×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Dwars door Marokko

Slapen op het lemen dak van een herberg

Reisverslag: Henk Kamp
Foto's: Henk Kamp

2500 kilometer dwars door Marokko: van Casablanca via Marrakech, over de Hoge Atlas en de Anti-Atlas naar de Sahara. En weer terug over de hoge passen van de Atlas, via oasen, woestijn en Rifgebergte naar de koningssteden Fez en Rabat. Onderweg slapen in tenten of onder de sterren op het lemen dak van een herberg.

Als we de aankomsthal van Casablanca Airport achter ons laten, valt de warmte als een deken over ons heen. Slepend met tassen en koffers loop ik naar de bus waar vele handen ons het sjouwwerk uit handen willen nemen.

Een man in uniform schreeuwt en rent achter enkele jongens aan om ze uit de buurt van de bus te houden. Ik herinner me de waarschuwing om op je bagage te letten en op te passen voor mensen die je willen helpen, maar daarna dringend, soms dreigend zelfs, een vergoeding eisen.

Een half uur later gaan we op weg naar Casablanca om onze kampeeruitrusting op te halen. Casablanca: het klinkt alsof het niet waar is. Op naar de grootste stad van Marokko (ca. 5 miljoen inwoners).

In de stad blikken we vol ontzag naar boven om de hoogte van de minaret van de Hassan 2 moskee in ons op te nemen. Ruim 200 meter!

Voorzichtig werpen we een blik naar binnen in de immense ruimte maar wagen het niet om maar een voet in de moskee te zetten.

Diep in onze slaapzakken gedoken, horen we ‘s nachts boven onze hoofden het tussen de bomen gespannen zeil klepperen door de harde zeewind op de camping in El Jadida, dichtbij de Atlantische Oceaan.

Het ochtendgezang (vlak voordat de zon opgaat) vanaf de minaret in de buurt hebben we – zo horen we van anderen – echt gemist.

Sidi Ismail

Plotseling ontstaat een dreigende situatie op de markt

We gaan al vroeg op weg naar de plaats Sidi Ismail. We schuifelen voetje voor voetje over de ongelijke paden van de voor de regio belangrijke souk (markt), kijken verbaasd naar handelaren in ‘van alles en nog wat’ en zien nog net hoe bij een man een aderlating wordt gedaan, terwijl enkele meters verderop enkele kippen worden geslacht.

We vallen op: vele kinderen maar ook ouderen volgen onze gangen nauwkeurig. Als er een fototoestel te voorschijn komt, ontstaat plotseling een dreigende situatie. We nemen het zekere voor het onzekere en gaan terug naar de bus.

Terwijl bedelaars voortdurend en soms hinderlijk in onze nabijheid blijven, horen we dat het vertrek uitgesteld is. Na amper 1 dag houdt de bus het voor gezien en wachten we op een andere bus, een andere chauffeur en een andere helper, we zullen zien.

Een hierdoor mogelijk, niet gepland bezoek geeft ons een beeld van een school, van de kinderen, van docenten en van de inrichting en voorzieningen in Marokko. ‘Was het nog maar zoals in de Franse tijd,’ verzucht een docent die al meer dan 40 jaar verbonden is aan de school; ‘toen hadden we aan leermiddelen geen gebrek, maar dit mag ik eigenlijk niet zeggen.’ Het klinkt moedeloos.

Marrakech

Verdwalen is makkelijk in de nauwe steegjes van de Medina

Eind van de middag op weg naar de koningsstad Marrakech, ruim 200 kilometer dieper het land in. Onderweg glijdt het dorre landschap aan ons voorbij en horen we dat de laatste 3 jaar in deze streek vrijwel geen druppel water is gevallen en het dus voor de inwoners van dit gebied een voortdurende strijd is om te overleven.

Na een echte Marokkaanse maaltijd lopen we over het beroemde plein Jemaa el Fna en zien en ruiken we nog net de restanten van een voorbije drukke dag.

De bus brengt ons de volgende dag naar verschillende wijken: onder meer Sidi Youssef ben Ali, Cite Mohammedia en Douar Spontane bij Bab Debbagh. In een van de armere wijken worden we hartelijk ontvangen, krijgen thee en koek aangeboden en kopen onze eerste herinneringen, te duur, maar we durven niet af te dingen. Zoiets doe je niet na een gastvrij onthaal en zeker niet na de kennismaking met de omstandigheden waarin velen hier moeten leven.

‘Attention, attention’ klinkt het luidkeels achter ons en als ik me verschrikt omdraai, kijk ik in de ogen van een hoog bepakte ezel en maak terstond ruimte in de smalle steeg om hem en zijn begeleider te laten passeren. Ik voeg me daarna zo snel mogelijk weer bij de groep. Want verdwalen is gemakkelijk in de vele nauwe steegjes van de oude Medina.

Links en rechts kijkend, winkeltje na winkeltje, roepende en wenkende handelaren, maar ook vele werkende handen (ook vele kinderhanden) die verschillende spulletjes aan het fabriceren zijn.

Als de man op de grond op het grote plein de mand optilt, zien we een slang die er vervaarlijk uitziet maar al heel snel gevangen lijkt te worden door de weemoedige klanken van een fluit terwijl wij gevangen lijken te worden door mannen die ons als toeschouwers nadrukkelijk een mand onder de neus houden: geld voor het aanschouwen van het bezweren van de slang.

Op een tafeltje liggen kleine voorwerpen die tanden en kiezen blijken te zijn. De ervaren tanden- en kiezentrekker wijst ons op een paar kunstgebitten, die we rustig mogen passen alvorens tot koop over te gaan.

Iets verderop zien we een aantal mannen dat zich voortdurend tussen het publiek begeeft; de mannen rukken bijna de armen van de op hun schouder zittende apen uit om de apenhand in die van een toeschouwer te drukken met daarna natuurlijk weer de mand waarin de dirhams moeten worden gedeponeerd.

Hoge Atlas

Onuitwisbare vergezichten vanaf ruim 2000 meter hoogte

Met de bus reizen we de dag erna naar de plaats Asni, om van daaruit verder te gaan naar een berberdorp in de Hoge Atlas. In Asni klimmen we met ons allen op een open vrachtwagen, ons onderweg vasthoudend aan kettingen.

De weg wordt steeds slechter; gaten in het wegdek, omleidingen via een rivierbedding, brokken steen of soms geen wegdek meer, terwijl het landschap steeds wilder wordt.

Daar waar de weg echt weg is, beginnen we aan een klimpartij die ons naar ruim 2000 meter hoogte brengt en vanaf die plek zorgt voor onuitwisbare vergezichten.

Vol ontzag kijken we naar de hoogste berg voor ons: de Jbel Toubkal met een hoogte van meer dan 4100 meter, op verschillende plekken nog getooid met haar winterse kleed.

Dalend over een pad bezaaid met steenblokken, komen we aan bij de woning van een berberfamilie, waar we in de open lucht van een heerlijke door hen gemaakte maaltijd genieten.

Op de weg terug zien we hoe enkele jaren eerder met hulp van Nederland een wateropslagtank en van daaruit waterleidingen naar enkele woningen zijn aangelegd. Hoe eenvoudig lijkt het, maar het verhaal van de reisleider doet ons beseffen dat dat niet zo is.

De volgende dag gaan we met de bus de Hoge en Anti-Atlas beklimmen op weg naar het oaseplaatsje Agdz, een afstand van ruim 270 kilometer. Richting de Sahara dus. Imponerende beelden van vlakten, van ver weg liggende bergen, van in de verte spontaan opkomende windhozen en zelfs van een zandstorm, die in deze streek op dit moment van het jaar een zeldzaam verschijnsel is.

Halverwege de vlakte wandelen wij een tijdje later de rotsvlakte in om dichterbij (altijd nog een afstand van een kleine 15 kilometer) een oude vulkaan te bekijken, die als een piek hoog boven de vlakte torent, vooral ook omdat hij nagenoeg zijn stenen jas heeft afgelegd.

Met z’n allen zitten we op de grond, in stilte luisterend naar de geluiden van de woestijn: een gierende, soms ijzige wind, die plotseling verdwijnt, maar net zo snel weer de leegte om ons heen vult.

Ook maken we kennis met een uit de 11e eeuw daterend irrigatiesysteem: de khettara’s. Een net van ondergronds gegraven kanalen, de khettara’s, moet zorgen voor het vervoer van het in het gebergte gevallen water naar de laaggelegen, droge landbouwgronden. Zo liggen er in de buurt van Marrakech honderden khettara’s, kilometers lang, die echter in verval zijn geraakt en dreigen te verdwijnen.

Anti-Atlas

Her en der zijn herders met geiten, schapen of kamelen

Als we later de bergpas Tizi-n-Tichka bereiken op ruim 2200 meter hoogte, rijden we in het Anti-Atlas gebergte en bereiken we tegen de avond het oaseplaatsje Agdz, de toegangspoort van de Dra-Oase.

We kunnen in een gebouwtje op de camping slapen, vlakbij een Kasbah (kasteel of fort) van de belangrijke familie Ait el Kaid. Maar de echte kampeerders geven geen krimp: zij overnachten buiten onder de palmen in de open lucht (zonder tent) en vertellen de andere ochtend met een stalen gezicht dat ze heerlijk geslapen hebben.

‘s Middags leidt een gids ons rond in de grote Kasbah, die opgeknapt wordt, maar waar het tempo van de restauratie – zo vertelt een reisgenoot die een jaar eerder deze Kasbah bezocht – wel erg laag ligt.

Als we ‘s avonds samen met de reisleider een familie in het dorp bezoeken, worden de handen van drie dames van ons gezelschap versierd met hennataferelen, daarna krijgen zij de mooiste familiekleding omgehangen en gaan met z’n allen op de foto.

We krijgen glazen met mint-thee, versgebakken brood en gebakken roereieren. De vrouw des huizes verontschuldigt zich voor het niet opgeruimd zijn van de open ruimte achter het woongedeelte, waar hun vee (8 net geschoren schapen en 10 geiten) gestald staat.

Wij vervolgen onze reis door de Oase en vervolgens door een met stenen bezaaid woestijnlandschap, waar we kennis maken met gebieden waar de verzilting zichtbaar is door witte vlakken in het verlaten landschap. Het lijkt verlaten, maar her en der ontwaren we herders met geiten, schapen of kamelen. Wat beweegt hen om te weiden in een gebied waar wij geen voedsel kunnen ontdekken?

Rond de middag bereiken we de plaats El-Keela M’gouna waar het belangrijke feest van de rozen wordt gehouden. Vele mensen, getooid in feestelijke kleding en in een goede stemming, zijn van verre gekomen om dit feest mee te maken. De geur van rozenwater willen we ons in elk geval blijven herinneren, dus we kopen flesjes met rozenwater.

Verder trekkend richting de Gorges du Todra, glijden vele landschappen aan ons voorbij.

 

‘Kijk vannacht goed uit, want voor je het weet, val je van het dak van de herberg’. Geen overbodige waarschuwing, want slapen op een lemen dak van een herberg doe je niet elke dag.

De herberg ligt aan het begin van een grote kloof, waarvan de grootte pas goed zichtbaar wordt als we enkele honderden meters stroomopwaarts het kleine riviertje volgen, de kloof in. De steile rotswanden zorgen al snel dat het daglicht – tegen de avond – nog maar mondjesmaat naar beneden kan vallen.

Het is nog fris als we met ons achten de volgende ochtend vroeg wandelend op weg gaan om stroomafwaarts ongeveer 14 kilometer lang het ‘ontwaken van de Todra-Oase’ te ervaren.

Ruim 2,5 uur later bereiken we een kruispunt van wegen en een rivierovergang en zien we vele inwoners uit de omgeving op weg naar de rivier voor de was. En dat temidden van bergen afval die we ook elders in het landschap en nog meer om en nabij de steden aantreffen, zelfs in ogenschijnlijk verlaten gebieden. Hoeveel kan de natuur eigenlijk aan, vragen wij ons vaak af.

Richting Sahara

Op een kameel naar de top van de zandduinen klimmen

Even later rijden we naar Tinerhir en vandaar verder richting de Sahara, door een nog ruwer, droger, wilder en meer verlaten gebied. De verwoestijning wordt hier duidelijk: wind en zand en droogte gaan voortdurend de strijd aan met de weinige mensen die hier nog wonen.

Je ziet dat de natuur het wint ondanks pogingen het tij te keren. Bij een half onder het zand liggend en verlaten dorp, lopen we op aanwijzing van de reisleider naar een plek waar nog waterbronnen moeten zijn.

Terug in de bus horen we hoe de inwoners hier op de proef gesteld worden en vragen we ons af of er nog wel een toekomst is voor de mensen hier. Uitzichtloos, dat kun je wel stellen en terwijl via de luidsprekers het meeslepende Adagio for Strings van Samuel Barber klinkt, wordt het opmerkelijk stil in de bus.

Rond de middag bereiken we Erfoud, gebouwd door het Franse Vreemdelingenlegioen, strijken neer op een terrasje voor de lunch en wachten op een aantal jeeps dat ons nog verder de Sahara in zal brengen.

We racen met de jeeps door de woestijn, waar geen wegen zijn, hooguit sporen van andere auto’s. Maar ook die volgt de berberchauffeur niet altijd. Het is regelmatig bukken geblazen en vasthouden aan de leuningen omdat dit woestijngebied wel vlak lijkt maar het niet is.

Door de kleine ramen van de terreinwagen zien we her en der andere jeeps als veroorzakers van stofwolken voor, naast of achter ons en dan zien we helemaal niets meer. Stoppen en wachten.

We zijn verdwaald, althans dat denken wij, maar uiteindelijk komen ook wij aan bij de jeugdherberg bij Erg Chebbi (bij het plaatsje Merzouga), een schitterende rug van goudgele zandduinen, op een kleine 35 kilometer van de grens met Algerije. En wat is dan mooier dan op een kameel de top te beklimmen om met eigen ogen te zien wat daar achter ligt.

Later zien we hoe de zon geleidelijk kleurrijk verdwijnt achter de glooiende, rode duinen. Een klein beetje Sahara nemen we mee: we vullen een plastic flesje met het fijne rode zand om dat als bewijs van ons bezoek aan de thuisblijvers te laten zien.

 

Geboeid luisteren en kijken we ‘s avonds naar het zeer vaardig trommelen van enkele jonge Marokkanen, voor ons absoluut onnavolgbaar in de vele ritmen en stijlen.

Er staat een stevige wind, het koelt ‘s nachts flink af en we moeten de andere ochtend rillerig vaststellen dat het in de Sahara heel koud kan zijn. Dat heb je ervan als je buiten in de open lucht, op het dak van de herberg in dit geval, gaat overnachten. We hebben ons beeld van een land waar grotendeels een verzengende hitte hangt inmiddels bijgesteld.

Opnieuw grote stofwolken als we deze woestijn achterlaten. Enkele uren later rijden we met de witte jeeps Erfoud binnen en gaan daarna met de bus op weg naar de plaats Meski, ruim 50 kilometer noordwaarts, daar waar we op de kaart Source Bleue de Meski zien staan.

Een verkoelende duik is het zeker, daar in het zwembad dat grotendeels verscholen ligt onder veel grote palmbomen. Een prettige erfenis van het Franse vreemdelingenlegioen hier diep in Marokko.

We rijden verder door de Hamadawoestijn en komen bij een groot stuwmeer, dat maar weinig water bevat. Aan de streep op de omliggende bergen is te zien dat het voor minder dan de helft gevuld is. En dat in het voorjaar, als normaal gesproken de waterstand het hoogst is. Dat belooft niet veel goeds voor de streek, die vooral afhankelijk is van deze watervoorziening.

 

We maken ook kennis met een ‘artesische’ bron: een door middel van diepteboring bereikte waterlaag, die door druk van ondoordringbare aardlagen het (zoutige) water naar buiten spuit. Het water stroomt naar het nabijgelegen riviertje en draagt zo ook bij aan de watervoorziening.

Op ongeveer 1900 meter hoogte in de Hoge Atlas is een kamelenpas waar we een waterscheidingsgebied bereiken, als gevolg van de invloed van de Middellandse Zee. We rijden een ander gebied in, met een zichtbaar andere begroeiing, onder andere steeneiken.

De twee Marokkanen achter op de trekker gillen en schreeuwen als een van ons met hoge snelheid een rondje maakt met het voor hem bekende merk landbouwtrekker, midden in het plaatsje Midelt. We genieten van deze onverwachte gebeurtenis op een terrasje, waar direct inwoners om ons heen gaan staan.

De camping in Midelt, op een hoogte van 1500 meter, heeft dezelfde voorzieningen als de eerdere. Maar het is hier kouder en vooral vochtiger dan op de eerdere plekken.

Al vroeg begint gelukkig de zon te schijnen, waardoor de koude en vochtige nacht gauw kan worden vergeten. Op tijd vertrekken we naar de Midden-Atlas, klimmen naar een pas op ongeveer 2000 meter hoogte en komen in een gebied met meer bomen dan tot nu toe: steeneiken en ceders.

In dit gebied stoppen we in vlakten bij nomadententen en brengen een bezoek aan enkele families die ons gastvrij onthalen. We krijgen thee en koek en kunnen een blik werpen in hun tenten, waar alles wij zij hebben is ondergebracht.

Fez

Paleizen, moskeeën, waterbronnen en een machtige stadsmuur

Via Infrane (er is hier een paleis van de koning) gaan we op weg naar het noorden, naar Fez, een andere koningsstad, met meer dan 1 miljoen inwoners.

Als we eind van de middag de Medina van Fez bezoeken, komen de beelden van de eerdere bezoeken aan de Medina van Marrakech grotendeels weer terug.

Vriendelijk, uitnodigend en vooral volhoudend als ze zijn, spreken de handelaren ons in allerlei talen aan en gaan uiteindelijk over in vakantie-Engels. Maar we hebben geleerd; we dingen soms tot op het absurde af en laten dan een handelaar vertwijfeld achter.

Even later kijken we vanaf een hoger gelegen winkel op een binnenplaats waar huiden worden gelooid en daarna geverfd in allerlei mogelijke kleuren. De geur daarvan blijft ons de verdere tocht in deze grote Medina achtervolgen.

Maar we zien meer: paleizen, moskeeën, waterbronnen en andere gebouwen bewijzen dat Fez een belangrijke stad was en nog wel is. Ook net buiten de machtige stadsmuur is het druk; hier staan allerlei handelaren en nog meer dan in de Medina, althans nadrukkelijker aanwezig, bedelaars die bij ons hun heil zoeken.

Vanaf een berg, iets buiten de stad, zien we de stad pas in haar volle omvang: een grote steenmassa van gebouwen, huizen, minaretten, overkappingen en straten.

Rifgebergte

De werkloosheid schommelt tussen de 50 en 70 procent

Al vroeg gaan we de volgende ochtend in de Medina op jacht naar souvenirs. Daarna gaat de bus op weg naar het Rifgebergte. We rijden door een armoedig gebied, waar de werkloosheid schommelt tussen de 50 en 70 procent. Toch zijn in dit gebied landbouwcoöperaties actief die verschillende landbouwproducten telen, soms nieuwe zoals tabak.

Verlaten, vervallen Franse boerderijen – herkenbaar aan de daken met rode dakpannen – staan her en der in het landschap, als tekenen van een eerdere tijd.

Vele immigranten, werkzaam in West Europa komen uit deze streek en dat is ook te zien. Er worden nieuwe, stenen huizen gebouwd, die opvallen naast de oude bebouwing.

Eind van de middag rijden we zoekend door een bosrijk gebied in de buurt van de plaats Ouezzane naar een geschikte plek in de open lucht voor een overnachting, terwijl steeds meer dreigende regenwolken boven ons hoofd verschijnen.

Bij een niet werkende bron en een vrijwel onbereikbaar bergstroompje met helder water, slaan we ons kampement op, jagen enkele schurftige honden weg en verzamelen brandhout.

Diep weggedoken in de slaapzak, terwijl de Nederlandse barden rondom het vuur zingen, val ik uiteindelijk rillerig in slaap om tegen de ochtend, tijdens een fikse regenbui, de bus op te zoeken.

Gehinderd door de gevolgen van een voedselvergiftiging zie ik vandaag niet scherp te krijgen beelden van landschappen en van een hele drukke markt in Ouezzane, waar ik – kijkend vanuit mijn plekje achter in de bus – meer Marokkanen zie dan er in werkelijkheid kunnen zijn.

Omdat ‘s morgens blijkt dat onze chauffeur zijn kamer in ons hotel in de kustplaats Larache heeft moeten verwisselen voor een politiecel, wandelen we in afwachting van een nieuwe chauffeur door Larache richting kust en herkennen de Portugese en Spaanse invloed in de verschillende gebouwen.

Ook de nieuwe chauffeur, door de reisleider opgetrommeld bij een plaatselijk busstation, is behendig en rijdt ons door een groot vruchtbaar landbouwgebied, de Rharb geheten, waar de kilometerslange bovengrondse irrigatiegoten, pompstations en stuwdammen getuigen van een moderne aanpak.

We reizen in een voormalige Romeinse provincie, Mauretania Tingitana en brengen een bezoek aan de belangrijke Romeinse garnizoensplaats Lixus, aan de kust ten noorden van Larache, boven op een berg gelegen en van daaruit de omgeving overziend en beheersend.

Ook bezoeken we zoutbekkens die dateren uit de Romeinse tijd, waarin het zeewater wordt opgeslagen en verdampt, waarna het zeezout overblijft.

De dag eindigt op een camping bij de plaats Sale, ook een kustplaats dichtbij de hoofdstad Rabat, waar we voor het laatst in de openlucht zullen overnachten.

Rabat

Rijkdom in het paleis en armoede in de krottenwijken

De chauffeur brengt ons al vroeg op weg naar een veldstudie en bezoek aan enkele bidonvilles (krottenwijken). Enkelen van ons bezoeken een pottenbakkerij. Want Marokko is beroemd om kleurrijk aardewerk en, ook al is het moeilijk te vervoeren, aardewerk mag in onze verzameling niet ontbreken.

Het Palais Royale en het Mausoleum, waar koning Mohammed 5 en Hassan 2 hun laatste rustplaats hebben gevonden, zijn rijk getooid met veel kostbaar materiaal uit heel Marokko. Het staat in schril contrast met de beelden die we nog vers op het netvlies hebben van de omstandigheden waarin vele Marokkanen moeten leven.

Eind van de middag herkennen we het hotel in Casablanca, in een drukke Europese wijk van deze grote stad. Bij onze laatste gezamenlijke maaltijd wisselen we opnieuw vele ervaringen uit.

We beseffen dat dit het begin van het einde is van een bijzondere reis en dat wij het voorrecht hebben gehad om onder deskundige leiding Marokko te zien en te beleven. We hebben in twee weken – tijdens de bijna 2500 kilometer afgelegde route – vele afwisselende en indrukwekkende beelden moeten opslaan. Een reis om nooit te vergeten.

De tocht was een veldstudiereis van de Lerarenopleiding Aardrijkskunde van de Hogeschool Tilburg. Henk Kamp (zelf geen student) nam hier met nog 38 personen aan deel.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win