×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

De Zijderoute (II)

De imposante landschappen van Kirgizië

Reisverslag: Chris van Es
Foto's: Chris van Es

Kirgizië, met 4,5 miljoen inwoners en een oppervlakte van bijna 200.000 vierkante kilometer, heeft slechts vijf grote steden. Tweederde van de bevolking leeft op het platteland, veeteelt en landbouw zijn de voornaamste inkomstenbronnen. Na hoofdstad Bishkek (670.000 inwoners) is Osh, in het zuid-westen van Kirgizië, met 250.000 inwoners de tweede stad van het land.

Osh is een van de oudste steden van Centraal-Azië. Op z’n laatst in de vijfde eeuw voor Christus was er al een stad op deze plaats, het was een van de belangrijkste handelscentra op de Zijderoute maar van de architectuur uit deze tijd is niets overgebleven.

Het is bijzonder druk op de bruisende Jayma-bazaar, een enorme dagelijkse markt. Kooplieden racen met hun waren op een handkar door de menigte. Ze rijden desnoods over je hielen en hebben altijd voorrang. Er is werkelijk van alles te koop, van schroeven, bouten, moertjes en complete motorblokken tot pakken Pampers, Allways en Tampax. Uiteraard voorziet de markt ook in de dagelijkse levensbehoeften. Achteraan is een kleine sectie ‘souvenirs’ waar ze vooral traditionele Kirgizische vilten hoedjes verkopen.

Suleyman-Gora (Salomons Troon) is een berg midden in Osh, die vrijwel overal vanuit de stad te zien is. Na een klim van een klein halfuur onder de hete middagzon bereiken we de kleine moskee op de berg. Het is al eeuwenlang een pelgrimsoord, vooral voor vrouwen die zwanger willen worden. Er zijn heel wat vrouwen met kinderwens én vrouwen die komen dankzeggen voor de geboorte van hun kinderen. De imam draagt voor hen een kleine dienst op. De eerste moskee werd in 1497 – voor persoonlijk gebruik – gebouwd door de toenmalige khan van Ferghana. In de loop der eeuwen is het heiligdom meermalen vernietigd. De moskee die er nu staat stamt van na de onafhankelijkheid (1991). Het uitzicht over Osh is alle moeite meer dan waard.

We lopen door de Leninstraat, een brede avenue waar onder het Sovjet-regime parades werden afgenomen. Nog steeds staat een buitensporig groot standbeeld van Lenin op een enorme sokkel tegenover het voormalige gebouw van de Communistische Partij. Met een breed armgebaar neemt de stenen Lenin permanent parades af, die allang niet meer worden gehouden. Duiven zoeken, hoe symbolisch, een rustplaats op zijn hoofd en uitgestoken hand. Het is opvallend dat Lenin überhaupt nog op zijn sokkel staat. Kirgizië staat heel wat onverschilliger tegenover zijn sovjet-verleden dan de overige naties in de regio, waar direct na de onafhankelijkheid standbeelden van sovjet-leiders van hun sokkel werden getrokken en veel straatnamen werden veranderd.

We maken kennis met het vijf personen sterke team van Edelweiss, een lokale reisorganisatie die ons door Kirgizië zal loodsen. Ons vervoermiddel is een robuuste truckbus; een vehikel met het onderstel van een truck en het bovenstel van een eenvoudige bus. In Kirgizië zullen we voornamelijk kamperen, want buiten de steden zijn voorzieningen als hotels een vrijwel onbekend verschijnsel. Onderweg wordt voor ons gekookt.

Toktogul-meer

Blauwgroen water en zon-verlichte bergen

Omdat overdag wordt gewerkt aan de drie tunnels op de routen rijden we ‘s nachts naar het Toktogul-meer. Om 23.00 uur vertrekken we, na de eerste en meteen ook laatste douche die we in zeven dagen Kirgizië tegenkomen. De eerste tussenstop, een plas- en tankpauze bij een benzinestation, haal ik nog wakker. Rond het tankstation – de enige lichtbron in een donkere wereld – cirkelen vleermuizen op jacht naar insecten. Ik dommel in, maar onze truckbus en het Kirgizische wegdek zijn duidelijk niet geschikt voor een goede nachtrust.

Als we rond zeven uur ‘s ochtends bij het Toktogul-meer aankomen, weten we niet hoe snel we onze tenten moeten opzetten. Na een snel ontbijt duiken we om 9.00 uur de tent in… om rond half 11 wakker te worden door een regen- en onweersbui.

Langzaam sijpelt het water onze tent binnen. Tja, wel snel, maar niet bijster goed opgezet.

We lunchen onder een groot tentzeil, dat vanaf de truck over een goedgevulde tafel is gespannen. Het lekt, maar och; we waren toch al nat. En dan pas barst de bui echt in volle hevigheid los.

We rijden langs de rand van het door bergen omringde Toktogul-meer, een groot stuwmeer dat is aangelegd ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening. Er wordt gezegd dat in dit meer veertig dorpen liggen. De rit biedt schitterende doorkijkjes op het blauwgroene water en de zon-verlichte bergen erachter.

Langs de oever staat een enkele verlaten en verroeste fabriek. Met de toch al schaarse industrie is het na de ineenstorting van de USSR en de verzelfstandiging van Kirgizië snel bergafwaarts gegaan. Met het vertrek van het merendeel van de Russen en andere immigranten uit ‘het westen’ verdween ook het geld dat nodig was voor de exploitatie.

We eten in een Spartaans mini-eethuisje, zittend op kussens op de vloer, aan een tafel van 50 cm hoog. De enige verlichting zijn kaarsjes, want de stroom is uitgevallen. We kunnen hier op de vloer slapen. Onze geplande kampeerstek ligt aan een riviertje en de regen heeft de oever knap zompig gemaakt. Het risico bestaat zelfs dat het riviertje buiten zijn oevers treedt. Na het eten zetten we met vereende krachten de tafel buiten de deur en spreiden passend en metend onze slaapzakken en -matjes op de vloer.

‘s Ochtends ruimen we ze snel weer op, want de kamer moet gebruikt worden voor het ontbijt. Tijdens het ontbijt ontbrandt een discussie over de ontwikkeling van het toerisme in Kirgizië, of het gebrek eraan. Directe aanleiding is de wc, een onwelriekend hokje rond een gat in de grond, op veilige afstand van het eethuisje. Maar ook de gebrekkige elektriciteit, het slechte wegennet, het ontbreken van riolering, het feit dat overal langs de kant van de weg fabrieken werkeloos wegroesten. Het wordt een kip-ei-discussie: Kirgizië heeft geen geld om het toerisme – dat nu zeer kleinschalig is – tot grotere bloei te brengen, terwijl toerisme juist het voor dergelijke investeringen benodigde geld binnenbrengt.

Daarnaast rijst de vraag of het wenselijk is een land zo vol van natuurschoon te vormen naar de eisen van de verwende westerse toerist. Het dilemma van het toerisme overal ter wereld; we gunnen de bewoners een beter leven, maar liever niet ten koste van het milieu en de eigen identiteit. Vindt daar maar eens een middenweg in.

Ala Bel-pas en Susamir-vallei

Grazend vee als stipjes in een immens landschap

Beboste hellingen worden afgewisseld door hellingen met louter gras. We rijden door een groen landschap richting Tien Shan-gebergte, de grote bergketen die Kirgizië doorsnijdt en tot ver in China doorloopt. 94 % van Kirgizië bestaat uit bergen. Door het barre klimaat is een groot deel van dit woeste land van november tot april ontoegankelijk. Wegen zijn er nauwelijks en ‘s winters zijn de bergen bedekt met een dikke laag sneeuw.

Overal zijn weidegronden waar schapen en paarden grazen, mini-stipjes in een immens weids landschap. We komen de eerste nomaden tegen. Eenderde van de Kirgiezen leeft van de veeteelt. In voorjaar en zomer trekken zij met hun yurts, grote ronde familietenten, de bergen in om hun paarden en ander vee te weiden op het malse jonge gras.

‘s Winters wonen ze in dorpen in de dalen. Hoewel we geen woord met elkaar kunnen wisselen, worden we vriendelijk ontvangen door de twee families die hier kamperen. We maken kennis met koumis, gefermenteerde paardenmelk. Nee, we nemen geen ferme slok; het blijft bij nippen.

We rijden naar de 3.185 meter hoge Ala-Bel-pas, de ‘Veelkleurige Pas’, zo genoemd vanwege de veelkleurige bergtoppen van het Tien Shan-gebergte waar je op uitkijkt. Op de pas ontmoeten we een oude man te paard. Hij klaagt breed gebarend dat al die toeristen foto’s van hem maken, maar dat hij er nooit een te zien krijgt. Onderwijl vindt ‘ie al die aandacht best leuk. Een medereiziger verblijdt de oude man met een ansichtkaart uit zijn woonplaats. Blij verrast en bestudeert hij de kaart met toegeknepen ogen. Dan komt de aap uit de mouw; hij kan nauwelijks zien wat op de foto staat, zijn ogen zijn te slecht. Er wordt een leesbril opgezocht en als hij deze op z’n neus zet, lijkt er een wereld voor hem open te gaan. Een brede lach trekt over zijn gezicht.

We dalen naar de groene Susamir-vallei, met aan beide kanten hoge bergketens. We lunchen op een prachtige weide vol bloemen; irissen, klaprozen, distels, etc. De Susamir-vallei is vooral weids en leeg. De enige merkbare activiteit is de aanleg van een nieuwe weg, een lelijke voor in het mooie landschap.

We rijden een hele middag door de langgerekte vallei. Aan het eind ervan staat een monument: een yurt onder een houten afdakje. Volgens de overlevering is het de yurt van een extreem grote en sterke lokale held. Als bewijs dient een enorme handafdruk in het plafond van de yurt.

Uiteraard proberen de mannen in ons gezelschap het, maar niemand weet de afdruk helemaal met zijn hand te vullen. De held wordt nog steeds vereerd, getuige de vele wenslapjes die aan de yurt zijn gebonden. De Kirgiezen mogen dan al eeuwen islamitisch zijn, er zijn ook sporen van oud volksgeloof.

Net na de Susamir-vallei zetten we aan een helder stroompje onze tenten op, omringd door bergen. Op deze hoogte (2.500 m) is het knap fris. Zaten we in Oezbekistan tot laat in de avond in onze T-shirtjes buiten; hier is daarvan ook hoogzomer geen sprake. Zodra de zon rond 19.00 uur ondergaat, daalt de temperatuur gestaag. Stevige broeken, truien, jacks; alles wordt uit de rugzakken gehaald om er tijdens het avondeten een beetje comfortabel bij te zitten. En nog is het kleumen.

Karakeche-canyon

Pas na hun dood krijgen de nomaden een huis

‘s Ochtends wassen we ons aan het beekje. Ontbijten en na het afbreken van de tenten op pad voor een korte ochtendwandeling. Het is verbazingwekkend hoe snel het warm wordt. We beginnen met truien en jassen aan, maar al snel weet je niet hoe gauw je die dikke kleren uit moet trekken.

De truck vertrekt richting Karakeche-canyon. Langs de weg zien we groepjes grafmonumenten. De Kirgiezen bouwen huizen voor hun overleden. Hoe rijker de familie van de overledene, hoe groter en meer versierd het monument. Het is al een oude necropolis, want een aantal van de monumenten is langzaam aan het instorten, totaal verweerd door weer en wind, aangevreten door knaagdieren en insecten. Nieuwere zijn van baksteen en de modernste variant is een hekwerk in de vorm van een koepel of yurt. Aan veel van de grafmonumenten is een foto van de overledene bevestigd. Een Kirgies zegt in mijn reisgids over de necropolissen: bij hun leven zijn Kirgiezen nomaden, pas na hun dood krijgen zij een huis. Maar alle begraafplaatsen kijken uit op wegen, zodat de doden de levenden voorbij kunnen zien komen.

Kale rostmassieven worden afgewisseld door malse alpenweiden of met dennenbossen begroeide hellingen. Overal zijn pieken met eeuwige sneeuw. De rotsen hebben allerlei kleuren: witte kalkrotsen, gele zandsteen, zwart basalt, van ijzererts doortrokken donkerrode en oranje gesteenten.

Veel rotswanden getuigen van het natuurgeweld dat elk voorjaar losbarst. Als de sneeuw smelt storten duizenden smeltwaterrivieren met donderend geweld hun water de dalen in, keien met zich meesleurend en paden uitslijpend met soms de breedte van een autosnelweg.

Het smeltwater wordt opgevangen door de vele beekjes en rivieren, die het water met grote snelheid verder stroomafwaarts brengen. De riviertjes hebben een groot verval en zelfs in de zomer bruist en klatert alles continu voorbij. Lijkt ideaal voor kanoën en raften, maar alles is zeer ondiep, met veel keien en obstakels.

Rond vieren arriveren we in Karakeche-canyon, onze kampeerplaats. Rond 19.00 uur eten en wederom vroeg naar bed.

Son Kul-meer

Kinderen van tien kunnen al rijden als duivels

Langzaam kruipt de zon over de bergwand van de bijzonder fraaie Karakeche-canyon, met aan onze zijde rotsachtige oranjerood gekleurde bergen en aan de overzijde een groene, met dennenbossen overdekte bergketen.

Zoals iedere ochtend ga ik me wassen in een snelstromend riviertje bij onze kampplaats. Alles went, na de eerste schrik van de kou gaat je bloed sneller stromen en ben je heerlijk fris en wakker.

De truck klimt naar de Son Kul-pas, almaar bergop naar een hoogte van 3.400 meter. Onderweg stoppen we bij een open steenkoolgroeve, waar nog volop wordt gedolven. Hele stukken berg worden afgebikt om bij de steenkool te komen. Als een gapende wond ligt de groeve in het landschap. Er omheen ontsierende zwarte bergen steenkool en bergen puin. Koolstof ligt overal op de planten, vrachtwagens trekken diepe sporen in de zwarte modder van de weg.

Op de Son Kul-pas lopen we zo’n dertig meter omhoog naar de bergtop die boven de pas uitsteekt. Het is meer een heuvel, maar dan op grote hoogte.

Het is net een grote alpenweide, met aan alle kanten uitzicht over glooiende graslanden en naburige bergtoppen. In de verte zien we het Son Kul-meer liggen.

Op deze hooglandweide groeit volop Edelweiss. Dit in Zwitserland zeer beschermde plantje is in Kirgizië geen zeldzaamheid. Toch is het opmerkelijk dat we hem eind juli aantreffen; normaliter is Edelweiss dan allang uitgebloeid. Volgens de reisbegeleidster duidt dit op een koel voorjaar en een relatief vochtige en koele zomer. Toch hebben we over het weer niet te klagen; ik schat dat het overdag 25 graden is, ook in de hogere gedeelten. Zelfs hier, op 3.400 meter, is een jas overdag niet nodig.

We dalen af naar het Son Kul-meer. Na een tijdje verlaten we de weg en rijden over een hobbelig pad dwars door onafzienbare weidegronden recht op het meer af. Ruiters drijven in volle vaart een kudde paarden langs onze truck. Het gaat in volle galop richting meer; alle paarden – merries en veulens – rennen zo hard als ze kunnen over de ruige vlakte…

Het meer ligt in een natuurreservaat, op 3.200 meter op een hoogvlakte, omringd door graslanden. Er schijnen nog wolven voor te komen. In juni, juli en augustus leven hier veel herders met hun kuddes. Op de oever kamperen families in yurts, met hun paarden, koeien en schapen.

De kudde is ongeveer tegelijk met ons aan de oever van het meer aangekomen. De veulens worden vastgebonden. Zo kunnen ze een tijd niet bij hun moeders drinken, die later in de middag worden gemolken. Paardenmelk is een belangrijk bestanddeel van de voeding van de Kirgiezen. De merries blijven rustig in de buurt grazen, bewaakt door de hengst van de kudde.

We worden uitgenodigd voor een ritje. De een na de ander waagt het erop. De paarden blijken hier een iets andere gebruiksaanwijzing hebben dan in Nederland; met onze zachte aanpak zijn ze nauwelijks vooruit te krijgen. De Kirgiezen hanteren constant met ferme hand de zweep, dat durven wij niet aan. Een reisgenoot krijgt een jeugdige begeleider mee, die het paard weet aan te zetten tot een galop. De rest komt niet verder dan een slome stap of een aarzelend drafje.

Het nieuws dat er westerse toeristen zijn doet snel de ronde. Leden van andere families in de omgeving komen een kijkje nemen. Een vader komt met twee kinderen – een meisje van 2 jaar voorop en een jongetje van 4 achter hem – te paard naar ons toe. Geen wonder dat kinderen van een jaar of tien kunnen rijden als duivels.

We nemen een kijkje in een van de yurts, een ronde tent van zes a zeven meter in doorsnee. Een paar maanden lang verblijft de hele familie in deze ruimte. Er wordt geslapen, gegeten, gekookt. Kussens, kleden, een lage tafel, kookgerei en een paar krukjes vormen het enige meubilair.

Het landschap is fraai. Helaas is het somber, in de verte rommelt de donder en het begint te druppelen. We lopen naar de rand van het meer, voordat de bui losbarst. Nu merken we hoe moerassig het is. Al snel verliezen we de vaste grond onder de voeten en springen we van pol tot pol. Besmuikt lachen de kinderen, die met ons mee lopen, als we voorzichtig proberen onszelf zoveel mogelijk droog te houden. Zij dragen laarzen.

We nemen afscheid van de families en rijden weer bergopwaarts. Net op tijd, de bui barst in volle hevigheid los. Nu blijkt de veranderlijkheid van het klimaat; grote hagelstenen kletteren op de truck. We bereiken een punt met een fantastisch uitzicht over een groene vallei. Het hagelt nog steeds, maar voor geen kleintje vervaard stappen we uit om van het uitzicht te genieten.

Verder bergopwaarts, over een vrij steile weg die zigzaggend langs de berghelling voert. Onderweg komen we twee ruiters tegen, die volgen niet de weg maar rijden rechtstreeks langs de berghelling naar beneden. Op het hoogste punt kun je bijna de hele weg die we gereden hebben met het oog volgen.

We kamperen in een canyon aan de oever van een riviertje. Als we onze tentjes opzetten, rijden de twee ruiters die we tegen kwamen langs. Snel gedaan! In dit ruige landschap hebben paarden ontegenzeglijk voordelen boven auto’s.

Het is onze laatste avond kamperen. Onderweg hebben we hout gesprokkeld voor een kampvuur, na het eten gaan we eens niet meteen naar bed. We scharen ons om het kampvuur, er is voldoende Kirgizische cognac en wodka. De sterrenhemel is prachtig, totdat het dichttrekt. In het naburige dal rolt gestaag de donder, tegen half 11 begint het te druppelen. In allerijl ruimen we alles op, net voor de bui losbarst liggen we veilig en droog in onze tentjes.

Tash Rabat-karavanserai

Je ziet de beladen kamelen, paarden en ezels voor je

We vertrekken naar Naryn en rijden een tijd door het dal van de Naryn-rivier. Het panorama is fantastisch, met eerst grote witte bergen langs de route, daarna rode. Naryn is een garnizoensplaats met lelijke gebouwen. Er is veel werkloosheid en het grootste deel van de bevolking is zeer arm. Op de bazaar slaan we de nodige mondvoorraad in voor morgen, want dat wordt een lange dag met weinig gelegenheid om te eten.

We lunchen bij het Yurt Hotel in Naryn. Op het terrein van het hotel is een zevental yurts speciaal voor toeristen ingericht. Het ziet er nieuw, schoon en goed onderhouden uit. Splinternieuw zijn de echte toiletten, met zelfs een wastafeltje en kraan, die het doet! Uitzonderlijk naar Kirgizische maatstaven.

Onderweg naar Tash Rabat maken we slechts één fotostop: op een heuveltop, bij een bizar doorzichtig portret van de Kirgizische president Akajev. Door zijn hoofd heen zie je de wolken. Onze overnachtingsplaats ligt een kilometer of tien vóór Tash Rabat.

Tash Rabat is een afgelegen 15e eeuwse karavanserai in een vallei op ca. 3.500 m hoogte. Vroeger was het een overnachtingsplaats voor handelsreizigers. Je ziet bijna voor je hoe karavanen beladen kamelen, paarden en ezels na een zware dagenlange tocht door de bergen tegen het avonduur vanuit China aankomen en voor een of meer nachten een schuilplaats vinden tussen de dikke muren van de karavanserai. Veilig beschermd tegen het natuurgeweld én de ongetwijfeld in deze omgeving opererende roversbenden.

Nu is het slechts een kaal gebouw, wat slordig met beton gerestaureerd, met donkere cellen waar vroeger de reizigers overnachtten. We hebben vannacht de keus: kamperen, in de yurt slapen of in het huis. We eten met z’n allen in de yurt en nemen vast afscheid van het team van Edelweiss. Na de nodige Kirgizische cognac en wodka gaan we naar bed. Onze laatste nacht in Kirgizië.

Torugart-pas, de grens met China

Stoere jongens met mitrailleurs over de schouder

We gaan over de Torugart-pas naar China en verlaten Kirgizië. Ruim voor de grens is er al een Kirgizisch checkpoint; gewichtig doende soldaten komen de bus in voor een check van de paspoorten. Vriendelijk lachen, en dat vooral vandaag ook blijven doen, is het devies.

Vanaf dit checkpoint mag de truck niet meer stoppen voordat we bij de grens zijn. Hoe dichter we de grens naderen des te meer uitkijkposten zijn er op de heuvels langs de weg. Op 3.500 meter hoogte passeren we het prachtige, rimpelloze Chatyr Kul-meer. Naar verluidt blijft de ondergrond ervan zomer en winter bevroren en leeft in dit meer niets; geen vis, geen waterplanten. Het weerkaatst als een spiegel de bergen eromheen.

Al om 10.00 uur zijn we aan de grens, waar we met de truck aansluiten in de rij lokale bussen en vrachtwagens die er al staan. Na een korte check mogen we het terrein oprijden.

We stappen uit voor het lage gebouw van de Russisch/Kirgizische grenscontrole. Eén voor een worden we in een kamertje geroepen, waar een militair heel serieus onze formulieren en onze paspoorten bekijkt. We mogen nu juist niet lachen, want dat kan als een belediging worden opgevat.

We worden doorgesluisd naar een volgende hal, waar het wachten opnieuw begint. Er zijn veel militairen, stoere Russische jongens met mitrailleurs over de schouder, pistolen in de holsters en zonnebrillen op de neus. Veel Kirgiezen en Uyguren zijn met lokale pendelbussen op weg naar Kashgar, met boordevolle tassen en grote pakken. Spullen voor de verkoop, zoals Oezbeekse zijde, serviezen en glaswerk.

We verlaten officieel Kirgizië. De truck is inmiddels ook gecheckt op smokkelwaar. Door een soort niemandsland rijden we de laatste tien kilometer naar de Torugart-pas (3.752 m), die wordt gemarkeerd door een statige poort. Omdat onze truck de pas niet over mag, hijsen we onze bagage op de rug, zeggen het Edelweiss-team definitief vaarwel en trekken te voet China in.

Chris van Es maakte een reis door een aantal landen van de Zijderoute: Oezbekistan, Kirgizië, West-China en (via de Karakoram Highway) Noord-Pakistan.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner - Stem & Win