×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Kalahari, Botswana

Rode aarde, acacia's en de grootste rivierdelta ter wereld

Reisverslag: Harold Kolkman
Foto's: Harold Kolkman

Midden in de Kalahari ligt de Okavango Delta, met meer dan 15.000 vierkante kilometer moerasland. De gigantische oase wordt gevoed door de Okavango-rivier, waarvan het water verdampt in het woestijnzand. In de Kalahari ligt ook Makgadikgadi, het grootste complex zoutpannen ter wereld. De sfeer is hier buitenaards.

Als ik Botswana binnenrijdt, is het landschap meteen anders dan in Zuid-Afrika. De aarde is rood en er staan veel acacia’s. Ook lopen er veel koeien op de weg.

Ik rijd naar de eerste stad langs de route: Tsabong. Nederzetting is een betere omschrijving. Het ontbreekt aan karakter, de gebouwen zijn allemaal hetzelfde. Na wat minuten doelloos rondrijden kom ik een bord met ‘Berrybush Camp, 7 km’ tegen.

Ik neem de afslag na 7 kilometer en rijd een kilometer of twee over een erg zanderig pad en hoop dat ik niet vast kom te zitten. De weg eindigt bij een gesloten hek. Er hangt opnieuw een bord: ‘Berrybush Camp – Don’t feed the Bears; Fishing prohibited.’

Ik ga te voet verder. Het hek zit gelukkig niet op slot. Na een paar honderd meter kom ik bij een paar eenvoudige stenen gebouwen met golfplaten daken. Op het terrein is geen tent of 4×4 te bekennen.

Ik klop op het raam van een geopende terrasdeur en loop de donkere kamer binnen. Daar zit een man met een enorme baard op de bank. Hij staat op en stelt zich voor als Keith. ‘En die daar in de keuken is Jill,’ mompelt hij.

Een vrouw van achter in de vijftig stelt zich voor. Jill lijkt degene die de zaak runt: zij loopt met me mee over het terrein. Op het terrein zijn boma’s (traditionele ronde lemen hutten met rieten daken) met kleine eenpersoons tenten. ‘Als je zo’n tent neemt, hoef je die van jezelf niet op te zetten. En het is goedkoper dan een kamer,’ zegt ze. ‘Als je wilt kun je vanavond mee-eten. Het is wel vegetarisch, ik hoop dat je daarvan houdt.’

Ze nodigt mij uit voor een kop koffie en ik ga mee naar binnen. Ze stelt me voor aan Dave, Keith’s broer die stil in de hoek van de bank zit te roken. Ook twee katten en een enorme hond, Luna, maken deel uit van de ‘Berrybush-family’.

Ik vraag me af waar de enorme herrie op het dak vandaan komt. Dat blijken de pauwen te zijn die op het terrein rondlopen en af en toe op het dak.

Ik observeer de aanwezigen terwijl ik m’n koffie drink en probeer ze te plaatsen. Overjarige hippies? Hell’s Angels? Of misschien gevormd door het grillige Kalahari-klimaat?

Buiten begint een koude wind te waaien en er vallen dikke druppels. ‘Het Kalahari excuus voor regen,’ lacht Keith. Jill is echter bezorgd en staat erop dat ik in een van de kamers slaap. ‘Ik zal je de kampeerprijs in rekening brengen. Het is veel te koud om in een tent te slapen. En geen gemaar, ik ben de baas.’

Het is erg gezellig, vooral na het eten, wanneer iedereen zich om de pooltafel verzamelt, onder het genot van blikjes St. Louis, het enige biermerk van Botswana.

Tsabong

Berrybush, het warme hart van een koude Kalahari

Om zes uur wordt ik wakker. Warme dekens, maar een ijskoude natte neus. Nachtvorst! Is dit Afrika?

Na het ontbijt blijf ik met Jill aan tafel zitten praten. Botswana is volgens Jill inderdaad het paradijs waarover ik las. ‘Maar het is niet makkelijk om hier te leven. Zeker niet in de Kalahari. We hadden een boerderij, maar toen werd de asfaltweg aangelegd en nu wordt alles geïmporteerd vanuit Gabs (Gaborone) en Zuid-Afrika.’

Nu richten zij zich op toerisme, maar met een bezetting van 9 procent kunnen zij daar niet van rondkomen. Keith verdient bij als klusjesman.

Jill: ‘Wij hebben ervoor gekozen om gelukkig te zijn. En dat gaat nu eenmaal niet samen met het hebben van veel geld. Als we een ernstige ziekte krijgen is het afgelopen. Maar dan kan ik wel zeggen dat ik een fantastisch leven heb gehad.’

AIDS is een ernstig probleem in Botswana. Het land heeft het hoogste besmettingspercentage ter wereld. Het officiële percentage voor Tsabong is 51 procent. De vraag is of het land, met slechts 1,5 miljoen inwoners, deze besmettingsgolf aankan.

Keith en Jill hebben grote plannen met Berrybush. Ze hebben geen vee meer maar wel een grote groep springbokken en kamelen. De kamelen waren vroeger van de politie maar worden niet meer gebruikt. ‘Er is een team uit Kenia over komen vliegen om de dorpelingen te leren hoe ze met de beesten moeten omgaan.’

De bedoeling is om samen te werken met de lokale gemeenschappen. Als ze de grond combineren hebben ze 2500 hectare voor een wildreservaat. Keith denkt aan aardvarks, pangolins, meerkatten, stekelvarkens en andere Kalahari-dieren. Maar geen grote roofdieren.

Jill is expert op het gebied van inheemse planten en heeft veel tijd met Bosjesmannen doorgebracht om deze kennis te verzamelen. Ze laat me een boek zien waarin de geschiedenis van de Bosjesmannen wordt verteld. In het bijzonder de manier waarop ze door de kolonialen zijn behandeld, nog niet zo lang geleden. ’45 cent premie kreeg je, wanneer je er een neerschoot. Het waren geen mensen in de ogen van de kolonisten, het was ongedierte.’

‘Er zijn nog maar 22 Bosjesmannen die de oorspronkelijke taal spreken. De mannen gaan kapot aan alcoholmisbruik, de vrouwen zijn zo zwaar ondervoed dat ze niet eens kinderen kunnen krijgen. En de kinderen zelf… Het lukt ze niet om zich aan de moderne wereld aan te passen. Het is waarschijnlijk de laatste generatie. Daarna zijn ze uitgestorven.’

Later die avond arriveert een Batswana-stel dat op weg is naar huis. De man is adviseur van een aantal chiefs en we praten over het Kgotla-systeem in Botswana, het traditionele rechtstelsel. Superdemocratisch, want iedereen heeft een stem. Elk dorp heeft zo’n kgotla als middelpunt, waar alle lopende zaken besproken worden.

Al is het effectief, het heeft wel barbaarse trekjes. Lijfstraffen zijn normaal en geaccepteerd als straf. Maar alleen mannelijke stamleden komen ervoor in aanmerking.

Wanneer de gasten zijn vertrokken, vertelt Jill me over de sluiptechnieken van de Bosjesmannen. Ze is ervan overtuigd dat ze van gedaante kunnen verwisselen. Ze heeft zelf gezien hoe ze in leeuwen veranderden. Ik weet niet wat ik ervan moet denken. Het is al laat.

Tsabong - Maun

Duizend kilometer monotone leegte

De volgende morgen sta ik vroeg op. Ik heb een reis van 1000 kilometer naar Maun voor de boeg. De weg is monotoon. Er loopt veel vee rond: koeien, geiten, ezels, struisvogels, zelfs paarden.

Bij Sekoma draai ik de Trans-Kalahari Highway op. Deze asfaltweg is niet zo lang geleden aangelegd en verbindt hoofdstad Gaborone met Namibië.

Ik rijd honderden kilometers door golvend goudkleurig grasland, met opnieuw acacia’s en geen hekwerk langs de weg zoals in Zuid-Afrika. Dit deel van het land is leeg. Het wordt niet eens gebruikt voor veehouderij.

Kang is droog, heet, stoffig en rommelig. Geen oord om lang te blijven. Ik rijd verder naar Ghanzi, ongeveer 250 kilometer verderop. Het is de hoofdstad van het district met het meeste vee.

Na nog eens 250 kilometer ben ik in Maun, de uitvalsbasis voor de Okavangodelta. Dit stadje is niet alleen droog en stoffig, maar ook druk, hectisch en vol met 4×4’s.

De Okavango Delta

Per uitgeholde boomstam door het moerasland

Botswana’s Okavango is ‘s werelds grootste rivierdelta en beslaat meer dan 15.000 vierkante kilometer moerasland. Het is een gigantische oase in het midden van de droge Kalahari, gevoed door de Okavangorivier die, in tegenstelling tot elke andere rivier in de wereld, vanuit Angola landinwaarts stroomt en uiteindelijk verdampt in het woestijnzand van Noord-Botswana.

Dit unieke gebied bevat 95 procent van al het oppervlaktewater in Botswana. Maar door de geringe diepte en de hoge temperaturen tijdens de dag verdampt 96 procent, 2 procent verdwijnt in de grond, terwijl de overige 2 procent in de Thamalakane-rivier stroomt.

Hoewel het een van Afrika’s belangrijkste toeristenbestemmingen is, zijn er plannen om het water commercieel te gebruiken. Gelukkig is het nog niet zo ver, want dat zou het einde van de delta betekenen.

Het centrale deel van de delta, Moremi Game Reserve, vormt een aaneengesloten geheel met Chobe National Park, waar Afrika’s grootste olifantenpopulatie rondloopt. Moremi is in 1963 opgericht door de vrouw van Chief Moremi III, om het gebied te beschermen tegen ongecontroleerde jachtpartijen door Europeanen en Batswana.

Je komt er alleen per vliegtuig en 4×4 en de prijzen zijn schrikbarend hoog. Dit is het beleid van de regering van Botswana: hoge prijzen en lage aantallen toeristen. Dit zowel om de staatskas te vullen als om de impact op de omgeving beperkt te houden.

Maar er is gelukkig een andere, redelijk goedkope manier om de delta te verkennen en dat is per ‘mokoro’, een uit een boomstam uitgeholde kano en voor de lokale bevolking het belangrijkste transportmiddel. De kano’s worden door de plaatselijke bevolking gemaakt.

Om de invloed op de omgeving te beperken, gebruiken de meeste kampen nu glasvezel mokoro’s. De mokoro wordt bestuurd door een ‘poler’, meestal een inwoner van het gebied die zijn hele leven al door het waterdoolhof navigeert. Tegenwoordig zijn de polers georganiseerd in een Mokoro-vereniging. Daarom is het lastig om een individuele poler te vinden, er moet geboekt worden via de kampen. Het voordeel is dat het hierdoor betaalbaar blijft en de poler een redelijk deel van de opbrengst ontvangt.

Een lokale gids, mister Kai, brengt ons naar de plaats waar de mokoro’s klaarliggen. De route gaat door de bush. Veel wild zien we niet maar het landschap is bijzonder genoeg. Typisch moerasland met veel groen, grote partijen riet, veel bomen, waaronder de opvallende lange Ilala palmen, die het hele gebied domineren. Het is heet, onbewolkt en de lucht is vochtig.

De Landcruiser stopt aan de rand van het water waar een groepje bezig is om de mokoro’s gereed te maken. Mister Mathanta is onze poler en stelt voor om eerst een tijdje door de delta te lopen.

Zonder auto zijn we niet langer nummer 1 in de voedselketen. Mathanta is ongewapend, dus we moeten maar hopen dat het allemaal goed afloopt. Opgewekt laat hij ons de verse leeuwensporen op de grond zien en de skeletten van een koedoe (antilope met gedraaide horens) en een buffel.

Even later bereiken we de ‘hippo-pool’, een meertje vol met nijlpaarden. Van zo dichtbij heb ik ze nog niet gezien. Het zijn er zeker dertig.

Na een half uur stopt Mathanta plotseling en gebaart ons achter een boompje te gaan staan. Op nog geen honderd meter afstand staat een enorme olifant half in de bosjes zijn ontbijt te nuttigen. En hij is niet de enige. Zeker vijf collega-olifanten staan een eindje verderop te kauwen.

We mogen niet te dicht in de buurt komen, want de olifanten in de delta zijn gevaarlijk. De zone om het reservaat wordt gebruikt voor plezierjacht, onder andere op olifanten. Daardoor zijn ze agressief geworden tegen mensen.

Ze blokkeren de route die we terug moeten lopen naar de mokoro’s. Het enige alternatief is om een stuk om te lopen met de wind mee, zodat ze ons niet horen of ruiken.

Een mokoro-trip is niet spectaculair maar wel erg relaxed. Het geluid van kabbelend water en de duwpaal die in en uit het water beweegt, de wind door het riet, opvliegende vogels en krekels. En tijdens de hele trip worden we door vlinders vergezeld.

Een groep nijlpaarden blokkeert op zeker moment de waterweg. We moeten de mokoro’s verlaten, een stuk lopen en even verderop, na de lunch, nieuwe mokoro’s van een andere groep polers lenen.

Het is drie uur als mister Kai ons komt ophalen. Net voor we het hek passeren zien we nog een olifant, maar ditmaal hangend over de boomtakken, verdeeld in honderden repen. Het resultaat van een peperdure jachtpartij.

De verantwoordelijke miljonair is er met de trofee vandoor, terwijl het vlees en een deel van het geld aan de gemeenschappen worden gegeven.

Maun - Nata

De Makgadikgadi bestaat uit enorme zoutpannen

Makgadikgadi – ‘Het Grote Dorstland’ in de lokale taal – is een verlaten, onbegroeide vlakte onder een eindeloze blauwe lucht. Het is het grootste zoutpan-complex ter wereld, meer dan 12.000 vierkante kilometer, zo groot als Portugal.

Makgadikgadi is het overblijfsel van het supermeer dat miljoenen jaren geleden het grootste deel van Zuidelijk Afrika besloeg. Duizenden jaren geleden werd de watertoevoer door de Chobe en Zambezi rivieren afgesneden door geologische activiteit. Het meer kromp en het zoutgehalte steeg.

Alleen de bedding van het meer bestaat nu nog. Tijdens het regenseizoen zijn de pannen gevuld met een laagje water, maar dat verdampt snel als het droge seizoen aanbreekt. De drie grootste pannen in Makgadikgadi zijn Nxai Pan in het westen, Ntetwe Pan in het midden en Sowa Pan in het oosten. Nxai maakt tegenwoordig deel uit van een nationaal park en is bedekt met kort gras. Daar is dan ook het meeste wild te vinden. De twee andere pannen zijn verlaten.

De wolken boven de Makgadikgadi die ik op weg hier naartoe zag, blijken stof te zijn. Er is dit jaar nog geen regen gevallen.

In de namiddag rij ik met de ranger mee in zijn 4×4. Het waait stevig. We rijden richting Nata Sanctuary. Dit is de noordpunt van Sowa Pan en het enige beschermde deel. Het is een gemeenschapsproject, halverwege de jaren ’90 opgericht door de vier aangrenzende dorpen. De chief was zich bewust van de waarde van het gebied en besloot, na goedkeuring door de dorpelingen, al het vee naar een ander gebied te drijven.

Nata Sanctuary bestaat nu deels uit goudgeel grasland, waar springbok en wildebeest grazen. Verder veel bijzondere vogels, zoals bustards (trappen) en korhanen.

We rijden over de zandweg die door het reservaat slingert, terwijl de stofwolken in de verte dreigend boven de horizon opdoemen.

Een kilometer verder begint de begroeiing schaarser te worden. De gouden vlakte maakt plaats voor gouden eilandjes gescheiden door de kale lichtgrijze aarde. De zon staat inmiddels een stuk lager en werpt lange schaduwen en een lichtrode gloed over de wereld.

Na het laatste gras achter ons te hebben gelaten, bestaat de wereld alleen nog uit oppervlak en lucht, door stofwolken van elkaar gescheiden. Maar elke minuut lijkt de omgeving te veranderen. Lichte variaties in het kleurenspectrum, de manier waarop het laatste zonlicht met het stof speelt, de manier waarop de laaghangende bewolking het licht breekt, de beweging van de schaduwen over het met steenscherven en gruis bezaaide oppervlak.

De maan hangt in de lucht, terwijl de zon de horizon bijna heeft bereikt. Het felle blauw is verdwenen en maakt plaats voor diep donker. De stofwolken hangen als een gordijn voor de laatste momenten van de dag en bedekken het zicht op de zonsondergang.

Als de zon is verdwenen probeer ik de afstand tot de horizon te schatten, maar dat is zinloos. Tijd en ruimte hebben hier een andere betekenis. Het kan 5, maar net zo goed 50 kilometer zijn. Als we even later terugrijden naar de bewoonde wereld is het grasland gehuld in licht van de bijna-volle maan. Niemand zegt wat.

Gweta

Planet Baobab Camp

De volgende dag ga ik naar kamp Planet Baobap in Gweta. De hobbelige toegangsweg slingert een kilometer door kurkdroge mopani-bush. Hier en daar een grillig gevormde baobab boom. Het kamp ziet er vrij ‘basic’ uit. Een grote rieten overkapping is het centrale middelpunt, tevens receptie.

Ik zou het liefst naar Kuba Island gaan. Ronny, de kampmanager, is even stil als ik Kubu ter sprake breng. ‘Kubu,’ zegt hij peinzend en staart wazig naar de foto’s aan de muur. ‘Dat is te ver weg.’

Ik vertel hem dat ik met een gehuurde 4×4 wil gaan en hij reageert niet echt positief. ‘Het is gevaarlijk. Je kunt vast komen te zitten. Niemand die je komt redden.’

Na veel overleg kan ik voor één bedrag een 4×4 mét gids huren en deelnemen aan de quad bike safari morgen.

Ntwetwe Pan

De grote katten laten zich niet zien

Er zijn te weinig quad bikes, dus is de groep vanochtend in twee delen gesplitst. Onze 4×4 rijdt eerst een paar uur door de bush op zoek naar wild. Het blijft bij een paar springbokken, roofvogels en verse leeuwensporen. De grote katten laten zich niet zien. Ze zijn waarschijnlijk terug naar Nxai Pan National Park. Ze weten vast dat de veehouders op ze jagen, dus komen ze alleen ‘s nachts.

Zelf heb ik alleen oog voor de omgeving. De karakterloze mopani-bush maakt al snel plaats voor kurkdroge zandgronden, met hier en daar droog gras en veel acaciabomen.

Hier en daar passeren we nederzettingen en groepjes koeien. Overbegrazing is duidelijk een probleem, evenals gebrek aan water. Uitgedroogde karkassen liggen verspreid over het gebied.

We lunchen in de schaduw van Chapman’s Baobab, een monsterachtige boom die al vanaf twintig kilometer te zien is. In het midden van de stam bevindt zich een holte die vroeger als postbus werd gebruikt. De bijnaam van de boom is dan ook ‘Post Office Tree’. Het is Botswana’s grootste baobab.

Even later naderen we Ntwetwe Pan. Rondom domineren Ilala palmen het landschap, verspreid in kleine groepjes over de omgeving.

De lucht is helblauw met kleine witte ‘tekenfilmwolkjes’, de pan heeft een geel-grijze zandkleur. Steenscherven ontbreken hier. En de wind is inmiddels gaan liggen, dus de grote stofwolken zijn verdwenen. Daar zijn luchtspiegelingen en ‘dustdevils’, kleine wervelwinden die als stoffige slurven ronddraaien, voor in de plaats gekomen.

De quad bike excursie duurt ongeveer twee uur. Mijn zonnebril blijkt een noodzakelijk hulpmiddel, want het opwaaiende stof van mijn voorganger snijdt meedogenloos in mijn gezicht. Het contact met de omgeving is veel directer dan vanaf de 4×4. Het stof, de hitte van de zon, de snelheid en het eindeloze uitzicht rondom zijn adembenemend.

We vervolgen de rit met de twee 4x4s naar het midden van Ntwetwe Pan. De objecten langs de horizon beginnen te vervagen naarmate we verder van de ‘kust’ wegrijden. ‘Korst’ is het beste woord voor het karakter van het oppervlak. Het kraakt onder de banden van het voertuig.

Vreemde geometrische patronen kenmerken het oppervlak van de pan. In een omgeving met zo weinig tastbare objecten kan zelfs een onbegroeide vlakte afwisselend zijn. Elk stuk steen is hier bij wijze van spreken een foto waard. Wit en blauw zijn de dominante kleuren.

Leegte is opnieuw het beste woord om dit deel van de Makgadikgadi te beschrijven. De zon begint te zakken en door de lange schaduwen zijn de onregelmatigheden op het oppervlak nu beter zichtbaar. We zijn inmiddels gestopt op de plek waar het kamp voor de overnachting wordt opgezet.

Zeventien tieners, tot nu toe nog bij elkaar gehouden door de twee 4×4’s, verspreiden zich over de pan. Iedereen heeft behoefte aan eenzaamheid. Een half uur later zijn ze alleen nog zichtbaar als individuele puntjes aan de horizon.

Zelf stop ik ergens halverwege met lopen en ga op de grond liggen. De horizon komt toch niet dichterbij. Er heerst volkomen stilte. Vacuüm; alleen het suizen van het bloed in mijn oren. Geen wind, geen geritsel van bladeren, helemaal niets.

De wolken trekken voorbij langs de helblauwe achtergrond, veranderen van vorm, splitsen zich af en gaan coalities aan met andere wolken. De tijd staat stil.

Sua Pan

Kubu Island ligt als een gestrande walvis in de vlakte

Oyapo is mijn gids naar Kubu Island. De trip naar Kubu is ook voor hem een avontuurlijke ervaring. Hij is er vorig jaar geweest en is toen vast komen te zitten op Sowa Pan, 10 kilometer voor Kubu.

Nu nemen we een andere route, over de strook land die Ntwetwe Pan en Sowa Pan van elkaar scheidt. Oyapo kent het gebied als zijn broekzak. Een GPS heeft hij niet nodig. Hij manoeuvreert op de zon, de sterren en de schaarse herkenningspunten aan de horizon.

De rit voert langs mopani-bush, droge vlakten en golvend goudgeel grasland. We cruisen over een deel van Ntwetwe Pan, waar luchtspiegelingen en dustdevils de show stelen. Af en toe rent een groepje struisvogels voorbij.

Vandaag is er geen wolk te bekennen. De lucht is strakblauw. Na ongeveer drie uur rijden passeren we een hek waar een lokale bewoner de toegang bewaakt. Lekhubu – Kubu Island – is tegenwoordig eigendom van de lokale gemeenschappen en je moet entree betalen. Wild kamperen is niet langer toegestaan.

Nog geen tien minuten later bereiken we de rand van Sowa Pan en daar strekt Kubu zich als een gestrande walvis uit over de verlaten vlakte. Het is groter dan ik had verwacht.

Het eiland heeft een buitenaardse uitstraling. De baobab bomen passen in deze omgeving. Het lijkt alsof ze deel uitmaken van de grillig gevormde rotspartijen. Her en der staan ze in groepjes op het strand, sommige al meer dan duizend jaar.

Slechts twee van de vijf kampeerplaatsen zijn bezet. We hebben geluk. De plaats waar we ons kamp opslaan ligt ver uit de buurt van de andere kampen, dus heb ik het gevoel dat we de enige bezoekers zijn.

We beklimmen de rotsen. Oyapo vertelt over Kubu. De stenen muur op de heuvel blijkt een plaats te omringen waar initiatierituelen werden uitgevoerd. Lang daarvoor vormde het eiland een vesting waar de lokale stammen zich verscholen voor vijandige invallen. Het eiland is bezaaid met potscherven uit die periode. Kleine witte kraaltjes gemaakt van de schaal van struisvogeleieren tonen aan dat ook de Bosjesmannen hier hebben rondgezworven.

Verderop zijn de rotsen groter en de grot in dat gebied is volgens Oyapo het tehuis van de vooroudergeesten. Er liggen verschillende muntstukken op de grond. Als je hier langer dan een half uur rondloopt, vergeet je dat je op aarde bent. Het voelt als een andere planeet.

Vanaf de top van het eiland versterkt het uitzicht dit gevoel. Rotsen en baobab bomen, omgeven door een zee zonder water. Oyapo installeert zich op een heuveltop. Zelf loop ik naar het stenen strand om de zonsondergang te zien.

Oyapo zet even later de ‘African TV’ (kampvuur) aan en het brandende mopanihout zet ons kamp in een rode gloed. Het begint donker te worden en in de verte klinkt het geluid van jakhalzen. Gelukkig herinner ik me de maanopkomst nog voor we met de braai beginnen. Vijf minuten later zitten we in de 4×4, op weg naar de andere kant van het eiland, waar het uitzicht over Sowa Pan het best is.

Oyapo stopt de auto na enkele honderden meters over de donkere pan te hebben gereden. De hemel is vol met sterren. De fossiele kust van Kubu glimt spookachtig in het licht van duizenden sterren die samen het deel van de melkweg vormen dat zich van horizon tot horizon over het firmament uitstrekt.

Als de Kalahari de beste plek ter wereld is om een kristalheldere sterrenhemel te zien, dan is de Makgadikgadi zeker de beste plek in de Kalahari.

Maar hoe indrukwekkend het buitenaardse schouwspel ook is, het echt magische moment komt wanneer de maan boven de spiegelgladde nachtelijke Sowa Pan opkomt. Het is de eerste keer dat ik zoiets zie. Als een zonsopkomst, maar dan zonder ochtendgloren. Weer staat de tijd stil.

De betovering is enkele minuten later verbroken wanneer de volle bol het contact met de horizon en haar robijnrode kleur verliest. We zijn allebei overdonderd door de ‘moondawn’ en zeggen weinig als we terugrijden naar ons kamp.

Oyapo vertelt tijdens de braai over zijn kennismaking met het overleven in de bush, toen hij met de Bosjesmannen meeging. Hij vertelt over tactieken die ze gebruiken en de vreemde rituelen die soms worden uitgevoerd. Hij bevestigt het ‘shapeshifting’ waarover Jill me vertelde.

Het is nog donker als ik wakker word, kort voor zonsopkomst. Een kwartier later staan Oyapo en ik op de plek waar we gisteren de maan zagen opkomen te kijken hoe triljarden tonnen superhete exploderende waterstofatomen langzaam boven de horizon rijzen. Ze lijken nietig en koud. Maar ze werpen een mooie rode gloed over het stenen strand en de oude baobab bomen.

Onderweg zijn we allebei in gedachten verzonken. Zelf heb ik het idee dat ik als een herboren mens terugkeer. Het was een intense ervaring die me de rest van mijn leven zal bijblijven.

Harold Kolkman begon zijn reis door de Kalahari in Zuid-Afrika.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win