×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Ierland

Fietstocht door de Burren en Galway

Reisverslag: Ton Spil & Antoinette Geerts
Foto's: Ton Spil & Antoinette Geerts

In Ierland kan het je zomaar gebeuren dat je je tent op mag zetten binnen de muren van een kasteelruïne op een heuveltop, aan de rand van een meer met uitzicht op een pijnbomen-eiland of gewoon op het land van een boer. De gastvrije bevolking leeft temidden van een ruige natuur met kliffen, valleien en veenlandschappen. Verspreid in het landschap liggen herinneringen aan een rijker verleden: oude, vaak vervallen kastelen, kerken en abdijen. Door de Burren en Galway fietsend passeer je ook boerderijen uit de steentijd of een hoog Keltisch kruis.

Op 12 juli 1690 werd James II door zijn schoonzoon prins Willem III van Oranje verslagen in ‘the battle of Boyne’ bij de gelijknamige rivier in de buurt van Dublin. Willem was door de Engelse autoriteiten ingehuurd om een eind te maken aan de paapse praktijken van de Ierse koning. Nog elk jaar worden op die dag de Oranjemarsen gehouden en nog steeds strijden de (noord) Ieren tegen de Engelse overheersing. Op 12 juli zitten we in een Ierse pub in Neale en zien de zoveelste oranje-onlusten op het journaal. Een bezoek aan dit groene eiland gaat nooit voorbij aan die feiten maar maakt ze wel ongeloofwaardig, zo gastvrij en zo aardig als de Ieren zijn.

Ross Abbey

'Het dak is er afgewaaid'

Volgens een paar jongedames in de supermarkt kunnen we de tent bij Ross Abbey neerzetten. Het antwoord op de vraag of het een camping is, is ontkennend maar ‘er staan wel eens vaker tenten’. Ross Errilly Abbey ligt één mijl buiten Headford en is in de 14e eeuw gesticht door de Burgo-familie.

Hoewel het een ruïne is geeft het een beter beeld van middeleeuws Ierland dan menig kasteel dat we tot nu toe bezochten. In de kasteeltoren is een galerij die uitkijkt over de kansel en nu ook over onze tent, die op een prachtige plek binnen de poort maar buiten de kerk staat. We hebben wel even gewacht tot alle bezoekers vertrokken waren.

Het gebouw ademt nog steeds een gewijde sfeer en de bijgebouwen zijn duidelijk herkenbaar als klooster. Ik loop tussen de pinken door naar een klein riviertje onder aan het weiland en brand mijn handen aan het schrikdraad.

Ik spoel de luiers uit en bemachtig een zwanenveer waar de monniken vroeger mee zouden schrijven en aanschouw het klooster in al zijn schoonheid. ‘Het dak is er afgewaaid’, zegt Twan de hele vakantie, en ook bij dit klooster is dat het geval maar verder staat de zwartgespikkelde grijze steenmassa nog fier overeind.

'Quiet man country'

Oude beuken en eiken en een middeleeuws bruggetje

Het Joyce-graf is het enige dat met bloemen is bedekt en de volgende dag zullen we ontdekken waarom. We zijn in Joyce country gearriveerd, met de Joyce superstore en de Joyce boetiek. Nog voor zich een toerist gemeld heeft hebben we de tent alweer op de fiets zitten en links van de weg zien we ‘onze’ abdij nog één keer liggen.

De zestien kilometer naar Cong, ongeveer de afstand van werk naar huis, kost in Nederland een kleine drie kwartier. Hier, met wind en heuvel tegen, met 35 kilo extra bagage doen we er meer dan twee uur over. Wij hebben zin in een douche en de kinderen hebben zin om te spelen en daarom draaien we de oprit van het ‘courtyard hostel’ op.

Het ziet er duur uit, met een grote oude beukenlaan en een golfveld ernaast. Er is geen levende ziel te bekennen tot we op een veld achter de schuur twee kampeerders treffen. Volgens hen kunnen we hier kamperen. Als de tent staat breekt de zon door. Een Frans stel met twee kinderen komt even later het veld op gereden en ik kijk een beetje jaloers naar wat ze allemaal uit de auto laden.

Iets later kijkt hij op zijn beurt zichtbaar jaloers als we er lekker op de fietsen op uit trekken. Hij houdt mij voor een Ier met mijn rode baard. Het gebied rond Cong staat ook wel bekend als ‘quiet man country’ omdat hier in 1952 de beroemde film met John Wayne werd opgenomen.

Een ‘cong’ is een smalle strook land, in dit geval tussen Lough Corrib en Lough Mask. De meren verstoppen zich echter goed, want we zien er vandaag niets van.

Cong abbey mag dan acht eeuwen ouder zijn dan zijn collega 16 kilometer verderop maar veel indruk maakt het niet meer. Het park met het monnikenhuisje erachter is wel zeer de moeite waard door de grote oude beuken en eiken en het middeleeuwse bruggetje over de rivier.

Bij ‘Ryans’, in echte slagersletters op de muur, vraag ik om 200 gram varkensvlees (aan de termen ounce en pound durf ik me hier niet te wagen) en de slager kijkt me aan alsof ik gek ben. In een land vol schapen, koeien en zalm is een varken een zeldzaam dier en bovendien is 200 gram voor Ierse begrippen erg weinig. Zijn vraag of 400 gram ook mag is dan ook de Ierse variatie op: ‘het is iets meer mag dat’?

Op weg naar de herberg komen we langs het droge kanaal dat in de 19e eeuw werd gegraven maar niet functioneert omdat de wanden poreus zijn, zodat het water een vrije doortocht naar beneden heeft. Het is een monument geworden, niet zoals de meeste monumenten één van menselijk succes maar één van menselijk falen. Het grapje dat de Ierse barman ons toevertrouwde krijgt er weer een dimensie bij. ‘Wat gebeurt er als de Ieren en Nederlanders van land zouden verwisselen?’, vroeg hij ons. ‘Ierland zou het grootste exportland ter wereld worden en Nederland zou onder water komen te staan’, was zijn antwoord met de typische Ierse zelfspot die we al vaker zijn tegengekomen.

´s Avonds gaan we met de hele familie naar de pub in Neale, om te ontdekken dat zoiets in Ierland in het geheel niet vreemd is. Naast een andere familie waarvan pa devoot is van het Nederlandse voetbal. Dat moet natuurlijk wel na de laatste nederlaag van de Ierse trots tegen oranje.

Een ander oranje tintje hier is iets om minder trots op te zijn, zowel voor de Nederlander als de Ier. We kijken op het journaal naar onlusten rond de beruchte oranjemarsen in Noord Ierland die de ‘battle of Boyne’ herdenken.

De romigheid van de Guiness, de smaak van Clarinbridge oesters, het geluk van de Blarney steen, het banket op Bunratty kasteel en de zon die neergaat in Galway Bay, dat is volgens de toeristenfolder het echte Ierland. De helft is volgens ons waarschijnlijk waar, het eerste op dit moment zeker.

Kylemore abbey ziet er van buiten en op een afstand mooi en imposant uit. En zo was het waarschijnlijk ook toen het in 1860 werd opgeleverd voor Thomas Henry, een zakenmagnaat uit Manchester. Het werd in de jaren na de eerste wereldoorlog betrokken door uit Ieper in België afkomstige Benedictijner nonnen en is sinds die tijd behoorlijk afgeleefd.

‘May the road rise to meet you, may the wind be always at your back, may the sun shine warm upon your face and the rain fall soft upon your fields. And until we meet again, may God hold you in the palm of his hands.’

Dit oude Ierse vers is een mooie samenvatting van de dag van vandaag die begon met een druilerige regen, waarschijnlijk bedoeld voor de velden. Het Connemara nationale park was daar echter goed op ingesteld met zijn ‘indoor picknick area’. Ook de fraaie korte wandelingen kunnen ons als jong gezin zeer bekoren. De beroemde pony´s laten zich echter met dit mistige weer niet veel zien.

Het pad door het veenlandschap stijgt om ons tegemoet te komen, vol met pollen wilde bloemen en ontluikende heide. Met de wind mee en de zon in het gezicht rijden van Kylemore, dat zoveel betekent als groot bos, weer terug naar onze camping ‘on the edge of Europe’, alleen zijn ze IJsland enigszins vergeten.

Vallei der valleien

Het wild kampeer-plekje is werkelijk uniek

Vroeger kwamen we per ongeluk door valleien en bewonderden die vervolgens de hemel in maar tegenwoordig plannen we onze route zo, dat we zoveel mogelijk op wegen tussen twee bergen met een rivier ernaast proberen te befietsen.

Het riviertje dat in de Burren vechtend probeert boven het oppervlak te blijven staat me nog zeer levendig voor de geest als we de weg naar Recess inslaan. Van alle kanten parelen beekjes richting kleine en grote meren en de glooiende bergen glinsteren grijsgroen in de ochtendzon.

We zijn in de vallei der valleien terechtgekomen, de Inagh vallei. Lake Inagh, beroemd voor zijn zalm, bekoort ons met zijn uitzicht. Recht tegenover het meer bevindt zich een statige lodge waar je voor 52 pond kunt overnachten maar waar je voor gewone prijzen koffie en thee kunt drinken zonder dat de ober je met een smerig gezicht aankijkt. We genieten buiten op het terras van koffie en thee uit hotelzilver, terwijl Twan en Gwen met een pratende bal van een Iers jongetje aan de loop gaan: ‘Ah bozo, where do we go, I´m out’.

De wind is in de rug, de heuvels lopen af en de zon schijnt ons in het gezicht. Het is bijna jammer dat de weg ophoudt. Het doel van vandaag is Roundstone waar ik een Bodran wil kopen maar de grootte van de Ierse trom doet ons twijfelen. Waar laten we het gevaarte? Het is het eeuwige probleem, vakantie op de fiets is woekeren met ruimte. Zo staan ze overal nog, de Chinese bamboe zonnestoelen, de uit één stuk hout gesneden krukjes in Malawi en niet te vergeten de zebratrommel in Zimbabwe. Met een snik lieten we ze achter maar sloten ze voor altijd in de herinnering.

De Lonely Planet heeft weer eens een aardige tip en het wild kampeer-plekje tegenover ‘pine island’ is werkelijk uniek. We moeten wel even wachten tot de dagjestoeristen het rond de klok van 5 voor gezien houden maar vanavond hebben we het alleenrecht op een aantal van de 12 pins, Derryclare lake en natuurlijk de schaapskudde aan de overkant van de weg. Zoals altijd is zelfs de mooiste plaats op aarde niet perfect. Rond zonsondergang vluchten we vanwege de midgets de tent in, die gelukkig voorzien is van een afdoende muskietennet.

Galway, op elke hoek muziek

De man met de accordeon zat hier tien jaar geleden ook al

Wat doe je als je niet al teveel tijd hebt, twee kinderen bij je hebt en toch zoveel mogelijk van een beroemde stad wilt zien? Deze ogenschijnlijk tegengestelde doelen worden opgelost door de wandelroute door Galway, die ons normaal uren zou duren, te gaan fietsen. Bij een muziekzaak staan drie Ieren riddles te spelen en een hoek verder zit een man met een accordeon die er (zo toont een fotoboek later) tien jaar geleden ook al zat.

Een hoek verder op Eyre Square bruist het van het leven. Een Australiër vermaakt de kinderen met een clownachtige act maar de manier waarop hij mensen aan zich bindt is werkelijk doortrapt. Hij laat eerst een klein aantal mensen dat staat te kijken heel hard klappen en joelen terwijl hij nog niets gedaan heeft.

Omstanders zien en horen dit en stromen vanzelf toe. Als hij dan vervolgens een goede act in de strijd gooit en daadwerkelijk applaus klinkt wordt de kring verdubbeld. Een nieuwe marketing methode in de dop of misschien wel de oudste performance truc van de wereld? Twan kan er de lol ook wel van inzien.

Daarna gaan we echt rondwandelen op de fiets over de Salmon Weir Bridge waar je zalmen kunt zien zwemmen (als je meer geluk hebt dan wij) en naar de in Oxfordstijl opgetrokken universiteit waar we in een galerie een rollerkit uit een gehele boomstam bewonderen en een schaakspel zien voor als we ooit eens geld als water hebben.

Antoinette geeft de kunstenaar Jorge de Bon persoonlijk een compliment en verder gaat de tocht langs ‘bridgemills’ en de ‘spanish arch’. Daarna duiken we weer onder in Quincystreet waar een straatmuzikant Pink Floyd en Richard Thompson combineert en waar een klassieke groep Mozart, Bach en Porgy & Bess laat horen. Onder de noten van Summertime laten we ons de ‘seafood chowder’ goed smaken.

7000 jaar historie

Boerderijen uit het stenen tijdperk en vervallen kerken en abdijen

Als je door de Burren fietst, ontvouwt zich 7000 jaar historie. Met boerderijen uit het stenen tijdperk, vaak allang vervallen kerken en abdijen en kastelen van lokale graven. De hoge kruizen zijn naast de bergen zelf de belangrijkste overblijfselen uit die tijd.

‘A left, a right and a left and then you are in Cappaghmore !’ Het klinkt simpel, uit de mond van een oudere vrouw, als we net Kinvara hebben verlaten en een kleine landweg zijn ingeslagen. Toch staan we bij elke ‘afslag’ te twijfelen of de weg niet naar een boerderij leidt. De grasvelden bezaaid met bloemen steken schril af tegen de rauwe lagen steen erboven, niet hoog, maar toch indrukwekkend.

Sinds we deze weg zijn ingeslagen, en dat is alweer een uur geleden, zien we veel leuke kampeerplekken maar helaas geen boerderij waar we kunnen gaan vragen of we er mogen staan. De borden ‘gereserveerd voor de Tubber schietclub’ doen ons doorfietsen. Eindelijk een boer op een trekker. ‘Rechts van de weg is van mij’, zegt de boer, minder uit bezitterigheid dan uit gastvrijheid. ‘Natuurlijk is het geen probleem de tent op te zetten’.

Het water betrekken we uit een heilige bron en als we vragen of we het zonder koken kunnen drinken kijkt de boer ons aan met een blik van ‘domme buitenlanders’. Op zondagmorgen herkennen we hem bijna niet in z’n zondagse pak. De kerk is leeg en de kroeg is vol in Carran, waar alleen de waard een vriendelijk woord voor ons over heeft. Dat zijn we niet gewend van de Ieren en hoewel het buiten regent gaan we toch weer snel op pad.

 

Door de ‘green valley’ fietsen we richting Doolin en hoewel Christy Moore, een van Ierlands bekendste folkzangers, in het liedje over Lisdoonvarna zingt ‘do not worry about the weather’ is dat nu net waar we ons wel zorgen over maken want het is de natste dag van de vakantie. Gelukkig brandt in het Aile River Hostel de Stanley houtkachel volop zodat we ons kunnen warmen en drogen.

Het is druk in Moher, erg druk. We mogen er niets van zeggen want we doen er zelf aan mee maar de wandeling naar de indrukwekkende Cliffs of Moher voelt aan als met 1000 Chinezen over de muur paraderen. Het is een must en het is erg mooi maar liever…

De 700 voet hogen kliffen worden bewoond door meeuwen en kijken uit over de Aran eilanden. De O’ Briens-toren is duidelijk om strategische redenen op de noordkant neergezet. In Kilfenora is het hele dorp verzameld rond de begraafplaats om afscheid te nemen van een ongetwijfeld aardig mens. Of zijn kruis over duizend jaar ook nog aan zijn bestaan doet herinneren is de vraag. Met de wind in de rug maken we de cirkel rond en in Corofin herkent men ons van drie weken geleden. We moeten helaas het groene eiland met z’n vriendelijke mensen weer verlaten.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!