Mojito’s drinken in dezelfde bar in Havana als Ernest Hemingway. Wandelen langs tabaksplantages en houten huisjes in de Viñales-vallei. Dwalen door de koloniale binnensteden van Trinidad en Camagüey. Luisteren naar ballades in Santiago de Cuba. Sancti Spiritus overzien vanuit de klokkentoren. Bijkomen aan het langgerekte strand van Varadero. Maar het allerleukste van Cuba is dat je overal muziek tegenkomt.
De eerste drie nachten van onze fly drive op Cuba slapen we in Havana. Ons hotel ligt in de wijk El Vedado, die grenst aan het stadscentrum Centro Habana. We lopen in ruim een halfuur naar het centrum, via het plein van de Universidad de La Habana en de lange rechte Neptunusstraat.
Onderweg zien we al iets van het alledaagse leven van de hoofdstadbewoners, zoals lange rijen voor de bakker en een kleine groentenmarkt. Later horen we dat de boeren 10% van hun opbrengst zelf mogen verkopen, de rest gaat naar de staat.
We zien een motor met zijspan die geladen wordt met grote stukken onverpakt vlees. Klep dicht en rijden maar. Een dikke rookwolk uit de uitlaat blijft achter.
Verder valt op hoe weinig verkeer er is. We genieten uiteraard van de oude auto’s die we zien en we stoppen vaak om foto’s te maken van deze chevrolets en cadillacs, die voor de revolutie uit de VS zijn geïmporteerd.
De vervoermiddelen op Cuba worden zo lang mogelijk werkend gehouden. Dit geldt ook voor de oude Amerikaanse auto’s. Vaak zit er geen Amerikaanse motor meer in omdat de onderdelen daarvoor moeilijk leverbaar zijn. De meeste zijn vervangen door motoren van o.a. Hyundai.
In Havana Centrum en in de wijk Oud Havana (Habana Vieja) bezoeken we de bekende bezienswaardigheden: het Museo Nacional de Bellas Artes (nationaal museum van de schone kunsten) geeft een overzicht van Cubaanse kunst uit diverse perioden vanaf de koloniale tijd tot heden, waaronder de typische kleurrijke Cubaanse schilderijen in een ietwat naïeve stijl.
Het Havana Club rummuseum is klein en relatief duur. Het museum, met uitleg over de methoden om rum te maken en over de geschiedenis van de rum, is vrij commercieel opgezet en de groepen die hier worden rondgeleid volgen elkaar snel op.
Toch vinden we het de moeite waard, o.a. omdat er een mooie maquette te zien is van een oude rumfabriek, inclusief rijdend treintje. Aan het eind van de rondleiding kan iedereen uiteraard rum proeven en kopen.
Het Museo de la Revolución in het voormalige presidentiele paleis geeft een beeld van de strijd van Fidel Castro en Che Guevara die 1 januari 1959 uitmondde in de machtsovername, maar ook van de strijd die daaraan voorafging sinds de Spaans-Amerikaanse oorlog eind 19e eeuw.
Er zijn foto’s en attributen uit die tijd, zoals schoenen van strijders. De radio die Fidel gebruikte staat er ook nog. De onderschriften in dit museum zijn behalve in het Spaans meestal ook in het Engels. Je moet wel een beetje in geschiedenis geïnteresseerd zijn, anders wordt het na een tijdje een beetje saai. Er wordt ook een filmpje vertoond over die periode, wat ik meer vind aanspreken dan vitrines met foto’s.
Het Museo de la Revolución is ook de moeite waard omdat je tegelijkertijd het tussen 1913 en 1920 gebouwde voormalige paleis met zijn indrukwekkende zalen van binnen ziet. Zo is er o.a. de Salon de los Espejos, een spiegelzaal die doet denken aan die in Versailles.
Het Capitolio, dat sterk doet denken aan het Capitool is Washington, zien we alleen van de buitenkant. Achteraf horen we dat het de moeite waard is om het van binnen te bekijken.
Het allerleukste van Cuba is natuurlijk wel dat je overal muziek tegenkomt. Kleine bandjes die op een terras spelen of gewoon op straat. En het zijn stuk voor stuk goede muzikanten. Uiteraard geven we overal enkele CUC (de munteenheid voor toeristen, die gelijk staat met de Amerikaanse dollar). Ook kun je cd’s van dit soort groepjes kopen, doorgaans voor 10 CUC.
Een aanrader vinden we het café met de bierbrouwerij op het centrale plein Plaza Veija in Oud Havana, Taberna la Muralla. ‘s Middags is er levende muziek en kun je genieten van een overheerlijk biertje. De sandwich die we er nemen is ook voortreffelijk.
Uiteraard bezoeken we ook de Bodeguita del Medio, waar Ernest Hemingway zijn mojito’s dronk. Ook Salvador Allende, Pablo Neruda en vele andere beroemdheden bezochten het café-restaurant waar ze ook nu nog steeds geroutineerd mojito’s mixen van rum, mint, suiker, citroen en club soda.
Op de terugweg naar het hotel wandelen we op ons gemak over de Malacon, de 9 kilometer lange boulevard. Op sommige plekken kan het zeewater eroverheen slaan, dus pas op voor een nat pak.
De Cubanen genieten hier van het laatste zonnetje en zitten op sommige plekken te picknicken of wat te drinken. Als afsluiting van deze wandeling is een mojito heel lekker, op het terras van hotel Nacional met uitzicht over de boulevard. ‘s Avonds eten we gestoofde geit in restaurant Nerei.
We halen de huurauto op waarmee we de komende 9 dagen over het eiland zullen rijden. Gelukkig hebben we rugzakken mee, zodat alle bagage in de kleine kofferbak past en de achterbank vrij blijft. Zo ligt er niets in het zicht in verband met eventuele diefstal, hoewel we Cuba als uitermate veilig ervaren.
Voordeel van een vrije achterbank is ook dat we lifters mee kunnen nemen. Het openbaar vervoer is namelijk best problematisch voor de Cubanen. Er rijden weinig bussen en vaak is de bus een veewagen, waar iedereen rechtop in staat. De lifters die we meenemen zijn steeds erg dankbaar. Ik vind het jammer dat ik geen Spaans spreek, want zij spreken doorgaans geen Engels.
We rijden in een paar uur van Havana langs het gebergte Cordillera de Guaniguanico westwaarts naar de schitterende omgeving van Viñales. Ons hotel (La Ermita) heeft uizicht over de mooie Viñales-vallei, die op de werelderfgoedlijst staat.
‘s Middags verkennen we het dorpje dat voornamelijk bestaat uit houten huisjes met veranda’s en spreken bij het plaatselijke reisbureautje af dat we de volgende ochtend een wandeling met een gids gaan maken.
Het is een eenvoudige wandeling van 3 uur over redelijk vlak terrein in de Viñales-vallei. We komen onder andere langs tabaksplantages.
De tabak zal pas over een paar maanden klaar zijn voor de oogst. Onze gids spreekt goed Engels. Hij leidt ons ook naar een grot, vanwaar we een prachtig uitzicht hebben. En we zien een ananasplantage. We roken samen een sigaar, dat moet je natuurlijk wel een keer gedaan hebben als je op Cuba bent.
De wandeling gaat verder langs kleine woningen. De mensen hebben hier geen aansluiting op de waterleiding. Ze moeten het water halen met twee ossen en een soort slee waarop een groot vat staat.
‘s Avonds eten we in een paladar, een kleine eetgelegenheid bij mensen thuis. We zitten in de tuin en er zijn 6 zitplaatsen. We eten kreeft, rijst met bonen en koolsalade voor 10 CUC pp. Op de achtergrond horen we het geluid van een varken dat in zijn hok zit.
Als we teruglopen naar het hotel laat eigenaresse Mailin van het restaurantje ons haar eigen huis zien. Het is relatief groot met 3 kamers en een aparte keuken. We verbazen ons over hoe leeg en kaal het huis is. Voor dit soort bezoekjes is trouwens een zaklantaarn handig, want straatverlichting is er niet.
We rijden van Viñales naar Trinidad, een provinciestadje aan de zuidkust in het midden van Cuba. Met de auto moet je in Cuba op de linkerbaan rijden. Het verkeer is gewoon rechts. Maar op de rechterbaan rijden de ossenkarren, fietsers en ander langzaam verkeer. Verder moet je er rekening mee houden dat er af en toe grote gaten in de weg zitten.
Trinidad is een plaats waar de tijd heeft stilgestaan sinds de Spaanse koloniale tijd. Het staat dan ook op de werelderfgoedlijst. Vervoermiddel is hier, zoals overigens ook in andere Cubaanse steden, vaak paard-en-wagen.
De Santísima Trinidad-kathedraal is mooi, evenals de koloniale bouwstijl van de huizen in het historische centrum. We kopen cd’s in de muziekwinkel, waar ze ons van allerlei stijlen iets laten horen.
Van Trinidad gaat de reis naar Camagüey, een grote stad verder naar het oosten in het binnenland. Hier is ons hotel midden in het centrum. We zien allemaal eetgelegenheden waar op straat kleine varkens worden geroosterd. Het is zondag en druk met Cubanen die uitgaan.
Ook in de kronkelige straatjes en aan de talloze pleintjes van Camagüey staan veel gebouwen uit de koloniale tijd, vaak met patio’s vol planten.
De volgende avond gaan we naar het Casa de Trova. In elke stad heb je deze culturele huizen waar muziek wordt gespeeld.
‘s Avonds laat gaan we met zo’n mooie oude taxi, een cabriolet, terug naar ons hotel. Net als we wegrijden denk ik dat we muziek gaan missen omdat ik percussie hoor. Maar dat blijkt het geluid van onze eigen uitlaat te zijn!
We zetten onze reis voort en rijden nog verder naar het oosten, naar Santiago de Cuba aan de zuidoostkust. De wegen in het oosten zijn wat smaller (één baan per rijrichting) dan in het westen van Cuba. Santiago is de tweede stad van Cuba en nog meer het domein van de muziek.
Santiago ligt ook aan de Caribische Zee, pal tegenover Haïti en Jamaica. De mensen zien er hier Afrikaanser uit, donkerder.
In Santiago bezoeken we het Museo de Imagen, met oude foto’s, foto-apparatuur en filmcamera’s. Ook is er een oude koffergrammofoon waarop een stukje muziek voor ons wordt gedraaid. Het is wel jammer dat we precies op maandag in Santiago de Cuba zijn, want dan zijn de meeste musea gesloten.
We gaan ‘s middags naar het Casa de Trova en genieten een paar uur van oudere mensen die mooie ballades zingen. Daarna gaan we naar café Artex, een soortgelijke gelegenheid. Hier speelt een bandje, het is gezellig druk en er wordt voluit gedanst.
Verder is het centrale plein in Santiago de Cuba leuk. Er wordt af en toe muziek gespeeld, soms gewoon door iemand die op een paar eigengemaakte percussie-instrumenten zit te tikken.
Op het plein zie je het balkon van het stadhuis waar Fidel Castro in 1959 zijn eerste toespraak hield. Het museum aan dit plein is de moeite waard om te bezoeken. Er zijn mooie koloniale meubelen en gebruiksvoorwerpen uit die tijd. Ook is het gebouw van zichzelf mooi om te zien van binnen, vanwege de bouwstijl.
Op terugreis richting Havana rijden we eerst naar Sancti Spiritus. Dit is een lange rit van negen uur, inclusief korte pauzes. We vertrekken extra vroeg (06.30 uur) omdat we niet in donker willen rijden.
Onderweg blijken er voldoende tankstations te zijn. Ik vind vooral de grote stations prettig waar een El Rapido bij is. De koffie is daar namelijk erg lekker (en heel goedkoop). Ook is er een toiletjuffrouw, waardoor de wc’s heel acceptabel zijn. Voor de wc is 0,10 CUC fooi voldoende. Het is ons wel een paar keer gebeurd dat er toevallig geen water is, waarschijnlijk door werkzaamheden.
Sancti Spiritus is een rustige, gemoedelijke plaats. Ons hotel is een prachtig gerestaureerd oud pand met luxe, grote kamers (Hotel del Rijo). In de kerk van Sancti Spiritus laat de koster ons de klokkentoren zien. Heel leuk, met mooi uitzicht en grote kerkklokken.
De maaltijd ‘s avonds in het hotel is helaas van ondermaatse kwaliteit. Dit gebeurt wel vaker in Cuba.
De maaltijden in de zogenaamde all inclusive hotels zijn erg goed en gevarieerd. De overige eetgelegenheden beperken zich vaak tot rijst met bonen en wat taai varkensvlees of een droog stuk kip.
Onze huurauto ondergaat een servicebeurt, omdat we de kilometerstand 40.000 hebben bereikt. Je moet dit op tijd doen, want anders krijg je volgens het huurcontract een boete van 100 CUC. De beurt is snel gedaan: olie verversen, nieuw filter en schoonmaken van het luchtfilter. Dit is allemaal gratis.
Wel geven we wat fooi en een paar kleine cadeautjes die we van thuis hebben meegenomen, zoals balpennen en opschrijfboekjes. De Cubanen zijn steeds erg blij met dit soort dingen. Ook met de gastenzeepjes uit de hotels. Er is hier namelijk het één en ander op de bon, zoals koffie, rijst en zeep.
Overigens zijn de Cubanen die we overal zien erg netjes gekleed. Hun kleding is niet vaal of kapot. We horen van iemand dat ze liever een keer minder eten dan dat ze er slecht gekleed bijlopen.
We nemen lifters mee van Sancti Spiritus naar Varadero. Dit is wel handig, want ze weten de weg. In Cuba zie je namelijk vrijwel geen borden langs de kant van de weg. Een van de lifters heeft een Che Guavara-tatoeage.
De laatste drie dagen van onze vakantie verblijven we in Varadero, de meest toeristische badplaats van Cuba. Hier is het strand prachtig met mooi, wit, fijn zand en palmen. Het zeewater is lekker warm, zo’n 26 graden. We wandelen van ons hotel (Resort Villa Cuba), dat net buiten het centrum ligt, naar het dorp.
Varadero is heel langgerekt. We lopen 5 kilometer heen door het dorp en 5 kilometer terug over het strand. Het strand is niet eens zo druk, het is makkelijk om rustige plekken te vinden. In het dorp bekijken we het kleine museum en de markten met kunstnijverheid.
Vooral de markten zijn leuk, met kleine muziekinstrumenten, schilderijen, beeldjes en gebruiksvoorwerpen. Ik koop een paar slippers en een slacouvert. Marcel koopt sambaballen en een guïro, een kalebas met inkepingen die een raspend geluid geeft als je er met een stok overheen gaat.
De tweede dag in Varadero gaan we met de hop-on hop-off bus naar het kleine natuurpark ten oosten van de stad. Hier zijn grote cactusbomen en grotten. De hop-on hop-off bus rijdt elk halfuur. Dit is een handig vervoermiddel hier. Terug stappen we uit in Calle 62, waar een café is met levende muziek. Aan het eind van de vakantie blijken we negen cd’s te hebben gekocht.
In het all inclusive hotel is niet alleen het eten goed en uitgebreid. Ook inbegrepen is het entertainment: salsales, duikles en optredens van dansgroepen en bandjes. Er zijn veel toeristen uit Canada. Uiteraard doe ik mee aan de salsales.