×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

De Laugavegur trekking

Door het vulkanische binnenland van IJsland

Reisverslag: Renée Mettrie
Foto's: Renée Mettrie

De ‘Weg van de warme bronnen’ is de meest populaire trekking op IJsland: in 3 à 4 dagen zo’n 55 km lopen van Landmannalaugar naar Þörsmörk. Het ene moment doorwaad je een ijskoude rivier en het volgende neem je een bad in een warme beek. Tussen de sneeuwvelden pruttelen modderpoelen in de klaarlichte nacht.

Om 7:15 nemen Jo De Smedt en ik voor de jeugdherberg die naast de camping ligt de gratis shuttlebus naar de BSI terminal van Reykjavik. Van daaruit vertrekken gewone- en bergbussen naar zowat alle belangrijke plaatsen van IJsland.

Om 8:30 vertrekt de eerste en enige bus naar Landmannalaugar, de uitvalsbasis van de populaire Laugavegur-trekking. Een traject van een uurtje over het asfalt van IJslands’ weg nr. 1, de Ringweg, eindigt met een stop in Selfoss.

De bus verlaat de comfortabele ringweg en de tocht gaat verder over de F22. Zoals over alle ‘F’-wegen (‘F’ staat voor ‘fjallvegur’ oftewel ‘bergweg’) is deze tocht niet aan te raden met een ‘gewone’ auto: de wegkwaliteit is niet zo best, er is veel steenslag en er moeten enkele rivieren worden overgestoken.

We maken een fotostop nabij de – zoals meestal in mist gehulde – vulkaan Hekla. Deze 1.491 m hoge, actieve vulkaan, ooit betiteld als ‘de ingang van de hel’ barstte de laatste keer uit in februari 2000.

De hele omgeving is bedekt met zwarte, poreuze lava. Toch groeien er planten: o.a. de pollenvormende Silene vulgaris (Blaassilene) en Armeria maritima (Engels gras), die in heel IJsland veelvuldig voorkomen.

Zoals op zowat alle bussen in Zuid-IJsland, wordt tijdens de rit af en toe toelichting over de bezienswaardigheden gegeven op een audio-CD, in het IJslands en het Engels.

Om 12:30 komen we aan in Landmannalaugar. Sommige passagiers zullen hier slechts 2 uur vertoeven, om dan verder te rijden naar het Skaftafell Nationaal Park.

De mensen die de Laugavegur gaan doen wordt gevraagd zich in de FÍ (Ferðafélag Íslands) hut aan te melden ‘for security reasons’. Achteraf blijkt dat men, zoals in heel IJsland, enkel naar onze nationaliteit informeert.

We zetten onze tent op. Er is geen gebrek aan stenen om de haringen in de stenige bodem te drijven. We eten IJslands roggebrood met dito kaas en salami.

We maken een korte verkenning. Het kampeerterrein lijkt een enorm groot basiskamp. Er is zelfs een woonwagen-café, ‘Fjallafang’, waar je naast drank ook forel kunt kopen. Naast individuele toeristen zijn er ook veel groepen en naast kampeerders logeren er ook mensen in de FÍ hut.

Bij Landmannalaugar (580 m) bevindt zich het op één na grootste geothermaal gebied van IJsland. De bergen in de omgeving zijn erg kleurrijk: ze bestaan uit het stollingsgesteente ryoliet, een combinatie van mineralen (waarvan meer dan 66% van het zure SiO2) gemetamorfoseerd door geothermische en vulkanische activiteit.

De 943 meter hoge, bruingekleurde Bláhnúkur (‘Blauwe piek’) is de meest markante berg, de mooiere, rood gekleurde Brennisteinsalda ligt nog wat verborgen.

Nabij de camping stroomt een ‘gewone’ (koude) rivier: Namskvísl (‘kvísl’ = ‘rivier’). Achter het kampeerterrein zie je reeds het vertrekpunt van de Laugavegur: een groen, rotsachtig, romantisch valleitje waar overal hete dampen uit de grond opstijgen.

Op het einde van het kamp zit een aantal mensen te baden in een brede, warme beek, bereikbaar via vlonders. In een eveneens warm zijbeekje zwemmen twee vinnige grauwe franjepoten (Phalaropus lobatus).

We maken een korte verkennende wandeling naar het Frostastaðavatn meer (‘vatn’ betekent zowel ‘water’ als ‘meer’), grotendeel langs de F weg, ongeveer een uurtje van de camping. Lavalandschap, weinig plantengroei, vooral mos.

‘s Avonds genieten we van een drie-gangen menu bestaande uit pakjessoep, aardappelpuree met gerookte zalm, en bosvruchtenmousse. De lax (zalm) bleek in de supermarkt van Reykjavík ‘maar’ even duur als hesp – wat niet betekent dat zalm goedkoop is. Met het overblijvend vel maak ik een plaatselijke hond gelukkig.

Het sanitair is erg druk en de douches zijn duur, dus verkiezen we een bad in de openlucht, in de warme beek (van 22:40 tot 23:30 – het is nog helemaal niet donker). Je voelt de warmte zo uit de grond komen.

De meeste baders zitten op een kluitje bijeen op de warmste plaats maar je kunt ook ‘zwemmen’ (het water is ongeveer 0,5 – 1 m diep) naar een meer rustig, koeler plekje. Eens eruit is het niets te warm; reppen dus om je te gaan aankleden.

Landmannalaugar - Hraftinnusker ± 10 km.

Warme bronnen en geheimzinnig pruttelende modderpoelen

De volgende morgen vertrekken we via het groene dalletje achter de FÍ-hut en komen we terecht in het lavaveld Laugahraun (‘hraun’ = ‘lava’).

Hierop volgt een adembenemend mooie passage doorheen een landschap van ryolietbergen: de Brennisteinsalda (‘brennistein’ betekent ‘zwavel’) aan de westelijke en de Bláknúkur aan de oostelijke kant.

Niet ver van het pad zien, horen en ruiken we stomende fumarolen en dampende solfataren, omgeven door prachtige gele zwavelkristallen. Fumarolen zijn gasbronnen met stoom die kooldioxide, waterstofsulfide en waterstof bevatten. Is er ook zwavel aanwezig, dan gaat het om solfataren.

Het wisselen van kledij bij het begin of het einde van een regenbui of winderige passage en het nemen van talrijke foto’s zijn een nuttig excuus om ons even te bevrijden van de rugzak.

Regelmatig passeren we sneeuwvelden. Na het oversteken van een bergrug en een hoogvlakte dalen we tegen lunchtijd af naar een nieuw solfataren- en fumarolenveld: Stórihver (‘Grote Warme Bronnen’).

Naast het pad braakt een sinister gat kokend water uit. We exploreren het nabijgelegen, meer romantische, groene valleitje met warme bronnen en geheimzinnig pruttelende, grijsblauwe modderpoelen. De grijze kleur wordt veroorzaakt door uiterst fijne deeltjes pyriet of ijzersulfide en klei, die is opgelost in het door opstijgende gassen verwarmde grondwater.

De idee terecht te komen in zo een kokend gat lijkt nog minder aantrekkelijk dan in onze Alpen in een gletsjerspleet te vallen, we blijven er dus op een veilige afstand vandaan.

Ons geluk is van korte duur: de zoveelste regenbui dient zich aan en we besluiten te beginnen aan de lange maar geleidelijke klim naar de Hraftinnusker (1.128 m), in de Lonely Planet terecht beschreven als ‘cold’ en ‘forbidding’.

Mocht er op de weg daarheen niet hier en daar een plantje proberen te overleven en mocht er in de verte niet af en toe een besneeuwde top prijken, dan zouden we ons astronauten op de maan wanen. Overal zwarte lava, hier en daar stukjes obsidiaan of ‘vulkanisch glas’ (‘hraftinnusker’ betekent ‘obsidiaan’), een zwarte halfedelsteen met schelpvormige breukvlakken waarvan we elk een stukje meenemen, zodat voortaan ons huis tegen brand zal beschermd zijn, als er tenminste waarheid schuilt in wat de IJslanders geloven.

Maar de koude wind en regen en enkele passages door wegens de lava alles behalve witte sneeuwvelden maken dat we nu allerminst aan brand denken. Het gezegde ‘als het op IJsland slecht weer is moet je maar 10 minuten wachten, dan wordt het beter’ blijkt een fabeltje. We zijn dan ook maar al te blij als we net over de top van de vlakke berg in de verte de FÍ hut Höskuldsskáli met in de buurt enkele tentjes ontwaren.

Een nevenuitstapje naar het twee kilometer verderop gelegen ijshol Íshellir met geothermische activiteit laten we maar achterwege. Nog steeds in weer en wind haasten we ons de tent op te stellen. Zonder moeite duwen we de haringen is het zwarte lavazand.

Gelukkig wordt de wind tegengehouden door een steenwal, gebouwd door één van onze voorgangers. Het giet nog steeds, dus we beginnen aan een klein dutje. Tenminste, dat plannen we. We slapen in één ruk tot in het midden van de nacht. Het tijdsverschil van twee uur, de nachtvlucht van Düsseldorf naar Reykjavik en het late bad in Landmannalaugar laten zich voelen.

We staan even op voor een sanitair wandelingetje en om de omgeving te verkennen. Ik ga op zoek naar een rivier in een ravijn ten westen van de hut die ons water moet bieden. Dat blijkt in dit seizoen niet nodig: een kraantje aan de hut geeft water. Vreemde gewaarwording: 3 uur ‘s nachts en de hele omgeving baadt in het licht.

Hraftinnusker - Alftavatn ± 12 km

Geleidelijk aan wordt het landschap groener

Hoewel er nog heel wat regen gevallen is blijkt de tent de volgende morgen merkwaardig droog: de IJslandse wind kent zijn job. De huttenwacht – een studente – dient zich aan om het kampeergeld te innen: 500 IKR voor een wc-hokje zonder water en één koudwaterkraantje in de buitenlucht.

We willen toch nog wat waar voor ons geld en hangen onze kleren nog een uurtje te drogen in de hut. De verwarming gebeurt er met behulp van geothermische stoom, de elektriciteit wordt door zonne-energie opgewekt.

We dalen verder af naar het zuiden, aanvankelijk ten westen van het Reykjafjöll gebergte, later naar het Kaldaklofsfjöllgebergte.

Hier en daar moeten we een sneeuwveld oversteken. Een eind verder passeren we opnieuw gebieden met solfataren, fumarolen en modderpoelen.

Op wat mossen na is er weinig plantengroei. We stappen doorheen vettige, bijna wit gekleurde klei.

Geleidelijk aan wordt het landschap groener. We steken een gemakkelijke rivier – de Grashagakvísl – over.

We komen terecht in brede vallei begroeid met gras, mos, Veenpluis, Alchemilla alpina (een Vrouwenmantel) en de veel voorkomende, laag bij de grond groeiende Wollige wilg (Salix lanata) die zich met een dichte beharing tegen wind en koude beschermt.

Deze dagetappe eindigt bij het kampeerterrein en de twee hutten nabij het mooie Alftavatn meer. Dit blijkt ook bereikbaar per auto via een F-weg, of te paard.

Gesaboteerd door een stormwind hebben we de grootste moeite onze tent recht te zetten. Een gebroken tentstok spalken we met leukoplast.

Het avondmaal bestaat uit pakjessoep, harðfiskur (gedroogde en erg zoute vis) met noedels en chocomousse als toetje.

De prijs voor een douche is exorbitant hoog: 150 IKR voor 2 minuten. Het wordt dus weer het koudwaterkraantje. Na een korte avondwandeling aan de oevers van het Alftavatn duiken we onze tent in.

Alftavatn - Emstrur ± 17 km

Broekspijpen omhoog, een schietgebedje en het smeltwater in

De meteogoden hebben voor vandaag mooi en warm weer voorzien. Doorheen een bergachtig en voorlopig nog fris groen landschap gaat het naar Hvangil, slechts anderhalf uur van het Alftavatn gelegen en eveneens een mogelijke overnachtingsplaats.

Over een eerste, woest kolkende rivier loopt gelukkig een brug. Maar even later moeten we eraan geloven: voor de Bratthálskvísl heeft men het niet de moeite gevonden een brug te voorzien. Dan maar onze bergschoenen uit, sandalen aan, broekspijpen omhoog, een schietgebedje, en het smeltwater in. Niet diep maar beerkoud – onze kuiten doen er pijn van.

Hvangil – waaraan een manege verbonden is – ligt als een soort oase in het lavaveld Hvannagilshraun.

Over de volgende rivier, de Kaldaklofsvísl, ligt een voetbrug, maar even verder wacht ons een laatste opfrissing: waden door de kniediepe Bláfjallakvísl. Ons zelfmedelijden wordt er wat minder op als we een mountainbikester met volgeladen fiets zien oversteken.

Hiermee hebben we, om eerlijk te zijn, het mooiste stuk van deze dag gehad. Hadden we maar een paard gekidnapt voor het vervolg. Want dat blijkt een vele kilometers lang traject over een stoffige F-weg, doorheen de saaie, enkel uit zwart zand en puimsteen bestaande Mælifellssandur (een ‘sandur’ is een zandvlakte).

Een stofmasker zou goede diensten bewijzen tegen het opwaaiend zand van de – gelukkig niet zo talrijke – passerende 4WD voertuigen. Hier en daar doorbreken paars gekleurde Breedbladige wilgenroosjes (Chamaenarion latifolium) en Engels gras de eentonigheid.

Slechts één koele noot: de sombere rivier Innri-Emstruá, die gelukkig overbrugd is.

De laatste uren stappen we almaar boba (berg op, berg af), steeds maar in de ijdele hoop achter de volgende top de volgende hut te ontwaren. Wat pas 8 uur na ons vertrek werkelijkheid wordt.

De ligging van de camping (nou ja: weer 2 kraantjes met koud water en 2 wc’s) nabij de Emstrur hutten is verrassend verfrissend. In een dalletje nabij een helder bergbeekje, te midden van het groen. Met opvallend veel groen bloeiende Grote Engelwortel (Angelica archangelica litoralis), die in heel IJsland in de buurt van het water veelvuldig groeit en waarvan het extract in de grote steden als energie leverend medicijn wordt verkocht.

Emstrur - Þörsmörk ± 16 km

We lopen plots door een oerwoudachtig berkenbos

Om 10 uur stappen we op, gesterkt door krokante muesli en andere heerlijkheden. We lopen zuidoostwaarts door een soort heidegebied en dalen dan af naar de oversteek via een voetbrug over de zoveelste woeste rivier, de Fremri-Emstruá. Als hulp voor onwennige toeristen loopt er een kabel doorheen.

Na de brug voert de route verder WNW en vervolgens ZW, parallel met de brede Markarfljót rivier.

Tijdens een korte rustpauze iets naast de normale weg zien we plots een loper in shorts en T-shirt verschijnen, ons voorbijlopen, vloeken omdat hij de verkeerde weg heeft genomen en in de juiste richting verdwijnen.

Hij blijkt de eerste van een grote groep deelnemers aan een internationale marathon, die ‘s morgens gestart is in Landmannalaugar en zal eindigen in Þörsmörk. Hoewel ze het traject zonder noemenswaardige vracht afrennen wordt onze eigendunk weer wat gerelativeerd. Onderweg krijgen ze wat te drinken van een bevoorradingspost, bestaande uit vijf mensen en een hond.

Eventjes de Slyppugil doorwaden, maar dat is ondertussen routine geworden.

Wat verder profiteren we mee van het grootse evenement: als we de zeer brede, diepe en niet op een evidente manier over te steken rivier Þronga moeten oversteken worden we zowaar geholpen door de marathonassistenten.

Tot de Þronga werd het landschap gekarakteriseerd door de ons inmiddels vertrouwde kaalheid. Aan de andere oever is dit drastisch veranderd: we lopen plots door het Þörsmörk (het ‘bos van Þör’): een oerwoudachtig berkenbos (Betula pubescens) met ons uit de beboste delen van de Alpen bekende planten zoals Ooievaarsbek (Geranium) en Boterbloem (Ranunculus). De boompjes zijn erg vertakt en iets hoger dan wijzelf. Doet vreemd aan, na dagen zwerven door de lava. Bossen bedekken slechts 1% van IJsland.

Na nog ruim een uur bereiken we de luxueuze camping in het Husadalur, nabij de Austurleið hut. Hier heerst een begankenis van je welste. De laatste marathonlopers worden op gejuich onthaald. Blijkt dat de besten voor het traject, waarover wij 4 dagen deden, slechts 4 uur 39 nodig hadden. De traagsten hadden er zo een 7 uur voor nodig. Maar ze zullen natuurlijk niet zoveel foto’s genomen hebben als wij.

Ter hunner ere is er een barbecue, over het hele kamp hangen de geuren van gegrild vlees. Het water loopt ons zowat uit de mond maar er is niets te koop. We doen het dan maar weer met pakjessoep, gelyofiliseerde hoofdschotel en chocomousse. Om het leed wat te verzachten nemen we ‘s avonds voor het eerst sedert dagen een lange warme douche.

Wie wil, kan de Laugavegur verlengen met een 1 à 2-daagse traject naar Skógar. Wij doen dit niet, o.a. wegens de ongunstige weersvooruitzichten.

Rond 15:30 nemen we bus naar Hvolsvöllur. Het wordt een spannende rit: in een konvooi van drie 4WD bussen met 1 meter hoge wielen doorheen de talrijke zijarmen van de meanderende Markarfljót (‘fljót’ is IJslands voor een grote rivier).

Naast het voertuig voor ons spuit het water meters omhoog. Aan de overzijde stappen heel wat passagiers uit, op een plek waar hun auto’s (veelal 4 WD’s, maar blijkbaar toch niet Markarfljót-waardig genoeg) staan.

Het wordt een hele tijd wachten op de volgende bus, die ons via Skógar met zijn 60 meter hoge waterval Skógafoss naar Vík met zijn meeuwen- en papegaaiduikersrotsen zal rijden.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner - Stem & Win