Oranjestad is een stuk toeristischer geworden. Aan de noordoostelijke kant van het Aruba, waar door de passaatwind golven op de ruige kust beuken, merk je dat amper. Daar ligt Arikok NP, met zijn grotten, rotsen en cactussen. En overal op Aruba zingen vogels en ritselen de leguanen en andere hagedissen. Aan de luwe kant van het eiland kun je goed snorkelen, tussen kleurige vissen, sponzen en zeeanemonen.
‘s Ochtends worden we gewekt door de vogels die naast onze kamer aan het zingen zijn. Wat een mooie manier om wakker te worden.
Het is januari en dus regentijd op Aruba. Dat betekent niet dat het de hele dag regent; er valt maar af en toe een buitje, terwijl het lekker warm blijft. Wel is het eiland nu prachtig groen.
Veel mensen denken bij Aruba meteen aan de zon, het glasheldere zeewater en de brede, parelwitte stranden. Maar er is op Aruba veel meer te zien en te doen dan het strand: de planten, bloemen, kleurige vogels, het nationale park en niet te vergeten de mooie vissen die je tijdens het snorkelen goed kunt zien.
Voor mij is Aruba ook een feest van herkenning, omdat ik hier mijn hele jeugd heb gewoond. We hebben bewust gekozen voor een ouder laagbouwhotel op Eagle Beach, net ten noorden van Oranjestad.
Dat is veel vriendelijker en persoonlijker dan de hoge luxere hotels op Palm Beach, wat iets verder richting noordpunt van het eiland ligt. Bij het inchecken raak ik aan de praat met de receptioniste. Gelijk ontdekken we een wederzijdse kennis en blijken we ook op dezelfde lagere school te hebben gezeten. Fijn ‘thuiskomen’.
De eerste dag brengen we al zwemmend en lezend door op het strand van ons hotel. De volgende dag gaan we ‘de stad’ in. Er is in Oranjestad (35.000 inwoners) behoorlijk veel veranderd sinds de laatste keer dat we er waren. Ik heb zelfs even moeite om de weg te vinden.
De Nassaustraat of Mainstreet was vroeger dé winkelstraat van het eiland. Nu is het redelijk verlaten doordat er een grote luxe shopping mall bij de haven is gebouwd.
Gelukkig herken ik nog wel een aantal winkels, zoals kledingzaak La Linda en De Wit bookstore, waar ik vroeger mijn schoolboeken kocht. Het lijkt wel of de tijd in deze winkels stil heeft gestaan. Ze zijn nog op dezelfde manier ingedeeld.
Het is de bedoeling om Mainstreet weer op te knappen. Het wegdek is al opgebroken om er een wandelgebied van te maken met een soort trammetje in het midden. Verder zijn er in de stad nogal wat kleurige gebouwen bijgekomen. Al met al is het een stuk toeristischer geworden.
Tegenover de haven staat een aantal kraampjes met allerlei snuisterijen voor toeristen. Vroeger was dit een drukke groenten-, fruit- en vismarkt, waarbij de waren met barkjes uit Venezuela en Colombia werden aangevoerd. In de jachthaven liggen vele jachtjes te dobberen.
We rijden door naar de noordpunt van het eiland, waar de vuurtoren California Lighthouse staat. In het vroegere huis van de vuurtorenwachter zit nu een goed Italiaans restaurant, waar we laat lunchen met een lekkere salade en genieten van het mooie uitzicht over Arashi en Malmok.
Als we terugrijden naar ons hotel op Eagle Beach zie ik onderweg een aantal pelikanen op palen zitten. Het zijn vogels die hier absoluut thuis horen en geweldig vis kunnen vangen. Van een aardige hoogte duiken ze de zee in, soms vlak naast je als je aan het zwemmen bent.
De volgende dag staat het Arikok National Park op het programma. Het is een mooi, groen deel van het eiland (34 km2), met veel bomen, allerlei cactussen, bloemen, libellen, vlinders en vogels. Je kunt er wandelen langs goed uitgezette paden, maar ook een deel met de auto rijden. Liefst een jeep omdat die hoog op de wielen staat.
In Arikok National Park ligt aan de kust een aantal grotten met indianentekeningen en je vindt er mooie inhammen en op de heuvels uitzichtpunten. Zorg wel dat je er al ‘s morgens vroeg bent. Door de bomen is het er dan nog vrij koel, maar om alles goed te zien heb je zeker een hele dag nodig.
Bij de ingang, een paar kilometer van Santa Cruz, kopen we een kaartje, waarbij we een kaart van het terrein krijgen. Wij lopen de wandelroute vlakbij de ingang. Die zou in een half uur te doen moeten zijn maar er is zoveel moois te zien aan planten, vogels en uitzichten dat we dat niet halen. De cactus staat in bloei en de troepiaal laat zich mooi zien, net als veel libellen, vlinders en een groene kolibrie.
De andere wandelingen bewaren we voor een volgende keer, want het is zeker dat we binnenkort terug komen.
We rijden door het park naar Boca Prins, een baai (boca) met duintjes aan de noordkust. We genieten van de mooie inham met de ruige kust. Prachtig opspattend water, dat deels mee wordt genomen door de straffe wind aan deze kant van het eiland.
De ruwe golven die met groot geweld op de rotsen stukslaan blijven ons fascineren. We zitten een tijdje te lezen op het stille strandje van Boca Prins. Nu ja, één van ons leest in de schaduw van de rotsen en ik lig languit op mijn buik de golven te fotograferen en de krabbetjes die het zand in duiken zodra je aan komt.
Het is hier door de wind ook heerlijk koel. De toeristen zitten op de stranden aan de andere kant van het eiland, waar het goed zwemmen is. Hier is het door de ruige golven en de sterke stroming gevaarlijk om de zee in te gaan, en dus lekker rustig.
Iets verderop aan de noordkust, net buiten Arikok, ligt bij Bushiribana een oude goudsmelterij uit 1872. In 1824 werd op Aruba goud ontdekt. Niet veel en echt rendabel is het nooit geweest omdat het moeilijk te winnen was. Maar wat er werd gevonden werd o.a. hier gesmolten. Toen de nieuwe smelterij in Balashi werd gebouwd is deze bij Bushiribana in verval geraakt. Het enige dat er nu nog van over is, is een ruïne.
We rijden terug naar Arikok voor een bezoek aan de grotten. Eerst de Fonteingrot met de tekeningen van (waarschijnlijk) Arowak-indianen. Dat waren de eerste indianen die op Aruba woonden, vanaf ongeveer 2500 voor Christus. Pas later kwamen de Cariben hier naartoe.
De Arowak-indianen waren vissers, jagers en verzamelaars met nog heel eenvoudige werktuigen van stenen en schelpen. Verder is er niet veel meer over ze bekend dan dat ze meer in het binnenland woonden, zoals in Santa Cruz en Malmok. De grotten aan de noordkust hadden waarschijnlijk een religieuze bedoeling.
De grottekeningen dateren van ca. 100 v. Chr en zijn redelijk goed bewaard gebleven. Ze stellen vaak vissen of andere dieren voor en zijn met een rode verfstof gemaakt. Ik maak een foto van een tekening waarop de figuren herkenbaar zijn, maar eerlijk gezegd kan ik op andere tekeningen soms niets bekends zien.
Een van de theorieën is dat de indianen vanuit Venezuela hierheen kwamen, wat aannemelijk is omdat je bij mooi helder weer immers de Venezolaanse stad Maracaibo kunt zien liggen. Bovendien komt een aantal gewoontes van de Arawak overeen met die van indianen op het vasteland. Zo begroeven ze hun doden vaak in gehurkte houding in grote potten.
De naam Aruba stamt waarschijnlijk van deze indianen. De meest aannemelijke theorie is dat de naam een samenstelling is van de woorden ora (schelp) en oubao (eiland), dat zou dus schelpeneiland betekenen. Een andere uitleg is dat het een combi is van uru (kano) en oubao (eiland), wat ernaar zou verwijzen dat ze met kano’s vanuit Venezuela kwamen.
We gaan door naar de Quadirikiri-grot. Hier zitten gaten in het plafond, waardoor er veel licht is in de grote centrale ruimte. Ook hier zien we indianen-tekeningen. Nog iets dieper de grot in fladderen de vleermuizen om ons heen.
We rijden rustig naar de uitgang van Arikok en dan via San Nicolas over de hoofdweg terug naar het hotel. We sluiten deze mooie dag af bij restaurant Barefoot, tegenover Talk of the Town, bij de rotonde aan het begin van Oranjestad. Lekker sfeertje, met je voeten in het zand en heerlijk eten. Wij gaan voor een vers gevangen vis van de barbecue.
We rijden naar Casibari, de grote afgeronde rotsblokken die in de buurt van Paradera uit het zand omhoog steken. Er is een aardig wandelpad aangelegd, dat ook langs een overhangend deel met indianen-tekeningen loopt.
Je kunt bovenop de steenmassa’s klimmen, waarvandaan je mooi uitzicht hebt op de omgeving en de nabijgelegen Hooiberg.
Een prachtige leguaan zit fotogeniek op een rots en de blauwe hagedissen zijn ook hier ruimschoots aanwezig.
Het terrein van de iets oostelijker gelegen Ayo-rotsformaties blijkt gesloten, dus rijden we door naar de Natuurlijke Brug. Deze is ontstaan door het op de rotsen beukende water en was erg indrukwekkend. Hij is helaas in 2005 ingestort.
Maar de kust blijft hier mooi om te zien, met hoog opspattend water dat tegen de rotsen aan slaat. De mini natuurlijke brug ernaast is er nog wel, zodat je een indruk krijgt van hoe het geweest is.
We zitten hier een tijdje naar het golvenspel te kijken en nemen dan bij het restaurantje ernaast een smoothie en een pasteichi, een soort deegflapje met lekkere vlees-, kip- of kaasvulling.
Daarna willen we naar Andicuri, dat je vanaf de natuurlijke brug kunt zien liggen. Langs de kust rijden gaat niet omdat we vandaag geen jeepje hebben en de weg niet echt geschikt is voor een gewone personenauto. Maar je loopt er langs de kust in een kwartiertje heen.
Andicuri is een mooi baaitje waar wel eens gezwommen wordt. Maar alleen door heel goede zwemmers, want de golven zijn woest en de stroming is érg sterk.
Via de binnenbaai Spaans Lagoen en de Franse Pas, een smalle doorgang tussen koraalrotsen, rijden we naar San Nicolas in het zuiden van Aruba. San Nicolas is met zo’n 18.000 inwoners de tweede stad op Aruba en heeft zijn hoogtijdagen gekend nadat de olieraffinaderij in de buurt voor Esso ging produceren.
In 1986 verliet het bedrijf de verouderde raffinaderij. Sindsdien leidt de raffinaderij een kwakkelend bestaan en produceert afhankelijk van de conjunctuur dan weer een tijdje wel en dan weer niet.
Het winkelcentrum van San Nicolas is nog steeds weinig inspirerend. Eigenlijk is het leukste voor mij de Graf von Zinzendorf-school, mijn lagere school. Die is nog precies hetzelfde als toen ik er op zat, inmiddels toch al aardig wat jaren geleden.
Van San Nicolas rijden we door naar Seroe Colorado, op de uiterste zuidpunt van het eiland. Gelijk bij binnenkomst zien we een aantal fregatvogels loom rondjes cirkelen, daar blijven we even naar kijken.
Vroeger was dit een erg mooi dorp voor ‘t hogere personeel van Esso. Nadat de raffinaderij werd gesloten is het dorp behoorlijk in verval geraakt en de huizen met de uitbundige tuinen verdwenen langzaam. Nu wordt het langzaam weer opgebouwd maar inmiddels ligt de raffinaderij weer eens stil.
Er liggen hier twee stranden: Rodgers Beach en Baby Beach, waarvan Baby Beach het drukste is. Het water is er lang vrij ondiep en je kunt hier mooi snorkelen.
We rijden door naar de vuurtoren op het uiterste zuidwestpuntje van het eiland. Daar hebben we een mooi uitzicht over het plaatsje, de raffinaderij en de noordoostkust met Boca Grandi. En tegenwoordig de gevangenis.
De dag begint met een forse regenbui. Het blijft de hele dag een beetje bewolkt met af en toe een klein motregentje. Ach, dat gaat wel weer over en daardoor is het eiland nu natuurlijk ook zo mooi groen.
Het schopt wel ons plan in de war. Eigenlijk stond vandaag snorkelen op het programma, maar door het bewolkte weer is dat nu minder aantrekkelijk. Het zonlicht geeft immers ook kleur aan de wereld onder water.
We rijden daarom als alternatief naar Bubali Bird Sanctuary, een groot moerassig vogelreservaat in de buurt van de Oude Molen aan de noordwestkant van het eiland, bij de hoge hotels van Palm Beach.
Het schijnt dat er hier zo’n 80 vogelsoorten (veelal trekvogels) voorkomen maar vandaag valt dat een beetje tegen, waarschijnlijk ook door het weer. Op een aantal zilverreigers en een stuk of wat waterhoentjes na is er weinig te zien.
Wel is het een mooi gebied. Er zijn twee meertjes voor de vogels en voor de bezoekers is er een observatietoren, vanwaar je het gebied goed kunt overzien. Grappig is dat je in dit gebied een heel stel vogels kunt zien die je in Nederland ook tegenkomt, zoals reigers, meeuwen, aalscholvers en diverse soorten eenden.
‘s Middags gaan we nog even zwemmen en ‘s avonds eten we in Oranjestad bij The Old Fisherman. Van buiten ziet het er niet echt gezellig uit, maar je kunt er erg lekker vis eten. Vroeg op de avond komen de toeristen, later op de avond de Arubanen zelf. Wij kiezen een hele red snapper uit en met een glaasje witte wijn erbij zijn we helemaal gelukkig.
De laatste dag op Aruba brengen we vooral snorkelend door bij Malmok en Arashi, bij de noordpunt van het eiland. Het is hier prachtig onder water, met allerlei mooi gekleurde vissen en sponzen tussen het koraal. Vlak naast me duikt een pelikaan het water in en blijft een tijdje rustig naast me dobberen.
Er is hier meer variatie aan vissoorten dan tijdens op onze vakantie op St. Maarten en Saba. En ik ontdek ook nog een aantal zeeanemoontjes op een blok hersenkoraal. We willen hier nog wel een maand blijven maar onze tijd zit erop: Bonaire wacht. Er zit niets anders op dan snel weer terug te komen.
Deze vakantie werd voortgezet op Bonaire.