×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

De Nijl Expres

Door de woestijn van Khartoem naar Caïro

Reisverslag: Rob van Schie
Foto's: Rob van Schie

Met de Nijl Expres van Khartoem door de Nubische woestijn naar Caïro kun je genieten van de schoonheid van het lege land. Op het dak zitten zwartrijders. Onderweg stopt de trein op stations waar niemand is. Waarom zou er ook iemand zijn, voor een trein die een keer per week langskomt?

Na 3 weken op de Faculteit Natuurkunde van de Universiteit van Khartoum aan de vloeibare stikstofmachines sleutelen is het tijd om op huis aan te gaan. Ofschoon we een vliegticket in onze zak hebben, kiezen we er toch voor de terugreis over land te maken. Lidy is een paar dagen met de hulp van onze vriend Khalid en zijn broer Masdie bezig geweest om het visum voor Egypte en de trein- en boottickets te bemachtigen.

Op het nieuwe station in Khartoem Noord zijn tickets te koop bij een reisagent die wel erg veel provisie neemt.

Op het perron zien we een wonderbaarlijke mengelmoes van alle mogelijke huidskleuren en kleding uit alle delen van Soedan. Lidy maakt kennis met één van de kinderen uit Zuid-Soedan, Easter, die met ongeveer 20 andere jonge vluchtelingen op weg is naar Caïro en vandaar naar Amerika.

We vertrekken vijf minuten te vroeg en worden uitgezwaaid door een paar honderd achterblijvers. We hebben een eigen coupé met twee banken en een schuifdeur die telkens van zijn rail valt. De spoorbaan is in 1885 aangelegd in een tempo van 500 meter per dag om de voorraden van het leger van Generaal Kitchener te vervoeren die Khartoem ging bevrijden van de bezetting door het leger van de Mahdi. Tenminste, dat vonden de inwoners van Khartoem toen.

Er zal intussen wel wat vernieuwd zijn aan de spoorweg, maar het geheel maakt de indruk van langdurig gebruik met onvoldoende onderhoud. Doordat het in deze streken niet of nauwelijks regent, tast roest het materieel niet aan en zijn nog zeer oude wagons in gebruik. De passagierswagons zijn enige jaren geleden vervangen door afdankertjes uit Hongarije. Zilver geverfd en met het kleurige logo van Sudan Railways en reclame voor olie en batterijen zien ze er prima uit.

Een plaat aluminium met ventilatiesleuven en een plaat perspex met het papier er nog op dienen als raam dat door schuifjes, als die er nog zitten, wordt opengehouden. De trein zet er al snel de sokken in, met als gevolg een enorme stofwolk zodat alles in de coupé onder een laag zwart stof komt te zitten. Wat een stofboel zal dat zijn in de derde klas rijtuigen achteraan.

Buiten de stad wordt het stof al minder en schoner. We kloppen de lakens die op de bank liggen uit door het raam, een bezigheid die we gedurende de reis nog vele malen zullen moeten herhalen.

De begroeing word steeds dunner. Alleen de acasia kan hier overleven als hij tenminste niet wordt gebruikt voor een kookvuurtje. Op het dak zitten de zwartrijders, dat zal ‘s morgens knap fris zijn. We horen dat er regelmatig een lifter in slaap sukkelt en dan van de trein af dondert.

In Shendy kopen we koffie bij een vrouw die met haar handel langs de trein loopt. De kinderen uit de dorpjes die we passeren hollen met de trein mee, schreeuwend om wat geld, gelukkig nog niet om een pen. We passeren de Koningsstad Meroe. De piramides zien we helaas niet maar wel de tempel van Isis.

In de middag stoppen we als het spoor langs de Nijl loopt om de radiateur van de locomotief bij te vullen met Nijlwater.

In de namiddag lopen we het station van El Damer binnen maar vertrekken weer snel en komen een half uur later aan in Atabara. In Atabara zijn de werkplaatsen van Sudan Railways gevestigd. Er komt een andere locomotief van Duits fabrikaat voor de trein en die uit Zuid-Afrika mag op stal.

Alle reizigers zitten op het perron te genieten van de ondergaande zon en de frisse avondlucht, drinken een kopje thee of zeggen hun gebeden. Uit de stad komen veel mensen naar het station om bekenden die met de trein reizen te begroeten.

Als we weer verder gaan, is het donker geworden en gaat het licht in de coupé aan. Dit blijft de rest van de nacht branden omdat de lichtschakelaar niet werkt. De ventilator heeft er weinig zin in en wil met wat hulp wel even draaien maar, wat later blijkt, hij moet gewoon af en toe een paar goede opdonders hebben.

Door de Nubische woestijn

De wonderbaarlijke schoonheid van het lege land

Vroeg in de ochtend is er weer een lange stop in Abu Hamed. Daarna verlaat de trein de Nijl om de Nubische woestijn over te steken. Dit is het lege land waar wat bergen en rotsen zijn en verder alleen zand en gruis.

 

Er is geen boom of struik te zien maar wel af en toe het geraamte of wat verbleekte botten van een kameel en de restanten van een wagon die het station niet gehaald heeft. Het is een vreemde ervaring dat totaal leeg land zo indrukwekkend kan zijn en dat de oneindigheid en leegte van het land ons blijven boeien. Als we uit de trein hangend naar voren kijken zien we twee kaarsrechte zwarte strepen van de rails tot aan de horizon.

Regelmatig stoppen we om onduidelijke redenen in the middle of nowhere maar op het zesde station zijn mensen en is er weer eten en drinken te koop. Er is ook een waterput waar met een leren zak water van zo’n 40 meter diep omhoog gehaald wordt.

We komen aan het einde van de middag aan in Wadi Halfa en hebben dan 907 km afgelegd en zijn 10 stations gepasseerd sinds Abu Hamed. De trein wordt met vreugde onthaald en al ver voor het station rijden er auto’s mee van mensen die familie komen ophalen.

Op het station wachten we af tot de conducteur van de trein ons ten afscheid de hand komt schudden. Hier maken we gebruik van en houden hem de in Arabisch geschreven introductiebrief van professor Achmed onder zijn neus.

Hij vraagt wat rond en komt dan met Mr. Sihab Mohammed naar ons toe die ons kan helpen. Hij woont in Wadi Halfa en is belastinginner van de moskee. Iedere moslim heeft de plicht om geld aan de armen te geven, de Zakat (een van de vijf zuilen van de Islam) en hij mag dat ophalen. Hij brengt ons naar een huis waar wij verwelkomd worden met een ‘goede morgen en Bayti Baytak’. Het is Dr. Mahdy die 32 jaar geleden in Delft een cursus geologie heeft gevolgd en nog steeds veel weet over Nederland.

 

Ook treffen we Dr. Abdalla van de Faculteit van Geologie en Aardwetenschappen van de Universiteit van Dongola. Het huis is voor docenten en er wordt voor ons direct een kamer vrij gemaakt. De docenten en zeker hun vrouwen zien het werken in Wadi Halfa als een deportatie en willen zo snel mogelijk weer terug naar Khartoem. Zij vinden het volkomen overbodig dat hier een Universiteit is, inefficiënt en zonde van het geld, maar de regering in Khartoem wil de mensen in Wadi Halfa tevreden houden. De oorspronkelijke bevolking tussen Abu Hammed en Luxor is ook niet Soedanees, zeggen zij, maar Nubisch. Zij vinden dat de Engelsen hun een eigen land hadden moeten geven zoals de Zuid-Soedanezen dat ook willen.

Met de boot over Lake Nubian

Een gouden zon komt op boven de woestijn

Na veel bedankjes en een foto neemt Dr. Abdalla ons de volgende ochtend mee naar de souk waar het vergaren van de paperassen begint. Abdalla kent na 6 jaar in Wadi-Halfa veel mensen; dat bespoedigt de zaak nogal.

Wel voelen we ons wat opgelaten als we voor een uitreisvisum in een ruimte worden binnengelaten die aan drie kanten van kippengaas is voorzien. Wachtende mensen hangen in het gaas en zien zonder morren toe hoe wij eerder geholpen worden.

Na vier loketten, een tent met stuurs kijkende veiligheidspolitie en een tocht naar de bank om meer geld te wisselen zijn we rond. Nu kunnen we gaan ‘fatoeren’. Fatoer is gebakken vis uit Lake Nuba, heerlijke verse witvis van wel 75 cm lang. We nemen afscheid van Abdalla die tot zijn grote vreugde ‘s middags met de trein naar Khartoum gaat om de Eid El Adha te vieren met zijn familie.

Een ezelwagentje wil ons met de bagage tot het station brengen. Verder willen de ezels niet, zo blijkt, dus moeten wij als eigen pakezel naar de boot lopen.

We zijn als eersten bij de spiksplinternieuwe vertrekhal waar we een papiertje in de hand gedrukt krijgen dat later een volgnummer blijkt te zijn. Ik raak het kwijt en het goed uitgedachte systeem van volgnummers loopt in het honderd. Met een truck worden we naar het schip gebracht waar we ons ticket en paspoort moeten inleveren die in een grote doos verdwijnen en die in de loop van de avond weer opgehaald kunnen worden.

De boot vaart onder Egyptische vlag. Dat geeft meteen een andere sfeer, veel geschreeuw en drukke mensen. Het schip is afkomstig uit Duitsland en ziet er goed uit. We hebben een aardige hut die niet erg schoon is en met een stank die op je keel slaat maar de airco doet het prima, ja zelfs te goed. We mogen niet klagen als we zien hoe de andere passagiers benedendeks moeten verblijven in bedompte en donkere ruimten met houten banken.

Tegen 6 uur is iedereen aan boord en kan de afvaart beginnen maar eerst schalt nog het Allah Akhbar over het schip en gaan de gezichten richting Mekka.

Het diner ziet er heerlijk uit maar we zijn toch wat argwanend over het bacteriegehalte van de koude kip en laten de vissen nu vast mee-eten voordat ze de maaltijd misschien later toch krijgen. Na een nacht in een benauwde hut zien we een gouden zon opkomen boven de woestijn en hebben helaas het passeren van Abu Simbel gemist.

Van Aswan naar Caïro

Wil je een kaartje dan moet je er voor vechten

Na aankomst in Aswan komt de douane aan boord om de paspoorten alvast op het schip te controleren. Het gaat nogal chaotisch en dat leidt onder de nerveuze Zuid-Soedanese vrouwen tot consternatie. Deze mensen hebben in Khartoem al 3 weken van loket tot loket gelopen om hun papieren in orde te krijgen en zijn met hun schamele bezittingen nog lang niet in Amerika. De acht khawatja’s (mensen met een witte huid) mogen met voorrang het schip verlaten, dat scheelt wat pottenkijkers.

Wat opvalt zijn de in de zwart geklede zwaar bewapende soldaten die in heel Egypte over ons zullen waken. Na wat onderhandelen gaan we met de taxi naar de stad, pinnen wat geld en nemen onze intrek in het Nubian Oasis Hotel. Het eerste biertje sinds 3 weken gaat er in als God’s woord in een ouderling.

We neuzen wat rond op de souk en verorberen een karige maaltijd. Op het station willen we alvast een treinkaartje naar Caïro kopen, maar dat blijkt voor ons een schier onoverkomelijk probleem. Met ongeveer 15 man tegelijk hangen de aspirant-reizigers aan het hek van het loket. Wil je een kaartje dan moet je er voor vechten. De man van de informatie is zo vriendelijk om via de achterdeur voor ons kaartjes te kopen.

Vandaag gaan we rondkijken in Aswan. Om bij de onafgemaakte obelisk te komen steken we het kerkhof over waar al twee klanten klaarliggen die er vandaag onder gaan. We krijgen nog net de kans om de obelisk te fotograferen voordat drie bussen met toeristen arriveren en de bezienswaardigheid in een mierenhoop verandert.

In de middag varen we met een faloeka rond het eiland Philea. Er is vrij veel wind zodat we goed kunnen zien hoe behendig de schipper met de zeilen omgaat en in de stroming rotsblokken weet te ontwijken.

Na een paar biertjes en wat eten gaan we naar de trein die precies op tijd vertrekt. De man van de informatie ziet ons komen en brengt ons als een oude vriend naar onze coupé. Met drie ongeschoren kussen nemen we afscheid van hem.

We bevinden ons in een zeer ruime coupé met zes zitplaatsen voor ons tweeën. Dat wordt dus weer lekker pitten vannacht. Het is vervelend om ‘s nachts te reizen, maar als het uitzicht de hele nacht zo is als de laatste drie uur dat er daglicht was, missen we niet veel.

Veel legers en ontdekkingsreizigers hebben door alle tijden heen grote moeite gehad met reizen ten zuiden van Aswan. Het is nog steeds een natuurlijke barrière maar die hebben we nu gehad. De volgende morgen uur rijdt de trein Caïro op het station Ramses Square binnen.

Van Caïro naar Suez en Akaba

De chauffeur heeft lak aan de middenstreep op het asfalt

Na informatie te hebben ingewonnen bij de Egyptian Tourist Authority op het station lopen we naar het Roman Land Station. ‘Only 15 minutes’, dus meer dan een half uur lopen. Daar nemen we de bus naar Suez, een rit die 2 uur duurt.

Op het busstation van Suez horen we dat de bus naar Nuweiba pas om 3 uur gaat, maar de baas van het koffiehuis zegt ‘you are very lucky’ omdat er een minibus gaat, ‘any moment’. Een van onze medepassagiers wil nog even wat eten kopen en is zo terug.

Dat ‘zo’ duurt een half uur en als Lidy een opmerking maakt dat er een bom in de achtergebleven tas kan zitten begrijpt de chauffeur dat, gooit de tas en het jasje uit de bus en vertrekt richting Sinaï. Tot mijn teleurstelling gaan we niet over het Suez-kanaal maar er onderdoor zodat we alleen de dijken van het kanaal zien.

Er ligt een mooie asfaltweg met een duidelijke middenstreep waar de chauffeur lak aan heeft, hij neemt de kortste weg en moet af en toe door opgewaaid zand laveren. Onze tegenliggers zijn taxi’s met 9 mensen erin en op het dak ongelooflijk hoge stapels koffers.

In Nakhi halverwege de Sinaï stoppen we voor een kopje thee en kunnen we de benen strekken. De alom aanwezige security is ook hier actief en we vragen ons af waar het gevaar vandaan zou moet komen zo midden in de woestijn.

Op weg naar Taba zakken we af naar de Rode Zee door een diepe kloof met fantastisch kleuren in de rotsen verlicht door de laag staande zon. Langs de Rode Zee richting Nuweiba is een enorme bouwactiviteit. Het is een kuststrook die over een paar jaar door vele toeristen bezocht zal worden maar nu is het nog wat leeg en onaf.

In Nuweiba vinden we een loket waar tickets voor de boot verkocht worden die ‘any moment’ zal vertrekken richting Akaba. We moeten naar de bank om een verouderd biljet om te ruilen en als we terug zijn gehold, met de rugzak op, weten we toch nog een plaatsje op de boot bemachtigen. Bij Emigration een stempel halen leidt tot enige vertraging omdat de beambte aan het eten is. Als de boot twee uur nadat we hijgend aan boord komen vertrekt, weten we dat we nog steeds in Inshalla-land zijn.

Als we op de boot wat zitten te dutten zijn we ongemerkt in de wateren van Jordanië gekomen en ook in het telefoonbereik zodat we gewekt worden door een telefoontje van Arnaud die vol ongeduld op een winderige pier op ons staat te wachten. Om 12 uur meren we af en mogen van de douanebeambte Arnaud ophalen, die zo vriendelijk is om de kosten van onze visa voor te schieten.

De Dode Zee

Op je rug drijven gaat nog het best

Arnaud brengt ons naar het Mövenpick Resort & Spa Dead Sea Jordan, het mooiste hotel dat hij ooit gezien heeft en dat geldt ook voor ons. Het hoofdgebouw is gebouwd als een woestijnfort en de kamers als een soort kasba met prachtige tuinen en doorkijkjes. Arnaud gaat weer aan het werk en wij gaan genieten van het strand.

 

Het zwemmen in het zoute water is op je buik nogal lastig doordat je hoog op het water ligt. Op je rug drijven gaat nog het best en zo krijg je ook geen water in je gezicht. Aan de waterlijn is een put van 75 cm rond waar zwarte modder in zit. Die schijnt een geneeskrachtige werking te hebben ‘for almost any complaint’ dus wij natuurlijk ook even een modderbad nemen, en … inderdaad!

Een dagje Petra

De kloof eindigt op een plein waar Al Khazne staat

Vandaag gaan we vroeg op pad voor een bezoek aan Petra. We gaan zonder hulp van paarden door de kloof die toegang geeft tot de stad. De kloof eindigt op een plein waar het imposante en goed bewaard grafmonument Al Khazne staat.

Als toerist volg je de route maar ze zeggen gelukkig niet dat het een uur bergop lopen is naar het hoogste punt van de stad. De moeite wordt rijkelijk beloond met een prachtig graf en uitzicht op rotsen en ravijnen. En wat te denken van de toeristen met wat overgewicht die zich voor veel geld op de rug van een ezeltje naar boven laten sleuren. Om 3 uur komen we met zere kuiten weer terug in het dorp.

Onderweg terug naar slaan we nog linksaf om de belangrijke toeristische attractie Wadi Rum te bezoeken. Er zit nogal wat zand in de lucht die de grootsheid van de rotsen niet goed doet uitkomen. Wadi Rum is een desolaat plaatsje met als grootste attractie het slapen in een bedoeïenentent in de woestijn onder een verbluffend tapijt van sterren. Hier vandaan kun je ook per kameel naar Akaba reizen zoals Lawrence of Arabia dat in 1918 deed.

Door Israël naar Caïro

Lullen, smeken en zielig doen helpt niet

We vertrekken vroeg want er wacht ons een lange dag. Met een taxi gaan we naar de grens van Eilat. Het is een grens zoals hij hoort te zijn: veel hekwerk en rollen prikkeldraad. We krijgen een stempel in ons paspoort en wandelen Israël in, waar we ontvangen worden door een vriendelijke charmante jonge dame. Wel zijn ze zeer streng bij het controleren van de bagage en we moeten vele vragen beantwoorden over onze reis en het bezoek aan Soedan.

De taxichauffeur lijkt wel een reisleider. Trots vertelt hij over zijn land in de 20 minuten dat de tocht naar de Egyptische grens duurt. Bij de grensovergang naar Egypte blijkt ons visum niet meer geldig te zijn omdat het maar één keer gebruikt mag worden. Lullen, smeken en zielig doen helpt niet. De beambte laat zijn macht met luide stem gelden en stuurt ons terug naar het Egyptische consulaat in Eilat voor een nieuw visum.

Nu is het Eid voor de moslims zodat het personeel van het consulaat waarschijnlijk aan het schaap zit te kluiven en niet op zijn post is. Grote brieven op het hek delen mee dat op 8 maart weer gewerkt zal worden. Dan maar een dagje wachten en een hotel zoeken.

Door de hoge prijzen is dat niet eenvoudig. Maar we worden opgepikt door Mr. Shlomo David die een flatje voor ons heeft voor de helft van de prijs van een hotel. Om nog wat van onze dag te maken gaan we naar het strand waar het erg gezellig is, de zon heerlijk schijnt en veel mooie jonge mensen van elkaar en van de harde muziek genieten.

Per vliegtuig naar Caïro

Om veiligheidsredenen wil niemand op onze rugzakken passen

De zeer vriendelijke en behulpzame Mr. David brengt ons naar het consulaat. Na een uur wachten komt er iemand te voorschijn die in gebrekkig Engels duidelijk maakt dat de consul nog steeds in Caïro aan zijn schaap zit te kluiven. We weten het, maar toch proberen we alsof we Arabieren zijn onze zin te krijgen met dreigen, smeken en slijmen: dat lukt niet.

Wat nu? We besluiten te vliegen naar Tel Aviv en van daar naar Caïro. Om veiligheidsredenen wil niemand op onze rugzakken passen en moeten we ze tot het eind van het geregel meesjouwen zodat we dan we echt op ons tandvlees lopen.

Als we inchecken worden we weer ondervraagd door een bijdehand meisje dat wat dieper op ons reistraject ingaat omdat ze dat begrijpelijk wel wat vreemd vindt. Ook is ze zeer geïnteresseerd in onze vrienden in Khartoem en de apparatuur op Natuurkunde Faculteit en wat een mens in Jordanië zoekt.

In Caïro overnachten we alleen, de volgende morgen vliegen we terug naar Nederland.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner - Stem & Win