×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Een rondje Corfu in de herfst

'Leuke plekjes genoeg'

Reisverslag: Piet de Geus
Foto's: Piet de Geus

In september, als het weer in Nederland druilerig is, lopen de temperaturen op Corfu nog op tot boven de dertig graden. Het hoogseizoen is voorbij en het is, als je er genoeg moeite voor doet en af en toe een oogje dichtknijpt, mogelijk de toeristenkermis min of meer te ontlopen. Leuke plekjes zijn er genoeg: aardige bergdorpjes, rustige weggetjes, redelijk stille baaien waar het zeewater een aangename temperatuur heeft. En niet te vergeten de hoofdstad, waar met name de Venetiaanse wijk haar charme heeft behouden. Al met al genoeg om je een week te vermaken.

Wat een overgang: vannacht fietsten we nog door mistig Amsterdam, op zo’n gemene waterkoude septembernacht en nu, om half tien in de morgen, is het al ver boven de twintig graden als ik de vliegtuigtrap afloop. De dertig halen we later op de dag zeker. Als de eerste bagage over de band komt, sta ik al in m’n fietsbroek en ben er helemaal klaar voor.

Even later fietsen we Kerkyra (of Corfu-) stad binnen, een prachtstad zo te zien. We rijden meteen langs de high lights: de Esplanade en de oude en nieuwe vesting.

We suizen tussen het drukke verkeer door, dat af en toe vastzit: bussen, motoren, scooters, jeeps en paardenkoetsjes met toeristen.

Op een terras met zicht op de haven waar de veerboten vertrekken en op de nieuwe vesting nemen we de eerste dubbele Griekse koffie. Via dezelfde drukke – en nu ook stoffige – weg rijden we noordwaarts de stad uit. Het uitzicht op de kust is soms mooi, soms huiveringwekkend vanwege het massatoerisme. Na een tiental kilometers verlaten we de kustweg om met een ruime bocht door de heuvels Ipsos en Dassia te omzeilen. Op het landweggetje naar Kato Korakiana wordt het meteen echt mooi: bloeiende stuiken in de berm, het licht gefilterd door oude olijfbomen en af en toe een aardig gehucht. Ondertussen moeten we stevig klimmen over het tamelijk slechte asfalt. Af en toe wordt ons een doorkijkje gegund op de kust, de zee en daarachter de contouren van Albanië.

In Kato Korakiana drinken we onder druivenranken een flesje limonade. Vrachtwagens afgeladen met kisten druiven rijden langs. Verder verstoort niets de siësta, zelfs de parkiet in zijn kooitje op het terras houdt zich tamelijk gedeisd.

Na het nodige klimmen en dalen draaien we weer met een bocht terug naar de kust. Terwijl we naar beneden zoeven zien we rechts de ellende die we hebben overgeslagen: parasailers, jetski’s en overvolle stranden met daarachter een aaneenschakeling van bungalowparken en hotels.

Weer terug op de kustweg, de enige verharde route oostelijk van de Pandokrator, krijgen we er nog genoeg van mee: jongens met ontbloot bovenlijf op motoren, zuurstokkleurige jeeps met velerlei soorten malloten (gemeenschappelijke kenmerken: roodverbrand, luidruchtig, gek zonnehoedje op).

De route wordt ook vermoeiender, met lastige korte klimmetjes. De vermoeidheid van een doorwaakte nacht laat zich gelden en de hitte wordt drukkend. Toch fietsen we af en toe door een mooi dorpje en de drukte neemt langzaam maar zeker af. Na 44 kilometer arriveren we in Kalami. Doodmoe, uitgeput en geïrriteerd, maar ook al barstensvol nieuwe indrukken.

Kalami blijkt toeristischer dan de gidsen van vorig jaar schrijven: op de weg boven het dorp is een afzichtelijk appartementencomplex gebouwd. Maar het enige straatje van het dorp zelf kronkelt mooi rond de kleine baai en de huizen staan idyllisch tussen het groen. We vinden makkelijk een privékamer en even later zitten we gedouched en al in een taberna aan het kiezelstrand gegrillde zwaardvis te eten. Om half tien val ik om.

Fietsen? Naar het strand!

Ik besluit de waterscooters te negeren en te genieten

Dat ik gisteravond uitgeput was blijkt: m’n stuurtas met camera, lenzen, paspoort en geld heb ik op ons terras achtergelaten. Gelukkig waren de buren zo vriendelijk en attent om hem binnen te zetten, anders was het een korte vakantie geworden.

Als we tegen tienen op de fiets stappen, trekt iedereen al naar het strand. Ze hebben gelijk: het is eigenlijk al te heet om iets anders te doen dan zwemmen. En wij krijgen meteen een vier kilometer lange klim naar Agnitsini voor de kiezen. We plakken van het zweet en het schiet niet echt op. Ondanks dat geploeter realiseren we ons nog net dat het uitzicht op de baaien en de dorpjes die steeds verder in de diepte verdwijnen erg fraai moet zijn, voor wie daar oog voor heeft.

Eindelijk, na een bocht, Agnitsini: een terras, druivenranken, schaduw, koffie en water! Aan het tafeltje naast ons spelen oude mannen een spelletje trictrac. Regelmatig passeren motoren, scooters en jeeps met toeristen, die door de wind geen last hebben van de hitte. ‘s Zomers moeten de drukte en de temperaturen hier niet te harden zijn.

Kassiopi, dat de moeite waard moet zijn, laten we aan ons voorbijgaan. En hoe: we vallen er zo ongeveer langs tijdens een verfrissende afdaling. Een mooie omweg van zestien kilometer door het binnenland laten we ook voor wat die is. De dorst naar het strand is veel te groot. In Astrakeri is het ons niet gegund, het lukt niet om onderdak te vinden: als je maar één nacht wilt blijven doen ze hier erg zeikerig en zitten ineens vol.

Tien kilometer verder hebben we in Sidari meer geluk, ook al zitten we hier in een toeristenoord vol Britten. Om drie uur duiken we in zee, tussen bijzonder mooie zandstenen kliffen. Ik besluit de waterscooters en de speedboten met parasailers op sleeptouw te negeren en te genieten.

Dat lukt, tot het tijd is om te gaan slapen. Verderop in de straat begint rond middernacht de karaoke: Oh Delilah brult een dronken Brit die denkt dat hij Tom Jones is. Ik betwijfel of er damesslipjes naar hem worden geworpen.

Over de Trompetpas

In de diepte ligt hier en daar een dorpje

Om acht uur fietsen we Sidari al uit, dit keer zullen we de hitte voor zijn. De weg naar Kavadades kronkelt, vals plat, door de velden. Na zes kilometer rijden we via haarspeldbochten Kavadades binnen, een prachtig dorp en geen toerist te bekennen. Koffie drink je hier aan één van de twee tafeltjes in de kruidenierswinkel.

Een prachtroute volgt: op en af, draaien en keren door Armenades, alweer zo’n verstild bergdorpje. Een paar bochten verder ligt Armenades al in de diepte en rijden we door de sprookjesachtige schaduwen van een dicht olijfbos. Het bladerdek schittert in de zon. Via Dafni en Aspiotoades voert de weg naar Arkadades, drie schilderachtige dorpjes op een rij.

Daarna in de brandende hitte over een weg met druk vrachtverkeer klimmen naar de Troumbetas, onder fietsers bekend als ‘Trompetpas’, op 430 meter. Op de pas staan twee taberna’s, inderdaad een ideale plaats om op een terras bij te komen. Rechtsaf slingert een rustig weggetje naar de echte top. Vandaar volgt een afdaling, waarna de weg doorklimt naar een volgende top, op 500 meter. Op deze hoogte kronkelt de weg tussen wijngaarden door, in de diepte ligt hier en daar een dorpje. Het uitzicht dat je hier zowel op het noordelijke als op het zuidelijke deel van Corfu hebt valt door de heiigheid wat tegen. Slechts af en toe zien we met moeite een grijze streep zee.

Wijngaarden maken weer plaats voor olijfbossen en via Vistonas bereiken we Makrades. Hier staan kraampjes langs de weg met zelfgemaakte wijn, olijfolie, honing, kleedjes en andere souvenirs. Tot dit punt komen de excursiebussen vanaf het drukbezochte zuiden. Het toeristenverkeer neemt nu weer met de kilometer toe.

Draaiend en kerend door korte bochten dalen we tussen olijfbossen tot we op 300 meter bij taberna Prima Vista komen, een fameus uitzichtpunt bij Lakones. De bermen staan vol bussen, auto’s, scooters en motoren. Wij zijn de enige fietsers en worden op deze hoogte met verbazing gadegeslagen, terwijl we tussen de file door slingeren.

Het kost moeite om een tafeltje te vinden om ijskoffie te drinken. Ondanks de nevel is het uitzicht spectaculair: Lakones ligt even verderop tegen een steile bergwand geplakt en recht onder ons liggen de baaien van Paleokastritsa. Ik begin iets van de verbaasde blikken te begrijpen: wie langs deze kant omhoog fietst ziet er ongetwijfeld stukken minder fris uit.

In Lakones stoppen we alweer. Hier is de winkel annex werkplaats van Alkiviades, naar verluidt de beste olijfhoutbewerker van heel Griekenland.

Wat hij aan houten gebruiksvoorwerpen in het kleine winkeltje heeft uitgestald is inderdaad erg fraai, dus laden we de fietstassen vol souvenirs.

De zes kilometer lange afdaling naar Paleokastritsa is slechts minutenwerk. Via talloze bochten duikt de weg de diepte in, de remblokjes worden tot het uiterste getest. In Paleokastritsa zelf volgen nog meer bochten, langs een hele serie baaien. Net voor de vissershaven staat een bordje ‘rooms for rent’ tussen de olijfbomen. Via een betonnen trap dalen we de boomgaard in, waartussen ook nog een bloementuin en een moestuin schuil gaan. We hebben geluk: er is een kamer vrij. Een blik over het schaduwrijke terras is voldoende om deze meteen voor drie dagen te boeken: daaronder liggen de vissersbootjes te blaken in de zon!

We kleden ons meteen om, dalen via de tuin verder omlaag, nemen het volgende (privé)trappetje en staan op het strandje naast de haven, dat we helemaal voor onszelf hebben. We nemen onmiddellijk een frisse duik en zwemmen tussen de bootjes en de vissen.

Een extra ritje

Het enige postkantoor van het eiland is in Corfu-stad

Heerlijk, drie dagen luieren. Dachten we, want toen we gisteravond informeerden naar het postkantoor bleek dat de gele container sinds vorig jaar gesloten is. Het enige postkantoor van het hele eiland is in Corfu-stad, ruim 25 kilometer hiervandaan. Dus loopt de wekker weer om zeven uur af.

Als we Paleokastritsa uitrijden zien we hoe de ochtendmist tussen de bergen blijft hangen, over de toppen schuift en vervolgens boven zee in flarden uiteen waait. Eerst wat klimmen tussen twee rotswanden en dan zoeven we met een gangetje van iets boven de dertig vals plat omhoog en omlaag van de west- naar de oostkust.

Het is nog heerlijk fris en de condensdruppels zorgen voor extra verkoeling. Gelukkig maar, want we zijn vergeten de bidons uit de koelkast te halen en hebben geen zin om terug te rijden. Even later zitten we al op de kustweg en racen door de ochtendspits Kerkyra binnen.

Snel wat betaalkaarten verzilveren op het postkantoor, kopje koffie op het terras, proviand en water inslaan en een mooie route terug naar Paleokastritsa nemen. Inmiddels is de zon doorgebroken en passeert de temperatuur al snel de dertig graden. Nog maar wat extra flessen water mee voor onderweg dan. Shit, ze passen niet in de bidonhouders. Omdat ik als enige een koersshirt met van die handige rugzakken draag ben ik de schlemiel die als waterdrager mag fungeren. Als mijn vriendin het waagt om om te kijken als ik wat achterblijf roep ik dan ook dat ze niet moet doorfietsen maar doordrinken!

We rijden eerst naar Agio Ioannis, waar we aan het mooie dorpspleintje lunchen. Hier brengen we meteen een bezoekje aan de uitvalsbasis van Vliegende Fiets/OAD-Cycletours om een reserveband te kopen.

Het gesprek daar verloopt voorspelbaar: eigenlijk moet je voor je op vakantie gaat tractorbanden onder je fiets monteren. Ze verhuren hier dan ook ATB’s en hebben veel met kampeerders te maken, die behalve tenten en slaapzakken een hele keukenuitrusting op hun fiets laden. Dat het zonder die overtollige ballast veel lekkerder gaat op 20-22 millimeter bandjes, gaat er maar niet in. Afijn, we schaffen nog een 3/4-liter bidon aan (met douchekop, hoe verzin je het!) en brengen met behulp van een manometer de banden maximaal op spanning.

Even later stuiteren we lekker over een rustig landweggetje door de Ropavlakte, die tussen de heuvelruggen aan de oost- en de westkust ligt. In de verte zien we tussen de bergen al de kloof waaraan de baaien van Paleokastritsa liggen. We passeren een zigeunerkamp, in de bermen geurt de brem en ritselen hagedissen. Er is zowaar een verfrissende wind opgestoken, alleen jammer dat we die nu net weer tegen moeten hebben. Dat is wel zo typisch Hollands.

Als de lichtreclame aangaat

Zwemmen tussen rotsen en kleurige vissen

Paleokastritsa is behoorlijk toeristisch maar doordat het geen echt centrum heeft en doordat de enige weg tussen de bossen langs verschillende baaien kronkelt blijft het leuk. Aan het eind van de (doodlopende) weg liggen drie stranden. Het middelste, waar de excursieboten naar de grotten vertrekken, is overvol. Het linker strandje, bij de haven, is uitgestorven. De leukste plek om te zwemmen is echter het rechter strandje, gewoon de borden naar de duikclub volgen. Het is vrij rustig en je zwemt mooi tussen de rotsen, terwijl kleurige vissen onder je door zwemmen. Geen wonder dat veel mensen hier snorkelen.

Paleokastritsa is overdag dan ook een aanrader. Het enige dat ondoenlijk is is het vinden van een behoorlijk restaurant: overal zijn de maaltijden aangepast aan de smaak van de doorsnee (Engelse) toerist. Als ik informeer naar de tzadziki, wordt die aanbevolen met de mededeling dat er niet teveel knoflook in zit. Ik weet genoeg en bestel maar een tomatensoep.

Het is trouwens een kwestie van dooreten, want halverwege het hoofdgerecht begint het personeel met de onvermijdelijke dansjes. Na tien minuten worden de dames uitgenodigd een paar pasjes mee te dansen. Vooral die van middelbare leeftijd (zowel in bloemetjesjurk als in legging) storten zich gretig op de sirtaki, onderwijl blikken naar hun tafeltje werpend die zoveel zeggen als: zo Jan, wanneer heb jij me voor het laatst ten dans gevraagd?!

Als speciale attractie heeft men hier de vuurdans: lichten uit, met een fles spiritus een cirkel spuiten, vlammetje erbij en in de cirkel een dansje uitvoeren. Extra speciaal: een ober neemt daarbij twee op elkaar gestapelde tafels tussen z’n kiezen. We besluiten de koffie maar op ons eigen terras te nemen, dan zitten we tenminste een beetje uit de wind.

Bij alle restaurants schalt dezelfde muziek uit de slechte geluidsinstallaties. Zelfs de uitnodiging om mee te dansen (en vervolgens te blijven dansen) staan al in het Engels op het cassettebandje.

Tussen de restaurants staan bars en disco’s met hun eigen klassiekers. Al die geluiden vermengen zich tot één brei die over de baaien uitwaaiert. Lijkt het hier overdag allemaal even groen, zodra de lampen en de lichtreclames aangaan verandert dat: links, rechts, boven en beneden, overal blijkt het vol te staan met eethuizen, kroegen, soevenirkraampjes, wisselkantoren, supermarkten en wat dies meer zij. Allemaal zijn ze voorzien van een bord ‘tourist information’.

Kalkoenen in het klooster

Spectaculair is een blik over de borstwering

Alweer loopt de wekker om zeven uur af. Dit keer niet om de zon te vroeg af te zijn maar de busladingen die iedere dag het plaatselijke klooster bezoeken. Dat klooster ligt op een honderden meters hoge rots bij de haven. Een goede plek, zeker omdat het tevens dienst deed als vesting.

Als we over de steile weg omhoog zijn gelopen blijkt de strategie te werken: we hebben het klooster voor onszelf en kunnen rustig rondstruinen door de mooie booggangen die vol planten staan. Het kloosterkerkje met iconen en zilveren kroonluchters is wel aardig maar echt spectaculair is een blik over de borstwering: in de diepte varen vissersbootjes tussen de rotsen.

Terwijl we de kloosterpoort weer uitlopen drijven drie vrouwen met bezems een roedel kalkoenen de kloostertuin in. Een monnik loopt vooruit en lokt de beesten met kreetjes maar de bezems sorteren meer effect. Beneden aangekomen draaien de eerste bussen het smalle weggetje naar het klooster op.

Mooie bergdorpjes

Palmen op het plein en charmante trapstraatjes

Via alweer een andere route vertrekken we naar Corfu-stad. Eerst weer een stukje over de Ropavlakte en dan rechtsaf, voor een heuvelachtig traject over smalle wegen door de bergdorpjes Kanakades en Marmaro. Via een bochtige weg klimmen we Gianades binnen en rijden door tot bij een pleintje, dat eindigt in een soort balkon met een prachtig uitzicht over de Ropavlakte.

Heerlijk op en (vooral) af suizen we richting Ermones over een weg die wordt geflankeerd door bloeiende struiken en cactussen. Venijnig klimt de weg Vatos in maar daarna gaat het weer tamelijk relaxed naar Sinarades, een juweel van een bergdorp met palmen op het plein en charmante trapstraatjes. Vandaar kruip-door sluip-door over slingerweggetjes vol hobbels en bobbels door olijfbossen richting oostkust. Bij Viros, dat nauwelijks een gehucht is, zien we de zee al in de diepte liggen.

We rijden Kerkyra binnen via de strekdam over het moeras bij het vliegveld. Aan het eind daarvan duwen we de fietsen omhoog naar het uitzichtspunt waar alle foto’s van het Vlacherna-kloostereiland zijn genomen, die op bijna alle reisgidsen, brochures en posters over Corfu staan.

Op de Esplanade zien we wat overblijfselen van de Britse overheersing: op een grasveld wordt een partij cricket gespeeld. Even later komt er ook nog een Brits uitgedoste fanfare langsgemarcheerd.

Privékamer zijn overal op Corfu makkelijk te vinden, alleen in de hoofdstad ontbreken de bordjes ‘rooms to let’. Ook de reisgidsen geven hier geen adressen. Toch vinden we ook hier een kamer, bij toeval.

Als we zoekend langs de Esplanade lopen spreekt de eigenaar van een soevenirwinkel ons aan. Zoeken we soms een hotel? Nee, een private room. Oh, dan moeten we even bij een restaurant verderop informeren. Ga maar zitten, dan belt mijn collega wel even, zegt de ober aldaar. Binnen een paar minuten komt er een vrouw aangelopen die ons wat kamers laat zien. Uiteindelijk nemen we de kamer van Maria, haar benedenbuurvrouw die niet thuis is en van niets weet. Later op de avond maken we kennis met haar, als ze ons een bordje met druiven komt brengen.

Of we tevreden zijn met de kamer? Reken maar, hij is van alle comfort voorzien en bepaald smaakvol ingericht. Op de vloer ligt parket, althans vinyl met een parketpatroon. Op een paar vierkante meter staan twee bedden en een heuse verzameling kasten, kastjes, bijzettafeltjes en stoelen. Als je de luiken opent kun je bij de buren het beleg van het brood pakken, want het straatje is amper twee meter breed. Overal in de kamer staan en hangen oude foto’s van familieleden, lekker huiselijk. Maar het meest gecharmeerd ben ik van het altaar dat Maria van de commode heeft gemaakt.

Op die commode staat, hou je vast, een enorm schilderij van die andere Maria, dat wordt verlicht door een rood lampje. Maria ziet donkerbruin van de langdurige blootstelling aan licht en tabaksrook, de verfschilfers vallen in grote plakkaten van haar lichaam. Ook staat er een reproduktie van een droevige Jezus en een hoofse Maria, die je moet bekijken door de uitsparingen in een goudkleurig (maar blikken) frontje. Volgens dezelfde methode, maar dan zilverkleurig, staat daarnaast een prentje van een heilige.

Aan de andere kant staat een uitgesneden plaatje van Jezus aan het kruis, aan diens voeten ligt een boeket plastic bloemen. Dan is er nog een reliëf van Maria met kindeke Jezus, dat ook al belicht wordt door een eigen lampje. Bovendien zien we nog een prentje van de kruisiging, geflankeerd door twee kruisbeeldjes, nog een prent van Maria met kindeke Jezus, een prent van Jezus die een zieke geneest en een afbeelding van een heilige te paard achter lamellen (als je vanaf links kijkt staat op die lamellen een afbeelding van Maria solo, vanaf rechts zie je voor de verandering Maria met kindeke Jezus). Ook is er een foto van een processie en – last but not least – een prentje van Jezus met doornenkrans dat is verpakt in een heupflacon water.

Venetiaanse wijk

Een doolhof van smalle straten en pleintjes

De eerste indruk van Kerkyra, toen we er vers uit het vliegtuig doorheen fietsten, was al dat het een sfeervolle stad was. Die indruk wordt bevestigd als we door de Venetiaanse wijk Cambiello dwalen.

Het is een doolhof van smalle straten met vijf tot zes verdiepingen hoge huizen. Om de paar meter kom je een kerk of een pleintje tegen. Hier en daar is een balkon omgebouwd tot een volière vol zingende vogels. De iets bredere winkelstraten maken een statige indruk met hun arcaden en hun marmeren plaveisel.

Achter de Esplanade ligt op een rotsheuvel in zee de oude vesting, de contrafontessa, die door een diepe gracht vol boten van het vasteland wordt gescheiden. In de Ayios Yiorgoskerk, die de Engelsen in 1840 bouwden als een Dorische tempel, bekijken we een schilderijententoonstelling, waarbij vooral het prachtige kleurgebruik eruit springt.

Vanaf de kerk klimmen we in de hitte verder omhoog. Helemaal boven, op zeventig meter hoogte, is iemand zo slim om blikjes fris te verkopen. Van hieraf zie je goed hoe de stad als het ware ligt ingeklemd tussen de oude en de nieuwe vesting. We genieten van het uitzicht over de stad, over de Albanese kust achter de zee, over de bergen, eigenlijk over het grootste deel van de route die we gefietst hebben. Een mooi afscheid van het eiland.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!