×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Kaapverdië

Eilandhoppen op de Kaapverdische Eilanden

Reisverslag: Cees Geuzebroek
Foto's: Cees Geuzebroek

Kaapverdië, een voormalige Portugese kolonie voor de kust van Senegal en Gambia, is het jaar rond te bezoeken. Van de tien, meest vulkanische, eilanden worden er 3 bezocht: Sal, Santiago en São Vicente. Onderling verschillen ze genoeg voor een afwisselende rondreis door mooie landschappen en een interessante cultuur.

In de namiddag landen we op Sal. Even later zijn we op weg naar Santa Maria, 17 km verderop. We rijden over een asfaltlint door een desolaat roodachtig landschap met een paar rotsen en er groeit helemaal niets. Wel zijn er wolken, veel wind en wordt het al donker.

In Santa Maria, de zuidpunt van het eiland, zien we nog net het 18 km lange zandstrand. Als we zo ver zijn dat we buiten kunnen zitten bij ons hotel, is het al donker, maar je hoort de zee beuken.

We eten aan het strand, een jochie helpt ons, er is geen menu, maar wel keuze uit verschillende soorten vis. Op het strand staat een kok te barbecuen en we nemen (na een blik in de koeling) een bika, zo’n lekkere dikke vis. Er spelen drie gitaristen en een zanger.

Sal

Weinig verf op de huizen maar alles is relaxed

Vanmorgen nog steeds storm en veel bootjes voor anker. We lopen een stukje langs de ‘promenade’ (net klaar; jammer dat de verlichting nog ontbreekt) en gaan naar de kustlijn waar een stuk of 20 stoelen met parasol staan. De wind giert over het rustige strand en de parasailers en gewone surfers vliegen over de zee.

Aan het eind van de middags lopen we wat door het dorp, veel oud, weinig verf, maar alles is relaxed. We eten in een tent met beneden muziek en boven een tv, maar de kreeft is niet te versmaden.

De volgende ochtend is de lucht zwart en er is veel minder wind. We gaan in zwembroek een heerlijk stuk langs het strand lopen. Na 20 minuten kom je al niemand meer tegen, af en toe spetters, af en toe zon, maar bij deze temperatuur maakt dat niet uit. Op de uiterste zuidhoek van het eiland, niemand te bekennen, gaan we lekker zwemmen en de zwembroek blijft droog.

Santiago

Overal gillende kippen en hanen, het dorp ontwaakt

‘s Middags vliegen we naar Praia op Santiago. Het is een chaos bij de lopende band en als we eenmaal onze koffers hebben, springt een taxichauffeur zowat over de muur, om maar als eerste te scoren.

Gelukkig staat er een knaap met een papier met onze namen en twee jochies slepen de koffers naar het busje. We hobbelen bijna twee uur in het donker over niet al te beste wegen, overal lopen mensen aan de kant van de weg en asfalt hebben ze hier alleen op het vliegveld; je moet er wat voor over hebben. Ook rijden we af en toe door de wolken.

Uiteindelijk komen we aan in wat later Tarrafal blijkt te zijn, we rijden links en rechts en uiteindelijk stoppen we. Twee kleine jochies gaan er met onze koffers op het hoofd vandoor, naar wat op een steeg lijkt en ze rennen een ongelijke trap af; ik kan ze amper bijhouden. Daarna een loopbrug en dan, onder de palmen ons hotel. De jochies hebben hun fooi verdiend.

De jongen bij de receptie is eigenlijk meer in de tv geïnteresseerd dan in ons. Uiteindelijk loopt een opa met ons mee om ons het huisje te wijzen. Alleen krijgt hij de deur niet open, staat zo’n vijf minuten te prutsen en te mompelen, maar het lukt tenslotte toch.

‘s Ochtends verkennen we rennend de omgeving, een stuk of 30 huisjes aan het strand in een baai en hoge rotsen eromheen. Naar boven, door het dorp, overal gillende kippen en hanen, het dorp ontwaakt. De bestrating is alles steentjes en hobbelig en doet aan Afrika denken. Ook een markt, kerkje en winkeltjes.

We lopen het dorp in, een rommeltje, maar op zondag is er veel volk op de been. We lopen kris-kras door de straten. Het enige mooie gebouw is het kerkje, vlakbij is de markt met veel fruit, maar ook verse vis.

We vonden gisteravond dat er niets stond aangegeven langs de weg, maar in feite zijn er maar twee wegen; één over de bergen en één langs de kust.

Het strand is echt fantastisch, af en toe een wolkje, een zacht briesje, veel vogel- en dierengeluiden. Af en toe een zwarte vrouw met kokosnoten op haar hoofd. Het water in de baai is strak blauw en heerlijk van temperatuur.

Na een douche lopen we nog een rondje. Er lopen varkens over straat en een oude vrouw met twee stieren en een mand op haar hoofd. Langs een lege kerk met heavy music gaan we weer naar dat heerlijke terras.

Het eiland verkennen

Het is echt schitterend, wel veel wind boven in de bergen

Na het ontbijt het dorp in. Op de markt kopen we nog wat appels voor morgen. Het is nu echt een drukte van belang, het bruist, busjes rijden al toeterend af en aan en alle kinderen zijn (vaak in uniform) naar school. Er loopt bij de markt een vrouw met een krat kippen op haar hoofd.

Halverwege de ochtend liggen we gestrekt in de baai, er is geen hond te bekennen, heerlijk. Het is heet, veel zwemmen en tussen de middag bijkomen onder de palmen…

De volgende ochtend worden we gewekt door het lawaai van de apen op het golfplaten dak, net of het onweert. Tijdens ons laatste ontbijt hier laat een stel de deur van de ontbijt-stupa open staan en in een onbewaakt ogenblik wandelt een aap binnen, die gelijk een grote banaan van de tafel pikt. Hilariteit. Daarna krijgen we een show voor de ramen opgevoerd door de hele troep.

Met onze huurauto hobbelen we omhoog langs de bergweg. De hoogste berg is 1.300 meter. Je hebt een prachtzicht op Tarrafal, de weg is erg hobbelig. Om de kuilen heen rijden, bij de dorpen steeds bobbels en vaak zijn stukken weg weggeslagen.

De bergen zijn ruig en groen, af en toe maken we een fotostop en steeds zijn er wel mensen. De weg moeten we maar raden, borden zijn er niet, wel af en toe een paaltje met de volgende plaats en het aantal kilometers, ook bij de dorpen staat echter meestal geen naam. Het is echt schitterend, wel veel wind boven in de bergen.

Door de slechte weg (en auto) komen we niet vaak boven de 40 km per uur. Onderweg zowaar politiecontrole, heel serieus, maar volstrekt onverstaanbaar, worden onze papieren gevraagd en zelfs het (Hollandse) rijbewijs wordt uitvoerig bestudeerd. Maar gelukkig mogen we doorrijden.

Plots na 45 km wordt alles dor, maar nog steeds hebben we de afslag naar de kustweg niet gezien. We hobbelen door en hebben, na 70 km, het idee dat we in Praia zijn. Even vragen bij een benzinestation en inderdaad het klopt.

We hebben geen zin om de drukke stad in te gaan en moeten een stukje terug en zien dan een afslag naar rechts, die inderdaad de kustweg blijkt te zijn.

De dorpen zijn allemaal hetzelfde, rommelig, met een paar betonblokken gebouwde huizen en maar enkele afgewerkt. De kust is ruig en gelijk trekt de lucht open, het wordt heet in de auto en maar hobbelen; ook hier zijn stukken van de weg verdwenen en langzamerhand is alles weer groen. Al met al een rondje van ruim 150 km en zeer de moeite waard.

Als we terug zijn, duiken we eerst lekker in zee en dan genieten we van de laatste twee uurtjes zon in deze baai.

São Vicente

Een grote haven, wrakken voor de kust en wat industrie

Om half vijf dragen we in het pikkedonker de koffers het pad af. Opa ligt, als nachtwaker, bij de receptie buiten onder een deken en schud ons de hand. We geven de sleutel af. Ik doe de sjouw naar boven met de koffers; in de verte hoor je alweer hanen en honden tekeer gaan.

Het busje is op tijd, dat valt mee. De chauffeur heeft zijn vriendin mee, maar die valt in slaap en gaat op de achterbank liggen pitten.

Als we op São Vicente zijn geland, rijden we met een taxi in nog geen kwartier naar Mindelo, de oude havenstad. Het is een lange rechte weg, wat gebergte en dan een grote haven, enkele wrakken voor de kust en wat industrie.

Het ziet er hier op São Vicente compleet anders uit; veel meer koloniale gebouwen met allerlei kleuren, wel wat verpauperd en veel lichter gekleurde mensen, meer Braziliaans.

Het hotel heeft wel wat, statige trap, een lift met een (heel oud) briefje, dat deze buiten werking is en de kamer heeft een balkon met uitzicht op het dorpsplein.

Het is hier iets meer uitkijken op straat, overal voor de banken en geldautomaten staat bewaking. Dit in tegenstelling tot de pakken geld die op Santiago bij de banken open en bloot lagen, dus we nemen maar een safe op de kamer.

Op het Praça Nova, met Coca huisje, lekker kuierende en vooral kijkende mensen. Er zijn opvallend veel Chinezen. Bij het prachtige Paleis van Justitie, waar ook de bussen staan, zijn veel barretjes en wat restaurants; er is ook een complete groentehal.

We lopen naar Club Nautica, oude gebouwen waar je al sinds 1875 terecht kunt om te douchen en de havenformaliteiten te voldoen. In het midden is het dak open gemaakt, de vloer en muren zijn knalblauw en er is een bar met goede muziek. Twee andere zalen zijn in gebruik als disco en aan de andere kant is het kantoor van de havenmeester.

De volgende ochtend is het bewolkt. Met de taxi laten we ons naar Praia Laginha, net voorbij de haven, brengen. Het is een klein strandje met veel herrie, maar ook veel eilandbewoners die aan het sporten zijn op het strand. De zee heeft hier wel een sterke stroming.

We lopen een stuk langs de kade, toch zonde die wrakken in de haven. Het wordt steeds meer shabby, maar uiteindelijk komen we bij de replica van de Torre de Belem. Ook deze begint al wat in verval te raken.

We lopen landinwaarts, maar dit is niet de vrolijkste buurt. Uiteindelijk komen we weer bij het Paleis van Justitie uit en gaan bij het piepkleine Café de Lisboa op de stoep een biertje drinken.

Wat er in de straat aan je voorbij trekt… het is één grote film, heerlijk. Wel word je zowat bedwelmd door de uitlaatgassen. Iedereen laat je met rust (op de schoenpoetser na).

Als we verderop willen, word ik aangesproken door een Kaapverdiaan, die al jaren in Holland woont. Voor het eten weet ie nog wel wat, we lopen met hem mee door een shabby buurt, gelijk weer van die vervelende jochies (waar hij ons nogmaals voor waarschuwt) en dan komen we in een onooglijk hok, waar ze een kaart in het Nederlands zouden hebben. Helaas is die nergens te bekennen, ook de ‘gewone’ kaart kan hij amper lezen.

De rondrit

Af en toe is er zand uit de Sahara over komen waaien

Het is nog meer bewolkt dan gisterochtend en als ik terugkom van hardlopen vallen er een paar dikke spetters. We gaan er weer op uit met een huurauto. Aangezien ze ook hier geen kaart haddebben, zoeken we moeizaam onze weg de stad uit.

Uiteindelijk vinden we borden Baias des Gatas, het ‘prachtige’ strand en baai. Onderweg een splitsing op de redelijk goede keienweg; of de berg op, die nog in een dik pak wolken schuilgaat, of verder. We rijden een stuk omhoog de steeds smaller wordende weg op. Prachtig uitzicht op Mindelo in de diepte en rechts van de berg nog meer strand.

We komen uiteindelijk in Baias uit. Er is strand, er is een baai, maar uiteindelijk zijn er gewoon overal rotsen, als dat het nou is. Verder is het een desolaat dorp van niets, nee, die kunnen ze wel schrappen uit de gidsen. We lopen nog even naar de zee, langs de bergen. Af en toe is er zand, dat uit de Sahara is over komen waaien.

We gaan terug en denken dan via de bergweg in Calhau te komen. We kruipen de Monte Verde (ongeveer 700 meter hoog) op, zwaar in de wolken, de weg wordt steeds smaller en is amper te zien. Uiteindelijk komen we aan op de top, waar een kazerne blijkt te zijn. Volgens een paar soldaten moeten we naar Calhau om de berg heen rijden.

Met veel moeite leggen we uit dat we hier moeten keren. We mogen naast het hek het zandpad op, echt langs de rand van de afgrond; nog een stukje doorrijden en dan kunnen we keren.

En weer het hele stuk terug. Af en toe flink wind (lekker met het raam open), het is hier maar 21 graden, op deze hoogte verbouwen ze zelfs nog suikerriet. We rijden terug naar Mindelo en vinden, weer met veel moeite, de weg naar Calhau.

De weg is prachtig, ruige rode bergen en langs de weg een vallei. Zal wel lavagrond zijn, want dat is net een oase. Aan het eind van de weg Calhau, een gehucht en een bord naar Praia Grande, lekker hobbelen over het rode stof, en dan een fraai strand met woeste golven en waarschuwingsborden hier niet te gaan zwemmen.

De hele weg langs de vallei terug en in Mindelo rijden we nog even de berg op bij de haven. Er staat boven op de berg een oud krot, lijkt wel een gevangenis, half vervallen en op de andere top een vreemd halfrond gebouw met veel antennes. Hier vandaan heb je een prachtig uitzicht over de stad en de haven met zijn vele bootjes. Er blijkt toch iemand te wonen.

‘s Avonds in het restaurant eet ik een schelpdier uit een stekelige schelp, meer een hoorn eigenlijk. Na het toetje komt er een klein oud baasje met pet binnen, die zijn viool begint uit te pakken. Er komen nog twee kerels met gitaar en na een kwartier beginnen ze CaboVerde-fado te spelen. De oude baas speelt viool en zingt en af en toe, terwijl hij mee stampt op de grond. Later voegt zich er nog een oude grijsaard bij, die na lang stemmen ook gaat meespelen. Wat een succes.

Sal

Een kudde geiten veroorzaakt een complete zandstorm

Met bijna een hele dag vertraging landen we ‘s avonds laat op Sal en zijn midden in de nacht in ons hotel in Morabeza. In bed horen we krekels en het geluid van de branding.

Het is de volgende dag strak blauw en we genieten de hele dag aan dit heerlijke brede en vooral rustige strand. We liggen op dikke, stevige kussens, gewoon op het zand, met een houten, driehoekig hoofdkussen eronder en een stevige parasol.

Vandaag rijden we via Espargos naar Pedra Lume, een desolaat landschap doorkruisend. Dan een stoffige weg, je ziet de ‘kabelbaan’ de bergen ingaan waarmee het zout naar zee werd getransporteerd.

Het laatste stuk is een tunnel door een berg, dat moeten we lopen. In het dal zijn de zoutbaden en we zien zelfs wat mensen met ligstoelen daar. Links en rechts nog wat zouthopen en in het zoutmeer is het lekker gekristalliseerd.

Het lijkt of ze alles zo achter hebben gelaten en alles staat te vergaan. Toch hebben de Portugezen hier eeuwen aan hun zoutbehoefte kunnen voldoen.

Dan dezelfde weg terug en naar de andere kust, bij Palmeira. En dan langs de kust een hobbelweg volgen naar Buracona, naar het natuurlijke zwembad; bij vloed vult het hoger gelegen bassin zich vanzelf, mooi gezicht. Jammer dat er veel mensen zijn, dus rijden we door, landinwaarts.

Het toppunt van niets, kaal, rood, bergje en plots drie koeien en later een kudde geiten die een complete zandstorm veroorzaken. Waar leven ze van! Via Espargos rijden we weer terug en bij Murdeira zoeken we naar de weg langs de kust. Uiteindelijk staat er een bord en daar blijkt de weg te zijn.

Bij Ponto Plate zijn een mooi strand en duinen, maar het is vlakbij Santa Maria, dus we besluiten maar door te rijden en we liggen al met al net na de middag alweer op het strand. Voor de laatste keer zwemmen en de laatste keer zonnen.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win