×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Fietsvakantie Iran

Huizen van leem en stro tussen bergen en woestijnen

Reisverslag: Aart Dijkzeul
Foto's: Aart Dijkzeul

In een landschap van bergen en woestijnen liggen overal oude wijken met huizen van leem en stro. Karavanserais, ondergrondse tunnels voor de watervoorziening, moskeeën en vuurtempels herinneren aan een cultuur die teruggaat tot voor de jaartelling. Maar wat het meest bij blijft zijn de vele ontmoetingen met de vriendelijke en gastvrije bevolking, al word je van de hedendaagse cultuur niet meteen vrolijk.

Hoe kom je erbij om in Iran te gaan fietsen? Die vraag is mij de afgelopen periode vaak gesteld. Het antwoord is simpel: omdat ik nieuwsgierig ben naar de andere kant van het verhaal over dit land dan zoals dat via krant en tv tot ons komt. En zo sta ik dan om drie uur in een aprilnacht met mijn fiets in een doos op het vliegveld van Isfahan.

De dag in Isfahan gebruik ik om te acclimatiseren en wat dingen te regelen. Omdat buitenlandse bankpassen en creditcards niet gebruikt kunnen worden, heb ik voor een maand contant geld meegenomen en op verschillende plekken in de fietstassen verstopt.

Ik wissel 600 euro om in rial. Een bescheiden stapeltje eurobiljetten wordt ineens een dik pak biljetten ter waarde van 37 miljoen rial.

Hoewel het echte bezichtigen van Isfahan voor de laatste dagen gepland staat, ga ik nog wel even naar het grote plein van deze tweede stad van Iran, met 1,8 miljoen inwoners. Het is alsof ik de sprookjes van duizend-en-een nacht in een moderne uitvoering binnenstap: parkjes, een grote vijver, grasvelden en heel veel viooltjes, worden omsloten door mooie oude gebouwen en moskeeën. Er wordt geluierd, gepicknickt, geflaneerd en gekletst. Een dromerige sfeer.

De mate van bedekking van de vrouwen varieert van chador (grote lap stof die alles behalve voeten en gezicht bedekt) tot hoofddoeken die het grootste deel van het haar onbedekt laten.

Op vrijdag ga ik met bus naar Shiraz. Deze stad met 1,5 miljoen inwoners is een van de oudste handelssteden in Iran. In twee dagen bekijk ik hier alles wat er maar te bekijken valt: van bazaar tot moskee, van mausoleum tot botanische tuin.

Ik krijg alvast een voorproefje van de etiquette in het verkeer of beter gezegd: het ontbreken daarvan. Een Nederlands tv-programma over wangedrag in het verkeer zal hier geen indruk maken. De les voor mij: ik moet er vanuit gaan dat in- en uitvoegend verkeer, verkeer van links en rechts en gemotoriseerd verkeer altijd voorrang heeft of neemt.

Dorudzan

Het spannendst is onderdak zoeken in plaatsen zonder hotel

Maandag begint het echte werk. Ik fiets in vier etappes van Shiraz via Dorudzan en Tange Boragh naar Eghlid. Een afstand van ongeveer 300 km.

Persepolis, dat 60 km ten noordoosten van Shiraz ligt, is natuurlijk en verplicht nummer voor toeristen. Het complex dateert van ca. 500 voor Christus. Iran heerste toen onder Darius de Grote over grote delen van het Midden-Oosten. Nadat Alexander de Grote er in 300 voor Christus in een dronken bui de fik in zette, is er van de oorspronkelijke luister niet veel meer over. Maar indrukwekkend is het nog steeds.

Het meest spannende vind ik het zoeken naar onderdak in de twee plaatsen waar geen hotel is. Overgeleverd te zijn aan de welwillendheid van anderen is niet mijn favoriet. Ik schiet een man van een jaar of 30 aan. Er wordt een auto aangehouden. Na het nodige overleg blijkt er wat mogelijk te zijn.

Begeleid door drie mannen rijd ik het dorp uit. We eindigen bij een hutje dat wordt gebruikt door de beheerder van een natuurgebied. Het heeft twee slaapplekken maar is niet erg proper. Het is wel prachtig gelegen langs een riviertje.

Ik ben in tweestrijd: wil ik dit wel, is het wel te vertrouwen? Versus: het is wel lekker op mijzelf. Communiceren via twee smartphones met Google Translate die er een rommeltje van maakt, is ook niet alles.

Ik besluit te blijven. Geen reden om niet te vertrouwen en het is een mooie rustige plek. Maar dat is buiten de waard gerekend. Tien minuten nadat het drietal vertrokken is, staan twee van de mannen weer voor de deur. Of ik achterop de terreinmotor naar de stuwdam wil. Nou, dat wil ik wel.

De vrij vlakke gravelweg gaat al snel over in een rotstuin. De bestuurder aan zijn schouders vasthouden is niet voldoende; armen om de buik alsof we elkaar al jaren kennen. Maar het stuwmeer is mooi. Terug op de basis vertrekken ze weer om later terug te komen met een zak vol blikjes drinken, koekjes en een watermeloen.

Net als het wat schemerig wordt hoor ik weer motoren aankomen. Het zijn dezelfde mannen. Na veel miscommunicatie wordt het me duidelijk dat ze voorstellen mee te gaan naar het huis van de schapen­handelaar c.q. de beheerder van het natuurgebied om daar te eten en te overnachten.

Het waarom van die omslag is me niet duidelijk maar ik vind het eigenlijk wel prettig. Een gewoon huis in plaats van een smoezelig hutje is toch fijner.

En zo zitten de schapenhandelaar en ik om half tien aan een lekkere maaltijd met gekruide schapenmelk. Omdat we elkaars taal niet spreken biedt het boekje met foto’s van Nederland en van de familie een mooie manier om toch wat informatie uit te wisselen.

Ik slaap in de gastenkamer met plaats voor 40 mensen; geblaf van een hond op de achtergrond en af en toe wat gemekker van een schaap.

Om zeven uur loopt de wekker af. Mijn beschermengelen staan al te wachten. Na het scheren ontbijten we gezamenlijk. Een van de aanwezigen heb ik nog niet eerder ontmoet. Hij heeft een paar blaadjes bij zich met Engelse woorden en vragen variërend van ‘wat voor werk doe je’ tot ‘wat is liefde’. Ik betwijfel of hij de antwoorden begrijpt.

Tange Boragh

Een tweedaags bruiloftsfeest met honderden gasten

Het vinden van onderdak bij de volgende overnach­tings­plaats, Tange Boragh, verloopt aanmerkelijk soepeler. Als ik het dorp binnen fiets hoor ik muziek. Het komt van een feest waar een groep kleurrijk uitgedoste vrouwen danst op live muziek.

Als dit deel van het feest is afgelopen laat ik aan een van de aanwezigen de Farsitekst zien waarmee ik om een slaapplek voor de nacht vraag. Er komen nog wat mensen bij staan en dan is het geregeld.

Ik ga met Muslim, de broer van de bruid, naar zijn huis om me op te frissen. We drinken thee met zijn vrouw en twee kinderen. De vrouw van Muslim blijft wat op de achtergrond. De gastheer noch de gastvrouw spreekt Engels. Fotoboekje en Google Translate doen wederom wonderen.

Met de hele familie gaan we daarna naar de plek waar het feest is. Mannen en vrouwen zijn strikt gescheiden. Er wordt weer flink gedanst door de vrouwen, af en toe laten ze tegelijkertijd een soort indianengegil horen. Een broer van Muslim ontfermt zich over mij. Hij spreekt vrij goed Engels. Leuk gesprek over van alles en nog wat. Van het beeld dat de wereld van Iran heeft tot het pensioenstelsel in Iran.

Het aantal bruiloftsgasten is schat ik op zo’n 200-300. Er wordt thee gedronken, waterpijp gerookt, gegeten en heel veel gedanst. Door de vrouwen wel te verstaan. Pas na twaalven doen de mannen mee. Ik kan er ook niet aan ontkomen. De slotdans is met wierook, geweerschoten en vuurwerk.

Het feest duurt twee dagen. De uitnodiging om ook morgen mee te feesten sla ik af. Dit was heel leuk en leerzaam maar ook tamelijk vermoeiend. Steeds maar met een blij gezicht op mensen reageren, de moeizame en gemankeerde communicatie met Google Translate. Ik ben toe aan een dagje op mezelf. Neemt niet weg dat ik me wel een bofkont vind dat ik dit allemaal meemaak.

Abarkūh

Grote vlakke stukken woestijn afgewisseld met bergketens

De tweede week van de vakantie fiets ik van Eghlid via Abarkūh en Yazd naar Kharanaq. Grote vlakke stukken woestijn worden afgewisseld met bergketens die de verschillende vlakten van elkaar scheiden. Ik fiets meestal op doorgaande wegen. Vaak vierbaans met een ruime vluchtstrook en weinig verkeer. Knooppuntenroutes over idyllische weggetje kennen ze hier niet.

Er wordt heel wat getoeterd onderweg. Auto’s stoppen langs de weg om chocolade, vruchten of koekjes aan te bieden. Andere auto’s komen naast mij rijden, raampje open, om Welcome of Hello te zeggen. Zeker tijdens het klimmen ga ik niet in op de vraag waar ik vandaan kom.

De dorpjes en steden die ik aandoe krijgen steeds meer het karakter van woestijnsteden; overigens met best nog wel wat parkjes en bomen. De oudere huizen zijn van leem of ze zijn gemetseld en afgewerkt met leem en stro.

In Abarkūh bezoek ik een complex van historische huizen dat tiptop is opgeknapt. Prachtig; binnenplaatsen met vijvers, gekleurd glas en badgirs, windtorens die in de zomer voor verkoeling zorgen. Vanaf het dak is er een mooi uitzicht over de stad. De huizen dateren uit de 19e eeuw.

De badgirs inspireren me ook de koeling van mijn hoofd wat te optimaliseren. De kapper is blij verrast met een westerling in zijn zaak. Er worden foto’s via de kappersspiegel genomen plus nog wat selfies. Verspreiding hiervan via Telegram – het Facebook van Iran – zal beperkt zijn.

Deze week heeft de Iraanse Raad voor de Media – tegen de zin van premier Rhouani – definitief beslist om, net als Facebook en Instagram, ook deze service te blokkeren. De reden is dat het de veiligheid van het land in gevaar brengt. De grote demonstraties vorig jaar kwamen via oproepen op Telegram tot stand.

Mijn vraag aan de kapper hoeveel de knipbeurt kost, leidt tot een afwijzend gebaar. Maar na het volgens de Iraanse cultuur gebruikelijke drie keer aandringen (Ta-arof), wordt wel een prijs genoemd. Ik lijk nu voor minder dan anderhalve euro op een Iraniër.

Yazd

Het kleine woestijndorpje blijkt een grote stad

De etappe van Abarkūh naar Yazd is 155 km met daarbij een klim van zo’n 900 meter. Op 65 km en een kwart van de klim is een plaatsje waar ik een overnachting bij een familie zou kunnen proberen. Direct buiten Abarkūh begint de woestijn. En dat blijft zo voor zo’n 60 km. Vlak en kaal.

Hoe ik ook mijn best doe om het mij in te beelden, ik zie geen fata morgana’s. Wel het geraamte van… tsja, het zal geen koe geweest zijn; wellicht een dromedaris. De woestijn was onderdeel van de zijderoute. Ik weet niet of de karavanserais (rustplaatsen) waarvan ik onderweg restanten zie ook echt uit die tijd stammen.

Om een uur of een ben ik in Deshir. Bij een stalletje koop ik cola en een koek. Als ik een aantal mensen om me heen heb verzameld, vraag ik of er een hotel is. Na het negatieve antwoord komt de vervolgvraag (in Farsi; op een A4-tje): of ik ergens bij mensen thuis kan slapen.

Er wordt wat landerig gekeken en wat heen en weer gepraat maar het komt niet verder dan wijzen in de richting van de moskee. Daar zou ik kunnen overnachten. Niet erg aanlokkelijk.

Ik begin uit te rekenen of ik tussen nu (twee uur) en de schemering, Taft of Yazd kan bereiken. Een afstand van 70 respectievelijk 90 km en nog 700 meter klimmen over 30 km. Over de laatste 60 km maak ik me niet veel zorgen omdat ik dan 1200 meter daal. Ik waag het erop.

En zo zweet ik tot een uur of vijf peentjes om de 3-7% helling op te komen. Voor een deel wordt dit gecompenseerd door het fraaie uitzicht en het idee dat ik voor mezelf geschiedenis schrijf door zo’n eind te fietsen. Na de top volgt de beloning: een afdaling van ruim twee uur. Ik rij door een ‘dal’; een vlakte die omsloten wordt door bergen met de meest fraaie vormen.

Het venijn zit nog wel in de staart: een kilometer of acht door Yazd. Ik had een klein woestijndorpje in gedachten; het blijkt een stad met een half miljoen inwoners te zijn. Flink afgepeigerd ben ik om zeven uur bij het hotel. De gebruikelijke douche heeft niet het opfrissende effect die het anders heeft.

In Yazd bezoek ik het watermuseum met informatie over de historie van de watervoorziening in woestijnsteden door middel van qanats. Dit zijn ondergrondse tunnels op een diepte van meters tot tientallen meters, die water van een bron in een hoger gelegen gebied naar dorpen en steden voert. De lengte van zo’n tunnel kan oplopen tot vele tientallen kilometers.

Het is een techniek die al voor het jaar nul werd toegepast. Ook nu leveren ze nog steeds water, zij het dat het steeds minder wordt omdat er niet in grootschalig onderhoud wordt geïnvesteerd. Deels ook door een daling van de grondwaterstand vanwege grootschalige grond­water­ont­trek­kingen.

Hoe ze het ook regelen, het blijft bijzonder hoe je in een woestijngebied met zo weinig neerslag (50 mm per jaar) een enorme stad van water kunt voorzien.

In de namiddag en ook de volgende dag geef ik me over aan mijn meest favoriete activiteit: gewoon wat door de stad slenteren. Kijken hoe een bakker het brood bakt, hoe een blikbewerker hele grote schalen maakt, hoe Iraanse vrouwen de bazaar afstruinen op zoek naar een lapje stof en hoe oude vrouwen, zittend op straat, de laatste roddels uitwisselen.

Het oude centrum bestaat uit een wirwar van steegjes en bazaars. Bijna alle huisjes hier zijn of worden gerestaureerd. De huizen, de koepels op de huizen en de bogen tussen de huizen, ook hier is in het oude centrum alles van leem of afgewerkt met leem en stro.

Als ik ze tegenkom, bezichtig ik de hoogtepunten van de stad. Verschillende historische huizen, een 8 hectare grote tuin met een overvloed aan water en natuurlijk vele moskeeën en mausoleums. De een nog fraaier gedecoreerd dan de ander.

De kroon wordt gespannen door de moskee van Iman Zadeh Jafar. Wanden en plafonds van het complex zijn afgewerkt met kleine spiegels. Kinderen in uniform reciteren de Koran (althans dat denk ik).

Kharanaq

Een heel dorp opgebouwd uit zand en leem

In Kharanaq verblijf ik een gerestaureerde karavanserai. Heel basic maar verder prima. In de middag wandel ik door het 1000 jaar oude deel van Kharanaq, een spookstad die naast de karavanserai ligt. Prachtig, een heel dorp dat uit zand en leem is opgebouwd, verkruimelt weer tot die basis­elementen. De laatste inwoner is, zo begrijp ik van een stel toeristen, drie jaar geleden overleden.

Het dorp en de lager gelegen akkers worden voorzien van water door een qanat. Ik volg de waterloop langs pistacheboomgaarden, graanvelden en veldjes met gewassen waarvan ik de naam niet weet. Ik eindig bij de droge bedding van een rivier met uitzicht op een oude boogbrug.

Terug in de karavanserai voorziet de wat timide beheerster mij van thee. Ze biedt aan eten voor mij klaar te maken. Leuk hoe je zonder woorden – ze spreekt geen woord Engels – maar met gebaren en aanwijzen een heel eind kunt komen.

Tegen de schemering gaat haar dochter van elf, die een paar woorden Engels spreekt, mij een spelletje met steentjes demonstreren. De moeder komt er ook bij zitten. Het fotoboek en Google Translate erbij voor de toelichting op de foto’s en het ijs is helemaal gebroken.

Ardakan

Met mondkapje op en lichten aan door een heuse zandstorm

Deze week trek ik via Ardakan, Nain, Toudeskh en Isfahan naar Kashan. Het laatste traject met de bus. Vier van de zes etappes zijn tamelijk saai. Eindeloze zandvlakten waar de enige afleiding bestaat uit – heel soms – een klein dorpje, wat restanten van een karavanserai en voorbij zoevende auto’s die het onmogelijk maken in een meditatieve stand te komen.

De etappe van Kharanaq naar Ardakan heeft een verrassing in petto. Als ik wakker word waait het flink. Eenmaal op de fiets blijkt de wind nog steviger dan ik gedacht had. De eerste 15 km is de stijging zo’n 3 tot 5%. Daar komt nog 2 tot 3% bij voor de wind. Echt opschieten doet het niet.

Na het passeren van het hoogste punt ziet het leven er anders uit, ook al omdat ik een flinke bocht heb gemaakt en de wind nu schuin achter heb. Het is een hele rustige weg en de omgeving is prachtig. Misschien wel de mooiste die ik tot nu toe heb gezien. Bergen van sterk uiteenlopende vormen en kleuren. Een genot om doorheen te fietsen. Daar doet de regen die ondertussen is komen opzetten niets aan af.

Ondanks een vest en de regenjas ben ik na een half uur dalen door en door koud. Als ik een stop maak om van het uitzicht te genieten ziet een taxichauffeur dat waarschijnlijk. Hij biedt me een paar kopjes lekkere warme thee aan.

Halverwege de route maak ik een uitstapje naar Chak Chak. De tegen de rotsen geplakte vuurtempel is een pelgrimsoord voor zoroastriërs, de aanhangers van het geloof dat dominant was in Iran voor de komst van de islam. In het jaar 600 hebben zich hier wonderlijke dingen voorgedaan, zoals rotsen die zich openden om een prinses op de vlucht bescherming te bieden.

Het is toch ook overal hetzelfde. In de tempel brandt een eeuwige vlam. De pelgrims doen daar hun ding: ze bidden wat, gooien wat houtjes op het vuur en maken vooral veel foto’s van elkaar.

Vanaf het bordes bij de tempel heb ik een mooi uitzicht over het gebied dat ik nog moet doorkruisen. De laaghangende bewolking die ik lijk te zien zou weleens een zandstorm kunnen zijn. Een half uur later blijkt dat ook zo te zijn en fiets ik met mondkapje op en lichten aan in een heuse zandstorm. Zo, dat kan ook van de bucketlist worden geschrapt.

Dichtbij Ardakan stap ik af om te kijken bij een steenfabriek. De opzichter belt een medewerker die Engels spreekt en die mij rondleidt. We eindigen in een gebouwtje waar we met nog wat anderen thee drinken.

De sporadische dorpjes waar ik langs fiets en die ik soms even in ga, bestaan standaard uit een oud gedeelte met al dan niet vervallen lemen huisjes, wat nieuwbouw en een kleurrijke speeltuin. In een van die dorpjes vraag ik een groepje ouderen die gezellig samen op de grond zitten of ik een foto van ze mag nemen.

De mannen knikken ja, de vrouwen trekken hun chador nog eens extra op zodat alleen de neus en ogen nog zichtbaar zijn. Ik krijg er een ongemakkelijk gevoel bij. Waarom draagt het overgrote deel van de vrouwen die ik zie een chador? Is het gewoonte, cultuur of de Koran? Misschien het gemak dat je niet hoeft te letten op wat je eronder aantrekt? Of is het echt de overtuiging dat mannen je eerbaarheid belagen als je in gewone kleren loopt? Anders dan de hoofddoek is het dragen van een chador in Iran niet verplicht.

Maar terug naar de groep ouderen. Ze verwijzen me naar een gebouw dat me nog niet was opgevallen. Als ik er naartoe ga blijkt het een verkruimeld verdedigings­fort of een karavanserai te zijn. Drie mannen zijn er bezig met het weer opmetselen van een boogkoepel.

Ze doen dat zonder een mal te gebruiken. De specie die ze gebruiken moet wel erg plakkerig zijn. Erg leuk om te zien. De mannen vinden wat bekijks ook wel leuk.

Nain

Aan de rand van het dorp plukt een familie fruit

De route tussen Aqda en Nain is het toppunt van saaiheid. De lucht is nog zo bezwangerd met zand en stof dat het zicht beperkt is tot een tot twee kilometer. Auto’s zoeven continu voorbij.

Zo’n 25 kilometer voor het eindpunt stopt de vluchtstrook waar je als fietser tamelijk comfortabel kunt fietsen. Vanaf nu moet het verkeer het doen met twee rijbanen in dezelfde richting.

Voor mij betekent het stress. Ik ga expres niet erg aan de kant rijden om de auto’s te dwingen mij echt op de andere baan te passeren.

De meesten doen dat ook braaf maar een keer of twee, drie zijn er toch vrachtwagens die mij naast elkaar rijdend willen passeren. Dat gaat gepaard met veel onheilspellend getoeter, gevolgd door gezwaai van mijn arm dat ze naar links moeten.

Het eindigt steevast met een figuurlijke duik van mij in de strook gravel naast de rijbaan en het uiten van verwensingen waar Google Translate geen raad mee weet. Wat ben ik blij als ik bij de afslag Nain ben.

In de namiddag cruise ik wat door de stad. Ik merk dat ik zo langzamerhand wat verzadigd raak van verkruimelde lemen huizen. Het zomaar wat rondfietsen in zo’n doolhof van straatjes blíjft wel leuk.

Aan de rand van het dorp zijn wat akkertjes en staan wat vruchtbomen. Een familie die daar vruchten van een boom aan het plukken is, biedt mij een handje aan. Ze zien er uit als witte frambozen en smaken lekker zoet.

Ik bezoek een van de oudste moskeeën van Iran (delen zijn uit de 8e eeuw). Simpel, geen kleurrijke versieringen maar wel met een fraaie minaret. Ook doe ik nog een historisch pand aan dat tevens museum is. Een prachtig gebouw. Harmonieus; twee verdiepingen, binnentuin en mooie plafonddecoraties. In zoiets te mogen wonen lijkt wel wat.

Kashan

Auto's voeren een waterballet uit

De twee etappes van Nain naar Isfahan zijn mooi respectievelijk saai. Het saaie wordt deels gecompenseerd door de vriendelijkheid van de mensen die ik tegenkom.

Een chauffeur van een grote oplegger die zijn wagen even naast de weg zet om mij een banaan aan te bieden. Een chauffeur die met gedroogde dadels aan komt zetten. De thee die ik regelmatig aanboden krijg. En de fotoshoot en een gratis extra meloen bij een meloenenkraam. Wat een gastvrij volkje.

Na een nacht in Isfahan neem ik de bus naar Kashan. Als ik daar aankom komt de regen met bakken uit de hemel. Auto’s voeren een waterballet uit op ondergelopen pleinen en straten. Er wordt gehoosd vanuit winkels en huizen die het niet droog hebben gehouden en ik moet mijn broekspijpen oprollen om de staat over te steken. Hoezo heeft Iran te maken met een watertekort?

Ik maak een fietsuitstapje naar Nooshabad en bezoek daar een ondergrondse stad van 4 km2 die zo’n 1500 geleden op 12 meter diepte in de rotsbodem is uitgehakt. Het bood aan zo’n 3000 mensen bescherming tegen invallen van Mongolen. Pas 15 jaar geleden is deze locatie bij toeval ontdekt. Ongelofelijk.

Bij de moskee in Kashan nodigt een vriendelijke meneer mij uit om wat rond te kijken in de gebedsruimte. Hij spreekt een paar woorden Engels en als die op zijn, gaat zijn uitleg over in het Farsi. Het meeste ontgaat me maar het is wel leuk.

Matin Abad

Zonsondergang vanaf een zandduin in de woestijn

De volgende dag fiets ik naar het Eco-Camp in Matin Abad: een paar grote en mooie gebouwen in the middle of nowhere, wat huisjes in de vorm van een Pipo de clown-woonwagen en een heleboel tenten. Sommige met airco. Wat er hier eco aan is weet ik niet. De grote 4-wheel drives en terreinmotoren waarmee de woestijn wordt verkend in ieder geval niet.

Ik raak ‘in gesprek’ met twee zussen van midden veertig, hun partners, een zoon en nog een vriend. Ze vragen of ik zin heb mee te gaan om de zonsondergang in de woestijn te bekijken. Daar ben ik wel voor in. Opeengepakt rijden we met zijn zevenen in een auto naar een hoog zandduin. Daar worden de kleden en het eten uitgeladen en dan klauteren we het duin op.

Het is een gezellige avond: wedstrijdje wie rolt het snelste van het duin naar beneden, vuurtje stoken en kippenpootjes roosteren. De twee zussen en de zoon bereiden gezamenlijk Engelse zinnen voor die dan door een van de drie worden uitgesproken. Het voelt warm en vertrouwd aan.

Abyaneh

Huizen van rode leem lijken tegen de bergwand geplakt

De route naar Abyaneh die ik de volgende dag fiets, wint de hoofdprijs qua natuurschoon. De eerste 10 km zie ik het Karkasgebergte voor me met op één top nog sneeuw. Links van me het geluid van water in een irrigatiekanaal. Rechts van me een oneindige kale vlakte. Ik heb de weg voor mezelf.

Eenmaal in het Karkasgebergte wordt het nog fraaier. Ik fiets in het dal van een bergbeek. Het water zorgt voor een strook groen van een paar honderd meter breed met bomen en, in de buurt van een dorpje, ook veldjes met gewassen. En dat alles ingeklemd tussen sterk geërodeerde bergen met fraaie vormen.

Ik stop even bij een herder die zijn kudde geiten weidt bij de beek. Waar denkt zo’n man de hele dag aan? Het doel van het leven? Jammer dat ik het niet vragen kan.

Lunchen doe ik naast de beek met wat naan, smeerkaas en een appel. Dat ik daarbij in overtreding ben omdat ik tijdens de ramadan in het zicht van anderen eten nuttig, neem ik op de koop toe. Volgens de Teheran Daily staat daar een boete op omdat vrome moslims in verleiding worden gebracht.

Abyaneh bestond al voor het jaar nul. Sindsdien lijkt er weinig veranderd, behalve dan dat het nu een soort openlucht­museum is. De inwoners hebben een eigen taal en dragen bijzondere kleren. De mannen een hele wijde broek. De vrouwen een sjaal met bloemetjesmotief. Erg enthousiast om op de foto te gaan zijn ze niet, dus fotografeer ik maar een beetje sneaky.

De huizen zijn gemaakt van rode leem en lijken tegen de bergwand te zijn geplakt. Veel huizen hebben rustieke maar gammele houten balkons. Een Nederlandse ambtenaar bouw- en woningtoezicht zou er rode vlekken van krijgen. Heerlijk om hier in de schemering en ‘s morgens vroeg wat rond te dwalen.

In Natanz bevindt zich de ondergrondse uraniumopwerkingsfabriek. Ik ben gewaarschuwd vooral niets te fotograferen. Nou is daar ook geen aanleiding toe, want wat ik ook rondkijk: ik zie niets wat met die fabriek te maken heeft.

Wat ik wel zie en bezoek, zijn een vuurtempel van voor de islamisering en een hele oude moskee. Daarna lees ik wat in het park waar de bijna ondergaande zon mooie tekeningen maakt. Vredig en leuk om te ervaren dat waar je ook bent kinderen met een stok in het water willen peuren, op een randje willen lopen en hun vader of moeder vragen de schommel te duwen.

Isfahan

Moskeeën, oude bruggen en een kathedraal

De laatste dagen in Isfahan ben ik toerist onder de toeristen. Ik bezoek moskeeën, oude bruggen en de christelijke wijk met kathedraal. Het christendom is, net als het jodendom en het zoroastrisme, een officieel erkend geloof in Iran maar vrouwen moeten wel een hoofddoek dragen.

Favoriet bij mij is het Naqsh-e Jahan plein. Zittend op het gras heb ik, naast de door taalproblemen wat gemankeerde gesprekken, een leuk gesprek met twee studenten over het schoolsysteem en ‘het leven in Iran’. Op mijn vraag of ze willen dat hun toekomstige vriendin of echtgenoot een chador draagt, is het antwoord volmondig ‘ja’.

Het is volgens de Iraanse kleding­voorschriften niet verplicht dat vrouwen een chador dragen maar het staat wel in de Koran dat vrouwen hun lijf bedekken. Het is dus vanzelfsprekend dat vrouwen een chador dragen. Daar komt geen druk van buitenaf aan te pas. Aldus mijn gespreksgenoten.

En nu zijn de dertig dagen van mijn visum bijna op. Fietsen in Iran was een bijzondere ervaring. Ik voelde me erg welkom door de honderden keren dat ik ‘welcome in Iran‘ hoorde, door de gastvrijheid van mensen en door de vele keren dat ik iets aangeboden kreeg.

Voor overnachting aangewezen zijn op de welwillendheid van de lokale bevolking valt buiten mijn comfortzone maar het resultaat zijn wel hele mooie ervaringen en herinneringen.

Op veel trajecten heb ik genoten van het fietsen: het landschap, de bezigheden van mensen, het buffelen de berg op en het relaxed zoeven de berg af. Maar er waren ook relatief veel trajecten die saai waren.

Het was leuk en interessant om door deze fietstocht wat meer zicht te krijgen op de Iraanse cultuur. Oud zowel als nieuw. En van die nieuwe word je – voor zover het de politiek en de islam betreft – niet vrolijk. Neemt niet weg dat ik begrip kan opbrengen voor de sterk afwijzende reacties van het regime op de manoeuvres van de Verenigde Staten.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win