westwaarts door het hart van de Rodopen. Voor fietsers is dit ‘s zomers een waar paradijs. Wie wil kan uren en uren doorrijden en genieten van de uitbundige natuur.
Vijf kilometer voorbij Stoikite ligt Siroko Lâka tussen de bergwanden geklemd. Het hele dorp staat onder bescherming van de Bulgaarse monumentenzorg, met zijn 18e en 19e eeuwse huizen en de stenen bruggetjes over de Loedje. Vanaf dit riviertje klimmen steile straatjes omhoog. De smalle, hoge huizen met hun kleine ramen ogen massief. Ze zijn opgemetseld uit dezelfde keien waarmee de straten zijn geplaveid. Alleen de erkers zijn witgepleisterd. De leistenen daken zijn extra stevig, om eventuele sneeuwlawines te weerstaan. Kippen scharrelen rond de huizen, waartegen het brandhout hoog ligt opgetast. Overdag grazen de koeien op alpenweiden die verspreid tussen de bossen op de hellingen liggen. Laat in de middag lopen ze over de weg terug naar hun stallen in het dorp. Wie in een typisch Rodopen-dorp wil verblijven, moet hier een kamer zoeken.
In het dorp Nastan doen vrouwen de was bij een warme bron in de rivier. Aan de minaret is te zien dat Grohotno een Turks dorp is.
Milena legt uit dat de moskee er al stond, maar dat het pas de laatste 2-3 jaar is toegestaan deze van een minaret te voorzien. Oude mannen zitten op bankjes onder de bomen te praten.
Hier slaan we linksaf, richting Griekse grens. Weer staat er een moskee met een nieuwe minaret langs de weg. Het Turkse gehucht Djovren, waar de moskee bij hoort, ligt hoog op een helling aan de overkant van de weg.
Het wegdek wordt gaandeweg slechter. De weg die uit de rotsen is weggehakt is zo smal dat tegenliggers zullen moeten wachten. De kloof van Trigrad, waar we nu door rijden, wordt nauwer terwijl de wanden steeds hoger oprijzen. Op een parkeerplaats stoppen we om een blik in de diepte van de kloof te werpen.
Een paar haarspelden verder eindigt de weg in Trigrad. Hier zijn gidsen te huur voor tochten door de bergen en naar de vele grotten, waar liefhebbers van stalactieten en stalacmieten hun hart kunnen ophalen. Ook in Trigrad zijn tegenwoordig privékamers en -restaurants, vertelt Milena. Alleen weet bijna niemand dat, omdat de verhuurders geen geld hebben om reclame te maken. Reisbureaus geven die informatie vaak niet, omdat ze er concurrentie in zien voor hun pakketreizen. Daardoor weet de doorsnee-toerist niet dat er in Bulgarije tegenwoordig veel meer mogelijk is dan een paar jaar terug. Sinds de val van het communisme zijn de privé- hotelletjes en -pensions overal als paddestoelen uit de grond geschoten. Het moeten er inmiddels zo’n 40.000 zijn. Misschien dat de wintersporter er wat minder belang bij heeft, maar voor wie ‘s zomers per (huur)auto of fiets rond wil trekken is het onmisbare informatie.
Pamporovo bruist ‘s avonds. Disco’s, nachtclubs, karaoke-bars en skileraarshows – noem het en het is er. Als je tenen hiervan krom gaan staan, bieden omliggende dorpen ontsnappingsmogelijkheden in de vorm van restaurantjes en kroegjes waar alleen de lokale bevolking komt. Wij gaan eten in folklore-restaurant Chevermetto, dat is gevestigd in een nagebouwde schaapskooi. Buiten, in de kou, worden we opgewacht door twee mannen in klederdracht. De eerste houdt ons een dienblad voor met pitka-brood en twee schaaltjes: met zout en cubritsa, een mengsel op basis van bonenkruid. Het is de bedoeling een stuk van de pitka te plukken en deze in het zout en de cubritsa te dippen. De tweede man houdt ons een dienblad voor met glaasjes mastika, waarmee we het brood kunnen wegspoelen. We moeten het glas in één teug leeg drinken en op z’n kop op het blad terug zetten, smokkelen is er niet bij.
Terwijl we een tafel zoeken, licht Fred de achtergronden van dit ritueeltje toe. Het brood bestaat uit vocht en meel. Dat symboliseert de twee werelden die hier vanavond samen komen. Daar moet uiteraard op gedronken worden. Bovendien doodt de alcohol alle ziektekiemen in het lichaam.
We worden er in ieder geval lekker warm van, terwijl we naar het open vuur staren waarboven hele lammeren aan grote spitten ronddraaien. Als het vlees gaar is begint de kok, met meer gevoel voor theater dan liefde voor zijn vak, op de lammeren in te hakken. Het resultaat is vlees met veel botsplinters. Gelukkig maakt de heerlijke Bulgaarse wijn veel goed.
Op de achtergrond speelt een orkestje Bulgaarse muziek. Als we aan het dessert toe zijn begint er een show met veel zang en dans. Het meest imponeren de zangeressen met hun prachtige kopstemmen.
Als het gezang van Orpheus hieraan verwant was, had ik hem ook graag willen horen. Het niveau is veel hoger dan je in een eenvoudige eetgelegenheid mag verwachten. Des te betreurenswaardiger is het dat ze zoveel concessies aan het publiek doen. Het aandeel van de dans is al veel groter dan dat van de moeilijker toegankelijke zang, maar de show wordt bovendien regelmatig onderbroken voor een stoelendans en andere vormen van publieksparticipatie. Wat mij betreft zouden de artiesten wel wat meer aandacht van het publiek mogen vragen, in plaats van andersom.
Tijdens het natafelen informeert Fred of hij z’n beloften een beetje heeft waargemaakt. Ik heb de afgelopen week inderdaad kennis gemaakt met een prachtige bergstreek en uitgebreid kunnen snuffelen aan een unieke cultuur. Maar waar blijven de lederhosen en de alpenhoorns? Laten we dan nog maar een mastika nemen om de ziektekiemen te doden. Nazdrave!