Per openbaar vervoer Ecuador verkennen: hoofdstad Quito in de bergen; Otavalo, waar de inheemse bevolking trots is op zijn prestaties; Peguche, waar panfluiten worden gemaakt en de zandvlooien jeukende bulten veroorzaken; op kaplaarzen door de jungle glibberen; Baños, met een Turks bad; Riobamba met de vulkaan Chimbarazo; de weekmarkt in Guamote en Cuenca met koloniale huizen en een kathedraal.
Als wij om 6 uur ‘s avonds landen, schemert het al in Quito. Wij zijn hier met een groep van achttien mensen die per openbaar vervoer door Ecuador, Peru en Bolivia gaan reizen.
Onze begeleider zorgt voor buskaartjes, taxi’s en een aantal excursies, maar verder zijn we vrij om te doen wat we willen.
Ons hotel staat in het nieuwe centrum van Quito. De stad ligt op 2800 meter hoogte en dat merken we wel, we zijn een beetje kortademig, maar we hebben er verder geen last van.
Morgen gaan we eerst naar Otavalo in het noorden, waarbij we de evenaar zullen oversteken.
We passeren de evenaar even boven Quito in Mitad del Mundo. Er is een klein museum op de evenaar gebouwd. Dat we op de evenaar staan, wordt aangetoond door water uit een teiltje te laten lopen.
Precies op de evenaar stort het water recht naar beneden (zonder kolken), maar hetzelfde levert twee meter naar links of rechts een draaikolkje op, respectievelijk rechtsom en linksom.
Als je een ei op een spijker zet, blijft het rechtop staan. Dat wist Columbus overigens niet. Het ei op de spijker krijgen is moeilijk en degene die het voor elkaar krijgt, mag een certificaat ophalen dat hij op de evenaar is geweest.
Er is ook een huisje te zien waarin de oorspronkelijke bevolking vroeger woonde en dat een hoekje heeft voor huisdieren, cavia’s. Voordat dit museumpje er was, dachten de Fransen al een gebouw op de evenaar te hebben gezet, maar helaas: het stond er 300 meter vanaf. In dit gebouw is tegenwoordig een tentoonstelling over de diverse etnische groepen in Ecuador.
We rijden verder naar Otavalo, dat nog iets hoger ligt dan Quito. Het is er dus koeler. De bewoners van Otavalo behoren tot de inheemse bevolking, die hier succesvolle handelaars zijn. Zij zijn erg trots op hun afkomst en prestaties, maar wij horen dat zij de bevolking uit de omgeving discrimineren.
Wij doen wat boodschappen in een winkeltje, dat gerund wordt door een oudere dame. De ramen en deur zijn afgeschermd met tralies en bij de deur houden buurvrouwen de wacht. We worden uitgenodigd om van allerlei dingen die we niet kennen te proeven en we slaan wat in. Als we de volgende dag weer terugkomen, worden we door haar begroet als verloren familieleden.
We bezoeken buiten Otavalo het Cuicochameer, een kratermeer, en we maken een tochtje over het water. Rondom het meer bloeien veel bloemen. In het meer zelf leven geen vissen en op ondiepe plekken zie je het zwavelgas zelfs naar boven borrelen.
Hierna bezoeken we een paar plaatsjes waar we leerbewerkers bezig zien, een weverij bezoeken en een werkplaats voor panfluiten in Peguche bekijken. Elk land heeft zijn eigen soort fluit. We zien de panfluiten gesneden worden en na deze demonstratie worden we getrakteerd op een concert van lokale muziek.
In dit dorp zijn de straten ongeplaveid en ‘s avonds merken we dat we goed te pakken zijn genomen door zandvlooien of -vliegen, die grote jeukende bulten op onze benen hebben achtergelaten. Het zal enkele weken duren voordat alles weg is.
‘s Middags kijken we rond in Otavalo, waar we worden verrast door een flinke regenbui die drie uur duurt. Het is het begin van de regentijd, maar door de opwarming van de aarde zijn de seizoenen hier de laatste tijd flink in de war. Op de grote souvenirmarkt zijn ze daarom al vroeg aan het inpakken maar souvenirmarkten zullen we nog wel vaker tegenkomen.
De openbare bus komt ons van het hotel afhalen. Voor een klein bedrag heeft onze reisbegeleider dit geregeld, maar meestal pakken we een taxi naar het busstation. In deze landen kost dat vaak minder dan een euro. Onderweg komen bij elke stopplaats lokale ondernemers de bus in, die van alles aan eet- en drinkwaren te koop hebben.
We rijden terug naar Quito, waar we met een aantal mensen door de oude stad wandelen. We eten er wat en lopen ‘s avonds nog even rond. Alle torens van de kerken zijn van binnenuit verlicht, wat een aardige sfeer geeft. Het oude centrum schijnt ‘s avonds niet de veiligste plek te zijn in Quito maar ons overkomt niets.
Ook niet de volgende dag als we nog wat in Quito rondkijken op de souvenirmarkt en in een groot winkelcentrum.
Na twee dagen hebben we Quito wel gezien en gaan we de jungle in. Daarvoor moeten we over een pas hoog in de Andes. Bovenop de pas komen we in de file terecht.
Dat komt door de nasleep van een overval op een geldtransport. In de berm zoeken politieagenten naar kogels en er komen sleepwagens aanrijden. Een bewakingswagen zit vol met kogelgaten en heeft platgeschoten banden en de geldwagen is helemaal uitgebrand. De overvallers hebben te vroeg dynamiet onder de geldwagen gegooid, die daarop direct in brand vloog en daardoor hadden de overvallers niets. 1 miljoen dollar is in rook opgegaan.
De bewakers hebben de overvallers neergeschoten en alle gewonden zijn al afgevoerd. Na een half uur zijn alle auto´s ook opgeruimd. De slogan avontuurlijk reizen wordt vandaag wel waargemaakt. Een dag later horen we, dat de daders allemaal zijn opgepakt en dat er geen doden zijn gevallen bij de schietpartij.
We rijden verder over een onverharde weg langs diepe ravijnen. Langzamerhand wordt de omgeving groener. Er wordt verteld dat er een dergelijke weg in Bolivia was met nog diepere ravijnen, de Weg des Doods genaamd. Inmiddels is daar wel een nieuwe, minder gevaarlijke weg aangelegd. Wij reizen gelukkig overdag richting Tena.
Tena ligt op de grens van de jungle, als je verder de jungle in wilt, gaat dit per boottransport. We blijven hier drie nachten in een lodge. We wandelen met een gids door de jungle. Of liever gezegd: baggeren en glijden met laarzen aan. Die laarzen stonden al voor ons klaar in de lodge, in alle maten tot maat 47.
We krijgen van onze gids uitleg over allerhande soorten planten die je hier kunt vinden en die een geneeskrachtige werking hebben.
We lunchen op een klein strandje langs de rivier en hebben dikke pret als we die rivier moeten oversteken, we houden het hier niet droog.
We brengen een bezoekje aan een inheemse Indiaanse familie, die ons plaatselijke lekkernijen aanbiedt. Alleen de 10 cm lange dikke larven van een soort vliegend hert van ca 15 cm durven we niet aan en ook het eigen gebrouwde bier gaat er bij ons niet echt in, te weinig smaak (en alcohol).
We varen over een van de rivieren. In dit deel van de wereld hebben ze duidelijk geen gebrek aan water, het stikt van de watervallen, beekjes en rivieren. Uiteindelijk stroomt alles in de Amazone.
We bezoeken een museum waar we kunnen zien hoe de Indigenas (inheemse bevolking) leven en we bezoeken een dierenopvang van inlandse dieren, die niet meer uitgezet kunnen worden, zoals apen, papegaaien en ocelots (een kleine katachtige).
Als laatste bezoeken wij een dorpje waar apen en inwoners samenleven. De apen zitten en lopen op het middenplein en de dorpsbewoners hebben zichtbaar plezier in deze beesten. Ook leven ze en spelen ze vreedzaam met de honden. Maar het is wel heel goed op de spullen passen, want de apen hebben ze zo te pakken.
In de lodge is een ruimte waar gegeten en gedronken kan worden maar het is ook goed toeven in een hangmat voor onze cabana. Vanaf daar kunnen we papagaaien, aapjes en een toekan voorbij zien gaan, die duidelijk bij de lodge horen.
Zuidelijker, in Baños, is te merken dat deze plaats wat lager ligt, want het is hier aangenaam warm. Je kunt in de omgeving goed wandelen, fietsen en andere sportieve dingen doen.
We wandelen naar een badhuis even buiten Baños waar we stomen in een Turks bad en ons heerlijk laten masseren. Tot slot worden we met warme stenen belegd en we slapen bijna in. Dat is hier een stuk goedkoper dan in Nederland.
De kathedraal in het stadje is gewijd aan de maagd Rosaria del Aqua Santa, die hier veel wonderen zou hebben verricht. Deze zijn uitgebeeld op schilderijen, waar een hele galerij mee vol hangt.
Warme bronnen genoeg in Baños. We gaan ook nog zwemmen in het plaatselijke thermaalbad, gezellig tussen de lokale bevolking. De baden gaan van heet naar koud en het water van de koude douche wordt met slangen regelrecht aangevoerd vanaf de naast gelegen waterval en ook het koude bad wordt met dit water gevuld.
Een heer dringt er bij mij op aan vooral veel te zwemmen in het koude bad, dat schijnt goed voor me te zijn. En om hem te plezieren zwem ik bibberend een paar rondjes.
De rest van de dag bekijken we Baños. Een plaatselijke lekkernij is een soort toffee, die bij de winkeldeuren in grote slierten wordt getrokken. Erg kleverig en zoet. Schoolkinderen lopen hier in kleurige uniformen en zitten tussen de middag in het stadspark.
Een bedelaar besteedt zijn pas opgehaalde geld aan een lekker ijsje. Hij geeft aan dat hij blind is maar weet de ijskar feilloos te vinden.
Om in Riobamba te komen moeten we vroeg opstaan om de bus te halen. Hoewel het busstation niet zo ver van ons hotel is, gaan we er toch met taxi’s naar toe om geen risico te nemen. De taxi’s zijn hier van een klein soort en de bagage wordt hoog opgestapeld op de auto’s.
We komen aan het eind van de ochtend aan in Riobamba, dat we meteen gaan verkennen. Over deze stad waakt de hoogste vulkaan van Ecuador, de Chimbarazo, die 6310 meter hoog is en bedekt is met eeuwige sneeuw. Een aantal groepsleden gaat vanmiddag een stukje klimmen op deze vulkaan. Wij blijven in de stad, waar veel verwaarloosde gebouwen te zien zijn.
De volgende dag is het weekmarkt in Guamote, een uurtje rijden met de bus. Op deze markt kijken we onze ogen uit, waarschijnlijk komt iedereen uit de buurt hier naar toe in zijn beste Ecuadoriaanse klederdracht met bijbehorende hoedjes en poncho’s.
Er is een aparte koeienmarkt en een aparte markt voor kleiner vee. Daartussen ligt de groente- en andere spullen markt. Schapen worden aangevoerd bovenop het dak van de bus en ook weer zo afgevoerd door de koper. Men hijst ze op en laat ze weer zakken aan een touw.
De schapen laten zich gemakkelijk afvoeren van de markt. Anders is dat met de varkens, die zetten krijsend vier poten in het zand als iemand ze aan een touw wil afvoeren en er moet goed aan getrokken worden.
Er lopen hier niet veel toeristen rond, we zijn duidelijk vreemde eenden in de bijt en worden ook zo bekeken.
Vanuit Riobamba rijdt een speciale trein naar Alausi om daar het speciale traject van ‘El Nariz del Diablo’ (een rotsformatie die op de neus van de duivel moet lijken) te rijden, of liever gezegd te zigzaggen. Helaas rijdt er vandaag een dieseltje met passagiersaccommodatie in plaats van de stoomtrein. Daardoor wordt de route wel een stuk sneller afgelegd.
Ondanks deze teleurstelling besluiten we toch met een paar mensen de trein te nemen en we melden ons ‘s morgens al om 6.30 op het station.
Gelukkig ligt ons hotel aan de overkant. Anderen waren er nog vroeger bij en bij het instappen is het dan ook knokken om een plek op het dak te krijgen, zonder bankjes maar met een gehuurd kussentje. Een paar van onze reisgenoten veroveren inderdaad nog een plek op het dak, anderen nestelen zich in de coupé.
Het blijkt behoorlijk koud bovenop het dak, maar de vergezichten onderweg zijn schitterend. Mensen zwaaien en er lopen overal blaffende honden met de trein mee, die het niet snel opgeven. Je houdt je hart vast dat ze niet overreden worden. De trein rijdt schuddend langs diepe afgronden, zeker als je op het dak zit moet je geen hoogtevrees hebben.
We komen met de trein langs Guamote, dat er nu zonder markt heel anders uit ziet. Het is mooi weer, de zon schijnt, maar in Alausi zien we dat in het dal van de Nariz del Diablo mist hangt. We zigzaggen naar beneden en weer naar boven en stappen weer uit in Alausi, waar we de lokale bus naar Cuenca moeten nemen.
Het busstation blijkt een aantal blokken verder te liggen maar een vriendelijke dame, die in een ‘bakkie’ rijdt is bereid ons voor 1 dollar naar de bus te brengen. Onze bagage gaat dus in de open bak naast en op een dood varken en wij proppen ons in de auto. Vervoer voor allerhande objecten dus.
De busrit naar Cuenca gaat voorspoedig en we sluiten ons weer aan bij de groep. Cuenca is de derde stad van Ecuador en doet heel relaxt aan. Veel koloniale huizen en een kathedraal met niet afgebouwde torens. De architect merkte pas tijdens de bouw dat klokkentorens mét klokken te zwaar waren voor de fundering, die dan zou bezwijken. Op het plein voor de kathedraal concurreren de schoenenpoetsers behoorlijk met elkaar.
We gaan naar een hooggelegen natuurpark, El Cajas. Het is zwaar bewolkt maar wel droog.
De volgende dag is zondag en we worden op het grote plein voor de kathedraal getrakteerd op een koffieconcert, gegeven door een aantal wat schaars geklede dames. Maar het klinkt leuk.
Dwalend door Cuenca ontdekken we nog een zondagsmarktje, veel is er niet te doen op zondag in de steden.
De laatste plaats in Ecuador die op het programma staat is Vilcabamba. Dit plaatsje ligt op 1500 meter hoogte in een zeer groene vallei, waar veel vruchtensoorten groeien. De bevolking wordt hier gemiddeld veel ouder dan elders in het land, daar is veel onderzoek naar gedaan. Ze zeggen dat het komt omdat het klimaat hier heel gezond is. Het dorpje heeft maar 5000 inwoners en ligt als het ware te sudderen in de zon. Wij verblijven in een lodge op loopafstand van dit dorp.
Geïnspireerd door de gezonde omgeving maken we hier een lange wandeling over een hooggelegen bergkam. Dit levert prachtige groene uitzichten op over de vallei. Natuurlijk moeten we daarna uitrusten in een hangmat bij onze kamers, waar we veel tropische vogels en vlinders en een enkele kolibrie voorbij zien komen.
Op weg naar Peru rijden we over een weg vol bochten door een groene omgeving. Onze indruk van Ecuador is groen en schoon. Het was wel vaak zwaar bewolkt omdat het het begin van de regentijd is. Verder is de bevolking bijzonder vriendelijk. Ecuador is behoorlijk Amerikaans georiënteerd, te zien aan de munteenheid (de Amerikaanse dollar) en het elektriciteitsnet (110 Volt).
Deze 3,5 maanden lange Latijns-Amerikareis ging behalve door Ecuador ook door Bolivia, Peru, Argentinië en Chili.