Heen en weer wippend over de grens met Argentinië worden bezocht: havenstad Arica in het noorden, met door Eiffel ontworpen gebouwen; de Atacama-woestijn; hoofdstad Santiago de Chile; Santa Cruz, het tegenvallende centrum van de wijnhandel; Pucón aan het meer van Villarica; Torres del Paine met woeste bergen, gletsjers en meren; Punta Arenas aan de Straat van Magelhaes; Viña del Mar en Valparaïso.
Taxichauffeurs loodsen ons met hun oude auto’s handig over de grens tussen Peru en het uiterste noorden van Chili. Alle bagage moet onder de scan omdat er geen fruit en andere bederfelijke producten ingevoerd mogen worden. We worden voor de deur van ons hotel in de havenstad Arica afgezet.
Eiffel heeft veel gebouwd in Chili. In Arica staan drie door hem ontworpen gebouwen: de basiliek, het station en het voormalige douanegebouw, allen geconstrueerd van gietijzer. Alles aardbevingbestendig, hoewel de laatste aardbeving hier lang geleden was. Op de hotelkamer vinden we toch een bord, waar we moeten gaan staan ingeval van aardbeving.
We wandelen langs de plaatselijke vismarkt aan de zee. Een handelaar laat ons zijn waren zien en noemt van iedere vissoort de naam. Het centrum van Arica is niet zo groot, dus we zien alle gebouwen van Eiffel tijdens de wandeling. We passeren ook een oude trein die is ingericht als restaurant. Het is hier allemaal wat relaxter dan in Peru, auto’s stoppen zelfs buiten het zebrapad voor ons.
In koloniale tijden was Arica de haven van waaruit zilver uit Potosi in Bolivia werd verscheept. Door de Salpeteroorlog, die tussen 1879 en 1884 gevoerd werd tussen aan de ene kant Chili en aan de andere kant Peru en Bolivia. Chili won deze oorlog over rechten van het winnen van zout en koper in deze provincie en Bolivia verloor zijn grondgebied aan zee.
‘s Nachts rijden we met de bus dwars door de Atacama-woestijn naar San Pedro de Atacama. We zien dus niets van het woestijnlandschap, maar wel de sterrenhemel. Die is zo helder dat de belangrijkste sterrenwachten ter wereld hier te vinden zijn.
San Pedro de Atacama is een backpackers-woestijnplaatsje met ongeplaveide straten aan de grens met Bolivia. Het ligt op 2500 meter hoogte op de hoogvlakte Puna de Atacama en kijkt uit op de Licancabur-vulkaan. Het inwonertal is 5000, maar met de backpackers meegeteld tenminste het dubbele.
Dit is een van de droogste plekken op aarde en voor toeristen interessant door trekkings en ontdekkingstochten rond de geisers van El Tatio, de Atacama-zoutvlakten, de Licancabur-vulkaan, de maanvallei en de dodenvallei.
Aan het eind van de middag maken we een trip naar de maanvallei om de zonsondergang te zien. Daarvoor wandelen we door de canyon. Het is hier zo droog dat je de leemrotsen hoort kraken. Elke krak is een scheur. De zonsondergang zelf valt een beetje tegen. Morgen steken we de grens over naar Bolivia.
Na onze rondzwervingen door Bolivia landen we op het vliegveld van de Chileense hoofdstad Santiago, zo’n 1500 km zuidelijker dan Atacama. Bij het autoverhuurbedrijf duurt het lang voordat we de auto van de parkeerplaats kunnen halen, want de employee vraagt ons het hemd van het lijf over Europa. Hij wil daar ook wel naartoe. Intussen zit hij te goochelen op zijn computer. Veel later, in Nederland, blijkt dat hij daar behoorlijke fouten mee heeft gemaakt in ons nadeel.
Omdat we op het vliegveld geen plattegrond van Santiago konden kopen moeten we afgaan op het plattegrondje van de autoverhuurder. Dit is niet zo duidelijk, de straat waar ons hotel ligt staat er niet op. Na veel gokwerk en veel vragen in ons beste Spaans komen we dan toch bij ons hotel in de zakenwijk Las Condes.
Het is zondagavond en bijzonder stil op straat. Wel zijn er nog wat restaurants open en een paar heel kleine supermarkten.
De volgende ochtend oriënteren we ons op de metro. Het blijkt dat Santiago over een prima metronet beschikt, waarvan de prijzen ongeveer een tiende bedragen van de prijzen van de metro in Nederland.
We reizen naar het centrum en vinden de Plaza de Armas. De oude kathedraal staat naast een glazen kantoorgebouw. Als we door de winkelstraat lopen vinden we aan het eind hiervan de oude centrale vismarkt, weer een ontwerp van Eiffel.
Aan de overkant staat bovendien een grote tentoonstellingshal in dezelfde stijl. In de vismarkt is een aantal restaurantjes gevestigd, waar je tot 17.00 uur kunt lunchen, daarna gaat de boel dicht. Je kunt er natuurlijk ook vis kopen en fruit.
Omdat we al twee maanden door de noordelijke landen van Zuid-Amerika hebben gereisd (met openbaar vervoer) wilden we niet teveel reisgidsen en kaartmateriaal meeslepen. Op zoek dus naar Lonely Planets en wegenkaarten. De kiosken van de toeristeninformatie beschikken alleen maar over wat foldertjes van Santiago zelf en de keuze in de boekwinkels is op toeristisch gebied heel beperkt.
We maken vanmiddag dan ook heel wat kilometertjes om alles bij elkaar te krijgen. Als we eindelijk een Lonely Planet kopen van Argentinië worden we heel kortaf behandeld bij het betalen. We krijgen al snel door dat Chilenen niets van Argentinië willen weten en zijn benieuwd of dat andersom ook zo is.
Het centrum van Santiago is niet zo groot en staat vol met statige (bank)gebouwen. Aan de zijkant ligt op een heuvel een parkje en in de wijk daarnaast liggen straatjes met leuke restaurantjes.
Wij gaan de rivier de Mapocho over en vinden daar de studentenwijk Bellavista met veel kleine winkeltjes. In deze wijk moet je zijn voor sieraden met lapis lazuli, een azuurblauwe halfedelsteen. Het schijnt hier ‘s avonds echter niet 100% veilig te zijn.
Op een binnenplaats vinden we winkeltjes en een restaurant, waar we wat eten. Met de metro weer terug naar ons hotel in de wijk Las Condes.
De volgende ochtend halen we eerst onze vergunning voor Argentinië op en reizen met de metro door naar een grote shopping mall, waar we wat rondkijken. Morgen gaat het avontuur pas echt beginnen, in Santiago komen we nog weer terug aan het einde van de reis.
We rijden via de Ruta 5 Sur zuidwaarts naar de wijngebieden. We slaan af bij San Fernando (een warm, wat rommelig plaatsje) en volgen de Colchagua-vallei tot Santa Cruz. De rit gaat langs wijnboerderijen maar het valt ons hier een beetje tegen. Overal staan grote stalen wijntanks opgesteld, het is erg stoffig en we vinden geen enkele verwijzing naar een cabana (een vakantiehuisje), dat we voor een paar dagen zouden willen huren.
Santa Cruz wordt aangeprezen als het centrum van de wijnhandel in deze streek en het ruraal toerisme is sterk in opkomst in dit gebied. Er zou een behulpzaam toeristenbureau aan de Plaza de Armas zijn. Nadat we een hotel hebben gevonden gaan we op onderzoek uit.
Santa Cruz kan ons niet echt bekoren, maar misschien kan het toeristenbureau ons helpen een onderkomen te vinden in de streek. Als de kiosk om 18.00 uur open gaat is er alleen informatie te vinden over de plaatselijke drank en de etenswaren, toeristische informatie is er niet.
Uiteindelijk besluiten we de volgende dag maar verder te reizen en rijden via Ruta 5 verder naar het zuiden. Op geregelde afstanden moeten we stoppen bij een tolhuisje om ongeveer 2,50 euro te betalen. De snelweg is niet druk en het landschap hier is tamelijk vlak.
25 kilometer boven Los Angelos slaan we af naar de Salto del Laja. Bij de waterval is een populair recreatiegebied, zeker nu het in Chili vakantieperiode is. We sluiten ons aan bij de vakantiegangers en reserveren een hotelkamer voor één nacht. Er zijn bij dit drukke watergebeuren meerdere hotels en campings, die best goed bezet zijn.
We rijden verder zuidwaarts naar Pucón. Links blijven we zicht houden op de Andes en de vulkanen. Het landschap wordt wat groener en we mailen naar Holland dat we ons een beetje in Duitsland wanen. We zien wat meer bos en korenvelden.
Niet alleen het cultuurlandschap is begin 20e eeuw door naar dit deel van Chili geëmigreerde Duitsers geschapen tot wat het nu is, ook de bevolking doet nog steeds Duits aan. Na 1945 nam het Duitse deel van de bevolking sterk toe. Veel Duitsers die na de oorlog het land moesten of wilden verlaten hadden hier wel een familielid wonen dat ze onderdak bood of zelfs wilde verbergen.
We vinden in Pucón een hotelletje en reserveren voor 3 nachten. Het oudere echtpaar dat dit hotel runt kan regelrecht uit Duitsland komen.
Pucón is een aardig plaatsje aan het meer van Villarica. Voldoende restaurantjes en een keur van kantoortjes die allerhande buitenactiviteiten aanbieden, zowel zomer- als winteractiviteiten. Aantrekkelijk voor de vele backpackers die dit centrum voor avontuurlijk toerisme bezoeken.
Zondag zal in Pucón een Iron Man (halve triathlon) worden gehouden. Zaterdagmiddag gaan we kijken naar de voorbereidingen en we ontmoeten deelnemer Dijkstra. Hij komt uit Argentinië en spreekt geen Nederlands meer maar weet wel dat zijn voorouders uit Friesland komen.
Het deelnemersveld bestaat grotendeels uit Chilenen, Argentijnen en Brazilianen, alleen in de leeftijdsgroep boven 60 jaar vormen de Amerikanen een fors deelnemersveld. De hele zondag is het druk in Pucón zoals dat bij een sportgebeuren hoort.
Pucón ligt vlakbij het Villarrica National Park met de vulkaan Villarica. De weg naar het park is een steenslagweg, dit is onze eerste ervaring met dit soort wegen. We betalen een kleine entree voor het park en rijden naar boven, de vulkaan op. Onderweg belanden we in dichte mist. Samen met andere teleurgestelde bezoekers gaan we terug, want de mist trekt niet op.
We maken een flinke wandeling over de lavavelden en door de bossen aan de voet van de vulkaan en we hebben onderweg een mooi uitzicht over het meer.
We gaan terug naar Ruta 5 en rijden weer een stukje naar het zuiden. Bij Osorno slaan we linksaf de Andes in richting Argentinië. De weg gaat langs mooie meren, o.a. het Pulehue-meer. Het is hier bijzonder stil.
Uiteindelijk komen we bij een grenskantoor van Chili. We krijgen voor de auto wat onduidelijke formulieren in te vullen, die niet ingenomen worden door de douane. We rijden verder en vragen ons af waar het grenskantoor van Argentinië dan wel moet zijn. Halverwege de rit wordt de grens door een monument aangeduid en nog weer kilometers verder is het grenskantoor van Argentinië.
Na onze omzwervingen door Argentinië steken we bij Dorotea we de grens weer over. Argentinië uit gaat voorspoedig, er gaat weer een formuliertje van ons setje af en we rijden een paar kilometer verder naar de Chileense kant van de grens. Hier hebben we minder geluk, we moeten bij de emigratie aansluiten achter de reizigers van een bus, dit kost tijd.
Ook de invoer van de auto kost weer wat tijd, de formulieren worden bekeken, het laatste formulier van het setje wordt ingenomen en de auto is weer in zijn thuisland. Tenslotte moet alle bagage de auto uit om onder de scan gelegd te worden, in verband met de verboden import van fruit.
We zijn weer een heel stuk zuidelijker, in de Chileense provincie Última Esperanza (Laatste Hoop). We rijden van de grens naar Puerto Natales, waar we zonder problemen een pension vinden. De eigenaren zijn ook hier weer van het bekende Duitse type.
Puerto Natales is een kleine plaats aan een fjord. Wij boeken voor de volgende dag een tour in de Torres del Paine, het bekendste nationale park van Zuid-Amerika. Het park is een walhalla voor hikers, maar wij zijn niet zo sportief.
De refugio’s zijn erg duur in dit park en je loopt het risico dat je na een inspannende wandeling van 9 uur naar de Torres, de drie meest bekende pieken in het Painemassief, alleen maar alles in de mist hebt gezien. Mist komt langs de hele westkust van Zuid-Amerika veel voor.
Voordat we de ingang van het park bereiken worden we eerst naar een grot gereden, de Cueva del Milodon, die in 1896 is ontdekt. Hier zijn botten en huid gevonden van een reuzenluipaard, de milodon, die ongeveer 3 meter hoog was. Aan de hand hiervan is een reconstructie gemaakt. Ongeveer 10.000 jaar geleden is hij uitgestorven.
Daarna rijden we door naar het park. Onderweg komen we allerlei soorten dieren tegen, veel aparte watervogels, een vosje met jongen enz. De guanaco’s blijven onverstoord staan grazen, pas als je heel dichtbij bent gaan ze een stapje opzij.
Op de plek van waar we heel in de verte de Torres zouden moeten kunnen zien constateren we dat ze in dikke wolken gehuld zijn. Jammer, maar er blijkt in de loop van de dag zoveel moois te zien dat we dit missertje wel accepteren.
We rijden deze dag het park door langs meren en vlakten en stoppen op alle belangrijke uitzichtpunten. Bij Lake Pehoe is een chique hotel gebouwd door Amerikanen, waar eventueel allerlei activiteiten in het park voor je geregeld worden, tegen een forse prijs.
Bij één van de refugio’s lunchen we. Van daar wandelen we via een dam in het meer naar een punt, waar we de Grey-gletscher in het gelijknamige meer zien eindigen. Het uitzicht vanaf dit punt is een uitermate woest gebergte.
Regelmatig komen we wandelaars tegen met tentje en rugzak. Het park is enorm populair bij wandelaars, daar zijn meerdaagse routes voor uitgezet.
Kampeerders zijn wel gehouden aan veel beperkingen met betrekking tot vuur maken, vooral nadat in 2005 een gedeelte van het park in de as is gelegd omdat een kampeerder niet zorgvuldig omging met zijn brandertje. Je mag niet van de paden en kamperen mag alleen op de campings.
Je moet bovendien alert zijn op snel veranderende weersomstandigheden. Maar vandaag valt dat wel mee, al is het wel fris met een forse wind.
De volgende dag rijden we naar Punta Arenas, een rit van ruim 200 kilometer. De tocht gaat door een heuvelachtig, groen gebied met grote boerderijen. Langs de tweebaansweg staat voor elke boerderijoprit een keurig overdekt bushokje. We komen gedurende de hele rit echter geen openbare bus tegen.
We moeten in Punta Arenas onze toestemming om in Argentinië te rijden vernieuwen. Zo’n vergunning is maar 30 dagen geldig en we hebben de auto voor 49 dagen gehuurd. Naar onze berekeningen kunnen we deze nu verlengen voor de rest van de reis.
Punta Arenas aan de Straat van Magelhaes is niet zo’n boeiende plaats. Er is een taxfree shoppingmall, maar niet veel meer. De pinguïnkolonie in de buurt slaan we over omdat we er later nog meerdere zullen bezoeken.
De volgende morgen beginnen we aan de grote trek naar boven vanaf deze zuidelijkste plaats van Chili. Het eerste deel van de reis gaat nog door Chili, langs de Straat van Magelhaes.
Ergens in de middle of nowhere treffen we een oude boerderij aan, aan het opschrift te zien waren de eigenaren Italiaans. Nu woont er niemand meer. Vervolgens steken we de grens over en rijden verder noordwaarts door Argentinië.
Vanuit de Mendoza-vallei rijden we door de bergen westwaarts en een stuk ten noorden van Santiago passeren we de Chileense grens weer. In Chili dalen we langs een spectaculaire weg met haarspelden naar een mooi groen dal.
Hier zouden we wel een nachtje willen blijven slapen, maar we komen maar één hotel tegen, dat op zondag dicht is. Dit soort mooie plekken weten de Chilenen nog niet uit te buiten. In Los Andes vinden we tenslotte een hotel.
Van Los Andes rijden we de volgende dag verder westwaarts door een mooi wijngebied naar Viña del Mar, een badplaats, die vastgekleefd is aan de grote havenstad Valparaïso.
Het is moeilijk in Viña del Mar een kamer te vinden, omdat net het jaarlijkse songfestival wordt gehouden. Maar in één van de duurdere hotels lukt het, vermits we voor 3 nachten boeken. Voor alle hotels hangen groepen jongeren om een blik op te vangen van hun favoriete zanger of zangeres. In ons hotel is de hele technische tv-staf ondergebracht.
Het blijkt dat er ook aan dit deel van de kust veel mist is, iedere dag breekt de zon pas rond het middaguur door. ‘s Morgens is de temperatuur beslist niet hoog en soms miezert het een beetje. De zandstranden zijn dan ook niet zo druk bezocht, maar het is ook wel een beetje het einde van de zomer.
Een tegenvaller; één van onze fototoestellen wordt gestolen, dus we zijn een deel van onze foto’s kwijt. Gelukkig niet alles, er staan er ook nog heel wat op het andere toestel. We doen bij het politiebureau in ons beste Spaans aangifte. Gelukkig worden we bijgestaan door een bezoekster, die Engels spreekt en ons haar hulp aanbiedt.
We maken een excursie naar Valparaïso. Een heel aparte stad, gebouwd tegen de heuvels en de belangrijkste havenstad van Chili. We worden eerst naar het huis van de dichter Pablo Neruda gebracht, een Chileense Nobelprijswinnaar.
Het is een aantrekkelijk huis tegen de berg aan, met een mooie inrichting. In Santiago en in de buurt van Casablanca (het wijngebied in de buurt) zijn nog twee huizen van deze dichter te bezoeken.
Daarna maken we een stadswandeling onder begeleiding van een gids. Zijn uitleg is in het Engels, maar hij spreekt nog veel beter Duits. Geleerd op het Goethe-instituut in Santiago.
Valparaïso is een mooie stad met gekleurde huizen, die de laatste jaren flink gerestaureerd worden. Veel huizen zijn ingericht als bed & breakfast. Ook hier kennen ze de zogenaamde yuppenwijken en de huizenprijzen liggen flink hoog.
Gezien het hoogteverschil zijn overal liften of een kabelbaan te vinden, de zogenaamde ascensors. Door één ervan laten we ons omhoog brengen en wandelen vervolgens weer omlaag om nog een kijkje bij de haven te nemen en ons door het busje naar het hotel terug te laten brengen.
De laatste etappe terug naar Santiago. Bij Casablanca gaan we de snelweg af om nog even in het wijngebied bij Casablanca te kijken. Dat ziet er aantrekkelijk uit. We bezoeken een ultramoderne wijnboerderij, compleet met laboratorium.
Omdat we nog moeten rijden laten we een vijfgangenlunch met bijbehorende wijnen maar aan ons voorbij gaan en we rijden door naar Santiago, waar we via internet in een 5 sterrenhotel een kamer hebben gereserveerd. Ook hier weer met een behoorlijke korting voor een redelijke prijs.
Met de plattegrond op schoot rijden we in één keer goed naar het Park Plazahotel, dat aan een rustige straat met mooie hoge bomen ligt. In Santiago leveren we de huurauto in en we hebben nog een herkansing voor wat betreft de foto’s van deze stad. Dat doen we dan ook, we brengen nog wat uurtjes in het centrum door.
De eerste blaadjes vallen hier van de bomen, het wordt herfst. Wij gaan morgen naar Nederland, waar het hopelijk snel lente wordt.
Deze 3,5 maanden lange Latijns-Amerikareis ging behalve door Chili ook door Argentinië, Bolivia, Ecuador en Peru.