Kenia is een ideale bestemming voor een fotosafari: in de open savanne zijn de dieren goed te zien. Regenwoud kent afwisselend Kenia overigens ook: op de hellingen van Mount Kenya en in het Shimba Hills Reserve. Daarnaast zijn er ananas-, thee- en koffieplantages, palmenstranden en zoutmeren. Hoogtepunt is Masai Mara National Park, het mooiste landschapspark van Kenia, met veel wild en de omwalde nederzettingen van de Masai. De mooiste foto’s maak je in het warme ochtend- en avondlicht.
Na aankomst in Nairobi vertrekt ons reisgezelschap (15 personen) in safaribussen naar Mount Kenya, een rit van 4 uur. De weg voert over de hoogvlakte langs ananas-, thee- en koffieplantages.
Nadat wij de voet van Mount Kenya hebben bereikt, verlaten wij de verharde weg en rijden het nevelwoud in dat op de hellingen ligt. Wij worden spontaan toegezwaaid door de lokale bevolking en schoolkinderen. Deze kinderen leggen per dag kilometers te voet af om bij hun huizen en scholen te kunnen komen.
Als de auto’s vast komen te zitten in de drassige grond, krijg ik echt het gevoel op safari te zijn. De grond is drassig, omdat de regentijd nog maar kort geleden is geëindigd.
Met jeeps arriveren wij uiteindelijk op een open plek in het bos, waar een houten jachtlodge ligt. Wij eten en drinken in de centrale lodge met veranda. Wat mij verbaast, is de milde temperatuur (20 graden). Het is mistig en het regent. Dit is het gevolg van de hoogte waarop wij ons in dit gebergte bevinden (1.500 meter). Bovendien is het winter in Afrika.
Wij overnachten in sfeervolle houten huisjes, die elk volgens een bepaald thema zijn ingericht, zoals de love room. Om half negen ‘s avonds is het al donker.
De volgende dag maken wij een stevige wandeling in de onderste zone van de vegetatiegordel van Mount Kenya. De gids vertelt over geneeskrachtige en giftige bomen in het bos.
Volgens de gids worden stropers zwaar gestraft. Stropers van ivoor, hout en dieren schijnen zonder pardon te worden neergeschoten. Het gebied is rijk aan wild, waaronder franjeapen en vogels, maar daarvan krijgen wij weinig te zien.
Wel zijn er olifanten in de omgeving. Dit is te zien aan de platgetrapte graszoden. De wat angstige gids maant ons stil te zijn en leidt ons om de olifanten heen. Dit om te voorkomen dat een van ons zou worden platgewalst door een dolgedraaide olifant.
Vandaag rijden wij zuidwaarts over slechte wegen, die meer weg hebben van een gatenkaas. Wij bereiken uiteindelijk de keten van meren in de Grote Slenk, waar we aan de oevers van het Naivashameer overnachten in het ecologisch centrum Elsamere, het voormalige huis van Joy Adamson, de schrijfster van ‘Born Free’ over Elsa de Leeuwin.
Er zijn basisvoorzieningen, zoals toilet en douche. Maar het blijft Afrika. Af en toe valt de stroom uit. Warm water is niet gegarandeerd.
Ik was wat teleurgesteld dat we zo weinig wild hadden gezien, dus de rondvaart over het Naivashameer is een aangename verrassing. Wij varen op veilige afstand tussen de briesende nijlpaarden door.
De oevers zijn omzoomd met papyrusplanten en grasweiden. Ik zie er de prachtigste vogels, zoals pelikanen, aalscholvers en de Afrikaanse visarend. We zien ook andere dieren, zoals waterbokken en gazellen. Echt een paradijs.
Aansluitend bezoeken wij het in het Naivashameer gelegen Crescent Island. Dit ligt aan de rand van een oude vulkaanpijp, die nog boven water uitsteekt. Het is particulier terrein. Wij treffen hier veel wild aan, zoals giraffen en buffels. Het is een mooi gezicht om een rij giraffen te fotografen met als achtergrond het meer.
De volgende dag bezoeken wij het Nakuru National Park. In dit zoutmeer verblijven duizenden duidelijk hoorbare roze flamingo’s. Zij voeden zich met de algen die in dit meer gedijen, dankzij de combinatie van een hoog zoutgehalte en de aanwezigheid van uitwerpselen van de flamingo’s.
In het meer zijn ook andere vogelsoorten rijk vertegenwoordigd, waaronder pelikanen. Vanaf de hoge kliffen heb je een fantastisch uitzicht over het meer, waarin de flamingo’s als een soort roze lint herkenbaar zijn. Op de klif leven kleurrijke gekko’s.
De volgende 4 dagen verblijven wij in het Masai Mara National Park. Dit maakt tevens onderdeel uit van de Grote Slenk en ligt meer naar het zuiden van Kenia.
Hier overnachten wij in een tentenkamp midden in het park. De grote tenten zijn voorzien van een veranda, goede normale bedden en elke tent heeft zijn eigen douche- en toiletgelegenheid.
‘s Avonds hoor je vanuit je bed de geluiden van de dieren, die het terrein tot op enkele meters naderen. Het is niet toegestaan etenswaren in de tent te laten slingeren. De tent moet bij het verlaten met een slotje worden dichtgemaakt. De apen zijn namelijk in staat de ritsen van de tenten te openen.
Dit park staat bekend als het mooiste landschapspark van Kenia. Dieper in het park zien wij grote kudden zebra’s, gnoes en gazellen. Er leven zowel olifanten als leeuwen.
We zien een groep leeuwen op een rotspartij zonnen. Buffels lopen dicht in de buurt en wekken de belangstelling van de leeuwen. Blijkbaar hebben de leeuwen geen honger, ze blijven op de rotsen liggen. De leeuwen storen zich ook niet aan onze aanwezigheid. Blijkbaar zijn zij bezoekers gewend.
Zo lang je in de open safaribus blijft, heb je niets te vrezen. Het is een sensatie deze wilde dieren zo dicht te kunnen benaderen en hun in de ogen te kunnen zien.
De parken staan in open contact met de rest van de omgeving van Kenia. Het zijn dus geen omheinde vestigingen. Maar de dieren mijden contact met gebieden waar zij meer gevaar van mensen te duchten hebben, zoals landbouwgebieden, en blijven liever in de wildparken.
Kenia wordt gekenmerkt door savanne, waar dieren beter te zien zijn dan in dicht tropenwoud. En dus makkelijker te fotograferen.
Van een afstand zien we met een verrekijker een cheeta in het gras een gazelle besluipen. Hij krijgt de gazelle echter niet te pakken. Andere gazellen, die wij nog niet gezien hebben, springen van schrik op.
Ook zien wij spelende welpen en een cheeta met jongen. De chauffeurs van de safaritrucks brengen elkaar op de hoogte van dergelijke taferelen, zodat op één plek opeens verschillende auto’s verschijnen.
We gaan vooral in de ochtend en namiddag op speurtocht naar wild. Dan is het licht ook het mooist voor het fotograferen. Warm van tint.
Wij passeren de grens van Tanzania. Op het heetst van de dag bezoeken wij de oevers van de Mararivier, waar krokodillen en nijlpaarden leven.
Er bevinden zich hier soms grote kuddes wild afkomstig uit Tanzania die naar Kenia trekken om voedselrijke gronden te vinden. Zij steken dan met duizenden tegelijk de rivier over, gedurende de zogenaamde Grote Trek die plaatsvindt tussen juli en november.
Dit kunnen wij helaas niet zien. Je moet waarschijnlijk maanden bij de rivier bivakkeren met je foto- en filmapparatuur om zo’n spektakel te kunnen vastleggen. Menige gnoe of zebra wordt dan door een krokodil gegrepen. Nu is er geen actie van de krokodillen waarneembaar. Zij liggen roerloos op de oever.
We bezoeken een Masaidorp. Dit volk leeft in het grensgebied van Kenia en Tanzania. Het zijn opgewekte, geharde mensen die leven van de veeteelt. Hun kuddes bestaan voornamelijk uit geiten en zeboes (bultrunderen).
De krijgers zijn vaak uitgerust met een speer, een van een boomwortel gemaakte werpstok en een ‘simi’, een kapmes. Zij spreken hun eigen taal, het Maa, maar ook Engels en Swahili, de voertaal in heel Oost-Afrika. Elke ‘manyatta’ (Masaidorp) heeft een dorpoudste, die alom wordt gerespecteerd.
Wij worden hartelijk verwelkomd en moeten de dorpoudste begroeten en een hand geven. Eerst voeren de Masai-mannen een dans op, waarbij ze vreemde geluiden maken. Zij zijn erg slank en lenig en springen bijzonder hoog. Deze dans is meen ik ook bedoeld om de vrouwen te imponeren.
De vrouwen voeren hierna een dans op. De Masai zijn kleurig gekleed in traditionele rode omslagdoeken. Zij dragen kettingen en oorbellen.
Hierna worden wij rondgeleid in het dorp, dat is omgeven door een soort houten wal. ‘s Avonds wordt het vee in het dorp gebracht. De wal biedt bescherming tegen leeuwen en andere roofdieren.
De Masai vinden dat god hen uitverkoren heeft om al het vee ter wereld te houden. Zij leven vooral van hun bloed en melk.
Om hun dapperheid te bewijzen, moeten de mannen tijdens hun dienstjaren een leeuw doden. Officieel is dit verboden, doch in de praktijk doen zij dit nog steeds. Ze verkopen kettingen met leeuwentanden. Dit soort producten mag overigens niet worden uitgevoerd.
Wij gaan zitten in een van de hutten dichtbij de binnenzijde van de wal. Hierin leeft een heel gezin. De openingen zijn klein, mede als bescherming tegen de warmte. Ook vee huist hier in. Het bestaat uit een paar vertrekken, waaronder een slaapgelegenheid.
Het is erg donker en de kakkerlakken lopen over de wanden. Na afloop stallen de vrouwen hun zelfgemaakte sieraden en kleding uit. Dan is het een kwestie van onderhandelen over de prijs. ‘I give you good price,’ is een van hun slogans. Kunst is om dan ook flink af te dingen.
Op loopafstand van het Masaidorp bezoeken wij een schooltje. Het is een armoedige, overvolle houten keet waar zo’n honderd kinderen lessen volgen. Aan de wand hangen verlopen schoolplaten.
Hoewel arm, zijn de kinderen blij en spontaan. Zij zingen voor ons en wij worden hartelijk begroet. Wij schenken hen wat tijdschriften. Ook zamelen we geld in voor de aanschaf van een volleybalnet. Het is ontroerend om te zien hoe blij de leerkrachten hiermee zijn.
De volgende dag verlaten wij de Masai Mara en beginnen aan de lange rit over onbegaanbare wegen naar Nairobi. Onderweg stoppen wij in Narok, waar op een rommelige markt allerlei artikelen worden verhandeld, van schoeisel, suikerriet en wieldoppen tot mango’s.
In het nationale museum van Nairobi zijn onder andere schedels te zien van de oudste mensen die in Afrika zijn gevonden.
Met de nachttrein vertrekken wij naar Mombasa, na afscheid te hebben genomen van onze gids/chauffeur.
De spoorlijn is aangelegd in de koloniale tijd. Dat merk je aan de wagons en de kleding van het personeel. Alles functioneert maar ten dele. Oud zilveren bestek ligt in de restauratiewagon naast blikken messen. Eten moet in een vliegensvlug tempo aan tafeltjes die veel te klein zijn. De elektriciteit in onze wagon werkt niet. Het personeel in de trein is overgespecialiseerd. Er is zelfs een specialist voor het bestek.
De laatste vier dagen verblijven wij in Mombasa, in de zuidpunt van Kenia. Een tropische kust, met blauwe zee en palmbomen. In het lager en aan zee gelegen Mombasa is het aanzienlijk warmer en vochtiger dan in de bergen.
Wij logeren in een sfeervol pension met zwembad. Buitengewoon hinderlijk zijn de opdringerige verkopers op het strand.
Vanuit Mombasa ga ik op safari in het Shimba Hills Reserve. Hier leer ik een stukje jungle van Kenia kennen. Ik zie er bosolifanten en struisvogels. In tegenstelling tot die op de savanne, zijn de struisvogels in de jungle roestkleurig. Verder is hier in deze tijd van het jaar weinig wild te zien.
In de Indische Oceaan heb ik mijn eerste duikervaring. Na een instructie in een zwembad varen wij uit met de boot. Ik duik onder begeleiding 12 meter diep. Het is mooi om op deze diepte al die kleurrijke vissen te zien.
Uiteindelijk wordt het tijd om via een binnenlandse vlucht naar Nairobi te vertrekken. Hier stappen wij op de nachtvlucht naar Amsterdam, waar wij na een overstap in Londen de volgende ochtend aankomen. De aanblik van het wild in Kenia zal mij altijd bijblijven.