×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Fietsvakantie Zuid-Sulawesi

Traditie en gastvrijheid tussen vele tinten groen

Reisverslag: Aart & Gerrie Dijkzeul
Foto's: Aart & Gerrie Dijkzeul

Tussen groene bergen met regenwoud en terrassen met rijst leven op Sulawesi, het vroegere Celebes, oude tradities voort. In Tanaberu worden nog met de hand schepen gebouwd. Ook het maken van bakstenen is handwerk. Op het Tempemeer drijven vis­sers­dorpen. Tel daarbij Buginese paal­woningen, Toraja­dorpen en een dagen durende begrafenis­ceremonie in Rantepao. Fietsen is hier zwaaien, ‘hello’ zeggen en bekeken worden. En verplicht met iedereen op de foto.

Na ruim 30 uur, 2 boeken en 15.000 km zijn we op de plaats van bestemming: Makassar in Zuid-Sulawesi.

Na een dag lummelen in de stad stappen we op de fiets. De eerste drie dagen volgen we de zuidkust en fietsen oostwaarts naar Bira.

Langs de zuidkust naar Bira

In Tanaberu worden vissersschepen nog met de hand gebouwd

De eerste fietsdag, vroeg uit de veren; om half zeven zitten we op de fiets. Het zou wel eens warm kunnen worden. Het fietsen valt niet mee. Harde tegenwind en – zelfs ‘s morgens vroeg al – erg warm. De Indonesiërs compenseren dat ongemak met hun vriendelijkheid en hun enthousiaste gezwaai.

Tieners met een mobiel willen met ons op de foto, ouderen vragen of er van hen een foto gemaakt kan worden. Zo belanden er elke avond vele foto’s in de digitale prullenbak.

In Tanaberu kijken we onze ogen uit bij de scheepswerven waar met het handje vissersschepen worden gebouwd. Spectaculair om te zien hoe van dikke planken en houten pennen een boot van dertig meter wordt gebouwd. Zonder bouwtekening, volgens een ontwerp dat zich in de loop van eeuwen heeft ontwikkeld.

Bira ligt op het zuidoostelijke puntje van Sulawesi. Helder blauw water, wit zand en koud bier. Wat wil een mens nog meer? Bier is in dit overwegend islamitische land geen vanzelfsprekendheid.

In Noordelijke richting naar Sengkang

Met een bootje langs drijvende dorpen in het Tempemeer

Na twee dagen relaxen trekt de karavaan verder. In drie dagen naar Sengkang. De brug die in onze routebeschrijving staat wordt vervangen door een nieuwe. We hebben de keuze uit tientallen kilometers omrijden of gebruik maken van de veerpont, type groot uitgevallen kano. We kiezen voor het laatste.

Bij de onder­handelingen die volgen over de prijs voor de vaartocht en – zeker zo belangrijk – het in en uit de boot krijgen van de fietsen, raak ik de regie volledig kwijt. De bank­biljetten vliegen heen en weer. Maar dat is volledig vergeten als we veilig en wel aan de overkant staan.

Wat volgt is een keienpad vergelijkbaar met een kiezelstrand in Normandië. In één woord slopend. We stoppen bij een bushokje waar Gerrie even een uiltje wil knappen. Zo’n hokje is een soort huisje van bamboe, met zitplaatsen en ook een vlak deel waar je kunt liggen.

Gerrie heeft haar ogen nog niet dichtgedaan of daar staat de hele congregatie op de stoep voor een manueel kletspraatje: ouderen, jongeren, baby’s. De mobieltjes klikken. Af en toe perst zich er nog een echte OV-gebruiker tussen. Gezellige boel. En ondertussen neemt Gerrie gewoon haar rust.

In Singai bezoeken we Fort Balangnipa, vanaf 1868 de regeringszetel van Nederland in Indonesië. Vreemde gewaarwording om daar als nazaat van de kolonisten rond te lopen.

De omgeving waar we doorheen fietsen is groen en afwisselend. Veel dorpjes en lintbebouwing, woeste grond en langs de kust vooral rijstvelden. Meer in het binnenland ook tabak, cacao en kokosnoten. Het leidt tot een bonte uitstalling van producten die langs de wegen te drogen liggen. De kruidnagels met hun sterke geur geven er een gekruid tintje aan. De wegen zijn voor het overgrote deel redelijk tot goed.

In Sengkang huren we een gids en een bootje voor een rondje varen op het Tempemeer, een ondiep meer met drijvende dorpen. De vissers doen meer dan alleen vissen. Ze fixeren velden water­hyacinten met bamboe­staken om te dienen als kraamkamer voor de vis. Bamboe­schermen van meer dan een kilometer verhinderen de vis aan hun lot te ontkomen.

Langs de rivier die het meer met de stad verbindt, doen vrouwen de was. Dat 300 meter stroomopwaarts het open riool in de rivier uitkomt, deert ze blijkbaar niet.

Via Palopo naar Rantepao

Ochtendgymnastiek en het volkslied zingen op het schoolplein

Om zes uur in de ochtend leggen we met nasi goreng en koffie de basis voor een dagje fietsen. Als we om kwart voor zeven door de stad fietsen, bruisen de school­pleinen al van activiteit: ochtend­gymnastiek gevolgd door het zingen van het volkslied.

Onze poging om bescheiden vanachter het schoolhek een foto te maken blijft niet onopgemerkt. De leerkrachten wenken ons. Binnen de kortste keren staan we, tot hilariteit van de goegemeente, ook onze spieren los te maken. We komen niet weg zonder de leer­krachten een voor een en met zijn allen op de kiek te hebben gezet.

Zuid-Sulawesi is overwegend islamitisch. De moskee-dichtheid is zo hoog dat de muezzins regelmatig in elkaars vaarwater zitten bij de oproep tot gebed. In de praktijk merken we weinig van het islamitische karakter, behalve dan om half vijf ‘s morgens. Minder dan de helft van de vrouwen op straat draagt een hoofddoek. Maar hoofddoek of niet, fysiek contact wordt niet geschuwd zo leren de fotosessies ons.

In Palopo bezoeken we de oudste moskee van Zuid-Sulawesi, de Masjid Jami Tua Palopo uit 1604. Jongens en meisjes leren de kunst (nou ja) van het reciteren van teksten uit de koran. Ondanks de blote benen en onbedekte haren voelen we ons erg welkom. Het beeld dat wij hadden dat Indonesië neigt naar fundamentalisme klopt hier in ieder geval niet.

Anders dan de andere dorpen en steden die we aandoen is Siwa tamelijk shabby. Meer dan gebruikelijk ligt er, waar je ook kijkt, vuilnis; tot op de erven van de huizen. Als we ‘s avonds in Siwa wat slenteren worden we op de koffie gevraagd bij een familie waarvan een dochter vrij goed Engels spreekt. Een leuke informatieve ontmoeting.

Als we weer terug op onze hotelkamer zijn klopt er een leraar Engels op de deur. Of wij zijn studenten, voor het grootste deel leerkrachten, wat willen helpen met het onderdeel Engelse spreekvaardigheid.

Omdat de leraar zichzelf wel erg graag hoort praten komen de leerlingen helaas maar weinig aan bod. In een stad waar wij de enige blanken zijn en waar maar een overnachtingsplek is, blijft een witneus niet onopgemerkt.

Tussendoor genieten we van het fietsen. De conditie is weer op peil, de temperatuur iets minder hoog en de omgeving waar we doorheen fietsen wordt steeds mooier.

De Buginese paal­woningen met daaronder of daarbij allerlei activiteiten: het weven van zijde, het wassen bij de waterput of mandiebak (allemaal heel kuis), het maken van de meest opgeblazen afschuwelijke tweezitters die je je maar kunt voorstellen en het winnen van de kokos uit de kokosnoot.

En natuurlijk het repareren en wassen van de heilige koe: de Yamaha-brommer. Sinds kort ook op afbetaling te koop.

Overal ligt de kruidnagel (bloemknoppen van de kruidnagelboom) te drogen en te geuren. Om de bloemknoppen te plukken gebruikt men een bamboestok met zijstokken als ladder. Tot meer dan 8 meter hoog. Levensgevaarlijk.

Hoogtepunt is de tocht van Palapo naar Rantepao. Van zeeniveau naar 1200 meter met tussendoor nog wat klimmen en dalen. Zwaar maar van een onbeschrijfelijke schoonheid. Oerwoud, prachtige uitzichten, datura’s (trompetplanten) met honderden heerlijk ruikende bloemen en overal water. De topper tot nu toe.

Rantepao

In 2 uur tijd worden tijdens de ceremonie 20 varkens geslacht

Rantepao is het toeristische centrum van Zuid-Sulawesi, met veel hotels en restaurants. En enige tientallen blanke toeristen: bejaarde dikbuikige stellen met een persoonlijke gids, sportieve jonge blonde duiktypes en vaag dreadlock-volk dat in een sarong rondloopt.

En dan nog de sportieve zestigers op de fiets. Om maar even een persoonlijke inkleuring te geven.

We gaan met een gids naar een begrafenisceremonie, het handelsmerk van dit gebied. De ceremonie vindt plaats bij het woonhuis van de overledene, een karakteristiek Torajahuis met een dak dat lijkt op een omgekeerd schip. Daaromheen zes rijstopslagschuren op palen die hetzelfde karakteristieke dak hebben. Alles rijk versierd met houtsnijwerk.

Het lijdend voorwerp, een man van ongeveer 80 jaar, is al drie jaar dood. Hij verblijft sindsdien, gebalsemd, in een fraaie houten kist in het woonhuis van de familie. Net zo lang tot de familie het geld bij elkaar had voor de dure traditionele begrafenis. Na de begrafenisceremonie zal hij worden bijgezet in een rotsgraf en van daaruit waken over het heil van de familie.

De ceremonie duurt een dag of wat. De dag dat wij er zijn komen familieleden, lokale bestuurlijke- en kerkelijke bobo’s, buren, kennissen en kennissen van kennissen langs om hun respect te tonen en cadeaus aan te bieden die zijn bedoeld om de overledene ook in het hiernamaals van het een en ander te voorzien. Aard en omvang van de cadeaus worden bepaald door de status van de familie.

Het meest gangbare cadeau blijkt een varken te zijn. Ingesnoerd tussen bamboe stokken worden ze door de aanbieders aan de naaste familie getoond. Direct daarna worden ze gedood door een messteek in het hart en ontdaan van ingewanden.

In de twee uur dat wij er zijn, laten zo’n 20 beesten onder luid protest het leven. Wij houden het op advies van onze gids bij een slof sigaretten als gift. Dat geeft minder rommel.

Samen met de overige naar schatting 500-800 gasten worden we opgevangen op voor deze gelegenheid opgebouwde podia.

Een groep traditioneel geklede vrouwen voorziet ons van eten en drinken: palmwijn, rijst en een groente-vleesschotel met de in bamboestokken gekookte ingewanden van de varkens. De stukjes lever zijn goed te eten. De taaie stukken darmkrans verdonkeremanen we via de gaten in de vloer.

Het serieuze werk, het aanbieden en doden van de buffels, missen we. Dat staat voor overmorgen gepland. De horens van de buffels worden aan de steunpilaar van het huis bevestigd. Hoe meer horens, hoe hoger de status van de familie. Vele tientallen exemplaren aan de paal zijn geen uitzondering. De zielen van de beesten worden geacht de ziel van de overledene naar het hiernamaals te begeleiden.

Hoe gek het misschien ook klinkt, we voelen ons als toerist geen voyeur. Net als bij andere gelegenheden voelen we ons welkom.

Zondag bezoeken we de regionale weekmarkt. Het is een kleurrijk spektakel waar, net als op een Nederlandse markt, de duvel en zijn mallemoer word verkocht. Van Chinese hoeden voor het rijstpoten tot viagrapillen. Daarnaast ook vechthanen die ter plekke worden gedemonstreerd.

We kijken onze ogen uit op de afdeling varkens en buffels. Standaard buffels, maar ook (in volgorde van prijs) bonte- en albino exemplaren. De laatste tegen prijzen waar je een heel wagenpark voor kan kopen. En dan hebben we het niet over een paar buffels, maar over honderden. De meeste bedoeld om te offeren tijdens rouwceremonies zoals we die gisteren hebben bijgewoond. De Partij voor de Dieren kan hier nog wat missiewerk verrichten.

Rondje Batutumambo

Een lappendeken van rijstterrassen in verschillende tinten groen

We zijn weer toe aan een stukje fietsen. Doel van de tocht is Batutumambo. In de Lonely Planet aangeprezen om de prachtige uitzichten. De routebeschrijving die we hebben adviseert heen en terug dezelfde weg te nemen en niet op de fiets te gaan maar gebruik te maken van een gids met brommer. Maar na twee dagen rust hebben wij behoefte aan wat beweging.

We trappen ons van bijna 800 naar ruim 1500 meter hoogte en komen ogen te kort. Deels omdat de weg erg slecht is maar ook vanwege het landschap. Een lappendeken van rijstterrassen in verschillende tinten groen die zijn afgezet met dijkjes in allerlei vormen. De folders van Bali verbleken erbij. Daar tussendoor dorpjes, bamboe, koffiestruiken en bos.

Als de route­beschrijving op het hoogste punt aangeeft ‘en nu weer terug’ besluiten we er toch een rondje van te maken. Een gids die we bij een rotsgraf tegenkomen zegt dat het kan.

Bij gebrek aan een fatsoenlijke kaart (de GPS-kaart voor dit gebied is maagdelijk blank) zijn we aangewezen op de localo’s die ons steevast terugverwijzen als we Rantepao noemen.

Eigenwijs als we zijn gaan we toch door in de richting van het plaatsje Kepe dat de gids ons genoemd heeft. Daar aan­gekomen wordt het ons duidelijk waarom iedereen onderweg een ander reisadvies gaf. De afdaling naar Rantepao is niet alleen erg steil maar ook van zo’n kwaliteit dat zelfs een muilezel zou weigeren er aan te beginnen.

Met de nieren in onze broekzakken, verkrampte handen van het remmen en een gevoelig zitvlak zijn we na een uur weer in Rantepao. Hulde aan de Nederlandse fietsenbouwers.

Door het binnenland van Zuid-Sulawesi

Langs Torajadorpen in een sprookjesachtig karstlandschap

We gaan terug richting Makassar via een heuvelachtige route door het binnenland van Zuid-Sulawesi. Ongeveer 400 km in zes etappes. De eerste daarvan is maar 25 km en eindigt in Makale. We zijn er een groot deel van de dag mee zoet.

Er valt zoveel te zien onderweg: oude Torajadorpen, een werkplaats waar houten grafbeelden worden gemaakt op basis van een foto van de overledene, het bouwen van nieuwe Torajahuizen en het dorsen van rijst. Als Gerrie aanbiedt om te helpen, wordt dat enthousiast geac­cep­teerd. Bij het poten van de rijst biedt ze het – heel flauw – niet aan.

Het is een sprookjesachtig landschap. Smalle weggetjes tussen rijstvelden die worden omsloten door karstgebergte, vlinders in vele soorten en maten, buffels waarvan alleen de kop boven de modder uitsteekt.

We beëindigen de tweede etappe in een compleet ander landschap dan vorige dagen: kaler, woester. De rijstvelden zijn vervangen door witte en groene kool. Zonder de bergen met getinte bergplooien, zouden we ons in Broek in Waterland wanen. We overnachten in een stijlvolle villa met een prachtig uitzicht op de bergen.

Terug naar Makassar

'Hello mistèèr, where do come from, where do you go?'

Het landschap tijdens de vier volgende etappes blijft afwisselend. Vlakke stukken waar koeien zich tegoed doen aan de rijststoppels en heuvelachtige gebieden met cacaostruiken, bananenplanten, ruig bos en terrassen met rijstvelden.

Het is flink werken. Vele kleine heuvels maken een grote berg. Lange stukken van 7-10%. Met 15 kg bagage in de zijtassen een flinke kluif. Maar nog niet zo erg als de helling van 18% die we eerder hadden. Zelfs lopende was dat bijna niet te doen.

Daarbij doen de bromfietsers en automobilisten er alles aan om het klimmen nog wat zwaarder te maken. Rij je daar met je tong op je hielen, wordt er naast je getoeterd. ‘Hello mistèèr, where do come from, where do you go?’ Alsof er nog adem is voor wat small talk. Maar verder niets ten nadele van het gemotoriseerde verkeer hier.

Als we een stop maken en onder een boom de route­beschrijving raadplegen, blijkt daar een kolonie grote vleermuizen (vliegende honden) te huizen. Met honderden hangen ze in de bomen en vliegen ze rond. Met een spanwijdte van 40-50 cm een fascinerende aanblik.

We nemen een kijkje bij een steenfabriek. Net als op andere plekken waar we stoppen vinden mensen het leuk als we belangstelling tonen voor hun werk. Het productieproces is standaard: klei, mal, steen, drogen en bakken. Alleen de uitvoering is wat primitiever: alles met de hand.

Het bakken gebeurt door van stapels stenen een oven te bouwen en deze te vullen met het kaf van rijst als brandstof. Daarboven een dak van palmbladen. Wat we zien zijn vlammen, rook en zonnestralen die door de gaten in de palmbladeren lijnen in de rook trekken. Een prachtig gezicht.

Als we langs de weg iets te drogen zien liggen dat op nootmuskaat lijkt, gebruiken we de vertaal-app op onze smartphone om te vragen of dat klopt. Niet dus. Een jonge vrouw typt ‘kemiri’ in. Haar man kraakt met een steen een paar kemirienoten om ons te laten proeven. Een buurvrouw haalt uit huis ook een paar gepelde noten en ook nog een baby waarmee Gerrie op de foto moet. Het voelt zo vertrouwd aan. Communiceren zonder elkaars taal te spreken.

De laatste etappe gaat door het natuurpark Bantimurung. Prachtige rotsformaties waarbij we onder de stalactieten door fietsen. Maar ook sterk heuvelachtig. Bij het schakelen in de klim loopt de ketting van Gerrie’s fiets onwrikbaar vast. Niet goed afgesteld achteraf gezien.

Bagage er af en met de fiets op zijn kop proberen we de handel weer los te krijgen. Er voegen zich nog twee handige jongens bij ons gezelschap en al snel zijn er acht zwarte handen.

Na wat wanhoopsmomenten en 60 minuten verder, komt het toch weer goed. Dat de ketting nu een paar schakeltjes mist, merkt niemand.

De laatste 30 km naar Makassar doen recht aan het hoofdstedelijk karakter van deze stad. Vol, druk en veel herrie. Een onnoemelijk aantal brommers en twee fietsen van dappere Nederlanders, wurmen zich tussen de auto’s die vastlopen op plekken waar men vergeten is om bij een wegverbreding ook de brug mee te nemen.

Of waar de markt een van de drie wegvakken heeft ingenomen en de tweede wordt gebruikt voor de auto’s van de bezoekers van die markt.

En dan zijn we, na drie-en-halve week weer op onze uitgangspositie: Makassar en een luxe hotel met een zwembad waar van hoofd tot enkels gekleed zwemmen de norm is. Maar waar ook bier wordt geschonken, dat dan wel weer.

Als we Makassar nog wat verder verkennen blijkt het een Islamitische feestdag te zijn: het grote offerfeest. Herdacht wordt dat Abraham zijn zoon wilde offeren maar Allah tijdig ingreep. De binnenstad is stil en verlaten. Dat geldt niet voor de omliggende woonwijken.

Veel mensen hebben hun beste kleren aan. Bij de moskeeën is het een drukte van belang. Koeien en geiten worden ritueel geslacht, een vrij bloederige bedoening. Overal waar we langslopen wordt ons gevraagd te komen kijken en foto’s te maken.

Maar na de rouwceremonie in Torajaland, vinden we het wel weer eens welletjes, dat publiekelijk slachten van dieren.

Gelukkig is ook op deze feestdag Fort Rotterdam nog open, vanaf de 17e eeuw de plek van waaruit Nederland de haven van Makassar beheerste.

Het is op dit eiland, naast de verschillende monumenten die herinneren aan de onafhan­ke­lijk­heids­strijd, een van de weinige gebouwen die nog zichtbaar gelinkt is aan de Nederlandse overheersing van Indonesië.

Op taalgebied is de erfenis groter, van direksie keet tot poskantor. Veel woorden in het Bahasa Indonesia zijn nog zo te herleiden tot hun Nederlandse oorsprong.

En daarmee zetten we een punt achter deze reis. We hebben er van genoten.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win