×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Kilimanjaro trekking Machame-route

Van de jungle naar de vrieskou van de gletsjers

Reisverslag: Suzan van Beest
Foto's: Suzan van Beest

Van de Machame-ingang (1800 m) van Kilimanjaro National Park door het tropisch regenwoud klimmen naar het Machame-kamp op 3000 m. Door het mooie heidegebied (moorland) verder naar het Shira-kamp op 3800 m, met uitzicht op de top van Mount Meru. Om te acclimatiseren naar de Lava Tower op 4600 m en weer omlaag naar het Baranco-kamp op 3900 m. Via de Breakfast Wall en door een vallei met lobelia’s naar het Barafu-basiskamp op 4600 m voor de klim over gletsjers naar de Uhuru-top op 5895 m. Via Mweka Camp afdalen naar Mweka Gate, waar een Kilimanjaro-biertje wacht.

Vanuit ons guesthouse nemen we een taxi naar Arusha om nog wat dingen te kopen voor de klim naar de top van de Kilimanjaro. We worden overal aangesproken door verkopers en je komt echt niet meer van hen af. Wij hebben onze trip al in Nederland geregeld, dus ze kunnen niets aan ons slijten.

We vinden het afschuwelijk en gaan na de boodschappen gauw terug naar het hotel. ‘s Avonds de spullen inpakken die meegaan de Kilimanjaro op, de rest blijft in het hotel. Toch een beetje zenuwachtig voor morgen.

Machame Camp

Het echte jungle-gevoel

Om 9 uur zitten we in een jeep naar de voet van de Kilimanjaro. Onderweg worden de gids en assistent-gids opgepikt. De dragers staan te wachten bij de ingang van het Kilimanjaro National Park.

We moeten ons onderaan de berg inschrijven. Aangezien de Kilimanjaro een beschermd gebied is, moet er ook heel wat entreegeld worden betaald. Zo’n 600 dollar per persoon lichter beginnen we aan de klim.

We hebben met ons tweeën negen man begeleiding mee: een gids, een assistent-gids, een kok en zes dragers. Dat klinkt veel, maar het is hier normaal.

Alle spullen gaan op een stapel (eten voor elf mensen voor zes dagen, tenten, slaapzakken, matjes, enz.) en er worden pakjes van twintig kilo van gemaakt, waarvan elke drager er eentje op zijn hoofd meeneemt.

Voordat de dragers omhoog mogen, moeten ze langs een agent die bij een weegschaal bij de toegangspoort staat, om te laten zien dat ze niet meer dan 20 kilo plus eigen bagage mee omhoog nemen.

Overdag lopen wij alleen met de gids. Onze dragers halen ons altijd in en zetten alvast de tenten op, halen water uit de rivier dat ze koken, enz. De tocht gaat eerst door regenwoud.

Dat het looptempo laag ligt wisten we, want hoe langzamer omhoog, hoe beter je acclimatiseert. Maar dat het zó langzaam zou gaan hadden we niet verwacht. Het betekent wel dat we tijd hebben om rond te kijken, foto’s te maken en te genieten van al het prachtige groen om ons heen. We picknicken op een mooie open plek.

Het pad is eerst nog vrij breed, maar wordt langzaam steeds smaller: ik krijg nu het echte junglegevoel. Het blijft droog, anders was het een glibberige bedoening geworden. Het regent hier overigens vaak, dus wij hebben geluk.

Na een uur of zes voelen we de benen aardig, omdat het vrij steil omhoog gaat. De begroeiing wordt steeds minder dicht, totdat we duidelijk boven het regenwoud komen.

Eerst is het nog bewolkt, maar vijf minuten later komt de top van de Kilimanjaro tevoorschijn. Wij hadden hem nog niet gezien, dus het is onze eerste kennismaking. De top is nog verdomd ver weg. Nu ja, we hebben nog vier dagen, dus dat zal wel goed komen.

Het Machame-kamp bestaat uit vier vlakke stukken grond tussen de bosjes. Op elk vlak stuk kan een aantal tentjes staan en op elk stuk staat een houten hokje met een wc; het stinkt er vreselijk, maar dat hadden we verwacht.

Wij staan helemaal boven, op de plek met het beste uitzicht; we krijgen sowieso elke dag de beste plek, want onze dragers zijn heel snel en wie als eerste in een kamp arriveert, kan natuurlijk de beste plek uitzoeken. Wij staan dus vaak vlak, met weinig stenen onder de tent.

Vandaag begonnen we op 1800 meter hoogte; het Machame-kamp ligt op 3000 meter. Het is al laat en het wordt snel koud. Onze trip is low budget en wij hebben dus geen eettent. Terwijl andere groepjes aan een tafel met stoeltjes eten, zitten wij op een kleedje op de grond in de vrieskou. Als het donker wordt krijgen we een kaarsje, al met al tamelijk basic.

We genieten trouwens van deze eerste maaltijd: een komkommersoepje vooraf, gebakken aardappels, vis met groentensaus en fruit na. Elke dag krijgen we drie gangen, soep vooraf, daarna iets met pasta of rijst en altijd fruit na. Het eten is goed, maar door de hoogte heb je minder trek, waardoor we het soms lastig weg krijgen.

Direct na het eten gaan we de slaapzak in, want het is heel koud.

Als we om middernacht wakker worden om te plassen en onze tent verlaten, staat er al een laag ijs op de tent. Het matje van Flip blijkt lek te zijn, dus we delen mijn veel te smalle matje. Toch slapen we niet beroerd.

Shira Camp

Klimmen en klauteren boven de wolken

We staan ‘s morgens om half zeven op en krijgen een bakje warm water met een zeepje: zo worden we een beetje wakker. Het ontbijt bestaat uit maïspap, toast met een gebakken ei en fruit. Dat geroosterde brood met ei komt ons na zes dagen de strot uit (de pap mij trouwens ook), ook omdat het brood al een hele week meegaat.

We beginnen te lopen tussen half acht en acht. Eerst in lange broek en trui, maar na honderd meter klimmen krijgen we het al warm. Dan rits ik de pijpen van mijn broek en stop die met de trui in de tas. We hebben skistokken en dat helpt soms bij het behouden van ons evenwicht.

Op deze tweede dag lopen we een heel mooie route door het heidegebied (moorland) naar het Shira-kamp op 3800 meter. We lopen de hele dag boven de wolken, maar er is nog wel mooie begroeiing. De lucht is vrijwel steeds strakblauw. Daardoor hebben we heel goed zicht en kunnen de top van de Kilimanjaro de hele tijd zien. We moeten vaak klimmen en klauteren.

Er lopen ongeveer tien groepjes naar boven, af en toe als wij zitten te rusten worden we ingehaald door een ander groepje, maar die halen wij later weer in als zij pauze houden.

Gisteren namen we flessen water vanuit het hotel mee, maar vanaf vandaag wordt water uit de rivier voor ons gekookt, daar moeten we zelf nog een paar druppels hadex bij doen voor de ontsmetting en we hebben limonadesiroop bij ons om het water in de bidons een smaakje te geven.

Als we een kwartiertje onderweg zijn vraag ik aan Flip of hij het water al heeft geproefd. Nee, zegt hij, en jij? Ik neem een slok: het water is warm doordat de zon op het slangetje schijnt en het smaakt naar zwembadwater door het chloor. Het went gelukkig snel en we kunnen er wel om lachen.

Het kamp van vandaag is het mooiste van deze week. We arriveren al om half drie ‘s middags en natuurlijk hebben we weer de beste plek, met achter uitzicht op de top van de Kilimanjaro en voor, boven een deken van wolken, op de top van Mount Meru. We zien een mooie zonsondergang.

Ik slaap slecht, niet meer dan een uur. Het snot druipt uit mijn neus. Misschien is het een allergie, maar de neusspray is op. Ik krijg bijna geen lucht en kan alleen door mijn mond ademen; maar omdat de lucht hier zo ijl en droog is, heb je na drie keer ademhalen een droge strot, dus moet je weer drinken, wat betekent dat je om het kwartier de tent uit moet.

Dat is trouwens geen straf, want ik heb nog nooit zo’n mooie sterrenhemel gezien: omdat er nergens in de buurt licht is, zie je er veel en zijn ze heel helder.

Baranco camp

Rond 4300 meter word ik misselijk en krijg hoofdpijn

Als het ochtend is, ben ik blij dat ik eindelijk uit de tent kan en dat we kunnen gaan lopen. Ik maak me wel zorgen over de rest van de week; als ik elke nacht zo waardeloos slaap, zal ik de top niet halen.

Vandaag is onze acclimatiseringdag: we lopen van het Shira-kamp op 3800 meter naar de Lava Tower op 4600 m, om vervolgens aan de andere kant weer omlaag te gaan naar het Baranco-kamp op 3900 m.

Deze tocht is bedoeld om te wennen aan de hoogte en dat heb ik ook nodig: rond 4300 m word ik misselijk, krijg hoofdpijn en heb moeite met mijn evenwicht. Flip en de gids lopen vrolijk kletsend door, maar ik heb het zwaar. Als Flip vraagt ‘Gaat het nog een beetje?’ heb ik al moeite om ‘Ja’ te zeggen.

Dit is de eerste dag dat het wat kouder is: we beginnen de dag in lange broek, voor we bij Lava Tower zijn trekken we onze vesten aan en als we uiteindelijk bij Lava Tower zijn doen we zelfs mutsen, jassen en dunne handschoentjes aan.

Het de bedoeling dat we hier op 4600 m eten, maar we kunnen geen van beiden iets binnen krijgen. Flip heeft ondertussen ook hoofdpijn gekregen. We hebben hoogteziektetabletten van de huisarts meegekregen, dus die nemen we, samen met een paracetamol.

Dan dalen we weer af en we voelen ons al snel beter. Vanmiddag is het wat mistig en uiteindelijk valt er ook een drupje regen. De omgeving is supermooi: de lobelia’s en senecia’s zien er mysterieus uit in de mist.

We moeten regelmatig beekjes oversteken. Ik ga onderuit maar bezeer me niet. Het afdalen gaat in een vrij hoog tempo en dat is maar goed ook, want als we in het Baranco-kamp zijn begint het te regenen.

Door de regen zitten we de hele middag en avond in de tent, maar de tijd gaat toch snel voorbij: spullen voor de nacht klaarmaken, tas voor de volgende dag pakken, spelletje doen. Zelfs het eten wordt in het tentje gebracht, dus we zitten in onze slaapzak te eten. Dit moet een heel mooi kamp zijn, maar door de mist zien we er weinig van.

Barafu Camp

Een brutale vogel jat mijn kippenpootje

‘s Morgens is de mist opgetrokken en blijkt dat we toch al verdomd dicht bij de top zijn. We beginnen deze vierde dag met de Breakfast Wall, een steile wand van zo’n 300 m waar we tegenop moeten.

Het ziet er moeilijker uit dan het is en eigenlijk vinden Flip en ik het klim- en klauterwerk heel leuk. We krijgen het er ook warm van: al gauw blijkt dat ik een laagje of drie te veel aan heb (die gaan in de rugtas, geen probleem). Het scheelt ook dat de zon nu schijnt.

In de rugtas heb ik een camelbag van twee liter en nog twee bidons van elk een liter. Die vier liter water gaat op in een dag en dat betekent natuurlijk ook: vaak een plekje achter een rots zoeken.

Als we de wand opgeklommen zijn, komen we door een heel mooie vallei. We lopen enigszins om de berg heen naar de andere kant, waar we vannacht naar de top zullen lopen.

Na twee uur lopen zegt de gids: zie je die tentjes daar, daar gaan we zo lunchen. Het lijkt heel dichtbij, maar er blijkt nog een diep dal tussen te zitten. Dus eerst nog een zigzagafdaling, om vervolgens weer steil omhoog te gaan; ongeveer een uur later zijn we op de lunchplek.

Dit is de plek waar sommigen een extra nacht blijven. Wij zijn blij dat we dat niet doen, want deze tocht is prima in zes uur te doen in plaats van in twee keer drie uur. Er valt hier ook niets te beleven en het waait bovendien erg hard.

Na de lunch, waarvan een brutale vogel (een soort kraai) mijn kippenpootje jat, is er nog een steil stuk te gaan. Het landschap wordt al minder mooi: geen begroeiing en het laatste waterpunt zijn we ook al voorbij. Eigenlijk is het een bruine woestijn.

Drie uur later zijn we in het volgende kamp. Hier zijn de mensen die vannacht naar de top lopen, maar ook degenen die van de top op weg zijn naar beneden.

Omdat de Machame Route alleen omhoog gaat, hebben we nog niemand gesproken die al op de top is geweest. Hier spreken we met Amerikanen, waaronder een van zestig jaar: ze hebben de top allemaal gehaald.

Het Barafu-kamp ligt weer op 4600 m, net als de Lava Tower. We hebben profijt van onze acclimatiseringdag: we hebben geen last van de hoogte. Ook vandaag arriveren we redelijk vroeg in het kamp, rond half vier. We genieten van de gebruikelijke thee met popcorn en koekjes met nootjes. En natuurlijk van het fantastische uitzicht.

We bereiden ons voor op de nachtelijke wandeling: ik trek vrijwel alle kleren die ik mee heb genomen over elkaar aan en doe alleen water, sultana’s en druivensuiker in mijn tas, om hem zo licht mogelijk te houden.

De gids vraagt of wij echt voor zonsopgang op de top willen zijn of een toffe wandeling willen maken. Wij willen graag een toffe tocht, maar ook naar de top.

Dan komt hij met een goed idee: de meeste groepen vertrekken rond 12 uur ‘s nachts, zodat ze om 6 uur boven zijn en daar de zon op kunnen zien komen. Maar als zij drie uur gelopen hebben en al flink moe zijn, zijn ze op een hoogte waar minder zuurstof is en waar het nog kouder is, zeker vlak voor zonsopgang, het koudste moment van de dag.

Onze gids stelt voor om om 3 uur ‘s nachts te gaan lopen, dan komt de zon op als we het een beetje zwaar krijgen. En de zonsopgang zien we ook heel goed tijdens het lopen. Plus dat we dan beter zien waar we lopen en dat het minder koud is. Achteraf blijkt dit een top-idee.

Na met moeite een bord pasta naar binnen te hebben gewerkt en een geweldige zonsondergang te hebben gezien (het wordt nu al koud), gaan we lekker op tijd naar bed. Ik neem een slaappil maar kan toch niet goed slapen. We worden gestoord door teamleden die om pijnstillers en batterijen vragen, maar het ergste is de kou.

Summit Day

We zijn helemaal alleen op de top

Ondanks alles ben ik super fit om half drie ‘s nachts. Na een paar kopjes thee met extra veel suiker voor de energie en iets van tien biscuitjes, gaan we op weg.

De kou valt mij mee en wij hebben onze bivakmutsen eigenlijk niet nodig. Na twee uur sjokken in het donker (wij zien alleen de steen vlak voor ons, hoe weet die gids in ‘s hemelsnaam waar we heen moeten?), zegt de gids dat we halverwege zijn. De  blijdschap is voor niets, want we blijken later pas op een derde te zijn.

Toen we begonnen met lopen, zagen we heel hoog af en toe wat lichtjes, dan beseften we dat het nog een eind was, maar soms is niet te zien wat een ster is en wat een lichtje.

Onderweg zien we ook een paar keer kleine groepjes de verkeerde kant op lopen. Die worden dusdanig door hun gids aan hun arm naar beneden gesleurd dat we begrijpen dat zij de top niet hebben gehaald, heel sneu.

Na drie uur zien we de horizon een beetje rood kleuren, het rood wordt roze, dan geel en dan paars. En dan komt de zon op en is het uitzicht hoog boven de wolken zo mooi!

De laatste twee uur zijn erg zwaar, we lopen tot ver voorbij onze enkels in het lavagruis, elke stap omhoog is ook weer net zo hard naar beneden glijden, totdat ik uiteindelijk mijn pootje-over schaatstechniek probeer. Dat werkt goed, maar ziet er niet uit. Maar daar maak ik me nu niet druk om.

Op een gegeven moment ben ik zo moe dat ik even moet zitten; ik eet een mars en werk wat druivensuiker en dropjes naar binnen en dan gaat het wel weer.

Het slangetje van de camelbag is bevroren, hoewel ik goed heb opgelet om elke keer na het drinken alles goed terug te blazen. Ik moet eerst het ijs in het tuitje kapot bijten voordat ik kan drinken.

We zien de eerste mensen alweer naar beneden komen die met zonsopgang op de top waren. Dat zijn dus degenen die onderweg gekotst hebben, er ligt onderweg nogal wat…

Op Stella Point krijgen we ananassap en kunnen zelfs een laagje kleren uittrekken. We zitten een kwartiertje voordat we aan de laatste vijftig minuten naar de echte top beginnen. Dit is het mooiste stuk: eerst via een smal paadje tussen het ijs van de gletsjers door, later over het ijs.

Als we op de top zijn, is het al lekker warm. We trekken jas, muts en handschoenen uit en maken foto’s en een filmpje. We zijn helemaal alleen op de top.

Naar beneden gaat het in een hoog tempo: de afstand waarover we omhoog zes uur deden, doen we in twee uur en we zijn al om 11 uur ‘s ochtends terug in het kamp. Eindelijk kunnen de zweterige skibroek, trainingsbroek en thermosbroek uit (ik was op het ergste voorbereid).

Na een high five met ons team krijgen we veel te zoete Fanta, maar na al dat chloorwater gaat die er goed in. Ook staat er een stoofpotje met veel aardappels voor ons klaar, maar ondanks dat we amper hebben ontbeten en er al acht uur op hebben zitten, hebben we geen van beiden veel trek.

Een uurtje later hebben we onze tassen alweer herpakt en gaan we verder naar beneden. Het tempo ligt weer hoog en dat voelen we dan ook in onze knieën. Ik krijg ook nog last van een blaar, maar zolang we lopen gaat het wel. Af en toe kijken we achterom naar de top en dan zijn we bijzonder trots op onszelf.

Na zo’n 3,5 uur komen we aan in Mweka Camp, waar zelfs een hutje is waar ze Kilimanjaro-biertjes verkopen. Maar we zijn zo kapot dat we daar niet eens naar toe gaan. We genieten van een voetenbadje, dat ik echt nodig heb na de snelle afdaling. En dan is er soep, geserveerd met pannenkoeken: lekker!

Mweka Gate

En dan kunnen we ons Kilimanjaro-biertje drinken

Ik heb heerlijk geslapen maar sta beetje stijfjes op. Ik krijg de maïspap met moeite binnen, blij dat dat voorlopig niet meer hoeft. Om zeven uur gaan we op weg voor de laatste drie uur lopen.

Het was de bedoeling dat we weer snel zouden lopen, maar het is zo mooi onderweg dat we regelmatig stoppen voor foto’s. We zijn weer in het regenwoud en dat merk je aan de natte en glibberige paadjes. Er hangt wat mist en uiteindelijk vallen er ook een paar druppels regen.

Rond 10 uur verlaten we het bos. Onze dragers staan ons al op te wachten, gewassen en wel. Die dragers zweten zich elke dag kapot met die zware spullen. Op de eerste dag roken we het al als zij voorbij kwamen. Blijkbaar hebben ze een setje schone kleren bij zich: ze hebben zelfs nette bloesjes aan.

We rijden naar een kroegje en de sfeer is goed: de mannen zijn blij dat ze naar huis gaan (de meesten hebben kinderen) en wij zijn trots op onszelf maar hebben ook wel zin om terug naar het hotel in Arusha te gaan.

In het kroegje krijgen we ons certificaat, met een leuke speech van onze gids. Vervolgens is het mijn beurt om iedereen met een korte speech te bedanken en de fooien uit te delen.

En dan kunnen we ons Kilomanjaro-biertje drinken. Tot slot wordt de Kilimanjaro song gezongen en dat geeft mij kippenvel.

Terug in het hotel in Arusha leveren wij onze vieze kleren en schoenen in om die schoon weer terug te krijgen. We hebben een heerlijke middag bij het zwembadje met veel lekkere hapjes en drankjes. Het was een onvergetelijke ervaring die ik iedereen kan aanraden.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win