×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Fietstocht door IJsland

Met de wind op kop door het lege landschap

Reisverslag: Eddy Huybs
Foto's: Eddy Huybs

Voor het mooie weer hoef je niet te gaan, in de zomer is het hooguit 15 graden. Maar wie houdt van desolate, kale landschappen met rotsen, watervallen, gletsjers en geisers, kan in IJsland zijn hart ophalen. Elementaire zaken als eten, warmte en onderdak krijgen tijdens een fietstocht door dit land een nieuwe betekenis.

Na een overnachting in Reykjavik vertrekken we met wisselvallig, maar droog weer. Dat zal helaas slechts twee dagen zo blijven. Aan het einde van de eerste dag slaan we onze tent op op de camping van het dorp Selfoss. Al gauw komen er twee andere fietsers aan, die eerst het water uit hun tent moeten schudden, voor ze hem kunnen opzetten. Wij kijken elkaar aan en zeggen: ‘Wat staat ons te wachten?’

Het landschap aan de kust is soms kilometers vlak met weiden en lavavelden, buiten paarden en schapen ziet men geen andere dieren. De weiden worden meestal gemaaid en gehooid als het een paar dagen mooi weer is. Landbouw zie ik ook bijna niet, slechts enkele percelen bieten en aardappelen.

De boeren zijn wel goed voorzien in machines, op elke boerderij treft men meerdere tractoren aan, ik heb er soms wel acht geteld. Op mijn vraag waarom ze er zoveel hebben, zeggen ze dat ze geen tijd kunnen verliezen om de verschillende machines te wisselen van tractor. Dus elk machine zijn tractor. Wat me ook opvalt, is dat er weinig aandacht geschonken wordt aan onderhoud en berging van tractoren en machines, waar men ze de laatste maal gebruikt heeft blijven ze gewoon staan.

Het binnenland in

Na enkele regenbuien blijft het constant regenen

De volgende dag is prachtig mooi, in de verte zien we de vulkaan Hekla liggen, waar we omheen zullen fietsen, het binnenland in. Wanneer we korter bij de Hekla komen, zien we de sporen van een uitbarsting die het jaar tevoren heeft plaatsgevonden.

Een dik tapijt van assen in een bruin-zwarte kleur, allemaal sintels ter grote van een sigarenpeuk, je wordt er wel niet vuil van. Vermits we in deze grond geen tentpin kunnen steken, slapen we in de open lucht, wat meevalt omdat het weer goed is. ‘s Nachts gaat de zon wel onder, maar er blijft steeds een lichtschijnsel aan de horizon zodat het niet donker wordt.

Er staat al een stevige bries ‘s ochtend. Na een uur of zo fietsen slaat het weer dan ook compleet om. Na enkele regenbuien blijft het constant regenen.

De stevige bries verandert in een heuse storm die de as doet rondstuiven, zodat we een zonnebril moeten opzetten om onze ogen te beschermen.

We hebben de wind op kop zodat we bergop regelmatig moeten afstappen om naar boven te klimmen. Ons doel is Landmannalaugar waar we aankomen in de late namiddag, slechts 45 km gedaan op de ganse dag en veel afgezien. In Landmannalaugar kunnen we douchen en zelfs in een natuurlijke hotpot (bad met erg warm water) gaan liggen, wat zeer verkwikkend is.

Alles is toch al doornat

Schoenen en sokken uit om door rivieren te waden

De volgende dag wind en regen, na koekje en thee alles inpakken en wegwezen, we rijden de ganse dag in regen en wind (op kop) en komen slechts 50 km vooruit.

Dit komt ook doordat we door rivieren moeten waden en onze schoenen en sokken uit doen. Na een paar keer houd ik echter gewoon alles aan omdat het toch doornat is. Tegen de avond komen we op een camping waar niets is buiten een grasveld. Eten en slapen.

We moeten ons eten rantsoeneren, we hopen de volgende dag weer in de bewoonde wereld te komen. Er moet ook aan mijn fiets gewerkt worden, want de voorste rollager heeft het begeven. Hierdoor doet mijn wiel raar en moet ik mijn voorste rem uitschakelen, wat soms spectaculaire afdalingen tot gevolg heeft; de snelste was 68 km/u.

In de namiddag begint het landschap te dalen en komen we in beter weer terecht. We eten elk ons laatste blikje vis en doen de laatste 25 km plat naar een dorp dat aangegeven staat op onze kaart als Kirkjubaejarklauster.

Het centrale punt in een dorp in IJsland is het benzinestation: meestal kan men er ook eten, is er een (kleine) supermarkt, de post komt er, er staat een televisie. Het heeft een belangrijke rol in het sociale leven van de jeugd en er is een voorziening om auto’s en bussen af te spuiten die vuil terug uit de bergen komen. We hebben deze ook gebruikt om onze fietsen af te spuiten.

Hier in Kirkjubaejarklauster heb ik een van de lekkerste gerechten gegeten, nadat we hongerig terug uit het hoogland kwamen. Het IJslands nationaal menu, denk ik: hamburger met frieten. We vinden hier een nette camping, met overdekte en verwarmde kookruimte.

De grootste gletsjer van Europa

Buiten het kraken van het ijs hoor je hier niets

Omdat we het fietsen in de bergen (vooral het weer) enigszins hebben onderschat moeten we onze plannen herzien. We zullen nooit op tijd terug in Reykjavik zijn als we onze route willen volgen. We besluiten daarom een gedeelte met de bus te doen. De eerste busrit is naar Höfn, om onze fietsen te laten repareren.

Höfn ligt ongeveer 200 km verder langs de hoofdweg. We rijden vlak naast de grootste gletsjer van Europa, de Vatnajökull. De bussen op IJsland zijn vooral gericht op toeristisch cliënteel en ze stoppen op de meest bezienswaardige plaatsen voor een kwartiertje. Via een cassette (IJslands en Engels gesproken) krijg je informatie over de geschiedenis of wetenswaardigheden van de plaats waar je bent. IJslanders die de bus nemen moeten die vertragingen er maar bij nemen.

In Höfn (een dorp van zo’n 2000 inwoners) kunnen we de nodige reparaties uitvoeren aan onze fietsen: Guido moet nieuwe remblokjes en ik nieuwe rollagers.

De volgende dag is prachtig en we maken een fietstochtje naar de gletsjer, zo’n 25 km terug op onze route. We moeten hier toch nog blijven, omdat ik met de bus nog een pakje verwacht van 2 plooistoeltjes die ik vergeten ben in het gasthuis in Reykjavik. Aan de gletsjer aangekomen genieten we van de warmte en de rust (er is niemand anders), buiten het kraken van het ijs af en toe hoort men hier niets.

Wanneer de bus rond een uur of vijf arriveert is mijn pakje erbij; deze stoeltjes zijn onze enige gepermitteerde luxe op deze vakantie.

Met de bus langs de oostkust

Buiten wat rotsen en mos is er niets te zien als we uitstappen

De dag daarop besluiten we om de ganse oostkust met de bus te doen, ongeveer 400 km. Het blijkt een goed idee, de weg slingert er langs de kust deels verhard, maar ook grote stukken onverhard en modderig.

Het regent de ganse dag en na een tijdje zijn de ruiten van de bus zo vol modder dat je als je iets wilt zien, je ze moet wassen wanneer de bus ergens stopt.

We vragen de begeleider ons af te zetten op een bepaalde plaats vanwaar we naar een waterval willen kijken, de Dettifoss. Wanneer de bus stopt op de plaats die we gevraagd hebben, krijgen we een koude douche. Het is aan een aftakking van de weg, maar er is buiten wat rotsen en mos niets te zien, je ziet de medereizigers denken: ‘Wat gaan die hier zoeken?’

Voor alle zekerheid vraag ik toch nog eens of we wel op de juiste plaats zijn, er wordt mij bevestigd dat enkele kilometers verderop een camping is. Inderdaad: een boerderij met wat verderop een kleine weide met wc en koud water. Na enige tijd komen er nog enkele kampeerders aan, we zijn nu al met zes. In de beek vlakbij zitten forellen. Twee jongens van de boerderij zijn zeer handig in het vissen, we eten ‘s avonds dan ook forel.

‘s Morgens rijden we naar de Dettifoss, iets meer dan 30 km. We hebben onze tent en wat bagage op de camping achtergelaten omdat we er toch terug langs komen.

Eenmaal aangekomen ben ik helemaal verkleumd van de nattigheid en de kou (later hoor ik dat het maar 2 graden is) en alhoewel de waterval overweldigend is, blijven we er maar even om wat foto’s te maken.

Myvatn, een geothermisch gebied

Warme poelen, modderpoelen en stoom komen uit de grond

Terug op de camping eten we wat en pakken in om naar Myvatn te rijden, een 40 km verderop gelegen dorp. Myvatn ligt aan het muggenmeer en alhoewel we geen mug gezien hebben (het weer is te slecht waarschijnlijk) kan het hier stikken van de muggen, beschermnetjes en muggenmelk zijn hier dan overal te koop. Myvatn is een van de toeristische trekpleisters van IJsland, de streek ligt op een geothermisch gebied, men vindt er een geothermische elektriciteitscentrale.

Warme poelen, modderpoelen en stoom komen hier zo maar uit de grond. We bezoeken een grote krater (ongeveer een km doorsnede) die ongeveer tweeduizend jaar geleden is ontstaan. Hier hebben de eerste astronauten geoefend met de maanjeep omdat het terrein veel overeenkomst heeft met de maan.

Ook vandaag veel regen en koude. We hebben genoeg van de nattigheid en besluiten dan maar om te gaan zwemmen! Elk dorp heeft wel een zwembad, er is toch warm water genoeg. Men moet zich eerst volledig wassen met zeep (die voorzien is). Dikwijls zijn er ook ‘hotpots’ voorzien, lekker om een tijdje in te liggen. Het warme water in IJsland heeft altijd een zwavelgeur, dat is in het begin wel wennen. Daartegenover staat dat er bijna geen chloor in het water is.

Wegens het slechte weer gaan we ‘s avonds met de bus naar Akureyri. Deze plaats is de hoofdstad van het noorden met ongeveer 15.000 inwoners.

De volgende dag is het mooi weer. We zoeken een winkel waar we schoenen kunnen kopen die onze voeten droog houden. Guido doet nieuwe sokken en schoenen aan in een outdoor winkel en zegt ‘Die doe ik niet meer uit.’ Voor de eerste keer in acht dagen droge voeten. In een andere winkel koop ik ook schoenen en fier als een gieter lopen we allebei met onze nieuwe ‘trekking boots’ door de stad.

Dwars door IJsland

Langs grote meren die het land van electriciteit voorzien

Omdat we dwars door IJsland willen fietsen (van noord naar zuid) slaan we voor vijf dagen proviand in, bestaande uit donkerbruin brood, mars, pakjes met instant-soep en pakjes voorbereide deegwaren met saus, gemakkelijk te bereiden en licht om mee te nemen. De camping ligt hier midden in de stad, op het grasveld van de school. Het is dan ook moeilijk slapen met het lawaai van de auto’s. We zijn blij de volgende morgen te kunnen vertrekken, zelfs met mooi weer.

We blijven nog 100 km op de hoofdweg die verhard is, het is prachtig weer en sinds ons vertrek weten we hoe het voelt om met de wind langs achter te rijden (maar niet voor lang).

De boeren zijn vollen bak aan het hooien, een zondag kent men hier niet. We fietsen rustig onze 100 km en komen in het dorpje Varmahlid, waar een camping is met hotpot. Vlakbij is ook een benzinestation met eetgelegenheid waar we ons nog eens goed kunnen laten gaan voor we terug het binnenland ingaan.

De volgende dag begint mooi, we rijden nog zo’n 15 km over verharde weg voor we van de hoofdweg afslaan naar de weg die dwars door IJsland gaat en de Kjolur route wordt genoemd. Eerst een uur sterk klimmen tot we op een hoogte van ongeveer 400 m zijn. Tijdens de klim komen we voorbij een hydrakrachtcentrale.

We doen de (gratis) rondleiding en dalen 236 m af met een lift om de turbines in volle werking te aanschouwen en aanhoren. Onze gids, een meisje van een jaar of 17, doet moeite om ons onder de indruk te brengen van de diepte waarop we ons bevinden. Wanneer ik haar vertel dat we allebei jarenlang in de kolenmijn gewerkt hebben op een diepte van 8 à 900 m, beseft ze dat alle moeite voor niets is.

De centrale levert elektriciteit voor een groot gedeelte van IJsland. Omdat men de elektriciteit zo gemakkelijk kan produceren is deze goedkoop. De energie komt van enkele grote meren die men verbonden heeft en waar men gecontroleerd afname doet van water om de centrale aan te drijven.

De rest van de dag rijden we (weeral) met de strakke wind op kop. Tegen de avond kamperen we bij een van de meren die dienst doen voor de waterkrachtcentrale, het Blandameer.

Over slechte wegen naar Geysir

Vanwege de werkende geisers is het erg toeristisch

We vertrekken ‘s ochtends met nog altijd die strakke wind op kop, in de namiddag komen we in gebied waar terug een beetje groen te bespeuren is. We overnachten in het plaatsje Hveravellir, waar alleen een camping is, d.w.z. een houten chalet en een weide. Ook is er hier een natuurlijke hotpot, wat is dat lekker.

We leggen het stuk tot de ‘bewoonde wereld’ in een keer af, zo’n 110 km over slechte tot zeer slechte wegen. Ondertussen hebben we al enige vorm, maar toch ben ik zeer blij als we de eerste boerderij zien. We hebben dan ook 10 uur op de fiets gezeten. We arriveren ‘s avonds in Geysir, zeer toeristisch omwille van de grote waterval (Gullfoss) en zijn werkende geisers.

‘s Morgens vallen er dikke druppels. We besluiten om een dag te rusten. We gaan zwemmen in het zwembad (met hotpot) en brengen het meeste van de dag door in het benzinestation met groot zelfbedieningsrestaurant en winkel, waar we lekker warm de natte toeristen zien binnenkomen die naar de geisers zijn gaan kijken.

Weer of geen weer, we gaan de volgende dag naar de Gullfoss kijken, zo’n 10 km terug rijden. We maken enkele mooie foto’s van de waterval en rijden verder naar Pingvellir. Onderweg pikken we onze tent en uitrusting op aan de camping.

Het begint weer te regenen en we zijn weeral maar eens nat tot op onze nagelbuik. Onderweg in een benzinestation, winkel, café, komen we drie jonge Duitse wielertoeristen tegen. Ze hebben meer dan zes weken in IJsland rondgetoerd en zien er ietwat verwilderd uit.

Behalve regen en wind ook nog pech

Het is al flink donker als we de noodhut bereiken

In de namiddag komen we aan in Pingvellir. Er is een infocenter met eet- en snoepwinkel, hier kunnen we even opwarmen en uitrusten. We besluiten om nog een stukje naar het noorden te rijden omdat we toch al kort bij Reykjavik zijn. Op de kaart kiezen we onze weg, en zien dat er 25 km verderop een noodhut is, die kunnen we nog wel halen. De tocht naar de hut verloopt moeizaam, veel regen en wind. En Guido krijgt ook nog af te rekenen met pech aan de fiets, twee spaken gebroken. Door het wiel een ietwat schuin te zetten sleept het niet tegen het frame.

Als we de noodhut bereiken is het al flink donker aan het worden. We kunnen wat koken en slapen in de hut, een op de bank en een op de grond, voor ons een driesterren-hotel.

Zulke noodhutten komt men geregeld tegen in het binnenland, ze staan ook op de kaart aangegeven. Het is heel normaal om daar te eten en te slapen. Gewoonlijk ligt er ook een gastenboek, waar je je aanwezigheid kunt vereeuwigen. In deze hut is zelfs een noodzender aanwezig.

Met de problemen aan de fiets van Guido besluiten we de volgende dag om naar het westen te fietsen naar een dorp aan de kust, Borgarnes. Het weer is goed (droog) en het landschap daalt lichtjes, we komen dan ook goed vooruit. We rijden door een vallei met boerderijen en in de verte merken we de zee op.

Wanneer we nog 15 min van Borgarnes verwijderd zijn begint het te gieten dat het niet meer mooi is. In Borgarnes is de camping (zompig grasveld) omgebouwd tot bouwwerf. De inkomhal van het lokale zwembad geeft ons enige beschutting (lekker warm en altijd tafels en stoelen en snoep).

We besluiten (door het opwerpen van een muntstuk) om verder rijden naar een camping nog dik 30 km verderop.

In de gietende regen en met de auto’s naast ons doorzoevend, rijden we over de hoofdweg naar Tunga (zo heet de boerderij annex camping). Wanneer we nog 2 à 3 km van Tunga verwijderd zijn, breekt een derde spaak in Guido’s wiel en is hij genoodzaakt de laatste kilometers te voet af te leggen.

Tunga is voor ons de beste camping die we gekend hebben. We zijn hier de enigen en we mogen gebruik maken van een houten verwarmde keuken met vergaderzaal en salon. Warme douches en hotpot, kortom de luxe kan niet op. En dat tegen een zeer schappelijke prijs.

Na twee zware dagen zijn we hier met ons gat in de boter gevallen. Ik heb van de boerin twee eieren en twee blikjes bier kunnen kopen (wel duur het bier), we hebben dan ook een goed feestje gebouwd. De fiets van Guido kan ik niet herstellen maar de boer die in het dorp Akranes werkt als vrachtwagenbestuurder wil de fiets maandag wel meenemen met zijn vrachtwagen en hem bij de fietsenmaker neerzetten.

Guido wil de volgende dag met mijn fiets naar het dorp Akranes rijden (20 km verderop), ik ga autostop doen. Ik wandel zo’n 4 km naar de hoofdweg, het is zonnig en lekker warm, de stilte in de vallei is indrukwekkend. Autostop is in IJsland het middel om je goedkoop te verplaatsen, want ze laden je praktisch onmiddellijk op. Ik heb met jongens gesproken die wel 400 km op een dag liften. Dit is het beste land dat er is om te liften, zeiden ze.

Terug in Reykjavik

Eten, warmte en onderdak hebben een nieuwe betekenis

Akranes ligt slechts op 30 km van Reykjavik in vogelvlucht. Sinds kort kan men een tunnel die onder de baai doorgaat gebruiken om naar Reykjavik te rijden (niet voor fietsers) Enkele jaren terug moest men rond de baai rijden en dan was het een tocht van 100 km.

Het is lekker zonnig en warm wanneer we het dorp bezoeken, in de namiddag zien we zelfs enkele kinderen die op het strand in het water aan het spelen zijn. Wat me opvalt, is de verscheidenheid in kleding (trouwens in gans IJsland). Zo kun je een groepje kinderen zien spelen, sommigen in zomerkleding en de anderen in regenkleding (je weet hier maar nooit).

Rond een uur of zes rijden we, Guido op zijn herstelde fiets, naar de camping terug. Alhoewel het warm is geweest vandaag is het nu al goed koud op de fiets. Vermits de boerin zei dat de derde overnachting gratis was, slapen we nog een nachtje op de camping.

We mogen niet klagen over het weer als we vertrekken, een uurtje later wel. We nemen de weg rond de baai, hierdoor rijden we ongeveer 60 km en hebben in vogelvlucht dan slechts 5 km afgelegd. De weg is wel helemaal verlaten, want iedereen neemt de tunnel. Na 100 km fietsen bereiken we ons gasthuis voor de laatste twee nachten.

We hebben de hele volgende dag om Reykjavik te verkennen, souvenirs te kopen en ons voor te bereiden op onze terugtocht, fietsen demonteren en terug in de dozen die we bij ons vertrek in het pension mochten achterlaten.

‘s Morgens vroeg uit de veren om de bus te nemen naar het vliegveld. We rijden met opkomende zon en heldere hemel naar het vliegveld, juist alsof het land zich mooi wil maken om ons uitgeleide te doen. Op het vliegveld moeten we net als op de heenweg nog eens bijbetalen voor onze fiets, zelfs meer dan 10.000 bef. Na hevige discussie geven ze niet af en moeten we toch nog meer dan 6.000 bef betalen. Ik ben hier zo nijdig om dat we onze fietsen bij een toegewezen balie neerzetten zonder te betalen. Wanneer we opstijgen met het vliegtuig, zien we de bergen liggen in het zonlicht, ze maken een uitdagende indruk op mij en lijken te zeggen ‘kom maar terug, wij wachten op jou.’

Deze reis heeft elementaire zaken als eten, warmte en onderdak een nieuwe betekenis gegeven en ons laten inzien dat met de natuur niet te spotten valt, maar dat zij ook veel teruggeeft aan genoegdoening en plezier. Met onze beperkte fietsvakantie-ervaring hebben we fouten gemaakt in de keuze van onze kleding. Na drie weken waren we elk 5 kg afgevallen, dus is zo’n reis ook goed om zonder er echt moeite voor te doen gewicht te verliezen. We hebben in totaal iets meer dan 1200 km gefietst.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win