×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Îles d’Hyères: Port-Cros en Île du Levant

Eilanden van goud voor de Azurenkust

Reisverslag: Royan van Velse
Foto's: Royan van Velse & Rolf Brummel

Voor de kust van Hyères liggen de Îles d’Or, de gouden eilanden Porquerolles, Port-Cros en Île du Levant. De laatste twee zijn het rustigst, zeker nadat de dagjesmensen weer zijn vertrokken. De natuur krijgt volop de ruimte op de rotsige eilanden, waar hier en daar een oud fort staat. Maar ook rond de eilanden, waar je kunt duiken tussen bruine tand­baarzen, kwaad kijkende murenen en duizenden barracuda’s.

Hyères is een Franse gemeente in het departement Var aan de Côte d’Azur, nabij Toulon. Op zo’n vijftien kilometer voor de kust liggen de Îles d’Hyères. Dertig miljoen jaar geleden zijn deze Îles d’Or, de gouden eilanden zoals ze in de volksmond worden genoemd, losgekomen van het vasteland. Ze lijken nu naar open zee te drijven. Het talud tussen de kust en de eilanden loopt door naar een diepte van vijftig meter.

Schepen en vliegtuigen die hier in het verleden op de bodem terecht­kwamen zijn dankzij dit relatief ondiepe water goed bereikbaar voor veel duikers. Achter de eilanden daarentegen loopt de bodem al snel af naar een duize­ling­wek­kende diepte van twee kilometer. Sommige canyons in de bodem eindigen zelfs op vijf kilometer diepte.

Ruim vijf miljoen jaar geleden stond de Middellandse Zee na een periode van verdamping droog. Toen door een aardbeving de tegenwoordige Straat van Gibraltar openbrak vulde deze grote kale kuil zich weer met water uit de Atlantische Oceaan. Dit proces heeft een hele eeuw geduurd. Sindsdien is het weer een respectabele zee.

Aan het eind van de 19e eeuw werd er door de Engelsen en de Fransen in Egypte een verbinding gegraven naar de Rode Zee: het Suezkanaal. Vanaf dat moment waren er twee verbindingen en konden uitheemse (sub)tropische soorten ook heel voorzichtig de Méditerranée komen verkennen.

Port-Cros

700 hectare natuur boven en onder water

De meest ruige eilanden van de drie Îles d’Or zijn de twee oostelijke: Île du Levant en Port-Cros. Porquerolles, het meest westelijke eiland, is weliswaar prachtig maar is ook erg ontwikkeld en toeristisch.

Port-Cros, het middelste eiland, vervulde eeuwenlang een strategische rol bij de verdediging van de Franse kust. Vanaf de 16e eeuw werden er stevige forten gebouwd op het eiland dat verder enkel bewoond werd door een paar vissers.

Eeuwen terug was de oversteek vanaf het vasteland nog een hele onderneming. Port-Cros was best ver varen en de overtocht naar Île du Levant durfde bijna niemand aan. Daar leefden eerst eenzame monniken en vervolgens werd er in 1861 een door water omringde strafkolonie voor minderjarigen gevestigd.

Tegenwoordig duurt de oversteek naar Port-Cros slechts een half uur en bij het binnenvaren van de haven word je verwelkomd door een oud kanon dat op je gericht staat en door een oorverdovend concert van duizenden krekels.

Aan de linkerkant ligt het Fort du Moulin en recht voor bevinden zich kleine aanlegplaatsen en het groepje huizen dat het dorp vormt. Verder is het eiland onbewoond. Overdag lopen er veel mensen rond op de kleine zanderige boulevard langs zee en op de vele wandel­paden die het eiland rijk is.

‘s Avonds echter, als de laatste boot met dagjes­mensen vertrokken is, wordt het heel rustig. Dan zijn er alleen nog maar de gasten van de paar kleine hotels en pensions en de opvarenden van de schepen die voor anker liggen in de haven.

Sinds 1963 is het eiland Port-Cros een nationaal park met een oppervlakte van 700 hectare. Alle soorten die zowel boven als onder water voorkomen in dit reservaat zijn beschermd. Wandelen op het eiland mag, maar ieder moet zich aan strikte regels houden. Roken is absoluut uit den boze. Er staan zelfs hoge boetes op. Wanneer de mistral waait worden vele wandelpaden afgesloten om te voorkomen dat hardnekkige en onoplettende rokers toch stiekem een sigaret opsteken en daarmee, zoals helaas eerder gebeurd is, een bosbrand veroorzaken.

Het wandelen in het reservaat is prachtig. Er ligt 30 kilometer aan smalle en voor een klein deel iets bredere wandelpaden op het eiland, die naar alle uithoeken leiden. Ze zijn uitgehakt in de rotsen of aangelegd tussen de parasolpijnbomen. Tussen de begroeiing ontdek je her en der nog de resten van een oude woning, terwijl hagedissen en soms slangen je pad kruisen.

De krekels hoor je na verloop van tijd niet meer. Ze zitten in de bomen en zwijgen vaak als je bij ze in de buurt komt. Soms weer vliegen ze tegen je aan omdat ze schijnbaar niet zo heel goed kunnen zien. Ze leven dan ook lange tijd onder de grond voordat ze een keer vroeg in de ochtend naar het zonlicht kruipen, zich op laten warmen door zonnestralen en uit een soort van cocon kruipen die ze achterlaten, om eerst groen en dan grijs gekleurd verder door hun korte leven te gaan.

Wanneer je begint met je tocht bij het fort in de haven, dat gebouwd is op oude Romeinse funderingen, kom je langs slotgrachten waar waarschijnlijk nooit water in heeft gestaan en hoge muren die gebouwd zijn op stevige rotspartijen.

Indien je de klim langs de scherpe rotsen met glinsterende kwartsdeeltjes aandurft, kom je na een stukje wandelen bij het Fort de l’Estissac, met een halfronde uitkijktoren. Dit fort stamt uit de 17e eeuw en vanaf de toren heb je een adembenemend uitzicht over de eilandengroep.

Ten westen van Port-Cros zie je een klein langwerpig eiland liggen, Bagaud genaamd, met daarop overblijfselen van eeuwenoude artilleriestellingen. Bagaud is een broedgebied voor watervogels en aan wal gaan is er strikt verboden. Vroeger werd dit gebiedje het ratteneiland genoemd vanwege de grote populatie van deze knaagdieren. De ratten zijn inmiddels verdreven om de vogels meer kans te geven om te overleven.

In het noorden zie je vanaf de uitkijkpost de plaatsen Hyères en Le Lavandou aan de Côte d’Azur liggen. In de zomermaanden is het Fort de l’Estissac geopend voor publiek, er is een expositie over de flora en de fauna van Port-Cros.

In de zomerse warmte verder lopend langs bomen, cactussen en vetplanten bereiken we het Fort de l’Eminence. Dit bouwwerk uit de 19e eeuw oogt moderner dan de andere fortificaties op het eiland en is niet open voor het publiek. Hierachter wordt de natuur amper nog geteisterd door bouwsels en mensen.

De weg naar de oostpunt en de baai van Port-Man is best lang. Langs de kust moet je er al gauw 2,5 uur voor uittrekken. Via de binnenpaden doe je er een half uur tot een uur minder over. Daarna moet je ook weer terug, terwijl er onderweg geen faciliteiten zijn. Het is dus zaak om zelf eten en drinken mee te nemen.

Maar de eindbestemming is de moeite waard. De kleine baai eindigt bij het fort van Port-Man, een toren met aanbouw die weliswaar niet toegankelijk zijn, maar waar je heel dichtbij kunt komen. Onlangs zijn ze gerestaureerd.

Daaronder, aan het water, kun je op je gemak wat rust nemen en zie je Île du Levant liggen, op slechts 800 meter zwemmen. Door de stroming en de boten die tussen de eilanden varen is zwemmend oversteken overigens niet veilig. Vanaf het vasteland en vanaf Port-Cros is er wel een pendeldienst naar Île du Levant.

Duiken mag rondom Port-Cros maar hier zijn strenge regels aan verbonden. Het onderwaterreservaat is maar liefst 1.300 hectare groot. Ankeren rondom het eiland is verboden, er is een maximum gesteld aan het aantal duikers dat tegelijkertijd op een bepaalde stek het water in mag, aanraken van soorten en zelfs van de bodem is uit den boze en ook het voeren van vissen mag niet.

Vanuit het park wordt er door politie en parkwachters streng toezicht gehouden op de naleving van de regels, ook op het water en onder water. Duikers die hier te water willen moeten eerst in de haven een handvest ondertekenen waarin zij verklaren zich te zullen houden aan de beschermende maatregelen.

En er worden boetes uitgeschreven wanneer overtredingen worden geconstateerd. Het lijkt allemaal overdreven streng, maar het werkt. Daar waar de natuur jarenlang het onderspit heeft moeten delven, leeft deze hier tegenwoordig weer op. De grote en wat chagrijnig kijkende bruine tandbaars was vrijwel verdwenen uit deze wateren. Tegenwoordig zwemmen er rond het eiland ruim zevenhonderd van deze vissen rond. Dit betekent bijna een vertienvoudiging in twintig jaar tijd.

Jonge vrouwtjes en grote mannetjes zwemmen in groepen bij elkaar in open water en langs de rotsen. Vooral bij de rotspunt La Gabinière, aan de zuidkant van Port-Cros, komen deze tot anderhalve meter grote vissen veel voor. De tandbaarzen zijn niet bepaald schuw.

Vaak zijn de tandbaarzen net zo nieuwsgierig als de duiker en komen ze met hun dikke lippen helemaal tegen de lens aan op het moment dat je ze aan het fotograferen bent. Aanraken is dan wel verboden maar aangeraakt worden overkomt je zomaar in dit blauwe water.

Het decor onder water is verrassend. De rotsen lopen schuin af naar beneden en vormen soms lange en diepe geulen. Grote gorgonen of hoornkoralen in vele kleuren bedekken de wanden. In dit koraal hangen wel eens de witte eieren van een hondshaai. Deze hebben tweehonderd dagen nodig om uit te komen en als je er goed naar kijkt kun je het kleine embryo van de haai zien bewegen.

De donkere holtes in de rotsen worden versierd door fraaie gele korstanemonen. Met een lamp vind je daar onder de stenen ook geel koraal of het fragiele neptunuskant. Daar waar stroming is leven op geringe diepte allerlei soorten naaktslakjes die zich voeden met takjes eudendrium. De gekleurde hervia’s en flabellina’s wiegen mee met de waterbewegingen en lijken hun leven lang te willen dansen op de maat van de zee.

Gemeen kijkende murenen en enorme kongeralen steken soms hun kop uit een holletje in de rotsen en met wat geluk verschijnen ze zelfs helemaal om in hun slangachtige sierlijkheid over het gesteente te kruipen. Beerkreeften en langoesten zoeken dezelfde bescherming op en wachten het liefst de duisternis af om op pad te gaan op zoek naar voedsel.

Op de bodem worden de rotsformaties afgewisseld door grote velden neptunusgras en zandvlaktes. Het hoge neptunusgras vormt hele kolonies en zorgt voor zuurstof in de zee. Tussen de lange stengels verstoppen honderden kleine soorten zich voor mogelijke vijanden. Deze kraamkamers zijn vaak al een eeuw oud.

Het zand is ook het bestuderen waard vanwege de vele dieren die zich daaronder verschansen, zoals pietermannen, tarbotten en grote kamsterren. Met wat geduld steekt vroeg of laat een dier zijn kop naar boven om te zien wat er om hem heen gebeurt.

Zelfs in open water valt er genoeg te beleven. Veel kleurige vissoorten die in scholen leven blijven bij voorkeur dicht bij de rotsen maar als je de rotswand af en toe de rug toekeert heb je kans om een van de scholen patrouillerende barracuda’s tegen te komen. Vijftien jaar geleden verschenen de eerste exemplaren, verkenners die uit het warmere zuidelijke deel van de Middellandse Zee waren gekomen. Doordat het noorden van de zee nu ook iets warmer wordt komen er nieuwe soorten in het gebied.

De barracuda’s zijn nu niet meer weg te denken van Port-Cros. Vooral rond de iets zuidelijker gelegen rotspunt La Gabinière zwemmen ze met duizend tegelijk op een diepte van tien meter, waarbij ze een spiraalpatroon volgen. Met hun spitse bek en grote tanden zien deze roofvissen er weinig uitnodigend uit.

Als je op ze af zwemt opent de school zich echter voor je en mag je voor hoe lang je lucht en duikprofiel het toelaten met ze mee zwemmen. Er is dan geheel niets te merken van enige agressiviteit en je leeft gewoon mee in een zilveren en glinsterende massa die zich een weg baant door de stroming.

Scholen zwaluw­staart­visjes en vlaggenbaarsjes verwelkomen je zodra je het hoofd onder water steekt en brasems en oblada’s houden je steevast gezelschap tijdens je veiligheidsstop. Girelles (regen­boog­lip­vissen) begroeten je in ondiep water en als je geluk hebt word je heel af en toe boven water begroet door dolfijnen.

Niet zelden kom je harders, zeebaarzen of zelfs metersgrote maanvissen tegen in dit gebied. Van klein tot groot, van eencellig parasolwier of luipaardslak tot tonijn of gemarmerde sidderrog leven in dit eldorado. Je hoeft er je ogen alleen maar voor open te houden.

Als je niet kunt duiken maar wel van wandelen en zwemmen houdt, biedt Port-Cros langs een van de stranden een onder­water­par­cours aan. Hier kun je al snorkelend de flora en fauna ontdekken aan de hand van bordjes die onder water uitleggen wat je ziet. Je komt dan al gauw een 70-tal soorten tegen.

Tegen een geringe prijs zijn ook onderwaterkaartjes te koop in de haven. Daarmee gewapend kun je de wandeling onderbreken om op ontdekkingstocht onder water te gaan.

Een enkele dag Port-Cros is te kort maar veel mensen komen toch maar één dag. De over­nacht­ings­mogelijk­heden zijn beperkt maar als je op tijd reserveert kun je hier je hart ophalen aan wandelplezier, rust en waterpret.

Île du Levant

Bloot zijn is verplicht langs het water

Een leuke afwisseling is het eiland naast Port-Cros, Île du Levant. Het is weliswaar geen natuurreservaat maar kent als belangrijkste kenmerk het naturisme. Reeds sinds 1932 is Île du Levant een naturistencentrum.

Een gemeentewet bepaalt dat bloot zijn verplicht is langs het water (de rotsen en het strand). In de regel zijn mensen ook bloot op de paden en als ze thuis zijn, maar in de restaurants en op het dorpsplein doen de bezoekers kleren aan of in ieder geval een handdoek om.

Om bij het enige strandje te komen, de Plage des Grottes, moet je vanuit de haven een rotspad van 600 meter volgen. Indien je slecht ter been bent kun je je hier beter niet aan wagen.

Het kleine zandstrand ligt beschut in een baai tussen yucca’s, cactussen, eucalyptusbomen en mediterrane dennen. Een paar meeuwen lopen onbekommerd tussen de zonaanbidders. Vroeger waren hier ook grotten maar die heeft de marine jaren geleden uit veiligheidsoverwegingen laten springen.

Het is een heerlijke plek om even te vertoeven, te zonnen en te zwemmen. Er zijn geen voorzieningen op het strand, je kunt er niets kopen maar het zwemgebied is wel gemarkeerd met boeien zodat er geen boten komen.

De haven van Île du Levant, de Port de l’Ayguade, wordt beschermd door het scheepswrak van de Benzène dat er al sinds de jaren ’60 ligt. Het is niet mooi maar het geeft de haven een bepaalde charme en het is een geliefd object voor foto-opnames.

Het plein van het dorp Héliopolis ligt bovenop het eiland en de klim daar naartoe moet je niet onderschatten. Gelukkig heb je er alle tijd voor en rijdt er af en toe ook wel een busje naar boven en naar beneden.

Oleanders, palm­bomen, bamboe en euca­lyp­tus­bomen groeien aan weers­zijden van de paden waardoor de omgeving een sub­tropisch tintje heeft. Eenmaal boven vormen twee terrasjes en een bakker de dorpskern. Verder zijn er nog een paar res­tau­rant­jes en een kruide­niers­zaak op het eiland. Dan houdt het wel ongeveer op.

Ondanks de rust is Île du Levant wel wat levendiger dan Port-Cros, ook omdat er meer accommodaties voorhanden zijn. In de warme maanden worden er op het dorpsplein regelmatig thema-avonden gehouden die vooral te maken hebben met dans en muziek.

Eind vorige eeuw is er elektriciteit aangelegd op het eiland maar het water wordt nog steeds opgepompt uit natuur­lijke bronnen. ‘s Avonds zijn de paden niet verlicht en is het aarde­donker. Vleer­muizen scheren dan weleens over je hoofd als je de weg naar huis of je hotel aan het zoeken bent en je hoort dan ook stee­vast uiltjes die naar elkaar roepen.

Het is een uitgelezen plek om zonder omgevingslicht op je rug in een luie stoel te gaan liggen en naar de sterrenhemel en de Melkweg te turen. Die zie je anders nooit.

Het bewoonde deel van het eiland is niet zo groot, het telt ook maar zo’n honderd inwoners. Achter het bebouwde gedeelte ligt een klein natuurreservaat, de Réserve des Arbousiers, waar je wat kunt wandelen en van waaruit je bij kleine rotsstranden uitkomt waar je lekker af kunt koelen in het zoute water.

De begroeiing is dicht en de paden zijn vaak steil en avontuurlijk. Reptielen schrikken soms op als je je een weg baant door deze groene wildernis van bomen, takken en struiken.

Tussen de stenen tref je soms een kleine schorpioen maar minder gevreesde insecten als groene sprinkhanen en bidsprinkhanen laten zich ook graag bewonderen door de geduldige voorbijganger.

Zo’n 90% van het 8 km lange en 2 km brede eiland is echter niet toegankelijk omdat dit militair terrein is. In dit gebied kunnen flora en fauna ongestoord hun gang gaan.

De eilanden waarachter de zon opkomt ogen inderdaad als goud in het mooiste blauw. Je waant je hier in een wereld die rustiger is, stiller en veel minder complex dan die waar we normaal in leven. Gewoon in Zuid-Frankrijk, niet zo heel ver van huis, lijkt de aarde heel anders.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win