×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

De Rode Rivierdelta

Uitgesleten rotsen vormen een grillig patroon

Reisverslag: Jan Peter Wouters
Foto's: Jan Peter Wouters

De delta van de Rode Rivier in het noorden van Vietnam heeft veel te bieden, zoals de Hoa Lu vallei met de tempels van Dinh Bo Linh en Le Dai Hanh. In natuurpark Tam Coc kun je met bootjes tussen hoge rotswanden door rijstvelden en grotten varen. Buitengaats ligt Cat Ba, met regenwoud en een pittoresk vissersdorp.

Ninh Binh is een middelgrote stad aan de herenigingsspoorlijn tussen Hanoi en Ho Chi Minh-stad. De elektriciteitscentrale is ooit met Chinese hulp gebouwd en braakt nog dag en nacht grijsgele dampen uit. Omwonenden klagen over de rook, maar verhuizen is wegens geldgebrek uitgesloten.

Desondanks trekt deze stad in de Rode Rivierdelta veel reizigers, omdat zij centraal ligt ten opzichte van enkele bezienswaardigheden. Veertien kilometer buiten de stad ligt de Hoa Lu vallei.

De weg voert aanvankelijk over snelweg nummer 1. Mijn motorchauffeur zet er flink de sokken in en even lijkt het dat wij Hoa Lu nooit zullen bereiken. Een tegemoet rijdende vrachtwagen wordt ingehaald en slingerend schuiven wij over de grindberm.

Zodra wij de snelweg verlaten, verandert de weg in kruiend asfalt. Rijstvelden met rotsblokken strekken zich uit zover het oog reikt. Voorbij een rotsformatie bereiken we een verborgen vallei. De huizen staan in het water dat de overdrijvende wolken weerspiegelt. Mijn chauffeur slaat op mijn knie. Ik moet mijn voeten optillen, want ook de weg staat blank.

Hoa Lu

De tempels van Dinh Bo Linh en Le Dai Hanh

Een houten hok in de berm doet dienst als loket en markeert tevens de toegang tot het historische grondgebied. Ik word omspoeld door verkopers die fruit, sigaretten en blikjes frisdrank te koop aanbieden.

Ik loop naar de tempel die is gewijd aan Le Dai Hanh, de grondlegger van de Le-dynastie die in het jaar 980 Vietnam voor het eerst verenigde. De tempel is een kopie uit 1615 die werd gebouwd aan de hand van vondsten door 17e eeuwse archeologen.

Een ventje van een jaar of tien komt naast mij lopen en begint in een mengeling van Frans en Engels tegen mij te praten. ‘Thi’, stelt hij zich voor en spreekt na drie keer oefenen mijn naam feilloos uit.

In de schaduw onder de eerste poort wuiven twee bejaarde vrouwen zich koelte toe met hun rieten punthoeden. Zodra zij mij zien, veren zij op en steken de hoeden voor zich uit. Na wat wisselgeld te hebben gegeven bekijk ik het houtsnijwerk in het dak van de poort.

Een witte flits en een scherpe pijn benemen mij enkele seconden het zicht. Ik heb mijn hoofd tot bloedens toe gestoten aan een van de lage balken. Bezorgd bekijkt Thi mijn wond. Terwijl hij er een vloeitje op plakt, wuiven de oma’s mij koelte toe. Even later is de pijn weggetrokken.

Het middenpad voert onder een tweede en derde poort door naar het heiligdom. Thi waarschuwt mij steeds voor de lage balken. Het centrale gebouw is in drie afzonderlijke ruimten ingedeeld. Het openbare gedeelte, het vertrek voor de eerste minister en het vertrek waar de vorst de rituelen in afzondering kon uitvoeren bevinden zich in het halfduister.

Het gebouw is doortrokken van de geur van hout en wierook. Een bronzen klok overdekt met patina draken is met een roestige ketting in een donkere hoek opgehangen.

In het middenvertrek staat een rij stoelen. De kromme rugleuningen moeten het onmogelijk gemaakt hebben er rechtop in te zitten. De ronde armleuningen eindigen in drakenkoppen. Op elke stoel staat een spekstenen bus in de vorm van een urn.

Boven het altaar staan houten poppen die de koninklijke familie verbeelden. Centraal staat Le Dai Hanh, rechts zijn vrouw en links hun zonen. Hun gelaatstrekken zijn meer Chinees dan Vietnamees. De mannen hebben ronde gezichten met sprietige snorren en lange sikken. De vrouw heeft een bleek gelakt gezicht en staart uitdrukkingsloos voor zich uit. Op haar initiatief erfde Le Dai Hanh de titel èn de vrouw van de vorige koning, Dinh Bo Linh.

Met de dood van Ngo Quyen in 965 kwam er een einde aan de Ngo-dynastie. Er ontstond een machtsvacuüm waarin verschillende clanleiders om de macht streden. Dinh Bo Linh wist de macht naar zich toe te trekken, maar genoot slechts kort van het koningschap. In 979 werd hij vermoord door een van zijn paleiswachten.

Volgens de traditie moest zijn zesjarig zoontje op de troon plaats nemen. Met instemming van de koningin nam echter een andere clanleider, Le Hoan, de macht over. De nieuwe machthebber huwde de weduwe en noemde zich voortaan Le Dai Hanh. Met hem begon de Le-dynastie.

Voor Vietnamese bezoekers gelden de tempels van Dinh Bo Linh en Le Dai Hanh niet alleen als bezienswaardigheid, maar tevens als bedevaartplaats. Er worden geld en fruit geofferd en met wierook tussen de gevouwen handen wordt het hoofd gebogen voor deze oude heersers.

In een communistisch land lijkt het reactionair om hulde te brengen aan feodale heersers. De eerbied voor deze koningen wordt echter ingegeven door nationalistische sentimenten.

Na het verdrijven van de Chinezen door Ngo Quyen in 939 hield Dinh Bo Linh ze vervolgens buiten de deur. Le Dai Hanh breidde het gebied uit door enkele Cham vestingen te veroveren, zodat ook de dreiging vanuit het zuiden werd opgeheven.

Ook het feit dat de koningen en keizers er in het verleden honderden concubines op nahielden, waardoor veel Vietnamezen rechtstreekse afstammelingen van de koninklijke familie zijn, verklaart waarom deze heersers vereerd worden. Nog altijd zijn Le en Nguyen veel voorkomende familienamen. Zo bezien gaat het om doodgewone voorouderverering en daar is niets reactionairs aan.

De houten pilaren in het gebouw rotten door vocht aan de voet weg. Twee mannen zijn bezig om de schade provisorisch te repareren. Zij hakken het aangetaste hout weg. In een tobbe wordt tot poeder gemalen hout aangelengd met scherp geurende, dikke lijm. Met de bruine specie worden de gaten dicht gesmeerd. Ter versteviging worden in deze ondergrond stukjes hout gedrukt.

Tam Coc

IJsvogels schieten over het spiegelend water

Op zaterdagavond wordt het hotel waar ik logeer bezocht door jonge stellen, die voor zij trouwen bij hun ouders inwonen en daar weinig privacy hebben. Na hun heimelijke ontmoeting verlaten zij een voor een de kamer, eerst de vrouw en dan haar aanstaande echtgenoot. Sex voor het huwelijk is altijd taboe, maar wie het betalen kan, huurt in het weekeinde voor een uur een hotelkamer.

De dag na mijn aankomst trakteert Hop, de zoon van de hoteleigenaar meneer Nguyen, mij op ontbijt. Er staat slang op het menu, heeft hij beloofd.

Hij rolt de Honda de huiskamer uit en wij rijden naar het drie straten verderop gelegen restaurant. Daar blijken de slangen kleine aaltjes te zijn. De aalsoep wordt geserveerd met gefrituurde uien, fijngehakte groene kruiden en glasmie. Een kneepje citroen maakt de soep af.

De gestoomde aal is met vel en al van de graat gewreven en in de bouillon gelegd. De aal smelt op de tong en smaakt helemaal niet vissig. Misschien heeft Hop gelijk en is de Vietnamese aal nauw verwant aan de slang.

Hop schenkt zichzelf een glas rijstwijn in en kijkt mij vragend aan. Ik maak een afwerend gebaar; een glas gedestilleerd om halfacht ‘s ochtends is mij wat al te gortig. Hop is niet de enige die op dit tijdstip al drinkt. Aan de tafel naast ons zitten twee fris gewassen mannen achter grote glazen bier. In Vietnam wordt veel gedronken, op ieder tijdstip van de dag en zonder blikken of blozen ook op het werk.

Het hotel heeft een motorchauffeur aan huis. Hij heeft een hoekig gezicht en een vlassnorretje. Zijn lippen zijn diep blauw ondanks de hitte. Na het ontbijt rijdt hij mij naar het natuurpark Tam Coc. Wij rijden vier kilometer over de hoofdweg en slaan dan een landweg in.

Bij de ingang van het natuurpark staan twee struise Nederlandse vrouwen. Uit hun zweterige wielrennersbroeken steken benen als boomstammen en hun nek en schouders zijn verbrand.

Zij mopperen over de ongunstige koers waarmee de lokettiste de toegangsprijs berekent. ‘Zelfs de officiële instanties proberen je op te lichten,’ foetert de langste. ‘Da’s humor om te lachen,’ antwoordt haar hoogblonde vriendin. Ondanks hun protest, in het Nederlands, moeten ze de volle prijs betalen.

Langs de lage kade liggen talloze bootjes van gevlochten riet afgemeerd. Ik krijg een bootsvrouw aangewezen en klim behoedzaam aan boord. De rand van haar boot is verstevigd met gebogen bamboe dat met ijzerdraad aan de wanden is vastgezet. Het riet is dicht gesmeerd met teer dat aan de binnenzijde van de boot snel verweert en is begroeid met een dunne laag groene algen.

Door het poreuze riet en teer sijpelt langzaam water binnen. De bootsvrouw schept de boot niet helemaal leeg, want het water in de boot voorkomt dat het riet uitdroogt en nog poreuzer wordt. Met haar voeten aan de peddels manoeuvreert zij onze boot tussen de andere boten door. Zodra wij de waterweg door de rijstvelden bereiken, plant zij de peddels diep in het water.

Het ontoegankelijke landschap van Tam Coc was in het verleden een natuurlijke barrière tegen de Chinezen. Hier stichtte Le Dai Hanh in de Hoa Lu vallei in de 10e eeuw de Le-dynastie.

Wij varen een landschap van echo’s binnen. Hoge wanden rijzen uit het water op. Op de smalle oevers leven de bewoners van dit natuurpark. Zij oogsten waterplanten, zetten fuiken en hoeden eenden. IJsvogels schieten over het spiegelend water. Het zijn schuwe vogels die op grote afstand blijven en alleen opvallen door hun kleur.

Na een half uur bereiken wij een lemen dijk waarin een betonnen sluis verzonken ligt. Wij slepen de boot over de dijk en laten hem aan de andere kant weer in het water glijden. Vogelkreten weerkaatsen tussen de hoge bergwanden.

De rotswanden zijn aan de voet door het water uitgesleten en de holtes in het gesteente vormen een grillig patroon. De ruwe wanden bieden volop houvast voor de weelderige vegetatie.

Door een grot met laag plafond varen wij van de ene afgesloten ruimte naar de andere. De golvende druipstenen hebben de vorm van versteende vlaggen. IJskoude druppels vallen van het plafond in het water en door de akoestiek van de grot lijkt het alsof zij op kristal vallen. De grot is klein, het licht achter ons is nog maar nauwelijks verflauwd of voor ons doemt alweer de uitgang op.

Zonder aanwijsbare reden begint een grote groep eenden te snateren. Het geluid is oorverdovend. Eenden hebben hier een paradijselijk leven. Helder water, volop waterplanten en ander voedsel. De kooiker heeft een laag huisje van riet voor hen gebouwd om te schuilen voor de felle zon. Als wij voorbij gevaren zijn, kalmeren de eenden en wordt het weer stil.

Nadat wij door de laatste grot gevaren zijn, houdt de bootsvrouw stil. Zij gunt mij een blik op de laatste ingesloten watervlakte. De waterplanten groeien hier naar elkaar toe en vervlechten zich tot een ondoordringbaar tapijt. Wij maken rechtsomkeert en varen dezelfde weg terug, door de grotten, langs de eenden, ijsvogels en rijstvelden.

Naast een bord met ge- en verboden voor het park begint het pad dat naar de pagode voert. Aan weerszijden van de poort staan twee uit blauw steen gehouwen paarden. In tegenstelling tot de vele houten tempels is deze pagode opgetrokken uit natuursteen.

Draken bevolken de ronde pilaren, terwijl de rechthoekige zuilen zijn overdekt met zwart gelakte Chinese karakters. In het voorportaal is achteloos over de karakters op de horizontale draagbalk heen gekalkt.

Rond het altaar in het portaal staan meterslange scepters als een waaier in hun standaard geordend. Twee dieprode kraanvogels bewaren hun evenwicht door hun houten nagels in het rugschild van een geel gelakte schildpad te slaan. Het altaar is gebeeldhouwd uit een leisteenkleurige monoliet.

In de rokerige schemering achterin de pagode is een groot altaar ingericht voor Tran Thái Ton, zijn vrouw Hiên Tú en hun zoon Tran Thánh Tông. Zodra ik binnenkom, beginnen twee tandeloze grijsaards onverstaanbaar Frans te murmelen. Maar ook als zij Vietnamees spraken, had ik wel begrepen dat ik wierook, dus geld, moet offeren.

Voordat ik de volgende dag vertrek, vult meneer Nguyen in de keuken een tasje met mandarijnen. Samen met Hop wandel ik naar het kleine station van Ninh Binh. Op het perron vraagt Hop om een pakje shag.

Met zijn gouden halsketting, zijn doublé horloge en nieuwe Honda ontbreekt het hem aan niets, maar mijn shag is voor hem een kans om iets van het buitenland te proeven. Verre reizen zal hij niet snel maken. Het aanvragen van een paspoort kost drie tot vijf jaar en een visum vereist een deposito van vijfduizend dollar.

Hop heeft het getroffen. Met het geld dat meneer Nguyen verdiende als politieagent startte hij een hotel dat zijn hele gezin van werk voorziet. Aanvankelijk werkte Hop ook bij de politie. Vanaf zijn 18e werkte hij vier jaar als bewaarder in de plaatselijke gevangenis. Met afschuw herinnert hij zich hoe hij gewapend met een geweer de vermoeiende nachtdiensten liep.

Naar Hai Phong

De rook van houtskoolvuurtjes dringt de trein binnen

Kreunend zet de trein zich in beweging en rijdt over de verroeste brug over de rivier die het noorden van Ninh Binh begrenst. Langs de kade van de krachtcentrale liggen stalen schuiten met bergen kolengruis in het open ruim. Aan boord scheppen mannen in lompen het gruis op de lopende band.

In Hanoi wissel ik van trein en gaat mijn reis in oostelijke richting verder. Het land tussen Hanoi en de havenstad Hai Phong vormt het hart van de Rode Rivierdelta. De rivier ontspringt in de Chinese provincie Yunnan en stroomt bij Lào Cai het land binnen.

De regen in het Hoang Lien Son-gebergte wast de grond van de hellingen en de rivier voert de mineraalrijke sedimenten verder naar de delta af. Het roestbruine slib ontleent zijn kleur aan het ijzeroxide uit het gebergte en geeft de rivier zijn naam.

Parallel aan de spoorlijn loopt de oude asfaltweg naar Hai Phong. In samenwerking met een Japanse onderneming wordt de weg verbreed. De bewoners van de lintbebouwing langs het traject zijn in rep en roer. De visvijvers en natte groentetuinen rond hun huizen worden leeggeschept en afgegraven tot een diepte van drie tot vier meter en opgevuld met zand en steenslag.

De gloednieuwe tweebaansweg moet de economische slagader tussen Hanoi en Hai Phong gaan vormen. Over deze weg rijden binnenkort vrachtwagens met containers. In Hai Phong meren containerschepen af om te laden of lossen en in Hanoi komen verschillende spoorlijnen bij elkaar, zodat de aan- en afvoer van containers uit en naar het binnenland verzekerd is.

De bewoners moeten hun voortuinen opofferen voor de vooruitgang. Tijdens het aanleggen van de weg kunnen zij iets bij verdienen. Daarna moeten zij het weer stellen met hun geringe inkomen uit de landbouw en losse arbeid.

Voordat de trein Hai Phong binnen rijdt, passeren wij bedrijfsterreinen en fonkelnieuwe industriële loodsen en kantoren aan de rand van de stad. Dieper in de stad kruipen de huizen dichter naar de spoorlijn toe.

Uiteindelijk stampt de trein op minder dan een meter afstand langs de kreupele woningen aan het spoor. Etensluchten en de rook van houtskoolvuurtjes dringen de trein binnen. Een kind in een teil wordt door zijn moeder schoon geschrobd, gadegeslagen door wagonladingen nieuwsgierige ogen.

Buiten het station staan de xi clo-nozems en Hondaduivels elkaar ruw te verdringen. Een man van middelbare leeftijd torent kalm boven de wriemelende kluwen uit. Konh noemt recht op de man af zijn prijs en brengt mij naar een rustig hotel. Wij spreken af dat hij mij de volgende ochtend om zes uur komt afhalen.

Cat Ba

Het afmeren van de boot is het hoogtepunt van de dag

De veerboot naar het eiland Cat Ba vaart eerst een flink stuk van een van de delta-armen van de Rode Rivier af, voordat hij de zee op vaart.

Roestige schepen en kranen aan de kade langs deze waterweg wachten op de betere tijden. Een gloednieuw overslagbedrijf is druk in de weer met het lossen van een containerschip. De waterweg verbreedt zich, de zee doemt op en aan de horizon verschijnen de grillige contouren van het groene Cat Ba.

Oorspronkelijk was het gelijknamige dorp Cat Ba een slaperig vissersdorp. De bewoners voorzagen in hun levensbehoeften met de opbrengsten uit het regenwoud en de visserij, landbouw en zoetwaterbronnen. Maar het regenwoud werd een nationaal natuurpark en daardoor, samen met het pittoreske vissersdorp, een toeristische trekpleister.

Twee jaar geleden troffen de spaarzame toeristen bouwvallige hotels aan en viel er na zonsondergang niets te beleven. Inmiddels is daar verandering in gekomen. Zodra het duister invalt worden de dieselgeneratoren gestart om in elektriciteit te voorzien. Lichtreclames wijzen de toeristen de weg naar de talloze restaurants en karaokebars.

Familieleden van overzee hebben met gulle hand geïnvesteerd in hotels en restaurants. Door het overvloedige aanbod kosten de hotelovernachtingen een schijntje.

De karaokebars trekken voornamelijk de lokale jeugd, die niet veel te verteren heeft en het een hele avond volhoudt op een pot thee en twee sigaretten.

Tijdens mijn eerste bezoek aan het eiland in 1995 leerde ik Hanh kennen. Enkele jaren tevoren was hij in een sloep Vietnam ontvlucht. In een opvangkamp in Hong Kong wachtte hij vier jaar lang vergeefs op een nieuwe nationaliteit. Na zijn gedwongen repatriëring vestigde hij zich op Cat Ba en werkte bij familie in een restaurant.

Op een gehuurde motor rijd ik naar het restaurant waar ik Hanh voor het eerst ontmoette. De muren zijn pas geverfd en de tegels blinken. Een jongen van een jaar of achttien zit achterin de zaak en plukt een duif boven een afwasteiltje.

Ik informeer naar Hanh, maar hij begrijpt mij niet. Hij haalt een voddig Engels lesboek te voorschijn. Zijn handen zijn overdekt met donsveertjes en gestold bloed. Onwennig bladert hij door de vergeelde bladzijden, maar kan niet vinden wat ik vraag. Pas als ik het jaartal van mijn ontmoeting met Hanh opschrijf, wordt hem ongeveer duidelijk wat ik bedoel.

Het restaurant is verkocht en Hanh’s familie heeft even verderop, aan de kade, een hotel geopend met uitzicht op de haven. Tevreden gaat de jongen weer zitten en neemt de afwasteil op schoot. Tot mijn verbazing knippert de half geplukte duif met zijn ogen. Huiverend verlaat ik het restaurant.

Het hotel heeft vier verdiepingen en behoort daarmee tot de grootste van het eiland. De familie heeft de afgelopen jaren goede zaken gedaan. Enthousiast wordt ik door een nicht van Hanh ontvangen, maar zij kan mij niet helpen. Hij woont bij zijn ouders in Hai Phong en zal over twee dagen trouwen, maar zij heeft adres noch telefoonnummer.

Hanh komt nog geregeld naar Cat Ba, om toeristen rond te leiden en daarbij komt het Engels dat hij in Hong Kong leerde hem goed van pas. Ik laat de Oxford Dictionary die ik voor hem meebracht bij zijn nicht achter en stap weer op de motor.

Aan een kleine eetstal op de trappen van een hotel in aanbouw ontmoet ik de tengere Oanh Oanh. Zij stelt de gebruikelijke vragen: ‘Ben je getrouwd, heb je kinderen, hoe oud ben je? Waarom ben je niet getrouwd?’ Volgens Oanh Oanh trouwen veel Westerlingen niet omdat de westerse vrouwen egoïstisch zijn. Dat vindt zij vreemd, want westerse mannen zijn toch veel beter dan Vietnamese mannen? Beter, omdat zij hun vrouwen niet slaan.

Oanh Oanh is vijfentwintig jaar en de jongste uit een gezin van vijf kinderen. Zij studeerde Vietnamese geschiedenis. Tijdens haar studie verbleef zij twee jaar in Moskou. Samen met haar oudere broer woonde zij in een Vietnamese wijk. Zij volgde er een cursus Russisch en werkte in een fabriek. Het was een heerlijke tijd, waar veel te snel een einde aan kwam.

Na haar terugkeer kon zij ondanks haar universitaire studie geen werk vinden. Het liefst zou zij voor de klas staan en les geven, maar er is geen plaats. Op het eiland heeft zij enige tijd in het staatshotel gewerkt, omdat zij naast Russisch ook wat Engels sprak.

Tegenwoordig werkt zij in het eenvoudige restaurant van haar familie. Zij spreekt de toeristen aan om ze over te halen bij haar in het restaurant te komen eten en helpt haar schoonzus in de keuken. Daarnaast past zij sinds een half jaar op het tweejarig zoontje van haar zus uit Hai Phong.

Als Mi Lo’s ouders hem komen opzoeken kruipt hij dicht tegen Oanh Oanh aan, bang dat zij hem mee zullen nemen. Zijn ouders zijn arm, moeten hard werken en hebben daarom geen tijd om op hun kind te passen.

Maar ook het restaurant van de familie is geen vetpot. Oanh Oanh’s leven wordt beheerst door het binnenkrijgen van voldoende calorieën. Zij klaagt dat zij lelijk is. Vroeger was zij mooi, toen zij vet was, maar liefst vier kilo zwaarder dan op dit moment.

‘s Avonds eet ik met het gezin mee. De maaltijd bestaat uit rijst, gefrituurde tofu, een vingerhoedje vette vis, gezouten mosterdbladeren en rau mu’ong. Deze spinazieachtige groente is zonder de gebruikelijke knoflook gekookt, want knoflook is duur. Telkens als de familieleden rijst in hun eetkom scheppen voegen zij er wat eetlepels water aan toe.

Als ik weinig opschep moedigen zij mij aan om meer te eten. De staartmoot vis raak ik al helemaal niet aan, maar ik krijg geen gelegenheid om bescheiden te zijn. Oanh Oanh’s broer neemt de eetkom uit mijn handen, peutert met zijn eetstokjes wat vis van de graat en legt die behoedzaam op mijn rijst.

Mi Lo eet slecht. Een uur na de maaltijd stappen de broer en het hulpje van het restaurant op een geleende motor om op de markt een kom rijstsoep met fijngehakt kippenvlees te kopen.

Maar ook bij de soep sputtert Mi Lo tegen. Met een hoog stemmetje protesteert hij en duwt de kom van zich af. De broer tilt Mi Lo op de motor en samen rijden zij de boulevard af.

Als zij terugkomen sabbelt Mi Lo tevreden op een geroosterde kippenklauw. Oanh Oanh neemt hem op schoot en tussen het kluiven door voert zij hem nog enkele happen van de soep. Halverwege draait hij zijn hoofd af en nestelt zich diep in haar armen. Met smaak eet Oanh Oanh de rest van de soep op.

Oanh Oanh hangt in een stoel voor het restaurant en staart glazig voor zich uit. Vannacht heeft zij maar weinig geslapen, want Mi Lo had last van buikkrampen. De hele nacht is zij in de weer geweest om zijn buik te masseren en hem te troosten.

Daarna begon de dag gewoon weer om vijf uur. Zij bracht Mi Lo naar het dagverblijf, maakte het huis schoon en deed de was. Nu wacht zij op de komst van de veerboot uit Hai Phong. Het afmeren van de boot is het hoogtepunt van de dag. Op de brede steiger verdringen motorrijders elkaar om goederen en passagiers te vervoeren. Hulpjes van de verschillende hotels omstuwen de spaarzame toeristen die aan wal gaan.

Ook Oanh Oanh veert uit haar stoel op zodra de veerboot de haven binnen vaart. Ik krijg Mi Lo in handen gedrukt. Oanh Oanh haast zich naar de steiger om toeristen te ronselen voor het hotel waar haar vriendin werkt. Voor haar bemiddeling krijgt zij een kleine commissie.

De vraag naar hotelkamers is klein en het aanbod groot, zodat de kamers voor een schijntje verhuurd worden. De hulpjes van de hotels gaan ondanks de onderlinge concurrentie vriendelijk met elkaar om. Het zijn vooral de toeristen die geprikkeld op het gedrang reageren.

Ik ben een slechte kinderjuf. Op het laatste moment voorkom ik dat een wegstuivende motorrijder Mi Lo omver rijdt. En in de korte tijd dat ik op hem let, ziet hij ook nog kans om een van zijn slippers in de drie meter lager gelegen zee te werpen. Oanh Oanh heeft geen geluk gehad, maar zij neemt het luchtig op. Met Mi Lo aan de hand slentert zij naar het restaurant terug om het eten voor de mogelijke gasten van vanavond voor te bereiden.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!