Fietstocht door Noord-Thailand: van Chiang Mai, waar de ene tempel nog mooier glimt van de goudverf dan de andere, door een groen heuvelachtig landschap via Doi Mae Salong in de bergachtige Gouden Driehoek naar Mae Sai, het meest noordelijke puntje van Thailand. Vervolgens langs de Mekong naar Chiang Saen voor de overtocht naar Laos.
Tot vorige week stond Thailand bij ons synoniem voor exotische vergezichten, zon en warmte. Na een week Noord-Thailand is dat beeld wel iets gewijzigd. Op de akkers niet alleen pepers en papayas maar ook bloemkolen, chrysanten, uien en nog wat meer van die gewassen die je rond Broek op Langedijk aantreft.
Daarbij ook nog ochtendmist en temperaturen die de Thai ertoe brengen rond te lopen met wollen mutsen en handschoenen. Niet iets wat je in dit land verwacht, maar het is hier wel praktijk.
Nou lijkt het allemaal erger dan het is. De Thai lopen al bij 15 graden te bibberen van de kou. En als om negen uur de zon doorbreekt dan is het binnen een uur meer dan 25 graden. Ideaal weer om te fietsen.
En dat doen we nu een dag of zeven. Hemelsbreed zijn we nu zo’n 200 kilometer in noordelijke richting opgeschoven. Van Chiang Mai, de plaats van aankomst, naar Mae Chan. Deze plaats ligt aan de rand van de fameuze Gouden Driehoek. Het gebied in Thailand, Laos en Birma waar tot voor kort veel opium werd geteeld.
In plaats daarvan wordt het geld nu verdiend met broccoli en andere minder prozaïsche groenten, dankzij het Crop Substitution Program: met de volledige steun van de Thaise koning. Wat ging er aan vooraf?
De reis en aankomst op het vliegveld zijn heel vertrouwd. Een taximan staat al klaar met een bordje met de voor hem onuitspreekbare naam Dijkzeul erop. Fietsen in de laadbak en rijden maar. Hij brengt ons niet naar het beloofde, gereserveerde luxe hotel met zwembad. Dat is, zo zegt hij, vol.
Dat klinkt wat ongeloofwaardig als je bedenkt dat we al een half jaar terug hebben geboekt. We worden afgezet bij een ander hotel, mooi gelegen en van massief teak hout.
Eerst maar eens de fietsen uitpakken. Al snel blijkt dat beide niet geheel ongeschonden de reis hebben doorstaan. Van één fiets is een spaak gebroken; het achtertandwiel moet er af. Dat lukt niet zonder speciaal gereedschap. De andere fiets heeft zo’n oplawaai gehad dat de tandwielen vast zitten.
Er zit niets anders op dan met twee wielen op pad te gaan op zoek naar een fietsenmaker. Na lang dwalen en vragen vinden we er een. Het wiel met de spaak kunnen we na twee uur ophalen (kosten 40 bath = 90 eurocent), het andere de volgende morgen vroeg (150 bath). Hij blij, wij blij want ja, zonder fietsen doe je niet veel op fietsvakantie.
Oudejaarsdag gebruiken we om de stad Chiang Mai te bekijken. Een leuke stad met veel Wats (tempels). De een nog mooier glimmend van de goudverf dan de ander. We bezoeken er heel wat. Met lange rok en housebroek. Je moet er tenslotte een beetje netjes uitzien voor het aangezicht van Boeddha.
Voor de tempels lopen Thai rond met vogeltjes in een kooi. Tegen betaling van wat baths worden die losgelaten. Schijnt geluk te brengen. Wel slim; vogeltjes vangen en die tegen betaling weer de vrijheid geven.
‘s Avonds naar de Night Market, een drukke wijk met winkeltjes en kraampjes waar je voor een habbekrats van alles kunt kopen. Tasjes, sieraden en cd’s lonken. We moeten ons inhouden want er kan niet zoveel meer bij in de fietstassen.
En lekker eten kun je hier ook. Geen gezellige restaurants maar plastic stoeltjes en plastic tafeltjes langs de straat.
Nieuwjaarsdag staan we vroeg op want er staat een lange etappe op de rol. Het is weer even wennen met het links rijden maar al snel zit de vaart er in.
Het is een prachtig landschap in deze regio; licht heuvelachtig, groen, veel bloeiende bomen en planten en afgewisseld door akkertjes met rijst, aardappelen, mais, chrysanten en bloemkool.
Na een dag of drie verandert het landschap. Kleine heuvels worden groot. Sommige zelfs berg. Dat is zweten. Dinsdag 6 januari gaat de tocht van Tha Ton naar Doi Mae Salong, midden in de Gouden Driehoek. Een afstand van ongeveer 45 km. Omdat we Tha Ton nog even willen bekijken, vertrekken we laat. Om een uur of twaalf.
Onderweg maken we nog een uitstapje naar een dorpje op een heuvel waar een bergstam woont. Altijd leuk, de Thaise variant op Katwijker klederdracht. De laatste 16 km, die in onze beschrijving aangeduid staat als zware klim, beginnen we om een uur of vier.
Voor ons wordt het de moeder van alle etappes. Zo’n drie uur doen we er over. Wat een ramp. Zelfs in de kleinste versnelling komen we niet vooruit. In ieder geval niet snel genoeg om overeind te blijven.
Nou, denken we dan: lopen we toch een stukje. Dat valt ook niet mee. De fiets is zelfs lopend nauwelijks de berg/heuvel op te krijgen. Nou is de berg niet echt heel hoog (1550 m.) maar wat ons nekt is dat elke keer als we op een hoogste punt zijn aangekomen de weg weer naar beneden gaat. Drie keer 2-3 km omhoog; drie keer omlaag. Het vuurwerk komt daarbij uit de remmen.
Als het al een half uurtje donker is (en het is donker zonder enig licht in de buurt) komen we om een uur of zeven aan op de plaats van bestemming. Hotel zoeken, douchen, wat eten en we zijn weer helemaal boven Jan.
De volgende dag bekijken we het dorp. Alles is Chinees: mensen, tekens, eten. Volgens de Lonely Planet is Doi Mae Salong opgericht door de nazaten van een regiment van de Quomintang. Na de verloren strijd tegen de communisten zijn de soldaten in Birma beland, daar een jaar of 20-30 geleden uitgezet en vervolgens in Thailand terecht gekomen.
We vervolgen onze tocht. Volgens de kaart kunnen we het best de laatste 16 km weer teruggaan. Opnieuw drie uur ploeteren is geen aantrekkelijke optie daarom laten we ons vervoeren met de fietsen op het dak van een taxibusje. Niet stoer maar wel prettig.
Als de bergen weer heuvels worden stappen we op onze fietsen en leggen we zo’n veertig kilometers af. Overwegend dalend door een prachtig landschap. We eindigen de dag in Mae Chan.
De tweede week in Thailand. Van Mae Chan naar Mae Sai, het meest noordelijke puntje van Thailand. Daarna fietsen we langs de grens met Birma en later langs de grens met Laos via Chiang Sean naar Chiang Khong, de plaats waar we de Mekong oversteken naar Laos.
Het is een week met prachtige vergezichten. Groene heuvels met veel natuurschoon en kleinschalige landbouw. Toppunt van genieten is het fietsen langs de Mekong. De rivier wordt omgeven door vrij pittige heuvels. Bossen met veel teak, bamboe en metershoge grassoorten wisselen elkaar af.
Verder felgekleurde vogels en kleinschalige landbouw. Pinda’s, bonen, mais en tabak. En dan natuurlijk rijstveldjes. Honderden veldjes van een paar honderd vierkante meter met een dam er omheen. Wat er aan ontbreekt is de rijst. Er staan nu alleen stoppels. Zodra we afstappen is het doodstil, op wat vogels na.
Mea Sai, het uiterste noorden van Thailand. We logeren hier in een bungalow (rieten hutje) langs de Measai-rivier. Veertig meter waden door ondiep water en je bent in Birma.
De naam Birma roept sterk uiteenlopende beelden op. Ongerepte natuur, rijke cultuur en vriendelijke mensen. Daarnaast het beeld van een land dat is afgesloten van de wereld door een verkeerd politiek systeem, grove schendingen van de mensenrechten.
Dat laatste wordt uitgebreid beschreven in het nieuwe boek van Karel Glastra van Loon ‘De Onzichtbaren’ waarin het levensverhaal wordt verteld van een van de vele tienduizenden vluchtelingen uit Birma die in kampen in Thailand verblijven. Verplichte literatuur voor reizigers in deze streken.
Oppositiegroeperingen die vanuit Thailand opereren en Birmezen die illegaal het land binnen komen om te werken en te wonen, maken dat politie en militairen hier dominant aanwezig zijn.
Als we in de omgeving van Mea Sai rondfietsen en hijgend de top van een heuvel bereiken worden we opgewacht door militairen die vanuit schuttersputjes de boel bewaken. We laten ons paspoort zien en mogen door.
We fietsen op de top van een heuvelrug van waaruit je aan de westkant Birma en aan de oostkant Thailand ziet liggen. Een kilometer of twee verder weer een militaire post. Ook op ander plaatsen zijn er regelmatig politieafzettingen. Het doet aan de prachtige omgeving niets af.
Het is niet onze eerste ervaring met de bijzondere relatie tussen beide landen. Gisterenavond, toen we net wilden gaan slapen, hoorden we geluiden uit de richting van de rivier. Stemmen en gespetter van water. Het blijkt dat ter hoogte van ons hutje een smokkelroute loopt. Zakken en blikken worden met een vlot van rubberbanden overbracht van Thailand naar Birma.
‘s Morgens gaat het de andere kant op. Groepen Birmezen waden naar Thailand; sommigen met de fiets op het hoofd. Waarschijnlijk om illegaal te werken. Als we de eigenaar van ons hutje vragen waarom dit kan gebeuren op minder dan een halve kilometer van de officiële grensovergang zegt hij dat de politie na het toeschuiven van wat geld ‘s avonds slaapt.
De hoofdstraat van Mae Sai is een aaneenschakeling van kraampjes en winkeltjes, een mierenhoop van mensen. Als we een zijstraatje inslaan is het een oase van rust.
Al kuierend komen we langs een hek waarachter het hoofd van een boeddhabeeld zichtbaar is. Als we wat gluren doet een vrouw het hek open en nodigt ons uit binnen te komen. Zij is beeldhoudster en laat ons allerlei boeddhacreaties zien. Beelden van driemanshoog tot minuscuul klein. Hoewel ze geen woord engels spreekt begrijpt ze het ‘aah’ en ‘beautifull’ vast wel.
We raken een beetje in verlegenheid als ze ons elk twee amuletjes met boeddha-afbeeldingen aanbiedt en bovendien nog vraagt of we koffie willen. Hoewel we graag zo’n mooi beeld zouden kopen, is het wat onpraktisch. Zie je het voor je, met zo’n beeld achterop de fiets door Laos?
Brengt vast veel geluk maar zonder zo’n beeld was de berg op klimmen al een klus. Maar nee, ze heeft niet de intentie om ons iets te verkopen. Ze laat ons nog haar atelier zien waar overdag vier mensen bezig zijn met slijpen en polijsten. Tot slot wil ze nog op de foto geflankeerd door een drie meter hoog boeddhabeeld.
Op zaterdag komen we aan in Chiang Saen. Deze stad ligt langs de Mekong. Boten met bestemming China worden geladen. Niet met grijpers of lopende banden maar met menskracht.
Tientallen mensen lopen in groepjes van vier met een ‘draagbaar’ op hun schouders de trappen op en af om het schip te vullen met… tsja, daar komen we dus niet achter. De dragers zijn van goede wil maar hun Engels en ons Thais is onvoldoende.
Op zondag fietsen we van Chiang Sean naar Chiang Kongh. Als we om een uur of acht vertrekken beginnen in het centrum van de stad de hanengevechten. Mannen maar ook vrouwen die trots met hun haan op de foto willen. De hanen laten zien waar ze om bekend staan: ‘hanig gedrag’.
De vroege ochtend is ook de periode waarin de tabak geoogst wordt. Grote groene, soms iets verlepte bladeren worden geplukt. Als we een Thai die we met de bladeren bezig zien vragen of het tabak is, nodigt hij ons uit om bij zijn huis te komen kijken.
Daar is de hele familie van jong tot oud bezig met het bewerken van de tabaksbladeren. Snijden tot shag, luchtigjes op rekken leggen en de rekken in de zon zetten om te drogen. Het ruikt trouwens absoluut niet naar tabak.
Maandag fietsen we wat in de omgeving van Chiang Kongh. Om alvast aan Laos te wennen nemen we niet de verharde doorgaande wegen maar de lokale, vaak niet verharde wegen. Probleem is dat er geen gedetailleerde kaarten bestaan. Als we geen idee meer hebben welke kant we op moeten om in Chiang Kongh te komen, gaan we dezelfde weg terug. Kwestie van het spoor van de banden terug volgen. De wegen zijn zeer stoffig en er komt nooit iemand op een fiets dus zelfs een slechtziende Winnetoe zou de weg terug weten te vinden.
Onderweg bekijken we nog wat meer huisvlijt. Het maken van bezems en kwasten in alle soorten en maten van bamboe en van gras, het maken van dakbedekkingsmatten van riet, kleine wierookstokjes snijden van grote bamboestaken. Werkzaamheden die je in Nederland aantreft op folkloristische markten.
Het visum voor Laos is zo geregeld: gisteren om vier uur ons paspoort gebracht en vanmorgen werd het paspoort met visum om acht uur bij ons hutje afgeleverd. Niets staat de overtocht naar Laos meer in de weg.
De fietsreis gaat verder door Laos.