×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Kampeersafari in Kenia

Verse leeuwensporen op de camping

Reisverslag: Chris van Es
Foto's: Chris van Es

Bij Kenia denk je aan een zonovergoten landschap, prachtige natuurparken met veel dieren ‘in het wild’ en een boeiende bevolking. Dat klopt, voor een deel; want reizen in dit ruige land verloopt niet altijd zoals gepland. Dan sta je ineens dik ingepakt te rillen op de evenaar, regent het pijpenstelen of staat er een heuse file op een zandweg.

In de grauwe ochtend pakken we onze tentjes in en stappen in de truck om vanuit Musoma in Tanzania naar de Keniaanse grens te rijden. Hier en daar vangen we een glimp van het Victoriameer op, maar door het sombere weer zie je er niet veel van. Bij Isebania passeren we de grens.

In Suna maken we een stop om geld te wisselen en wandelen we door de hoofdstraat van het dorp. Er is van alles te koop: van etenswaren tot fietsen, meubilair en handgeschilderde reclameborden.

Wie behoefte heeft aan een reclamebord neemt een ‘sign-writer’ in de arm. De leukste schildering is in een kapperswinkel, waar op de wand verschillende kapsels zijn geschilderd waaruit de klanten kunnen kiezen.

De hemel wordt steeds donkerder en al gauw valt de regen bij bakken neer. We vluchten een dranklokaal in, waar ook vele dorpsbewoners hun toevlucht hebben gezocht.

We reizen verder naar Kisii. West Kenia – een van de minst toeristische delen van het land – is ongelooflijk groen. Het wemelt hier van de koffie- en theeplantages. Naar verluidt regent het hier iedere dag rond een uur of vier een uurtje. Achteraf blijkt dat een te voorzichtige inschatting. De lokale bevolking vertelt spontaan dat het dit jaar bijzonder koud en nat is.

In Kisii logeren we in een hotel. Best lekker, na een tijdje kamperen. We hopen op een douche. We hebben al vier dagen niet kunnen douchen en beginnen ons vies te voelen. Mijn haar voelt aan als touw. In het hotel is geen water.

We vragen het aan het personeel: ‘Nee, over een half uurtje, dan is er water’, is de belofte. Steeds weer. Pas de volgende dag blijkt dat het hele stadje zonder water zit.

We wandelen wat rond in Kisii, in korte broek, want het is nog redelijk warm. Er komt een man naast ons lopen die ons vertelt dat we niet gek op moeten kijken als mensen om ons lachen (hijzelf ligt bijna in een deuk, terwijl hij het vertelt). Wat blijkt: in Kisii dragen alleen kleine jongens een korte broek. Twee vrouwen in korte broek is een vreemd fenomeen. Hij vindt het niet aanstootgevend, alleen maar ontzettend grappig.

Lake Baringo

Onderweg passeren we dik ingepakt de evenaar

Ondanks enige paniek rond een kapotte oliepomp, kunnen we de volgende morgen toch op weg naar het Baringomeer. Maar nog voor lunchtijd rijdt onze chauffeur de truck de berm in. De motorkap gaat open en men buigt zich bezorgd over de motor: een fiks gat in de radiateur. Het water stroomt er even hard uit als je het erin kunt gieten. Drie kwartier prutsen helpt niet echt en we rijden naar het eerstvolgende dorp.

Het wordt Litein, waar we stoppen bij de lokale garage. Ze gaan aan de slag. In no time is het halve dorp op de been om ons te komen bezichtigen. Al die uren dat we er zijn (drie of vier) staat een hele menigte om ons heen.

Zoveel aandacht werkt benauwend en Litein is geen plek om ‘gezellig’ te gaan wandelen. Wij vrouwen worden voortdurend lastiggevallen door aangeschoten mannen die op de truck klimmen (er wordt heel wat bier genuttigd). Negeren helpt niet. En als we ze vragen op te hoepelen (eerst beleefd, later wat botter) vragen ze om nog één sigaret en daarna zullen ze heus, heus weggaan. Dat doen ze niet.

Later op de middag gaat een aantal van ons samen met de kok die met ons meereist boodschappen doen. En dan blijkt dat hier vooral de vrouwen werken: zij zitten op de markt met uien, sinaasappels, bananen, etc.

Ondertussen gaat het met de truck niet best. Vier monteurs gaan inmiddels met zakmessen onze radiateur te lijf en krijgen ook nog ruzie over wie het goed doet en wie fout. Op een zeker moment barst – tot groot vermaak van de omstanders – zelfs een kleine vechtpartij uit.

Uiteindelijk schijnt het provisorisch gelukt te zijn. In ieder geval goed genoeg om hier weg te komen. Lake Baringo lukt niet meer. We rijden naar Nakuru, de derde grote stad van Kenia, waar mogelijk een nieuwe radiateur te krijgen is.

We zijn amper onderweg als een noodweer losbarst. IJlings sluiten we de truck af, maar inmiddels is het dak al lek. Ook wordt het na zonsondergang bar koud. En onze lange broeken en truien zitten in de bagage achterin. Om tien uur ‘s avonds arriveren we verkleumd in Nakuru, waar ze in het hotel zo lief zijn een maaltijd voor ons klaar te maken.

De volgende dag ben ik heel vroeg wakker en ga – eindelijk – douchen. Het water is ijskoud dus lang douchen is er niet bij. Ik was wel mijn haar, maar als ik het droogwrijf, blijven er toch nog rode strepen achter op de handdoek. Daarna doe ik mijn was, die ik nat in mijn bagage stop, want we gaan zo weer weg.

Wij reizen voorzichtig verder. De reisbegeleider rijdt. De chauffeur zelf blijft achter, om op een nieuwe radiateur te wachten, die inmiddels is besteld. Hij zal ons later op de dag per openbaar vervoer nareizen.

Onderweg naar Lake Baringo passeren we de evenaar, waar het altijd warm en zonnig is, of niet soms? Nee, dus: het is knap kil. Dik ingepakt in alle warme kleren die we bij ons hebben, poseren we beurtelings bij het bord dat aangeeft dat we nu de evenaar passeren.

Vroeg in de middag arriveren we bij Lake Baringo. Nadat we de tent hebben opgezet, hangen we de was op, tot ongenoegen van de kudde koeien die op de kampeerplaats graast. Later op de middag gaan we nog even aan de oever van het meer kijken: wie ziet een krokodil?

Voor we de volgende dag vertrekken, maken we eerst een boottochtje op het meer. We varen langs de rotswand die een deel van het meer omgeeft. Hij bestaat uit vulkanisch gesteente en herbergt vele vogels.

Volgens onze gids – in het dagelijks leven student Biologie – leven in het meer zo’n 200 nijlpaarden. Het meer is 5 tot 6 meter diep; de dieren verblijven overdag op de bodem en komen eens in de drie tot vijf minuten boven om adem te halen. ‘s Nachts komen ze het land op om te eten. Soms kuieren de nijlpaarden doodgemoedereerd over onze camping.

We proberen nijlpaarden te ‘spotten’ die her en der bovenkomen om een luchtje te scheppen. Opgetogen als we er een zien. Helaas niet dichtbij genoeg om een mooie foto op te leveren. Maar het diffuse licht op het meer levert zelf al mooie plaatjes op.

We gaan vis kopen. Niet om zelf op te eten, maar voor de visarend, die aan de overkant van het meer leeft. Een lokale visser verkoopt ons een meerval. Hij pakt zijn vlot van ultralicht balsahout om naar ons toe te varen.

Onze gids kijkt onderwijl alvast uit naar de visarend. En de visarend lijkt op zijn beurt al uit te kijken naar hem, want uit zijn gedrag blijkt dat het voeren een dagelijks terugkerend ritueel is: al voordat de vis in het water wordt gegooid begint de arend zijn vlucht. Een fluitsignaal van de gids is genoeg.

Wanneer de vogel zijn duikvlucht begint, telt de gids af: One, two, three…and ‘click’; het moment waarop wij moeten afdrukken. De vogel is echter zo snel dat we pas thuis zullen zien of we hem ook echt op de foto hebben. Met de prooi in zijn poten vliegt de imposante vogel terug naar zijn boom.

Maralal

File? In Kenia? Dat voorspelt weinig goeds

Op weg naar Maralal, naar het noorden. De reis lijkt voorspoedig te verlopen en we zijn al een fiks eind op streek als we in de file belanden. File? In Kenia? Dat zoiets weinig goeds voorspelt, merken we als we naar de kop van de file lopen.

De regen van de afgelopen dagen heeft de weg veranderd in een modderpoel met diepe sporen en geulen. Vooraan staat een Shell-tankwagen tot aan zijn ‘buik’ in de modder.

De chauffeurs en bijrijders van de andere trucks helpen met houwelen en spaden de auto uit te graven. Daarna, terwijl de motor op volle toeren draait, helpt iedereen mee de tankwagen uit de geul te duwen.

Vreemd genoeg is de sfeer opperbest. Er wordt veel gelachen, niemand klaagt over oponthoud. Het lukt om de truck weer op weg te helpen; langzaam verdwijnt hij in de verte.

Opeens zien we aan de rechterkant van de weg een landrover zich een weg door het struikgewas banen. Voorbij de file schiet hij weer de weg op. Onze chauffeur stuurt de truck de weg af om hetzelfde te proberen. Wij rennen voor de truck uit om de beste route te zoeken, maar in het struikgewas is moeilijk te zien waar kuilen zitten. Plotseling zakt het rechter voorwiel in zo’n kuil; de truck graaft zich diep de modder in. We zitten muurvast.

De chauffeurs van de andere trucks stromen toe om te kijken. Toeristen in de modder, dat is pas leuk! Maar ze helpen wel mee. Rijplaten – standaardonderdeel van de uitrusting – worden voor de wielen gelegd. Met duwen proberen we onze truck vrij te krijgen, maar dat biedt geen soelaas.

We stappen over op plan B en halen een spade en een houweel uit de truck. De rest verzamelt takken en stenen om een stevig paadje voor de wielen aan te leggen. Wanneer de truck voldoende is uitgegraven, wagen we een nieuwe poging. Een, twee, drie – uit alle macht duwen, duwen, en duwen. Wanneer de truck na een paar keer ‘wiebelen’ vrij komt gaat er een gejuich op en applaudisseren onze Afrikaanse mede- en omstanders.

Samburu National Park en Mount Kenya

Het luipaard krijgt om vijf uur een maaltje aangeboden

De volgende ochtend vertrekken we uit Maralal naar het Turkanameer in het noordelijkste puntje van Kenia. De toestand van de weg is er door de regen van gisteravond en vannacht niet beter op geworden.

We zijn nog maar net op weg als we bij een gehucht een aantal trucks langs de kant van de weg zien, die er al drie dagen staan, zo vertelt men ons: de weg is onbegaanbaar.

Eigenwijs rijden we verder, om te ontdekken dat het klopt. Na een heel slecht stuk, waar we de truck keer op keer onder ons weg voelen glijden, zitten we opnieuw vast. Na het nodige graaf- en hakwerk komen we wel weer vrij, maar een (lopende) verkenning van het volgende stukje weg leert dat het er niet beter op wordt.

Onder enig gemor keren we op advies van onze begeleider terug naar Maralal. Een aantal van ons had deze reis speciaal voor Turkana geboekt, dus de stemming is beneden peil. Terug op het kampeerterrein stellen we, met een reisgids in de hand, een nieuwe reisroute vast. We besluiten het oorspronkelijk programma op te pakken na Turkana: eerst Samburu Park, dan Mount Kenia, dan een tussenstop in Nairobi om vervolgens als extraatje naar Tsavo National Park in het zuiden te gaan.

Op naar Samburu National Park. Hoe oostelijker we komen, hoe mooier het weer en hoe droger het landschap wordt. Een meer dan welkome afwisseling. De Samburu zijn veehoudende nomaden. Onderweg komen we heel wat rondreizende groepjes van deze stam tegen, die met hun hele hebben en houden op de rug van ezeltjes gebonden, hun vee voor zich uitdrijven. Ze blijken niet graag op de foto te gaan; als ze merken dat ze gefotografeerd worden reageren ze woedend, of eisen geld.

In Samburu National Park kunnen we eindelijk de olifanten van dichtbij bewonderen. Het loopt tegen de avond en deze machtige dieren lijken samen te komen om… Tja, wat? Van alle kanten komen olifanten, alleen en in groepjes, grote en kleine dieren, naar deze plaats.

Omdat het hier goed eten is? Om te drinken (we zien geen waterpoel)? Voor de gezelligheid?

We eten in een decadente lodge: ten behoeve van de bezoekers krijgt het luipaard dat in de omgeving woont steevast om vijf uur ‘s avonds een maaltje aangeboden; om half zeven is de krokodil aan de beurt. Om dat allemaal goed te kunnen bekijken, is een soort arena aangelegd, met bankjes eromheen en spotjes die het ‘toneel’ verlichten.

Ik ‘mis’ het spektakel met het luipaard, maar maak het gedoe rond de dikbuikige krokodil, die duidelijk elke avond zijn hap komt halen, wel mee. Onder de toeristen zijn de oh’s en ah’s niet van de lucht, terwijl alom de flitsen van camera’s het duister oplichten.

Op onze wild-rit de volgende dag komen we weer een kudde olifanten tegen, die zich totaal niet druk maken om onze aanwezigheid, maar wel om die van een jong mannetje, dat lichtelijk opgewonden raakt van onze truck. Die staat namelijk tussen hem en de kudde in. Maar behalve het aannemen van een dreigende houding doet hij niets. Bij de kudde lijkt de jongeling ook niet echt welkom te zijn.

Het grootste dier posteert zich steeds tussen hem en de kudde in en neemt eveneens een dreigende houding aan. Hij houdt het jonge mannetje, dat inmiddels om ons heen is gelaveerd, nauwlettend in de gaten. We verwachten spektakel, maar de jonge olifant blijft op veilige afstand.

Het landschap is weids en uitgestrekt. Voor het eerst dringt het tot me door dat dit landschap waarschijnlijk honderden, zo niet duizenden jaren in essentie onveranderd is gebleven; vrijwel onaangetast door mensenhanden. Hoe verschillend van ‘ons’ aangeharkte Nederland, waar alles door mensen is bedacht en gemaakt, tot onze bossen toe. Hier moet de mens zich juist aanpassen aan het land.

Ons ontbijt op de camping, na de wild-rit, trekt zowat alle apen uit de nabije omgeving. Het blijken brutale rovers; ze hebben niet genoeg aan het fruitafval dat we hen geven, want als ze de kans zien jatten ze alles, eetbaar of niet. Ze zijn daarbij zo agressief, dat je het na een tijdje spuugzat wordt.

Vroeg in de middag arriveren we op de luxe camping op de helling van Mount Kenia. Er is van alles, maar wat vooral belangrijk is… een warme douche. De hele dag staat een grote oven te branden, die de douches van warm water voorziet. Iedere avond komt een ezelkar, zwaar beladen met bundels hout, de stookplaats bevoorraden.

Een aantal van ons maakt vanochtend een wandeling op de hellingen van Mount Kenya, om vogeltjes te kijken. Ik blijf op de camping om wat ‘klusjes’ te doen (weer een was, dus). Uit louter verveling veeg ik ‘s middags de truck schoon. Dat is hoognodig, na alle modder van de afgelopen dagen.

Nairobi

Wie bij je op de treeplank springt weet echt de weg

Vroeg de volgende middag komen we in Nairobi aan. Als je het verkeer hier ziet, is het of er totaal geen verkeersregels zijn. Het lijkt of iedereen maar wat doet: automobilisten, motorrijders, brommers en fietsers. Geen wonder dat de kranten in Kenia vol staan met meldingen van ongevallen.

We kamperen op een camping op loopafstand van Nairobi-centrum. Het is even zoeken. Wat opvalt is dat als de inwoners de weg niet weten, ze je toch met weidse armgebaren zomaar een richting uitsturen. Zodra ze echter bij je op de treeplank springen en enthousiast de weg beginnen te wijzen, dan heb je iemand ‘aan boord’ die echt de weg weet.

Er is geen water op de camping, maar daar zijn we inmiddels wel aan gewend. We gaan de stad in, een fikse wandeling heuvelafwaarts. Vooraf krijgen we de waarschuwing goed op te letten. Nairobi is geen ongevaarlijke stad.

Het eerste wat we doen: een ‘echte’ lunch. Hamburgers, om precies te zijn. Niet dat onze kok niet goed kookt, maar vlees is erg aanlokkelijk als je onderweg voornamelijk vegetarisch eet. Geen principiële keuze, maar gewoon omdat je vlees onderweg niet goed kunt houden.

Daarna lopen we wat rond langs diverse souvenirwinkels en de Nairobi City Market, een grote markthal met vele souvenirwinkeltjes onder één dak.

‘s Avonds gaan we ook de stad in, om gezamenlijk naar de bioscoop te gaan. In drie schitterende afgedankte Engelse ‘cabs’ vertrekken we naar het centrum. In de bioscoop blijkt een film met Tom Cruise in première te gaan. Hoewel hij in twee zalen draait, zijn er niet genoeg kaarten meer. Het zijn overigens voornamelijk hier wonende Indiërs die naar de film gaan, allemaal op hun ‘paasbest’ en dito geurend. We zoeken een andere bioscoop, maar de film daar is nagesynchroniseerd in het Indiaas.

We vinden een alternatief; een Karaokebar. De voorraad liedjes die ze er hebben is overweldigend; het varieert van kerstliedjes tot heavy rock. Een Keniaan vertolkt – tenenkrommend vals – ‘Killing me softly with her song’.

Tsavo National Park

Fijn dat ze er hier geen circus van hebben gemaakt

We rijden van Nairobi naar Tsavo National Park over de snelweg naar Mombassa, de beste weg van het land, waardoor we kunnen doorrijden. Halverwege de middag komen we bij de ingang van het Tsavo National Park West aan.

Eerst naar de fraaie Kilaguni Lodge. Wat is luxueuzer dan – onder het genot van een koud biertje – vanaf de veranda de dieren naar je toe te zien komen. Het hotel is zo gebouwd dat de veranda uitzicht biedt op een van de weinige drinkplaatsen in de omgeving. Niet alleen aantrekkelijk voor de toeristen, maar ook voor de vele dieren die het park bevolken. Fijn is dat ze er hier geen circus van hebben gemaakt, zoals in Samburu Park.

Wel erg dichtbij onze camping komen we een troep luie leeuwen tegen. De dag erna vindt men op het terrein van de camping verse leeuwensporen. De beheerder vertelt dat ze wel eens komen drinken uit het lekkende kraantje dat buiten het toiletgebouw staat. Oei!

De volgende ochtend brengen we een bezoek aan Mzima Springs, de bronnen die Mombassa via een pijpleiding van drinkwater voorzien. Met al dat water is de omgeving bijzonder groen, met wouden van papyrus langs de oevers van de vele stroompjes in dit gebied. Het is overigens een van de weinige parken waar je mag wandelen.

In de poel waar de bronnen op uitkomen, leven nijlpaarden. Een aantal jaren geleden is er een onderwaterkamer gebouwd, met uitzicht op de nijlpaarden. De nijlpaarden – blijkbaar zeer gesteld op privacy – zijn sindsdien verhuisd naar het andere eind van de poel. Alleen een menigte vissen cirkelt onophoudelijk rond de kamer, zodat je er duizelig van wordt. Maar het is wel een mooi gezicht en het water is verbijsterend helder.

Dat er gieren rond ons kampeerterrein cirkelen komt gelukkig niet door ons. Het betekent wel dat waarschijnlijk op korte afstand van ons kamp een dood dier ligt. Dat geeft op zich niet, maar wie heeft het gedood? Mogelijk onze buren, de leeuwenfamilie die we gistermiddag zagen.

Shetani Lava Flow

Grillige rotsformaties met diepe gaten en scheuren

Nadat we met grof geweld een brok lava tussen de wielen vandaan hebben gekregen, rijden we naar de Shetani Lava Flow.

Ooit is hier een inmiddels verdwenen vulkaan tot uitbarsting gekomen. Een strook gestolde lava van zo’n 25 meter breed doorsnijdt het groene land. Voor de lokale bevolking een heilige plaats, zo staat op een bord te lezen.

Als je dit landschap ziet, kun je je voorstellen hoe dat bij zo’n lavastroom gaat; de afkoeling lijkt meteen ingetreden zodra de gloeiend hete lavastroom in aanraking kwam met de koudere lucht. Het is een eeuwenoude ‘verstilde beweging’, met grillige rotsformaties, diepe gaten en scheuren, maar ook vreemd gladde gedeelten.

‘s Avonds ben ik de laatste die overblijft bij het uitdovende kampvuur. De onvoorstelbare pracht van de sterrenhemel raakt me. Het is de laatste nacht die we in de vrije natuur zullen doorbrengen. Op m’n rug lig ik naast het kampvuur en laat het tafereel een tijdlang tot me doordringen. Hoewel ik alleen ben (voor het eerst deze reis) voel ik me niet echt alleen. Het is donker, maar toch ook niet. Kon ik dit maar vasthouden…

Terug naar Nairobi, waar we die avond extravagant eten in The Carnivore, een uitermate decadent restaurant: naast gewone worstjes en rundvlees staan ook krokodil, impala en zebra op het menu. Je mag eten tot je genoeg hebt, wat voor ons al snel het geval is: aan vlees zijn we niet meer gewend.

Op de laatste dag gaan we de stad in: souvenirs kopen. Natuurlijk is de City Market zeer in trek, maar ook daarbuiten zijn genoeg winkels en stalletjes waar souvenirs worden verkocht: rieten manden en tassen, zeepstenen, houten en bronzen beeldjes in alle soorten en maten, maskers, sieraden, bananenbladschilderijtjes, batiks en meer van hetzelfde.

Gedurende deze reis hebben we redelijk leren afdingen, hoewel ik het gevoel heb dat we toch wel eens worden afgezet. Op straat krijg ik trouwens ook zomaar hasj te koop aangeboden. Nou, nee!

Vreemd genoeg voelt Kenia inmiddels even vertrouwd aan als ‘thuis’ en de eerste dagen in Nederland voelen aan als ‘vreemd’; als het andere eind van de wereld! Chris van Es begon deze reis in Tanzania.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!