×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Groen Sri Lanka

Tempels, theeplantages en olifanten

Reisverslag: Cees Geuzebroek
Foto's: Cees Geuzebroek

Tussen de groene bossen, rijstvelden en theeplantages van Sri Lanka staan, liggen en zitten beelden van Boeddha: nieuwe, oude, spierwitte en gouden. Hier en daar zijn resten Engels en Nederlands koloniaal verleden zichtbaar. En een tocht op een olifant… ach, je moet het een keer gedaan hebben.

Hoewel het nog ochtend is als we op het vliegveld van Colombo aankomen, valt de hitte echt over ons heen. Des te meer valt op, hoe groen alles is. We reizen in een auto met airconditioning, die ons de rest van de tijd zal blijven vervoeren, naar Negombo. De chauffeur zal ook onze gids zijn. Het is op de weg een chaos, links rijden, alles kriskras door elkaar en dan nog tuk-tuks en hele families op één brommer. En maar toeteren!

Ons hotel ligt direct aan het strand en de kamer is heerlijk ruim. Met airco en plafondventilator is het nog 26 graden. Na het inhalen van wat nachtrust gaan we, gewapend met flessen water, naar het strand. De eerste zonnestralen, zee op de achtergrond, lekker windje en tromgeroffel, dus heerlijk doezelen.

Het barst hier van de brutale eekhoorntjes en kraaien. Aan het eind van de middag een douche en dan een biertje uit de huisbar, in de schommelstoel op het balkon. We eten buiten het hotel. Pompoensoep met spek en knoflook-garnalen met rijst en groenten.

Om zeven uur staan we alweer op. Het is stralend weer, geen zuchtje wind en er zijn al veel zeilboten aan de horizon. Onze chauffeur haalt ons op en rijdt al snel het dorp uit. Ho even, we zouden Negombo nog rondrijden…

Sorry. We rijden terug, eerst naar de vissershaven. Een prachtig gezicht, al die gekleurde bootjes en mensen. We lopen over de vismarkt naar het strand, waar het ook wemelt van de vissersbootjes.

Men blijft maar kleine visjes uit het net halen; die eten ze gedroogd. Op de markt zien we wat grotere vissen; soms duiken de kraaien er al bovenop.

We lopen langs de gevangenis, gemaakt in het door de Nederlanders in 1680 neergezette fort, onderdeel van de beveiliging van Colombo. Daarna naar de lagune, waar de grotere boten liggen met de vissen die ze gevangen hebben. Zelfs kleine haaitjes.

Maar hier moet je eigenlijk ‘s ochtends vroeg zijn. Ze zijn nu op een groot plein de ingewanden uit de vissen aan het snijden. Het is een bloederige massa die vreselijk stinkt… Een foto maken wordt niet echt gewaardeerd. Daarna een rondje door het dorp, een gekkenhuis.

We rijden via een hobbelweg Negombo uit; toeteren, inhalen, op het midden van de weg blijven rijden en op het laatst naar links snijden, ach het went. De eerste rijstvelden komen in zicht en overal zien we hoge, dunne palmen. Volgens onze chauffeur zijn die multifunctioneel: bladeren, stam, cocosnoten, alles wordt gebruikt.

Als we op een ‘grote’ weg rijden, springt er plots een agent te voorschijn. Snelheidscontrole vanuit de bosjes. Onze chauffeur weet het voor elkaar te krijgen dat hij meteen mag betalen. Normaal is het rijbewijs inleveren, bij het eerste het beste politiebureau betalen en dan weer terug om je rijbewijs op te halen.

Bij Kurunegala (vernoemd naar de op een olifant lijkende rots) drinken we wat aan een meer met op steeltjes staande waterlelies. Wat een rust. Binnen is een bruiloft aan de gang en iedereen is op zijn best gekleed.

De chauffeur vertelt dat er twee soorten huwelijken zijn. ‘Proposal’, dan stellen de ouders het voor en als alle partijen het ermee eens zijn, gaan ze in de horoscoop kijken wat de beste tijd is om het huwelijk te sluiten. Blijkbaar was het gesternte in dit geval goed.

Dan heb je ook nog het ‘allowed’ huwelijk; het paar komt zelf met het plan en de wederzijdse ouders moeten hiervoor toestemming geven. Ze maken in dat geval niet zo’n drukte over de sterren.

Dambulla en Mihintale

Een spierwitte Boeddha tegen donkere regenluchten

Nog 56 km naar Dambulla, het landschap blijft mooi. We komen nu in het ‘droge’ deel van het eiland, maar door irrigatie vanaf de rivier wordt toch alles van water voorzien. Er zijn veel waterbuffels, van hun melk wordt een soort yoghurt gemaakt die we gauw eens moeten proeven. De dieren trekken ook de landbouwwerktuigen die nodig zijn voor het oogsten van de rijst.

In Dambulla bezoeken we de rotstempel. Aan de voorkant, bij de kaartverkoop, zijn ze nog een grote Boeddha aan het bouwen. We rijden een stuk naar boven en moeten dan nog veel trappen op. Veel zwervers en apen onderweg.

Boven, waar een prachtig uitzicht is, moeten de schoenen uit. Helaas heeft de chauffeur nogal wat uit te leggen, dus onze voetzolen verbranden zowat.

In de eerste grot, onder een grote afhangende rots, ligt een grote Boeddha en verder zijn er veel beelden van zittende Boeddha’s en ook muurschilderingen, allemaal vanaf de 2e eeuw vóór Christus. Sommige beelden zijn uitgehouwen in de rots, andere gemetseld en weer andere van hout en dan afgestreken.

De volgende ochtend vroeg begint het een beetje te regenen. Binnen de kortste keren wordt het een tropische regenbui. Het hoost, is klam warm, maar tegen ontbijttijd is het alweer droog.

Op weg naar Mihintale zien we veel wegversperringen, je kunt wel merken dat we bij Tamil-gebied komen. Na aankomst de lange broek aan, ondanks de klamme hitte en de 1800 trappen naar Stupa Maha Seya.

Boven is het uitzicht weer geweldig, in de verte zien we nog twee stupa’s (tempels) en vlakbij hebben ze een jaar of 15 geleden een nieuwe Boeddha neergezet, spierwit. Mooi gezicht in de zon met daarachter de donkere regenluchten.

Even de tempel in, weer een liggende Boeddha en dan weer afdalen. Hiernaast ligt nog een rotsblok Aradhana Gala, waarvan Nahinda 400 jaar na Christus de leer van Boeddha zou hebben verkondigd.

Vervolgens bezoeken we het tempelcomplex Isurumundo Rajomaha Vihara, weer op blote voetjes over het grind. Even binnen kijken en om de hoek in een spleet in de rotsen met honderden schreeuwende vleermuizen. Ook hier weer boven op de rots bij de stupa kijken en dan weer verder.

Het complex is zo groot, dat we steeds in en uit de auto moeten. Verder via de ruïnes van een klooster naar Jetarana Viharaya. Deze rode bakstenen stupa staat er sinds ongeveer 300 na Christus. Dit was toen het derde hoogste gebouw (ca. 120 meter) van de wereld. Er wordt al vier jaar gewerkt aan het restaureren.

Na de lunch gaan we naar de Bo Tree, Sri Maha Bodi, die in 247 voor Christus door de Indiase keizer Ashoka werd geschonken aan de eerste Boeddhistische keizer van Sri Lanka. De boom is door gebouwen en andere hoge bomen helemaal ‘beschermd’ en wordt regelmatig gecontroleerd. Hier zien we trouwens de mooiste vogels en vlinders. Ook valt op dat koe, hond, kat en aap hier vreedzaam in het wild naast elkaar leven.

De volgende stupa, Ruwanweli Seya, is een witte, gebouwd ruim 100 jaar voor Christus. Zowel hoogte als diameter zijn ongeveer 100 meter. De hele buitenmuur is voorzien van 345 identieke stenen olifanten.

Op het binnenhof staat een Vihara, waarin de vier Boeddha’s uit het verleden staan en de toekomstige (elke Boeddha ‘gaat 5000 jaar mee’).

Weer in de auto, nu naar de restanten van de Tempel van de Tand. Hier ligt de best bewaarde maansteen. Op de buitenste ring zijn een olifant, paard, leeuw en een stier te zien; dit symboliseert de reïncarnatie.

Als we bij Aukana uitstappen loopt er een zwijn rond te snuffelen, dat vrolijk mee naar boven gaat. Deze Boedda is werkelijk een plaatje, 12 meter hoog en uit één stuk graniet gemaakt. Alles scherp uitgetekend, en dat in 477 na Christus. ‘s Avonds blijkt de regentijd te zijn aangebroken: het stortregent terwijl de temperatuur tropisch blijft.

Sigirya

Koninklijke lusttuinen met veel waterpartijen

We rijden naar Sigirya, waar we door gerestaureerde koninklijke lusttuinen met veel waterpartijen lopen. Als we aan de beklimming van de Lion’s Rock beginnen, is het inmiddels redelijk zonnig, maar we beginnen aan de schaduwzijde van de 200 meter hoge rots.

Na veel trappen (zweet zweet) kunnen we een stalen, open draaitrap op naar de 20 resterende fresco’s; het moeten er honderden geweest zijn: vrouwen met (behoorlijk gevormd) ontbloot bovenlijf.

Na de afdaling lopen we langs de spiegelmuur verder omhoog. Deze muur is eind 5e eeuw opgetrokken en je kon je er in spiegelen. Koning Kasyapa heeft hier van 473-491 geregeerd en bouwde zijn vesting op het topplateau.

Na nog meer trappen komen we op een plateau waar een reusachtige poort in de vorm van een leeuw heeft gestaan. De twee poten aan beide zijden van de trap vormen de toegang tot de stalen trappen naar de top, die soms maar halve treden hebben.

Maar eenmaal boven is het absoluut de moeite waard. Uitzicht naar alle kanten. En dan hebben ze nog een zootje bakstenen naar boven gehaald en een heuse burcht gebouwd. Er zijn zelfs watertanks, nog vol water, dat ze dat voor elkaar gekregen hebben in de 5e eeuw.

We rijden verder voor een olifantentocht, het komt er toch nog van. Het dier wordt opgetuigd en we rijden een uur door het bos, door het water, lekker waggelen en even met de slurf spuiten. Ach, je moet het een keer gedaan hebben.

In Polonnaruwa doen we het museum even: veel foto’s van hoe ze het hebben aangetroffen en hoe het nu gerestaureerd is. Dan gaan we naar het Paleis van Koning Parakramabahu; het schijnt dat dit gebouw uit de elfde eeuw oorspronkelijk zeven verdiepingen telde. Vandaar ook die dikke muren. Dan de Council Hall, alle houten daken zijn lang geleden afgebrand (veel door de Tamils).

Gal Vihara is weer een hoogtepunt. Het is in de rotsen uitgehouwen en er zijn Boeddha’s in zittende, staande (7 meter hoog) en liggende houding (12 meter lang).

We gaan nog even langs de Lotusvijver; een gebeeldhouwd hardstenen bassin in de vorm van een lotusbloem. Het schijnt dat deze van onderuit, door water uit een stuwmeer, werd gevuld. ‘s Avonds genieten we voor de laatste keer van de luxe van ons aan een stuwmeer gelegen hotel.

Na een bezoek aan een houtsnijderij, stoppen we (buiten het programma om) bij een familie die alles over het gebruik van de palmboom vertelt. Melk, cocos, schep, touw, bezem, dakpannen, je kan het zo gek niet verzinnen of het wordt ervan gemaakt. Tenslotte mag je een fooi geven.

Overal onderweg is het een gekkenhuis op de net even te smalle wegen door de bergen. Tot drie keer toe probeert een tegenligger bij ons binnen te rijden, maar onze chauffeur blijft rustig. In de bergen zien we nu ook de eerste terrassen met rijstvelden.

De volgende stop is een specerijentuin. De gids laat ons alle bekende specerijen zien: cacao, kruidnagel, gember, noodmuskaat, foelie, noem maar op. Hij weet er ontzettend veel van. We wisten niet dat witte, zwarte, rode en groene peper allemaal dezelfde zijn, alleen anders behandeld worden.

Ook medicinale planten en kruiden komen aan bod. Voor iedere kwaal, of het nou roos of nierstenen is, hebben ze een middeltje. Tot nu toe erg leuk en interessant, maar ja, dan komt het verkooppraatje. Eerst mag je van alles proeven en ruiken. Allemaal crèmes en ‘parfums’ worden opgesmeerd. We stinken een uur in de wind.

Kandy

De pluksters dragen een rugzak voor de theebladeren

Verder de bergen in en tegen enen zijn we in Kandy, waar we logeren in een hotel aan de langste rivier van Sri Lanka. Even rusten en dan een straatje om, naar de brug, weer eens een wegversperring, stinkende rook van de bussen, tuk-tuks en maar toeteren.

Verder lopen we nog even langs een internetshop… een hok van 2 bij 3 meter met één PC en een opa die er niets van snapt. We komen later wel terug.

Aan het eind van de middag rijden we naar boven, met een prachtig uitzicht over de Tempel van de Tand, met daarachter het regenwoud en de rest van de stad. Het stikt hier van de verkopers. Daarna met de auto snel weg en net voor de drukte naar de Tempel van de Tand. Alles is hel verlicht, we worden vaak gefouilleerd (er was hier twee jaar terug een Tamil- aanslag) en binnen klinkt hels tromgeroffel en gejank.

Na een kwartier in de rij mogen we even snel door een luikje kijken; helemaal achterin ligt de tand in een schrijn, met daaromheen zeven gouden dagoba’s (in feite schalen, in de vorm van een stupa), waarvan je alleen de grootste ziet. Als je doorloopt mag je van vijf meter extra afstand snel een foto maken. Wat een gedoe. We lopen op onze blote voeten de rest van de tempel door. Er is een nieuwe zaal vol met van andere landen gekregen Boeddha’s.

Na het ontbijt vertrekken we naar Pinnawala. Onderweg weer veel mensen lopend op straat en schoolkinderen op weg naar de laatste schooldag voor de Kerstvakantie. Sommige bussen hangen helemaal scheef, omdat er 5-6 man uit de deur hangen.

In Pinnawala heeft de regering jaren terug besloten een olifantenopvangtehuis te creëren. In het begin waren er drie, nu leven er ruim 60 verstoten olifanten, maar er zijn er ook die hier zijn geboren. Je mag ze zelfs aanraken, want ze zijn volledig aan mensen gewend. De kleintjes krijgen vijf keer per dag de fles, zeven flessen per keer.

De volgende dag gaan we naar Perademuya Botanical Gardens, net buiten Kandy. Prachtige tuinen, bomen en planten, idioot veel schreeuwende vleermuizen, bamboe groot en dik, kortom heerlijk wandelen.

We gaan verder naar Nuwara Eliya. Bergje op, bergje af, een hobbelige, slechte en soms smalle weg, maar met zo’n landschap, wie doet je wat. Wel jammer dat het wat spettert; er hangt veel damp in de bergen. We stoppen even voor een foto, want de eerste theeplantages zijn in beeld. Alles met een verse dauwrand omgeven.

Later zien we de rivier beneden weer kronkelen, dus maar weer een fotostop en buiten genieten van het uitzicht en de stilte. We rijden al een tijdje in file achter een bus aan, als plots alles stilstaat. Alle bussen en busjes lopen leeg, één grote chaos op de weg. Roadblock!

We slingeren verder naar boven. Door de regen zijn de theestruiken nat geworden en in de zon zijn het net wollige bergen. En overal stalletjes met de mooist gekleurde groenten. Ook holt er steeds een jochie met bloemen mee omhoog; terwijl wij haarspelden maken, steekt hij af recht naar boven en blijft zo een paar keer langs hollen. Onderweg ook veel theepluksters met een plastic zak om zich heen en een rugzak voor de theebladeren.

Na de hoogste top op 2.050 meter is het nog een paar kilometer afdalen naar Nuwara Eliya waar we logeren in het Grand Hotel, het statige landhuis van de Engelse gouverneur van vroeger. Typisch Engels van binnen, met lange statige gangen en alles is even fraai met hout afgewerkt.

Overal donker hardhouten parket en hoge plafonds. Ook de kamers zijn in stijl, met zelfs een serre op drie hoog met twee pluche stoelen en een open haard. Alleen hangt er een vreselijke lucht. Het blijkt de vloerbedekking te zijn, die lag er zeker in de tijd van de Engelse gouverneur ook al. De hele kamer dus maar even vol spuiten met aftershave.

We vertrekken al vroeg richting Hambantota. Onze chauffeur vertelt dat de Boeddhisten vandaag de volle maan vieren, met veel gezang en gebed, dat verklaart de herrie die ons vanochtend vroeg wekte. De weg is beter dan gisteren, minder hobbelig en breder én rustiger. Wel hangt het dal, na een stralend begin van de dag, binnen vijf minuten weer vol met wolken.

De weg wordt weer vlakker, theeplantage wordt weer rijstveld en de bergen verdwijnen achter ons. De zon staat helder boven ons te branden. Onderweg zien we een paar keer een varaan. Voor de grootste maar even een fotostop.

Na de lunch gaan we met een Landrover op safari. Bij het Yala National Park aangekomen moeten natuurlijk eerst weer de nodige formaliteiten vervuld worden. Er stapt een mannetje van het park bij ons achterin; die kan dan ook mooi opletten. Nog voor we goed en wel binnen zijn, stoppen we.

Motor af, want bovenin een boom zit een enorme arend en plots zien we uit de boom een cobra glijden, die snel probeert zijn snor te drukken. Er stoppen meer auto’s en dat is waarschijnlijk zijn redding, want de arend is niet geconcentreerd. De cobra glijdt onder de auto door.

Het heeft hier vannacht flink geregend en dat blijkt ook wel: overal is voer en drinken genoeg en de grote jongens, olifanten en beren, laten zich niet zien. Wel veel herten en buffels en de mooiste vogels. Als we al bijna buiten het park zijn, zien we nog wel een jakhals in de verte.

Zowaar heerlijk geslapen in het niet al te beste hotel. We rijden de kustweg af richting Kosgoda, een eigenlijk te smalle (en te slechte) weg voor zo veel verkeer. Onderweg komen we langs Weligama, bekend van de paalvissers in zee.

In Galle rijden we even rond, best imposant dit fort dat door de Nederlanders rond 1765 is gebouwd. Ze hebben daar toch mooi ruim honderd jaar gezeten. De Nederlandse Hervormde kerk (die wel een kwastje kan gebruiken) ligt bezaaid met grafzerken met Nederlandse namen.

Na het ontbijt in Kosgoda een strandwandeling naar de Turtle Hatchery. We worden al snel door een bijdehandje opgevangen. Gisteren was er een schildpad die eieren kwam leggen. Ze halen de eieren weg, omdat ze anders worden opgevreten door een varaan, slang of zelfs een mens…

In de Hatchery begraven ze de eieren weer, zetten er een bordje bij van wanneer en hoeveel en welk soort schildpadden en twee tot drie dagen na de geboorte worden de kleintjes in zee gezet. Een paar houden ze zelf, waaronder een albino, want die heeft vanwege zijn kleur toch geen overlevingskans. Vanavond maar hopen op een moeder aan het strand.

Na het avondeten, bij volle maan, gokken we het erop. We lopen langs het strand en al snel komt onze vriend op ons af. Verder lopend blijken er om de zoveel meter gasten te zitten, die opletten of er een schildpad aan land komt. En even verderop weet eentje al te vertellen dat er een schildpad ‘binnen’ is. We lopen door en even verderop is een groene schildpad druk aan het graven. Of we de man maar even 100 roepies willen geven, want het is ‘zijn’ schildpad. Af en toe duikt ie half het gat in om te kijken hoe de zaak er voor staat en mag één van ons meekijken. Na een half uurtje begint het eieren leggen en raakt ze in trance. Nu kan het licht aan en kunnen we foto’s maken.

Het is een groene schildpad, een metertje lang en de man pakt (half op zijn kop in het gat hangend) alle eieren gelijk weg. Ze worden geteld en bij de Hatchery weer begraven. Totaal 108 pingpongballen in een plastic tas. Toch gauw 15-20 kilo!

De weg richting Colombo wordt steeds breder, maar het blijft een chaos. Het hotel is weer typisch Engels. We brengen onze laatste drie dagen door op het privé-strand: bakken, het is loeiheet en de wind giert over het strand, maar door de grote korrels stuift het niet. De zee is woest, je kan je net staande houden, we gaan er tot onze knieën in, maar zijn al snel zeiknat. Als we weggaan zien we verderop een paar kleine schildpadjes die aanspoelen en door de mensen worden teruggezet.

Als we terugkomen in Nederland, vriest het…

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner - Stem & Win