×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Het joodse erfgoed van Portugal

Judiaria, synagogen en marranen

Reisverslag: Piet de Geus
Foto's: Piet de Geus

Verslag van een zoektocht naar het joodse erfgoed van Portugal, met een bezoek aan hedendaagse synagogen in Lissabon en Belmonte en aan de synagogen van Castelo de Vide en Tomar, die nog van voor de inquisitie dateren. Gesprekken met historici en rabbijnen, en een bezoek aan historische plaatsen, judiaria (middeleeuwse getto’s, zoals het befaamde Alfama in Lissabon) en aan de marranen, die hun geloof zo’n 500 jaar in het geheim bewaarden.

Lissabon

In het vroegere getto klinkt nu de fado

Tussen drogend wasgoed en vogelkooitjes klauteren we over kronkelige trappetjes van het ene pleintje naar het andere. De voorjaarszon tekent scherpe schaduwen in de smalle, benauwde straten van het Alfama. Als we de zoveelste bocht omslaan houdt Ricardo Bottino zijn pas in en wijst naar een bord: Rua da Judiaria. Bottino, hoogleraar kunstgeschiedenis in Lissabon, vergezelt me een week lang op een speurtocht naar het joodse leven in zijn land. Bij het passeren van de Conceição-kerk vertelt hij omstandig dat deze op de fundamenten van een voormalige synagoge rust.

Als we na de lunch doorklimmen naar het Castelo São Jorge, voel ik aan mijn benen dat ik de gegrillde sardines met iets te veel vinho verde heb weggespoeld. Al etend realiseerde ik me dat er eigenlijk niets te zien is van de joodse oorsprong van deze vermaarde volkswijk, tenzij ik eigenhandig de fundamenten van de kerk blootleg. Bottino lijkt niets te merken van mijn teleurstelling. Leunend op de loop van een middeleeuws kanon trekt hij met zijn hand een lijn door de onder ons liggende stad en zegt enthousiast: ‘Kijk, aan de restanten kun je goed zien waar de muur liep die koning Fernão om de stad bouwde. En daar, tussen de muur en de Taag, grondvestte hij in 1373 het Judiaria van Alfama. De muur was namelijk alleen bedoeld om de christenen te beschermen.’

Terwijl we het drukke centrum van Lissabon doorkruisen lees ik in de Jewish Travel Guide 1995 dat Portugal tegenwoordig met ongeveer 700 joden ‘een van de kleinste joodse gemeenschappen in Europa’ heeft. ‘Het zijn er iets meer. Maximaal 2000, maar dat is inclusief de buitenlanders die hier wonen en werken,’ vult Bottino aan en loodst me een zijstraat van de Avenida da Liberdade in. Achter een hoge schutting vinden we daar de Sja’are Tikwa-synagoge, een van de twee in het land waar op sjabbat diensten zijn.

Rabbijn Dov Cohen heeft wel even tijd om met ons door het in 1902 geopende gebouw te lopen en iets over zijn gemeente te vertellen. ‘In Lissabon wonen zo’n honderd joodse families, waaronder veel handelaren en intellectuelen. Het merendeel is niet religieus. Op twee of drie na komen ze van buiten Portugal, de meesten zijn vanaf de jaren ’20 uit Noord-Afrika gevlucht. Deze gemeente is weliswaar orthodox, maar ook van de veertig leden die mijn diensten min of meer regelmatig bezoeken kan ik niet zeggen dat ze orthodox zijn.’ Het lijkt de rabbijn niet te deren, met een opgewekt shalom zwaait hij ons uit.

‘s Avonds keren we naar het Alfama terug om te eten. Na de traditionele koolsoep vindt Bottino het tijd om met wat meer cijfers over tafel te komen. ‘Tijdens de middeleeuwen waren er geen volkstellingen, maar uit de belastingregisters is af te leiden dat in Portugal zo’n 30.000 joden leefden.

Dat is exclusief Alentejo en Algarve, want daarvan zijn de registers verdwenen. Andere historici komen op 75.000. Laten we het er maar op houden dat drie tot acht procent van de miljoen Portugezen…’ Het licht wordt gedimd en onmiddellijk breekt Bottino het gesprek af. Een zangeres met een zwarte omslagdoek zet, begeleid door gitaar en guitarra, een fado in. Dat is zo’n serieuze zaak dat ook de bediening staakt zolang er gezongen wordt.

Als een half uur later de verlichting weer op volle sterkte gaat verschijnt het hoofdgerecht op tafel. Terwijl hij de gebraden geit verorberd, schetst Bottino met grote halen de ondergang van het jodendom in Portugal. ‘In 1496 vaardigde koning Manuel een decreet uit: de joden moesten zich tot nieuwe christenen laten dopen of het land verlaten. Aan het Judiaria van Alfama kwam een eind: tijdens een pogrom in 1506 werden er 3000 joden vermoord. De Inquisitie met haar brandstapels deed van 1536 tot 1821 de rest.’ Het licht wordt alweer gedimd. Ditmaal verschijnt een zanger, die zijn Maria morena zo hartverscheurend beweent dat we ook zouden zwijgen als dat niet verplicht was.

Evora

Synagoge ontdekt in oud pakhuis

Vroeg in de morgen verlaten we Lissabon. Een uur nadat we onder het enorme Christusbeeld aan de zuidoever van de Taag doorrijden bevinden we ons tussen de golvende graanvelden van de Alentejo. Hoewel het nog voorjaar is gaan de autoramen omlaag.

‘Dit is het heetste deel van Portugal,’ zegt Bottino, terwijl hij een knoopje van zijn overhemd losmaakt. ‘De hitte drukt hier het levenstempo, wat in de rest van het land aanleiding is voor talloze grappen.’ Mijn vragende blik beantwoord hij met: vooruit, één dan. ‘Vraag een Alentejaanse timmerman waarom hij zittend werkt en hij antwoordt dat hij het wel degelijk liggend probeerde, maar dat dat bij nader inzien toch meer energie kostte.’

Als we in Evora aankomen is het druk op het Praça do Giraldo. Onder de arcaden aan de oostkant staan groepen mannen te praten. Over het plein lopen toeristen met een plattegrond in de hand van kathedraal naar klooster en van aquaduct naar romeinse tempel. Evora heeft zoveel bezienswaardig heden dat UNESCO in 1986 de hele stad tot werelderfgoed uitriep.

We duiken onder de arcaden een pasteleria in om, volgens goed Portugees gebruik, staand een taartje te eten met een bica, een kopje sterke zwarte koffie. Daarna sleept Bottino me een steegje aan de overkant van het plein in. Ik zie dat we de enige wijk inlopen die op de toeristische plattegrond helemaal blanco is. ‘Deze wijk was in de middeleeuwen een belangrijk joods centrum. Hier is Spinoza geboren,’ probeert Bottino. Het lukt hem niet zijn gezicht in de plooi te houden. Buiten Evora kent nu eenmaal iedereen Amsterdam die eer toe.

Terwijl we voortslenteren door de verlaten straatjes wijst Bottino aan welke van de lage witte huisjes voor de kenner zichtbaar uit de 15e eeuw stammen.

‘Gelukkig nam het belang van Evora na de 17e eeuw snel af en werd het een regionaal landbouwcentrum,’ zegt bij bloedserieus, ‘anders was van deze wijk niets bewaard gebleven. De universiteit is hier nu bezig met onderzoek en een paar maanden geleden is in een pakhuis de oude synagoge ontdekt. De gemeente wil die nu aankopen en herstellen. Dan komt deze wijk eindelijk op de plattegrond van de VVV. De laatste tijd zijn er in de wijde omgeving in totaal drie synagogen ontdekt.’

Bottino klinkt echter niet tevreden. De hoogleraar, die als dienstweigeraar de dictatuur van Salazar ontvluchte, windt zich zelfs zichtbaar op. ‘Uiteindelijk moeten het er nog veel meer zijn, maar de achterstand in onderzoek naar het verleden is nog steeds erg groot, op alle gebieden. Als tegenstanders van Salazar hoopten we dat de onverschilligheid tegenover het verleden na de Anjerrevolutie zou afnemen, maar in het algemeen is dat niet gebeurd. De gemeenten moeten het onderzoek bekostigen en in de arme Alentejo kiezen de gemeentebesturen eerder voor de aanleg van elektriciteit, telefoon en stromend water.

Logisch, maar veel hangt ook af van de interesse van de burgemeester en de gemeenteraad. De burgemeester van een dorpje in het zuiden van de Alentejo heeft een archeologische achtergrond en daar zijn wel drie archeologen in dienst genomen. Nu zijn er wat opgravingen en een klein museum. De toeristen beginnen langzaam te komen en brengen geld in het laatje. Misschien dat dat voorbeeld navolging krijgt,’ zegt Bottino terwijl we het Praça do Giraldo weer oplopen. Er klinkt enig optimisme in zijn stem, maar ook vermoeidheid. Hij beseft dat het nog veel overredingskracht vergt om dat gedaan te krijgen.

Castelo de Vide

Vroeger gevaarlijk grensgebied

Als de avond valt arriveren we in Castelo de Vide, dat op 12 kilometer van de Spaanse grens hoog tegen een helling van de Serra de S. Marmede ligt. Castelo de Vide is bekend door haar 300 bronnen en het gelijknamige mineraalwater, maar heeft van de ruim 150 plaatsen in Portugal waarvan inmiddels bekend is dat er joden leefden ook de best bewaarde joodse wijk. Hier bood president Mario Soares in 1988 zijn excuses aan voor de vervolging van de joden in Portugal.

Vroeg in de ochtend, voordat de bussen hun toeristen spuien, gaan we er kijken. Voor wie het systeem eenmaal kent zijn de borden die de richting aangeven overbodig: loop naar het boven het dorp gelegen kasteel en de laatste wijk buiten de middeleeuwse muren is het joodse getto, dat kan niet missen.

De witgepleisterde huizen aan de wirwar van met ruwe keien geplaveide straatjes en trappetjes zijn allemaal zorgvuldig gerestaureerd en hebben veelal nog de originele zware ramen en deuren. Tussen de huizen liggen tuintjes met rozen en struiken. Tussen de keien schieten de bloeiende margrieten hier en daar hoog op en voor veel huizen staan vazen of olijfolieblikken met bloemen en planten. Bijna iedere zijstraat biedt een prachtig doorkijkje: omhoog naar het kasteel en omlaag op de rotsachtige omgeving en op de daken van de lager gelegen delen van het dorp. Jongeren zie je hier niet, alleen bejaarden. De vrouwen dragen allemaal een hoofddoek tegen de zon en zetten daar vaak nog een hoed bovenop.

Midden in de wijk ligt de 13e eeuwse synagoge, de oudste van het land. Voor dit lage, rechthoekige gebouw pak ik de brochure van de regionale VVV erbij.

‘Middeleeuwse welvaart trok een belangrijke joodse gemeenschap aan,’ lees ik hardop. Wat een onzin, lacht Bottino, terwijl we een stap opzij doen om een man op een ezel te laten passeren. ‘In de middeleeuwen wilde iedereen langs de kust wonen en dit gevaarlijke grensgebied was wel het minst populair. Met belastingvrijstelling en andere voordelen moesten de koningen hier mensen heen lokken als buffer tegen Spanje. Daarom werden de joden hier eerst ook nog relatief met rust gelaten toen ze elders in het land al het slachtoffer werden van vervolging.Velen van hen waren uit Spanje gevlucht en vormden een zeer gemotiveerde groep verdedigers.’

Belmonte

De marranos behielden heimelijk hun geloof

Op een uitloper van de Serra de Estrella, Portugals hoogste bergketen, ligt Belmonte. In deze afgelegen streek leeft een groep van een paar honderd zogenaamde marranos, die door de eeuwen het joodse geloof wist te behouden. Uiterlijk gedroegen ze zich als goede katholieken, maar in het diepste geheim gaven ze hun tradities door. De lichtjes die ze op sjabbat ontstaken verstopten ze in een kast. Als een van hen overleed wachtten ze even met het roepen van de priester om de overledene eerst volgens joods gebruik te wassen.

Vijf jaar geleden werden de marranos van Belmonte zichtbaar doordat antropoloog Frederic Brenner een film over hun geheime leven aan een aantal tv-stations verkocht. In zijn werkkamer op het stadhuis vertelt burgemeester Antonio Pinto, van beroep arts, hoe dit zijn slaperige plattelandsgemeente weer op de kaart van Portugal zette.

‘Belmonte was alleen bekend als de geboorteplaats van Cabral, die in 1500 Brazilië ontdekte, maar nu heeft iedereen het over Belmonte en de joden. Er komen Amerikaanse toeristen, Israëlische en Portugese, want ook die worden zich bewust dat er in hun land joden leven. Ik wist dat natuurlijk altijd al, net als iedereen in Belmonte. Het zijn er 350, op 3000 inwoners is dat een grote groep.’

De burgemeester gaat er eens goed voor zitten, voordat hij ons een primeur gunt. ‘Drie maanden geleden had ik de ambassadeur van Israël op bezoek. Samen hebben we een plaats in Israël uitgezocht en binnenkort is Belmonte zusterstad van Rosj Pina.’

De wandeling die we even later door het dorp maken krijgt al snel het karakter van een speurtocht. Op de begraafplaats, een zee van plastic bloemen en marmer in de schaduw van een kasteelruïne, vinden we tussen de talloze kruisbeelden welgeteld één Davidster.

Aan de andere kant van de kasteelresten dalen we af door stoffige straatjes. Toeristen zijn er niet te bekennen, het buurtje ligt zo goed als uitgestorven in de voorjaarszon. Hier en daar slaat een hond met hoorbare tegenzin aan, een enkele bejaarde doet een middagdutje in de schaduw. Niets wijst erop dat deze grauwe huizen de joodse wijk vormen, nergens hangt zelfs maar een enkele mezoeza naast de deur.

Aan de andere kant van Belmonte zit Shlomo Azulai in de volle zon op het balkon van zijn nieuwbouwflat. Met een keppel op zijn bebaarde hoofd zit de jonge rabbijn in hemdsmouwen over een boek gebogen te lernen. Anderhalf jaar geleden is Azulai, meteen na het behalen van zijn rabbijnendiploma, naar Belmonte gezonden door het Joods Agentschap, een zionistische organisatie die zich ontfermt over de joden buiten Israël. Als hij ons aan ziet komen schiet hij zijn colbert aan en maakt de deur open. Voordat we binnen mogen krijgen we een keppel, want een deel van de flat is ingericht als synagoge.

Azulai gaat ons voor naar een kamer met een verhoging voor het voorlezen van de Tora die plaats biedt aan dertig mannen. ‘Nee, hoewel het een onderdeel is van mijn taak is nog geen enkele marraan naar Israël gegaan. Het is ook moeilijk om mensen die hier zeven-, achthonderd jaar hun wortels hebben uit de gemeenschap te halen. Ik ben de tweede rabbijn hier in de bijna vier jaar dat de synagoge bestaat. Voorheen speelde alles zich thuis af, alle marraanse gebruiken werden door de vrouwen uitgevoerd.’

Azulai volgt mijn blik naar de horizontale spleet in de muur waarachter de ruimte ligt waaruit de vrouwen zijn diensten moeten volgen. ‘Dat ze nu apart moeten zitten vinden ze geen probleem hoor. We moeten niet vergeten dat de marranos 500 jaar gescheiden van het joodse volk leefden. Door de mondelinge overlevering hielden ze nauwelijks gebruiken in stand die orthodox te noemen zijn en waren er bovendien veel katholieke elementen ingeslopen. De sefardische opperrabbijn Mordechai Ediaho heeft in 1990, na een onderzoek naar hun achtergrond, besloten dat ze joden zijn, maar om weer toe te treden moesten de mannen zich wel laten besnijden en allen moesten naar het mikwe, het rituele bad. Vooral de ouderen wilden dat niet en sterven liever met hun eigen tradities. Twintig gezinnen zijn wel lid geworden van de orthodoxe gemeente.’

Terwijl we bij het afscheid de keppeltjes teruggeven, zegt Azulai dat hij de kans dat we een marraan te spreken krijgen erg klein acht. ‘Door alle belangstelling van buitenaf zijn ze erg kopschuw geworden,’ verklaart hij, blijkbaar zo overtuigd van zijn zending dat hij zich niet eens realiseert dat hij daar zelf een deel van uitmaakt.

Aan de overkant van de straat stuitten we bij toeval op Abílio Morão Henriques en Amélia Henriques Morão, een marraans echtpaar van middelbare leeftijd dat hier een textielfabriekje heeft. Ze zijn maar al te graag bereid tot een praatje en nemen ons meteen mee naar binnen. Een bestelbus die arriveert om kleding te laden moet zolang maar even wachten. ‘Ik volg de diensten in de synagoge, zonder te weten waar het over gaat. Ik versta geen Hebreeuws. Maar thuis doen we het nog net als altijd hoor,’ zegt Amélia verlegen.

Abílio blijkt in het bestuur van de orthodoxe gemeente te hebben gezeten. ‘Nu niet meer, ik ben eruit gestapt omdat de rabbijn zo drammerig is. De vorige niet, dat was een heel wijs man. Die was ook veel ouder,’ zegt hij met iets van spijt in zijn stem. ‘Op sjabbat kom ik nog wel in de synagoge, maar tegenwoordig is er veel onenigheid in de marraanse gemeenschap van Belmonte. Sommigen proberen net zo orthodox te zijn als de rabbijn. Degenen die dat niet doen worden daar door hen op aangekeken. Ze zonderen zich ook af van de niet-joden.’

Na vijf jaar openbaarheid en inmenging van buitenaf is de marraanse gemeenschap blijkaar al danig aan het desintegreren. Ik vraag me af hoe lang het nog duurt voordat ook dit laatste restje joods leven dat vijf eeuwen onderdrukking weerstond in de Portugese geschiedenisboeken kan worden bijgeschreven. Voordat we mogen gaan zingt Amélia tussen de lange rekken met broeken een marraans liedje voor ons dat al die tijd met liefde is doorgegeven.

Tomar

Vooral bekend door de Tempeliers

Op de terugweg naar Lissabon stoppen we even in Tomar, dat zijn faam dankt aan de gigantische kloosterburcht van de Tempeliers. Beneden de burcht, in alweer zo’n bescheiden middeleeuws straatje, vinden we de synagoge. Naast die van Castelo de Vide en Guarda is het de derde van voor de Inquisitie die Portugal rijk is, de recente ontdekkingen die dit aantal verdubbelen nog niet meegerekend. Luis Vasco, een marraan van achter in de vijftig die geen keppel draagt maar een zwarte visserspet, is de beheerder.

‘Deze synagoge is in de 15e eeuw gebouwd,’ zegt hij, terwijl hij op de oosterse ornamenten wijst waarmee de vier zuilen zijn versierd die de gewelven ondersteunen. ‘Na het decreet van 1496 moest hij alweer ontruimd worden. Daarna fungeerde het gebouw onder andere als gevangenis, pakhuis en hooischuur. Sinds ’39 is het een joods museum.’

In 1992 was deze synagoge het decor van een viering die Vasco z’n leven lang niet zal vergeten. ‘Na vijf eeuwen werd voor het eerst weer Jom Kippoer gevierd. Van een Engels-portugese vishandelaar hebben we de Heilige Ark gekregen, uit Tanger kwam een rabbijn over en er waren joden uit Zuid- Afrika, Frankrijk, Holland, Israël en Lissabon – in totaal zo’n vijftig. Het was een nationale gebeurtenis, de tv kwam erop af, kranten, enzovoorts.’

Glunderend bladert hij door een stapeltje tijdschriften dat hij op zijn tafeltje naast de ingang bewaart en wijst op de kleurenfoto’s aan waar hij staat. Een grote kop meldt: Joden vieren Jom Kippoer in Portugal. Vijftig joden die Grote Verzoendag vieren – vijf eeuwen na het begin van de Inquisitie is dat landelijk nieuws in Portugal.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!