Fietsexpeditie naar Tien Shan ofwel de Hemelse Bergen in Kirgizië. Over de slechtste wegen ter wereld door de mooiste landschappen. Klimmen en dalen met uitzicht op witte toppen van 6.000 en 7.000 meter, groene dalen bespikkeld met yurts en kuddes paarden en doorsneden door glinsterende zilveren rivieren. Slapen in tentjes, je wassen en de was doen in de rivier en je behoeften in een gat in de grond. Noem het gerust een avontuurlijke fietsreis.
Als een enorme sneeuwschuiver ploegt onze groep van 15 mannen en vrouwen met fietsdozen door de menigte op het vliegveld van Bishkek. Vervolgens worden de dozen bovenop de truck gestapeld en vertrekken we naar ons hotel.
De volgende dag hebben we tijd om wat rond te kijken in deze bijzondere Centraal-Aziatische stad met Sovjetinvloeden: brede lanen met megalomane gebouwen en standbeelden. Gelukkig zijn er ook veel parken die de zomerse hitte wat temperen.
Het gezamenlijk alle fietsonderdelen samenvoegen tot bruikbare fietsen is een gezellige boel: de hoteltuin staat vol dozen, tassen en gereedschap. En boodschappen doen voor de hele reis is geestig: in de supermarkt een rij karretjes vullen met 100 wc-rollen, 36 liter cola, tientallen megapotten chocoladepasta, blikken vlees, bier, wijn en nog wat onmisbare zaken.
Dat gaat allemaal in de truck; een tientonner die ons de hele reis zal vergezellen met al onze bagage, voedsel, tenten en vier Kirgizische begeleiders. Terwijl wij vanuit Bishkek via een tunnel naar de Tor Ashuu-pas op 3580 meter hoogte in het Tiensjan-gebergte worden gebracht staan de fietsen op het dak van de truck.
De eerste fietskilometers bestaan uit de afdaling van de Tor Ashuu-pas; door een indrukwekkend landschap met op de voorgrond glooiend grazig grasland en in de verte machtige besneeuwde bergen. De weiden van de Suusamyr-vallei die we in dalen zijn bespikkeld met yurts (vilten nomadententen) en heel veel vee en paarden.
Voor de overnachting is een fraaie plek aan de oever van de snelstromende Karakol-rivier uitgezocht. De tenten mogen we zelf opzetten en dat lukt verrassend goed. Dit is dan ook een groep zeer ervaren reizigers. Ik dacht met Tibet, Peru, Chili, Costa Rica en Zambia al redelijk wat gezien te hebben doch ben in feite een groentje in dit gezelschap.
Het avondeten wordt opgediend in de grote tent en we laten het ons goed smaken. We hebben elkaar veel te vertellen en de grappen vliegen over tafel. De overnachting in een tweepersoons dwarsslaper is nog wel even wennen. Acht jaar geleden in Peru was voor mij de laatste keer in zo’n tentje. Het is fris, dus ik ben blij met de donzen slaapzak.
Om 7 uur op, 8 uur ontbijten met omelet en om 9 uur op de fiets. Het lijkt niet zo’n lastige tocht: 61 km vooral afdalen van circa 2100 m naar 1500 m hoogte. Het wegdek is echter vrijwel allemaal wasbord; het is een wonder dat al m’n kronen en vullingen blijven zitten.
David en ik delen een tent en rijden vandaag samen op kop, om de weg te verkennen zeg maar. Het weer is niet stralend, met nu en dan wat regen, maar het is niet koud.
We volgen de blauwgroene Kekemerin-rivier en fietsen door een ruig landschap met fraaie besneeuwde bergformaties, puinhellingen en weiden zo ver het oog reikt. Heel mooi zijn de vele wilde bloemen langs de weg, waaronder edelweiss, slangenkruid en orchideeën.
Begin van de middag zit de rit er alweer op en maken we ons kampement pal naast de Kekemerin-rivier. Het is een mooie plek maar we moeten eerst wel even de bier- en wodkaflessen en andere zooi van vorige kampeerders opruimen. De kampeerplek staat overigens vol met hasjplanten, dus dat kan nog een gezellige avond worden.
Het begint toch echt op een expeditie te lijken. De afstand van vandaag (68 km) is niet heroïsch maar de weg loopt als een streep omhoog naar de horizon en is voorzien van veel los grind en keien in alle maten. Het is een van de slechtste wegen die ik ooit heb bereden. Ik breek er zelfs een ketting op, waar reisleider Niels met zijn kettingpons handig de kapotte schakels uit verwijdert. Na een kwartier kan ik alweer op pad.
Onderweg doorwaden we drie rivieren. Ze zijn niet zo breed maar wel koud en snelstromend. Achter de laatste rivier staat de truck met de kooktent te wachten. In de regen staat onze zwerm koepeltentjes in een mum van tijd.
We gaan aan de borrel en zelfs de borrelnootjes ontbreken niet. De chipszakken staan bol, want de luchtdruk is op deze hoogte een stuk lager. We drinken koude rode wijn en warm bier uit plastic bekers. Je kunt niet alles hebben.
De groep bestaat uit zeer verschillende types: de relatief stille, de opvallende uitbundige, de meestal vrolijke, de binnenvetter en de mensen met leidersaspiraties. De oudste is 65, de jongste 33. Een heel gewone groep maar dan van de ondernemende soort. De sfeer is gewoon goed en er wordt veel gelachen. Dat is best bijzonder want we moeten soms flink afzien.
De lange klim naar de Kara-Keche-pas is prachtig. Stralend weer en een redelijk goed wegdek. Op de 3370 meter hoge pas kunnen we genieten van koffie en van het uitzicht. We zien voor het eerst het Son Kul-meer, omringd door een fraai bergdecor.
Het eerste deel van de afdaling is ook goed te doen. Tot de totaal onverwachte donderklap, gevolgd door een stevige hagelbui. De weg verandert in een modderpoel. Het voorste pelotonnetje kan niet anders dan doorfietsen.
Bij gebrek aan bruggen moeten we regelmatig fietsend of te voet door beken en rivieren. Dat levert een boeiend spektakel op. Een groepje zoekt het vallend en opstaand hogerop langs de oever, anderen trekken eerst de waterschoenen aan en de later arriverende groep dames laat zich overzetten door een enorme bulldozer die toevallig in de buurt is.
De truck staat bij twee yurts aan het Son Kul-meer geparkeerd. We gaan gauw naar binnen. Er liggen tapijten en wat matrassen maar verder niets om warm van te worden. Het zal nog ruim twee uur duren totdat de tenten staan en we droge kleren aan hebben.
Als vervolgens de zon doorbreekt is het meteen ook weer warm. Maar waar klagen we over? 200 dagen per jaar ligt er sneeuw in dit dal en het vriest hier geregeld 40 graden. Merkwaardig genoeg heeft het tweede pelotonnetje geen hagelbui gehad en dus nergens last van. Of het moet zijn van de vlooien die in de yurt vrij spel hebben.
In deze omgeving staan de yurts ver uiteen. Ze lijken soms onbewoond maar er staan ook vaak paarden en vee bij. Of een auto, wat een vreemd gezicht is. Er wordt naar ons gezwaaid en gelachen, wat wellicht komt doordat we er voor hen grappig uitzien. Andersom is dat ook weleens zo. Veel mannen hebben een apart soort hoedje op.
De familie die ons vandaag hun grootste tent heeft uitgeleend, woont hier een deel van het jaar. Je kunt ze geen ongelijk geven want het uitzicht is schitterend en ze hebben veel vrijheid. Net als in andere streken komen de kindertjes ons bekijken en groeten hartelijk. Het is een vriendelijk volk.
Wat ze eten en drinken is me nog niet zo duidelijk, hoewel schapenvlees, thee en paardenmelk zeker op het menu zullen staan. Onderweg heb ik zakken met witte bolletjes te koop gezien. Het schijnt een soort mozzarella te zijn.
Onze eigen pot schaft iedere dag stevige kost met verse groenten, vlees of vis uit blik, pasta, aardappelen, soep en bij het ontbijt warme pap.
De stralende zon bij het opstaan doet de nacht snel vergeten. De harde ondergrond en het ongemakkelijke kussen wennen niet erg en de dierengeluiden zijn overdag wel prettig landelijk maar ‘s nachts vrij storend.
Op 50 m afstand zijn gisteravond zo’n 100 schapen en geiten bijeen gedreven, de honden hielden luidruchtig de wacht en de ezel stond klagelijk te balken in onze tent. Althans zo leek het. Tot voor kort waren er twee ezels en nu ligt een van de honden hele dagen op een ezelpoot te knagen.
De etappe van vandaag is met 36 km kort, doch vrij heftig. De klim naar de ruim 3200 m hoge Moldoo Ashuu-pas wordt beloond met schitterend uitzicht en gsm-bereik. En dan de afdaling, de mooiste in jaren. Ruim twintig km lang stuiteren we omlaag. Het mooie zit hem niet in het wegdek maar in de omgeving.
Beneden in het Kurtka-dal aangekomen nog even een riviertje door en de kopgroep bereikt om 12 uur reeds de grazige weide die onze zesde kampeerplek zal zijn. Even nog de troep opruimen en hij ligt er keurig bij. Overigens wel zoals gewoonlijk met drollen, dus daar moeten we omheen laveren.
Het wordt een rustige middag met klusjes, die zijn er heel veel tijdens zo’n reis, praatjes en luieren in de schaduw. Gisteren waren we door en door verkleumd en vroor het ‘s nachts. Daar is nu weinig kans op, want we zitten 1000 m lager. Sommigen blijven langer in de zon dan goed voor hen is.
Van bijtende honden of echt gevaarlijk verkeer hebben we nog weinig last gehad. Wel is het soms lastig dat verkeersregels blijkbaar vrij interpretabel zijn. We komen tenminste regelmatig auto’s en vrachtwagens tegen die aan de verkeerde kant van de weg rijden. Ze zijn ook niet gewend aan fietsers dus het blijft goed opletten.
Wat de kookdames uit hun tent toveren is niet altijd ‘een omweg waard’ maar gezond en voedzaam is het wel en meestal smakelijk, zeker als je bedenkt onder wat voor omstandigheden het gemaakt moet worden. We komen weinig tekort.
Dat ligt voor de bevolking van dit land waarschijnlijk anders, hoewel ze er gezond uitzien. In de vrijwel verlaten gebieden waar we doorheen trekken, leven de nomaden van hun kudde. Hun voeding zal niet erg gevarieerd zijn. Het gemiddelde jaarinkomen van de bevolking is 350 euro.
We zijn onderweg naar het stadje Naryn. Andere plaatsen van enige omvang hebben we in geen dagen gezien. Het regent vrij veel doch er is asfalt en meewind.
De warme douche in Naryn scoort hoog op m’n lijstje verwenmomenten. Na een week wassen in de beek en de striemende regen van vandaag zijn we hier wel aan toe. Je zou het ‘verlies aan decorum’ kunnen noemen en dat is het ook; niet meer dagelijks wassen, vuile kleren dragen en je behoeften doen in de berm of in een tentje boven een gat in de grond. Maar het hindert ons niet (teveel).
Ons onderdak in Naryn is geen hotel maar bestaat uit een paar appartementen waar op andere dagen gewoon gezinnen wonen. Er is zelfs een wasmachine waar we dankbaar gebruik van maken. Dat geldt ook voor het meubilair, zoals echte stoelen, voor de wandcontactdozen die al snel allemaal bezet zijn en voor de gsm-faciliteiten.
Vanuit Naryn gaat het de komende dagen richting het reusachtige Yssyk Kul-meer en Tien Shan ofwel de Hemelse Bergen. Daarvoor moeten we nog wel een paar flinke passen over.
Drie gebakken eieren p.p. staan er om 6 uur voor ons klaar en een uur later zitten we al op de fiets. Dat moet ook wel want voor bijna 100 km heb je in dit terrein toch al gauw 9 uur nodig.
Het is een stralende dag en het landschap is ook al aantrekkelijker dan gisteren. De brede gletsjerdalen zonder gletsjers zijn wel interessant maar gaan op den duur vervelen. Dus is dit Oostenrijkse alpenlandschap een mooie afwisseling. Het gaat dicht langs de wilde Naryn-rivier omhoog en omlaag. Onderweg zie ik een grote bergmarmot.
Tegen vieren arriveer ik als eerste bij de truck en kan meteen m’n tent opzetten. De kampeerplek is prachtig met een snelstromende beek, weidse vergezichten, grazige weiden waar paarden op eigen houtje rondtrekken en bergen, veel bergen.
We hebben vandaag zowel onszelf als de fietsen in de beek moeten wassen. De weg was modderig dus alles werd smerig. Het is een wonder dat we nog geen zieken hebben. Tenminste, als je alle insectenbeten, zadelpijn, kleine valpartijen en dergelijke niet meerekent. De beschermende vuillaag helpt wellicht tegen ernstiger kwalen.
Er ligt ijs op m’n wasbakje maar als de zon opkomt is de gevoelstemperatuur meteen lekker (bij circa 6 graden). De kudde paarden is achter de horizon verdwenen. We hebben al bijna de helft van het aantal kilometers en hoogtemeters van deze reis afgelegd. En de omgeving wordt steeds mooier.
Gisteren was iedereen wel een beetje uitgewoond dus klagen we niet over de korte, makkelijke etappe van vandaag. We komen onderweg een aantal kuddes tegen met hun cowboys, horseboys en sheepboys; mooie plaatjes.
Al om 12.30 komen we aan bij de volgende kampeerplaats. De lichtblauwe rivier stroomt op vijf meter afstand van de tent. Aan de uiteinden van het grasgroene dal zie je de besneeuwde toppen met daarboven de blauwe hemel met witte wolken.
Het is een korte, krachtige en prachtige etappe bergop door voortdurend wisselende decors, terwijl het ritselt van de marmotten. Dan zien we de kuddes in de verte en dan fietsen we er weer tussendoor. Er is in de verste verte geen mens te bekennen, met uitzondering van een paar ruiters waaronder een jongen die mij uitnodigt voor een snelheidswedstrijd. Die wint hij natuurlijk want paarden zijn in dit terrein veel sneller.
De weg is matig tot slecht en er ontbreken vrij veel bruggen. Soms zijn de rivieren doorfietsbaar en soms niet, zoals blijkt wanneer David een spectaculaire salto maakt in een beek. Gelukkig heeft hij vroeger aan judo gedaan en weet hij hoe te vallen.
We zetten onze tenten op enkele kilometers van de Tosor-pas op, met 3893 m de hoogste van deze reis. Best wel knus om in je tentje te zitten terwijl de donder rond de bergen rolt, een stevige hagelbui het tentdoek ranselt en je zelf goed ingepakt en gevoed bent.
Een centimeter ijs op m’n wasteiltje. Het was vannacht dus vrij fris buiten de slaapzak. Maar de zon straalt alweer.
De beklimming van de laatste kilometers naar de Tosor-pas vind ik de lastigste ooit. Ze zijn ook niet helemaal fietsbaar, vanwege nat zand, de vele steentjes en keien, de steilte en de weinige zuurstof in de lucht.
Na de pas volgt de meest interessante afdaling die je je kunt voorstellen; met afwisselend snelle en heel technische stukken gaat het door een steeds veranderd landschap naar het beroemde Yssyk Kul-meer.
Onderweg ontdekt de kopgroep een mooi weitje om te wachten op de rest. Maar waarom duurt het zo lang? Dat blijkt het gevolg van diverse valpartijen, waarvan er één ernstig genoeg is om de ‘medische staf’ in actie te brengen. David viel op z’n schouder, verder fietsen blijkt onmogelijk en daarmee is zijn reis ten einde. David gaat verder in de truck en zijn terugreis en verzekering worden geregeld.
De andere vallers hebben ‘slechts’ schaafwonden en kunnen wel verder. De sfeer heeft er niet erg onder geleden en er wordt veel meegeleefd. We bekijken het plan voor de komende dagen: nu gaan we echt de Hemelse Bergen in.
Het Yssyk Kul-meer is zo groot (170 x 70 km en 700 m diep) dat je de overkant nauwelijks ziet. Ik hoop nog gelegenheid te krijgen om de temperatuur van het thermale zwemwater in het meer te controleren. Dat van het douchewater in ons hotelletje in Karakol is in ieder geval prettig.
De klim naar de Chon-Ahuu-pas (3822m) blijkt gelijkmatig en het wegdek redelijk, de afdaling idem dito. De laatste 10 km gaan dicht langs de rivier in de Sary Jaaz-vallei; voor de inzittenden van de truck veel te dicht langs de rivier. Het pad is hier en daar niet breder dan de truck.
We zien al dagen kuddes schapen, runderen en paarden grazend door de dalen gaan. Soms begeleid door een herder te paard maar vaak ook zelfstandig. Ze worden dan op enig moment door zo’n ruiter opgehaald, soms met hulp van een hond. Dat is het leven hier in de zomer.
Regelmatig zien we een yurt of huisje maar dat is vrijwel het enige wat je hier aan de bewoonde wereld doet denken. Geen wonder, want de weg is vrijwel onbegaanbaar voor iets anders dan een paard of fiets. Je kunt je afvragen waarom deze weg ooit is aangelegd. Hij leidt namelijk van niets naar nergens. Vermoedelijk was er een militaire reden. We zitten hier vlakbij de Chinese grens.
Een rustig tochtje over een golvend pad langs de rivier. Een karrespoor is het eigenlijk en het uitzicht is weergaloos. In feite hebben we de Hemelse Bergen nu pas echt in beeld, een lange reeks zes- en zevenduizenders van horizon tot horizon. Enorme vrachten sneeuw vullen de gletsjers en de rivieren. Dit is wijds in de overtreffende trap.
Onze kampeerplaats voor vandaag en morgen is wat dat betreft het summum. In andere opzichten niet. Je moet hier veel geluk hebben met het weer. Aanvankelijk gaat alles goed en iedereen doet zijn klusjes totdat de hemel verduistert en de wind aanwakkert.
Extra haringen lijken te helpen totdat het echt stormachtig wordt. De eettent, kooktent en wc-tent dreigen het luchtruim te kiezen. Van heinde en verre halen we stenen om de tenten te verzwaren. Net voor de bui losbarst vluchten we naar de eettent, vanwaar we kunnen genieten van twee fraaie regenbogen. We hebben het gered.
Hoewel we gisteravond in onze slaapzak nog dachten dat ons tentje weggeblazen zou worden, blijven we toch maar op deze plek. De mannen van het begeleidingsteam zijn al bezig om meer haringen te maken. Vanochtend zijn ook de heuvels om ons heen wit.
Tsja, wat moet je met een rustdag in dit weergaloze landschap? Nou, fietsen natuurlijk. Rien en ik gaan het dal van de Sary Jaaz verder verkennen en de rest wandelt. Ook nu blijkt de fiets het onovertroffen vervoermiddel, want we volgen vrij moeiteloos het karrespoor stroomopwaarts.
We zien welgeteld twee boerderijtjes tijdens het heentraject van 25 km en we zien een gigantische gletsjer. Dat zal de Semyanova-gletsjer zijn die onderdeel is van een van de grootste gletsjers ter wereld, de Engilchek. Nadeel van een gletsjer van zulke afmetingen is dat hij verder weg ligt dan het lijkt. We hebben helaas te weinig tijd om hem te bereiken.
Op de terugweg vinden we de kop van een steenbok. Hij is dood. Na 4,5 uur en ruim 50 km komen we voldaan terug op de thuisbasis waar we gastvrij ontvangen worden met warm water. We hebben het koud door de regen.
Sommigen zien het vanmorgen even niet meer zitten. Na een glasheldere nacht met schitterende sterrenlucht kost het wat moeite om de tent open te krijgen. De tent is namelijk een iglo geworden, stijf bevroren.
Na de ochtendpap eerst de beek door om vervolgens steil omhoog te klimmen naar 3500 m. Het is nog steeds ijskoud. De dreigende bewolking blijkt loos alarm en het weer wordt steeds beter en naarmate we lager komen wordt het ook steeds warmer. Ik zie alweer een steenbokkop liggen. Hoeveel van die beesten zijn of waren hier eigenlijk?
We zien een enorme roofvogel (vermoedelijk een keizerarend) en talloze marmotten. Zoals ze daar staan zijn het net mannetjes gehuld in bontjassen met de handen in de zakken. De leider laat een luid gepiep horen als we naderen en pas als de anderen veilig zijn weggedoken verdwijnt hij zelf in z’n hol.
We rijden vlak langs de Kazachstaanse grens en laten de Hemelse Bergen achter ons. Morgen is de laatste etappe, die eindigt met een kamp aan het Yssyk Kul-meer. Mijn ketting is vandaag weer gebroken en Sikko fietst af en toe met één been; probleempje met een cranck. Mens en materieel beginnen naar het eind van de reis te verlangen.
Dit is landschappelijk een onwaarschijnlijk mooi land maar de ontberingen beginnen ons na ruim twee weken parten te spelen: de ijskoude nachten, het wassen in de beek, ontlasten boven een gat in de grond, zeer beperkt contact met thuis wegens geen bereik, allerlei oprukkend ongedierte, veedrollen en ander vuil op vrijwel iedere kampeerplaats, Nescafé i.p.v. echte koffie, koude voeten, harde slaapplekken, vlees & vis uit blik, krukjes i.p.v. stoelen, enzovoorts. Je krijgt er veel voor terug maar daar heb je niet altijd oog voor.
De laatste etappe is een makkelijke: omlaag over echt asfalt. Nou ja, voor een deel. Zoveel slecht wegdek als tijdens deze reis heb ik nog niet eerder meegemaakt. Het vergt veel concentratie en stuurmanskunst.
Het viel niet altijd mee maar we zijn fietsend gekomen waar we wilden, het strand van het Yssyk Kul-meer. We zitten op ons krukje in het zand langs het op zich al indrukwekkende meer. Daarachter rijst weer een bergketen met besneeuwde toppen op. Dat zal het Kungöya-gebergte zijn.
Heel bijzonder is het om vanaf het strand naar huis te bellen met een glasheldere verbinding. Dagenlang was geen enkel contact mogelijk, dus ook niet in noodgevallen en dat beviel me maar niks. Vroeger duurde het ongeveer een maand voordat je van Zambia naar Nederland antwoord had op je luchtpostbrief. Daar zijn we te ongeduldig voor geworden.
Bijna 900 km fietsen in 16 dagen zit erop, klimmend en dalend tussen 1600 en 3900 m, temperaturen van plus 20 tot vermoedelijk min 10, hagel-, regen en onweersbuien, maar toch hoofdzakelijk goed fietsweer. Het was een indrukwekkende expeditiereis door weergaloze landschappen. En dan hebben we nog maar een deel van Kirgizië gezien.