De Friendship Highway is ten zuiden van Lhasa nog geasfalteerd, maar dat verandert snel als hij over 5000 meter hoge passen door de Himalaya kronkelt. Gedurende de 1100 km naar Kathmandu in Nepal is hij regelmatig niet eens herkenbaar als weg. Hoog tussen de bergen kun je schelpen zoeken op een oude zeebodem. Fietsen door Tibet is in meerdere opzichten extreem.
De Gyatso La (ook wel Jia Tsuo La of Lhakpa La oftewel Windpas genoemd) is een nogal hoge pas, het is zelfs een van de hoogste passen ter wereld. Mijn methode om deze Tibetaanse bult van 5220 meter te beklimmen is heel eenvoudig; opstappen en gewoon doortrappen. Dertig kilometer non-stop klimmen is op deze hoogte weliswaar andere koek dan in Europa maar het principe blijkt weer te werken.
Boven gekomen kijk ik volmaakt tevreden om mij heen; er zijn eenvoudiger manieren om jezelf een kick te bezorgen maar dit is wel extreem bevredigend.
Fietsen door Tibet is in meerdere opzichten extreem. Het is hier heel erg mooi, de wegen zijn vaak bedroevend slecht, voor lekker eten hoef je hier niet heen en voor de kwaliteit van het sanitair ook al niet. Wat over blijft is een onvergetelijke ervaring en bergen herinneringen die je niet meer kwijt raakt.
Laat ik bij het begin beginnen: waarom gaat een groep vrienden fietsen in een land als Tibet, terwijl er in Europa zoveel mooie passen zijn? Waarom dat soort ontberingen opzoeken terwijl je op de Mont Ventoux ook moe kunt worden?
Het antwoord is verrassend simpel: we wilden wel eens wat anders. Want als je de meeste bekende cols in Europa al eens beklommen hebt dan wordt dat zelfs een beetje gewoon.
De beslissing was dus gevallen en familie en vrienden voorzichtig gepolst. Na twee jaar voorbereiding stappen we op het vliegtuig naar Lhasa, de hoofdstad van ‘het dak van de wereld’.
Aangekomen op 3600 meter hoogte valt de eerste trap die je op moet zwaar tegen. Vier dagen acclimatiseren in deze fascinerende stad is dan ook geen overbodige luxe en al helemaal geen verspilde tijd.
We dwalen door de straatjes en kloosters van Lhasa en kijken onze ogen uit. Een bijzondere stad, deze hoogst gelegen hoofdstad ter wereld. Zeker als je net uit Kathmandu komt. Tussen deze steden zijn eigenlijk maar weinig gelijkenissen.
De rivier in Kathmandu lijkt op een open riool en is dat ook. Die van Lhasa, de Tsangpo (bovenloop van de Brahmaputra) en de Kyi Chu, slingeren zich majestueus door het woeste weidse landschap.
De lucht is helder en tintelt terwijl die in Kathmandu warm en benauwd aandoet. In beide steden kun je last hebben van zuurstofgebrek maar die wordt in Kathmandu veroorzaakt door de uitlaatgassen en in Lhasa door de hoogte. In Kathmandu moet je goed zoeken om een modern gebouw te vinden in de smalle, heuvelachtige straatjes, terwijl in Lhasa de straten (buiten de Barkor, de marktbuurt) zesbaans en vlak zijn, en de gebouwen vaak modern maar zelden mooi. Het verkeer lijkt in Lhasa redelijk ordelijk maar niemand houdt rekening met een ander. In Kathmandu is het een volstrekte chaos.
In beide steden zijn de straathandelaren volhardend maar in Lhasa zijn het de vrouwen en in Kathmandu de mannen die dat werk doen. (Fiets)taxi’s is mannenwerk maar straatvegen wordt in Lhasa gedaan door vrouwen en in Kathmandu gewoon niet.
We gaan ook even langs bij het Project for the Blind, de enige school voor blinde kinderen in Tibet, om ons sponsorgeld af te leveren. We vallen met onze neus in de (yak)boter. We kwamen alleen maar wat geld brengen en worden getrakteerd op een hartverwarmende toneelvoorstelling. Eerlijk gezegd kan ik het niet helemaal volgen maar het overweldigende enthousiasme, het totaal ontbreken van verlegenheid en de prachtige kleding, zal ik niet gauw vergeten.
En dan te bedenken dat de meeste van deze kinderen nooit door anderen geprezen zijn en geen enkel zelfvertrouwen hebben; blindheid wordt in Tibet beschouwd als een straf van god. Een van de jongetjes die meespeelt, is door zijn vader vorig jaar op de markt van Lhasa achtergelaten en ingeruild voor een meisje dat wel kon zien, zich nuttig kon maken.
We sleutelen nog wat aan onze fietsen en dan is het al tijd om op te stappen. Twaalf fietsers en een vrachtwagen gaan op weg om in twee weken de 1100 kilometer van Lhasa naar Kathmandu te overbruggen en te overleven.
De eerste etappe is een makkie, behalve het guesthouse waar we overnachten. We rijden over asfalt en vermoeden dat we dit soort wegdek verder niet veel zullen zien. Daarin krijgen we gelijk. Het guesthouse heeft geen stromend water en geen toilet. We denken dat dit in Tibet wel normaal zal zijn en dat klopt ook al, hoewel er meestal wel iets is wat als toilet dienst doet.
Ook ontdekken we dat het ‘s nachts in Tibet veel minder stil is dan overdag; zeg maar gerust dat het lawaaiig is. Alleen het soort lawaai wisselt nog wel eens. Hoewel het meestal karaoke is, komen hondenconcerten en vechtpartijen ook wel voor.
De volgende dag begint het echte werk. We verlaten het asfalt en de weg gaat omhoog; van 3600 meter naar de pas Khampa La op 4800 meter. Ik moet regelmatig van de fiets om foto’s te maken voor het dagelijkse verslag dat via de satelliet en internet naar familie en vrienden gaat.
Boven op de Khampa La genieten we van het uitzicht op het onwaarschijnlijk blauwgroene en reusachtige Yamdrok-meer dat ver onder ons ligt.
Het weer houdt zich, zoals dat hoort in september, heel goed. Afgezien van een enkele hagelbui is het prima fietsweer met temperaturen tot 20 graden. Over de wegen zijn we minder tevreden. Asfalt komt hier vrijwel niet voor en regelmatig is de weg zelfs niet als zodanig herkenbaar, hoewel dit toch de Friendship Highway is, de grote weg van Lhasa naar Kathmandu. Afdalen is daardoor niet het cadeautje na de klim maar een marteling voor zitvlak en armen.
Het is een wonder dat de fietsen redelijk heel blijven en niet zo gek dat er regelmatig iemand vanwege lichamelijk ongemak tot de volgwagen wordt veroordeeld. Een van onze maatjes heeft al na een paar dagen zijn fysieke grenzen bereikt als de gevreesde hoogteziekte verder fietsen onmogelijk maakt.
We hebben allemaal in meerdere of mindere mate wel last van de hoogte. Hoofdpijn komt veel voor en ook andere symptomen die normaal wijzen op drankmisbruik maar hier heus een andere oorzaak hebben.
Is dit nog leuk? Leuk is geen geschikt woord. De voordelen (de ervaring, het meeleven in de groep, de schitterende omgeving, het gevoel als je zo’n berg hebt beklommen, enz) wegen ruimschoots op tegen de nadelen. Het overwinnen van tegenslagen is bovendien goed voor je karma, zeggen ze in Tibet. Ik heb er weinig verstand van maar het komt erop neer dat je daardoor in je volgende leven een betere uitgangspositie krijgt. Dat ziet er door deze dag dus goed uit.
De bevolking van Tibet is verbazingwekkend vriendelijk en vrolijk. Dat is vreemd omdat de natuurlijke leefomstandigheden zwaar zijn en omdat het een bezet land is. Met de volwassenen maak je daardoor niet gemakkelijk contact.
Met de kinderen des te eenvoudiger. Overal duiken ze op als wij door het landschap schuiven en ze laten duidelijk merken dat ze er zijn en wat ze willen. Na de vriendelijke groet ‘Tashi dele’ volgt steevast de uitgestoken hand met de handpalm naar boven.
Heb je dan toevallig niets in je zak dat ze tevreden stelt dan moet je niet verbaasd zijn als er een steen langs komt zeilen. Maar we hebben ook heel gezellige ontmoetingen met kinderen. Het gezamenlijk wassen in de rivier zal ik in ieder geval niet gauw vergeten.
Tibet is een stoffig land. Dat heeft onder andere te maken met de toestand van de wegen of eigenlijk met het materiaal waarvan ze gemaakt zijn. Tibet is vijftig miljoen jaar geleden ontstaan doordat het subcontinent India tegen het Aziatische continent aanbotste. De twee aardschollen krulden op waar ze elkaar raakten. Het ontstaan van het Himalaya- en het Kunlun Shan-gebergte was een feit.
Tussen die bergketens (die nu nog steeds met circa 10 cm per jaar stijgen) zit een stuk zeebodem ingeklemd dat mee omhoog is getild. Een groot deel van het gebied dat wij doorkruisen is dus voormalige zeebodem (klei, keileem of loss) en als dat droog is dan stuift het behoorlijk.
Deze samenstelling van de bodem heeft nog wat andere nadelen. Aangezien de bergen op deze hoogvlakte veelal ook uit klei bestaan, gaan hele berghellingen bij zware regenval schuiven en dat heeft weer tot gevolg dat er regelmatig dorpen en wegen weggevaagd worden. Geen wonder dat Tibetanen altijd met de weg bezig zijn en dat de wegen desondanks erg slecht zijn, als ze er nog zijn.
Deze ontstaansgeschiedenis verklaart ook waarom je hier regelmatig kindertjes ontmoet die fossielen te koop aanbieden. Deze versteende schelpdieren worden op sommige plaatsen in flinke hoeveelheden gevonden maar het blijft merkwaardig dat je op vijfduizend meter hoogte kindertjes tegenkomt die in schelpjes handelen.
Van een druilerig bordeel naar de zonovergoten hoogvlakte rond Lhatse, een makkelijk ritje vandaag. Dat moet ik vast uitleggen.
De guesthouses zitten vol verrassingen. Het ontbreken van stromend water en toiletten kun je daartoe rekenen maar er is ook vermaak.
Gisteren hadden we bedacht dat kamperen de beste oplossing was voor de nacht. Aangekomen op een zeer prettige plek, met stromend water (de rivier), een schoon ‘toilet’ (het weidse land), frisse lucht en gegarandeerd zonder karaoke, kwamen de chauffeur en de gids in opstand. Twee kilometer verderop zou een prachtig guesthouse zijn!
Nou hebben wij zo onze twijfels over de Tibetaanse opvatting van prachtige guesthouses en aantallen kilometers, maar we waren wel bereid een kijkje te nemen. Wij weer op de fiets. Na twaalf kilometer vinden we, ver van de bewoonde wereld, op een zeer gure plek, inderdaad een soort guesthouse. Een eetzaaltje met wat slaapkamers, matrassen op de aangestampte aarden vloer en een soort bar. Opvallend was wel het grote aantal jonge vrouwelijke personeelsleden maar dat leek ons geen bezwaar, we waren moe en hadden honger en een douche hadden we toch niet verwacht.
De chauffeur en de gids waren al snel verdwenen en kwamen pas vanmorgen, in bijzonder goed humeur, weer opdagen. In de dagen na deze ervaring blijkt ons dat in vrijwel ieder guesthouse wel wat vertroeteldames rondlopen die de gasten zo nodig van meer dan alleen eten en drinken voorzien.
Onze eigen stemming is overigens ook uitstekend maar om een andere reden; we eten beter, slapen beter en de wegen zijn wat beter (maar dat kon ook moeilijk slechter). Gelukkig maar, want morgen staat weer een vijfduizender op het programma.
We naderen Mount Everest en daarmee ook letterlijk het hoogtepunt van onze tocht. Het weer slaat om en we rijden de hele dag in een druilerige regen die rond de 5000 meter overgaat in sneeuw. We bereiken het beroemde Rongbuk-klooster totaal verkleumd en zijn de monniken dankbaar dat ze ons rond de kachel zetten om te ontdooien.
Het duurt een tijdje voordat de met yakmest gestookte kachel en de yakboterthee ons weer een beetje richting 37 graden gebracht hebben.
Weer buiten zien we het weer langzamerhand verbeteren. Onze vrees dat we dat hele eind voor niets hierheen gereden zijn, blijkt gelukkig ongegrond. De zon breekt door de wolken en we hebben een adembenemend uitzicht op de bijna 9000 meter hoge Chomolungma (de Tibetaanse naam voor Mount Everest).
De volgende dag dalen we af om iets nieuws te proberen. Op de kaart staat hier namelijk een doorsteek die ons een dag winst op kan leveren. Dat is belangrijk want we zijn eigenlijk voortdurend in tijdnood. Het is alleen de vraag of de rivieren waar we doorheen moeten doorwaadbaar zijn?
We hebben geluk. De waterstand is niet alleen laag genoeg; deze etappe is de mooiste van allemaal. Iedereen heeft de beelden van Afghanistan wel op het netvlies en dat ziet er dor en droog uit. Tibet lijkt veel op Afghanistan maar dan minder droog en met meer kleur. En natuurlijk kun je een land beter bekijken vanaf de fiets dan vanuit een bommenwerper.
We strompelen door rivieren, klimmen weer tot boven de 5000 m, de wind wakkert aan tot orkaankracht. Maar het is oneindig groots en voor een keertje hebben we de wind mee. Aan het slot van deze etappe wacht een echte douche!
We naderen de grens met Nepal en verheugen ons op de laatste vijfduizender, de Lalung La. Of eigenlijk op de afdaling erna, want die is met zijn 160 kilometer toch wel een van de langste ter wereld.
We ontdekken echter dat de afgelegde kilometers vooral een goede training waren voor deze afdaling. De wind is keihard tegen en het stof ligt zo dik op de weg dat we knarsend tot stilstand komen.
Toch is dit een schitterende belevenis (en goed voor ons karma). In twee dagen tijd dalen we van 5000 naar 500 meter en de verandering is enorm. Van de stilte in de geur- en kleurloze woestijn naar de warme deken van het tropische bos. En van de vriendelijke maar taaie, afstandelijke Tibetaan naar de sociale en gemoedelijke Nepalees in een omgeving die uitnodigt om je vooral niet druk te maken.
Wij moeten echter nog wel even verder. Weliswaar is de tijdsdruk nu verdwenen en hebben we zelfs gelegenheid om uit te slapen maar we moeten nog naar Kathmandu en de Dulikhel ligt er ook nog.
Niet dat we ons ongerust maken over die Nepalese pas van slechts 1600 meter. Integendeel, dat is pas echt een lekker toetje na zo’n expeditie door Tibet. De enorme hoeveelheid zuurstof die hier in de lucht zit, brengt ons vrolijk fluitend boven en het guesthouse dat hier wacht doet de vele ontberingen snel vervagen.
Terwijl de bagage naar onze kamers gebracht wordt en wij op het balkon zitten met een biertje in de hand, kan het verwerkingsproces beginnen. Hebben we verder nog fietsplannen? Nee, op dit moment dromen we slechts van ontelbare warme douches, grote glazen bier en veel lekker eten. De bescheiden wensen van de vermoeide fietser.