Na een trektocht langs bergvolken in het noorden per boot over de Ou, via de Pac Ou-grotten vol boeddhabeelden naar Luang Prabang. Vervolgens de Vlakte der Kruiken bij Phonsavan. Vanuit Vang Vieng per mountainbike door rijstvelden en per kajak door stroomversnellingen. In hoofdstad Vientiane de overwinningspoort Patuxai bekijken en dan in Hinboun Natuurpark met een bootje over de ondergrondse Nam Khong Lor-rivier. Vanuit Paksé varend over de Mekong naar het tempelcomplex Wat Phu en alweer per boot naar Khone-eiland, een paradijs met wuivende palmen en watervallen in de Mekongdelta. Tot slot in Cambodja de imposante tempels van Angkor Wat bekijken.
Vanuit Bangkok gaan we met een binnenlandse vlucht naar Chiang Rai. De eerste nacht in Thailand verblijven we in een mooi teakhouten hotel aan de Mekong. Deze rivier vormt over een lengte van 450 kilometer de grens tussen Thailand en Laos.
De volgende morgen steken we per bootje de Mekong over. Binnen 5 minuten zijn we in Laos, waar we eerst onze visa nog moeten regelen. Dat is een groot vermaak en houdt veel mensen aan het werk.
We moeten maar liefst langs 3 loketten. Loket 1, paspoort afgeven en formulier invullen. Loket 2, je geld afgeven. Daarna een kwart slag draaien en je staat voor loket 3. Hier wordt de datum in je paspoort vermeld naast vier grote stempels die zeer secuur worden geplaatst.
We nemen de bus naar Vieng Phouka. De busrit voert ons door een prachtig bergachtig landschap. We passeren armoedige, stoffige dorpjes waar diverse bergvolkeren wonen met hun kleurrijke klederdracht en hoofdtooien.
Vanuit Vieng Phouka gaan we verder met een pick-up. Deze brengt ons naar de start van onze driedaagse trektocht. We laten onze grote bagage achter en nemen alleen de dagbagage mee.
We lopen over een breed pad. Het is af en toe wat glibberig, maar verder goed te doen. We genieten van de natuur en zien veel bamboe, bananenbomen, struikgewas en grote bomen met kerststerren.
Onze lunch wordt onderweg bereid. Er worden bananenbladeren op het pad neer gelegd waar we op kunnen zitten. Op andere bananenbladeren wordt ons eten klaargemaakt. We eten de rijst met ei en bosui met onze handen. Het toetje is een soort oliebol en een kleine banaan.
We lopen verder en brengen de eerste nacht door in een Khmu-dorpje. We slapen bij de lokale bevolking in een eenvoudig hutje van bamboe op palen. De Khmu zijn erg vriendelijk en gaan gewoon door met hun dagelijkse leven.
‘s Ochtends worden we in alle vroegte gewekt door het kraaien van een haan. Dit zal niet de laatste keer zijn. Er scharrelen kippen en kuikentjes rond de hut en varkens met hun biggen. Jonge hondjes zijn er ook in overvloed.
De volgende dag moeten we direct een rivier oversteken. Voetje voor voetje schuifelen we naar de overkant, want het is glibberig. De overkant wordt droog gehaald. De bergschoenen kunnen weer aan en we lopen verder over een smal bochtig pad door de jungle-achtige omgeving.
Je moet goed kijken waar je loopt. We zien overal bamboe om ons heen. Na een paar uur lopen komen we uit op een breed pad en hebben we het weer makkelijk.
We lopen door naar een Akha-dorpje waar we zullen overnachten. De Akha-vrouwen dragen kleurrijke hoofdtooien met veel zilveren munten. Het schijnt erg zwaar te zijn, maar het ziet er mooi uit.
We zijn vroeg in de middag gearriveerd en lopen een uurtje door naar een mooie waterval. Hier kunnen we ons voor het eerst sinds een paar dagen even douchen. Het is koud maar verfrissend. We lopen over het smalle pad weer terug naar het dorpje.
Het is ‘s avonds erg koud en we zijn blij dat er een vuurtje wordt gemaakt waar we ons aan kunnen warmen. De kinderen van het dorp zijn eerst wat afwachtend, maar toch wel nieuwsgierig. We gaan liedjes zingen om het ijs wat te breken en het Vader Jacob met z’n bim bam bom slaat aan. De volgende morgen horen we de kinderen nog bim bam bom zingen.
Vandaag een korte wandeling van 2 uur. We lopen door dorre rijstvelden en passeren een armoedig dorpje met veel kinderen. Het valt op dat meisjes van 14-15 jaar hier al zwanger zijn.
Na de oversteek van een rivier staan onze jeeps al klaar om ons weer naar Vieng Phouka te brengen, waar we met de bus verder gaan naar Luang Nam Tha. Hier huren we mountainbikes en gaan we in de omgeving fietsen. We fietsen door kleine dorpjes en bezoeken een stoepa. Na deze relaxte fietstocht drinken we koffie op een terras en komt langzaam de zon door de nevel te voorschijn.
We gaan verder met de bus naar Oudomxai. In dit gebied wonen de Laenthen. Het schoonheidsideaal voor vrouwen is hier het afscheren van de wenkbrauwen. Menige vrouw heeft ook een enorme bril op die nodig is bij het borduurwerk dat ze uitvoeren.
We verblijven een nacht in Oudomxai en vertrekken de volgende morgen naar Muang Ngoi. Onderweg stoppen we bij een Mong-dorp. De kinderen hebben klederdracht aan en dragen een kleurrijke hoofdtooi.
De busrit gaat vervolgens door een fabelachtig mooi bergachtig en groen landschap, maar de weg is zeer slecht. Enorm veel gaten en diverse landverschuivingen hebben de weg ernstig beschadigd. Na ruim vier uur rijden komen we in Muang Ngoi aan.
Vanuit Muang Ngoi maken we een boottocht op de rivier de Ou en bezoeken het vissersdorpje Ban Ngoi Kao, een mooi dorpje met veel palmbomen en bloemen. Op de terugweg doet het karstgebergte sprookjesachtig aan.
De volgende morgen varen we per 6-persoonsbootje naar Luang Prabang. Het is koud en mistig. De gevoelstemperatuur ligt door de wind op 10 graden. Maar rond een uur of tien verdwijnt langzamerhand de mist en zien we blauwe lucht en zon.
Het wordt snel warmer. We kunnen nu ook meer genieten van het prachtige landschap. De oevers zijn begroeid met palmbomen en we passeren diverse mooie zandstrandjes. Op één van deze strandjes gebruiken we de lunch en smullen van onze stokbroodjes met tonijn.
We varen verder naar de Pac Ou-grotten op de kruising van de Ou en de Mekong. We beklimmen de trappen naar de grot en kijken vol verbazing naar de meer dan 5.000 boeddha’s, van zeer klein tot enorm groot, die overal in de nissen en spelonken zijn neergezet.
Tijdens de boottocht doen we ook het dorpje Ban Xang Hai aan waar de lekkerste Laolao (whisky) van Laos wordt gemaakt. We mogen natuurlijk even proeven. Het eilandje is erg toeristisch en overal staan kraampjes met sieraden, snuisterijen en sjaals. De eerste souvenirs worden hier gekocht.
In de namiddag arriveren we in Luang Prabang, waar we drie nachten verblijven. Na een week iedere dag reizen is het heerlijk om wat langer op een plek te blijven. We kunnen nu ook onze was laten doen.
Luang Prabang is door de Unesco op de werelderfgoedlijst geplaatst en dat is zeker terecht. Op cultureel gebied kom je hier echt aan je trekken. Het wemelt in het stadje van de wats. Een wat is een boeddhistisch tempelcomplex waar nog steeds monniken wonen. De wats zijn rijk versierd en hebben prachtige bewerkte deuren. Het is veel goud en zilver wat er blinkt.
We gaan ook naar het oude koninklijke paleis Ho Kham, waarin tegenwoordig een museum is gevestigd. In één zaal zijn alle wanden ingelegd met gekleurd mozaïek en wordt het dagelijkse leven uitgebeeld.
‘s Avonds wordt de hoofdstraat van Luang Prabang omgebouwd tot één grote markt met tientallen marktkraampjes voor toeristen. Voor souvenirs kun je hier echt je hart ophalen. Het stadje heeft ook diverse restaurantjes waar je heerlijk kunt eten.
We beklimmen bij het invallen van de avond de heuvel Phu Si met z’n 329 treden. Dat hebben meer toeristen bedacht; het is megadruk op de top. Het uitzicht over de omgeving is erg mooi.
De volgende morgen maken we een lange wandeling naar de lokale markt, waar van alles wordt verkocht: groenten, fruit, vlees, vis, kruiden, potten, pannen, stoffen, kleding, gereedschap enz. Het blijft bijzonder hoe het vlees hier zonder enige vorm van koeling in de kraampjes ligt.
In de middag bezoeken we de bekendste tempel van Luang Prabang, de Wat Xieng Thong uit 1560. Door het vele lopen en de diverse indrukken hebben we trek gekregen en we nestelen ons in een restaurantje. We sluiten de dag af met een glas rode wijn.
De dagen in Luang Prabang vliegen voorbij. We maken een lange busrit van 8 uur naar Phonsavan. De tocht voert weer door een bergachtig landschap en de hoogste pas die we passeren ligt op 1.445 meter. De weg is erg kronkelig met tientallen haarspeldbochten.
Het is vandaag bewolkt en we verlangen naar warmte. Overdag zijn de temperaturen goed, rond de 25 graden, maar de avonden zijn koud: tussen de 10 en 15 graden. Langzaam verandert het landschap en we rijden een groot dal in op ruim 1000 meter hoogte. Ook de hutjes veranderen van bamboe naar stenen huizen. De contrasten zijn groot, armoedige bamboehutjes naast kleine paleizen met dure auto’s voor de deur.
In Phonsavan bezoeken drie sites op de Vlakte der Kruiken. Er liggen her en der enorme tweeduizend jaar oude kruiken. De herkomst is nog steeds onduidelijk, maar het vermoeden is dat de vazen werden gebruikt voor offers voor de doden en dat de as van de overledene erin werd bijgezet.
De grootste kruik weegt maar liefst 6 ton en wordt King’s Cup genoemd. Bomen zijn soms vergroeid met de kruiken.
Het is een bizar landschap met nog steeds grote kraters van de bommen die hier tijdens de Vietnamoorlog zijn gedropt. We moeten beslist op het gemarkeerde pad blijven en kunnen op een aantal plaatsen de bommen nog zien liggen. Een luguber beeld.
De vele bommen die hier zijn gedropt worden nu soms gebruikt als hekwerk. Ook wordt van de neergestorte vliegtuigen het aluminium omgesmolten en worden er vervolgens lepels van gemaakt. We kunnen het zelf bekijken als we een dorpje bezoeken waar in de giftige dampen de hele dag lepels worden gemaakt.
De volgende dag is weer een lange reisdag en we komen rond vier uur aan in Vang Vieng. We gaan meteen door naar een boekingskantoortje, want we willen morgen gaan kajakken.
Het is eerste kerstdag en lekker warm. We huren mountainbikes en fietsen door dorre rijstvelden en dorpjes, met het karstgebergte op de achtergrond. We stoppen onderweg om omhoog te klimmen naar een grot. Het is een hele klauterpartij en te donker om ver de grot in te gaan. We hebben wel een mooi uitzicht over de omgeving. De klim naar beneden is nog lastiger.
We worden ‘s morgens om negen uur opgepikt bij ons hotel en met elf man in een te kleine pick-up gepropt. We zitten als haringen in een ton. De weg is slecht en één en al gehobbel en gebobbel. We zijn blij dat we na anderhalf uur onze benen weer kunnen strekken.
Eerst krijgen we op het droge les over hoe te peddelen en wat te doen bij de stroomversnellingen. Dan trekken we een zwemvest aan en doen de helm op. Onze spullen gaan in waterdichte zakken en worden vastgebonden op de kajak.
Het eerste stuk gaat goed, de paar stroomversnellingen zijn niet al te heftig en goed te doen. Dan komen we bij de moeilijkste stroomversnelling, waar we één voor één door heen moeten. De gids geeft met een fluitje aan wanneer we mogen vertrekken. Uiteindelijk slaat elke kajak om en gaan we allemaal kopje onder. Door de zwemvesten blijven we gelukkig drijven.
Na deze heftige stroomversnelling is het tijd voor een lunch. De barbecue wordt door de gidsen in snel tempo klaar gemaakt boven een vuurtje op de rotsen. De meegebrachte stokbroodjes worden ook even boven het vuur warm gemaakt. We smullen er lekker van.
Na de lunch peddelen we verder en het laatste stuk gaat zonder ongemakken. We zijn allemaal kletsnat geworden en onze droge kleren komen goed van pas.
Daarna stappen we weer in een te kleine pick-up om nog twee uur te rijden naar Vientiane. ‘s Avonds vallen we moe, maar voldaan snel in slaap.
In Vientiane verblijven we twee nachten. Vientiane is sinds 1975 de hoofdstad van Laos en telt nu ongeveer 400.000 inwoners.
Het is een mooie stad met veel tempels. De oudste tempel in Vientiane is de Wat Si Saket uit 1818.
We gaan ook naar de Patuxai, de overwinningspoort. Deze poort wordt wel vergeleken met de Arc de Triomphe in Parijs.
We klimmen naar de top van de Patuxai en zien dat het plafond prachtig is bewerkt. Het uitzicht vanaf de top op de met groene palmen overdekte stad is schitterend.
Omdat we onderweg een aantal souvenirs hebben gekocht laten we ons per tuk-tuk terugbrengen naar het hotel.
De volgende morgen vertrekken we naar het Hinboun Natuurpark. Het is een lange busrit door een schitterend groen bergachtig landschap en langs diverse armoedige stoffige bergdorpjes. Onze lange zit wordt beloond met een eenvoudig onderkomen op een prachtige locatie aan de Nam Hinboun-rivier.
We maken een excursie naar Khong Lor, een vijf kilometer lange ondergrondse rivier. Er kunnen drie man tegelijk in een wankel smal bootje. We moeten diverse keren uitstappen, omdat het water van de rivier te laag staat om er met een bootje door heen te kunnen.
Het is pikkedonker en we waden hand in hand door het water. Gelukkig hebben we een zaklamp op ons hoofd die een beetje licht geeft.
Halverwege de rivier is een grote grot die sinds een jaar verlicht is. We klauteren naar boven om deze grot te bezoeken. Het is behoorlijk steil, maar we kunnen ons vasthouden. Er is namelijk een pad aangelegd. We verbazen ons dat de natuur zoiets heeft laten ontstaan en vergapen ons aan de druipsteengrot.
We varen verder en zijn blij dat we na vijf kilometer weer zonlicht zien. Nadat we een dorpje hebben bezocht varen we terug door de ondergrondse rivier en nemen aan het eind van de tocht nog een duik in het water.
We gaan in de namiddag naar een Basi-ceremonie. Dit is een ritueel wat geluk brengt. We moeten de handen voor ons gevouwen houden en krijgen een sjaaltje om. In het midden van het hutje staat een tafel versierd met bananenbladeren, bloemen, kaarsjes, draadjes, eieren, een gekookte kip en Laolao.
We moeten dicht bij de offertafel komen en deze aanraken. Er worden gebeden opgezegd en we krijgen een ei en een beetje rijst in onze handpalm gelegd. Daarna krijgen we draadjes om onze pols gebonden die we drie dagen moeten dragen voor ons geluk. Tot slot drinken we met elkaar Laolao.
We vertrekken richting Savannakhet en brengen een bezoek aan de oude stoepa That Ing Han. Het is de meest gewijde tempel in Zuid-Laos. We verblijven maar een nacht in Savannakhet en reizen de volgende dag meteen door naar Paksé. Dit is de derde stad van Laos en de grootste stad van het zuiden.
We stappen op een bootje en bezoeken het indrukwekkende Khmer tempelcomplex Wat Phu. Dit dateert uit de zesde tot achtste eeuw en is compleet met mos begroeid en deels vervallen. Maar je kunt nog heel goed zien wat een gigantisch complex dit ooit is geweest.
We beklimmen een lange stenen trap naar boven. In de tempel staat een groot boeddhabeeld. Er liggen enorme rotsblokken verspreid en op een offersteen zie je de vorm van een krokodil. In een groot rotsblok zie je drie olifantenkoppen.
Na dit bezoek stappen we in kleine 6-persoonsbootjes en varen naar het eiland Dong. Het waait enorm en de golven klotsen tegen het gammele bootje. Het is gelukkig niet lang varen en we stappen snel uit op een mooi zandstrand, waar je door de harde wind echter niet kunt verblijven. We worden gezandstraald.
We snellen naar het gezamenlijke, deels open onderkomen. Het is oudejaarsavond en in onze dromen maken we een kampvuur op het strand. Het waait zo hard en het is zo koud dat we om half elf al onze slaapzak in duiken. We maken de jaarwisseling niet bewust mee.
De volgende morgen bezoeken we eerst nog een dorpje voordat we weer in de kleine bootjes stappen. Daarna een busrit van twee uur en vervolgens stappen we in een grotere boot die wat stabieler aanvoelt.
We varen door een paradijselijk gebied over de Mekong met wuivende palmbomen en z’n 4.000 eilandjes naar het Khone-eiland. Het is lekker warm. Khone is een prachtig eiland waar geen auto’s komen.
We hebben een schitterend onderkomen op een woonboot van teakhout in de Mekong. Het Khone-eiland is een waar Eldorado voor toeristen. Er zijn diverse restaurantjes en terrasjes aan de Mekong waar je heerlijk kunt eten.
De gigantische Lipphi-watervallen zijn prachtig en als we even doorlopen en de vele Thaise toeristen achter ons laten komen we op een stil en verlaten strandje. Hier is het echt genieten.
We staan al om half vijf ‘s morgens op, omdat we naar de Irrawaddydolfijnen willen gaan kijken. Het is nog donker als we vertrekken en in ruim drie kwartier lopen we naar het vertrekpunt.
Als het licht is geworden stappen we in een 3-persoonsbootje en varen door een sprookjesachtig gebied. Het lijkt op een ondergelopen wereld met overal bomen en bamboe in het water. Verder tientallen kleine onbewoonde eilandjes. In ongeveer 20 minuten varen we naar Cambodja en stappen aan wal.
We gaan op een bankje zitten en het turen begint. Ons vroege opstaan wordt beloond met af en toe de kop en een rugvin van een dolfijn boven water. Er leven in dit deel van de Mekong nog 15 zoetwaterdolfijnen. De zon kruipt steeds hoger en na een dik half uur spotten varen we terug.
Halverwege houdt de motor van ons bootje er mee op en drijven we naar de kant. Een passant wordt aangehouden en voor een klein bedrag worden we aan de andere boot vastgekoppeld en terug gevaren naar het Khone-eiland.
Na het ontbijt stappen we in een 6-persoonsboot en varen in ongeveer drie kwartier terug naar de vaste wal. De bus staat alweer klaar om ons naar Paksé te brengen. Onderweg bezoeken we nog een spectaculaire waterval en doen we ook het dorpje Ban Khiat Ngong aan.
Hier maken we op de rug van een olifant een ritje naar de berg Phu Asa. In drie kwartier zijn we op de top, waar een ruïne ligt waarvan de oorsprong niet geheel duidelijk is. Na een kort bezoek schommelen we weer terug. Als beloning krijgen de olifanten suikerriet van ons.
De volgende morgen nemen we vanuit Paksé het vliegtuig naar Siem Reap in Cambodja. Onze vakantie in Laos zit erop.
We hebben genoten van de prachtige bergachtige en ruige natuur en de vriendelijke bevolking. In het noorden lijkt de tijd stil te hebben gestaan. Er is totaal geen luxe en het oerwoud is hier nog nagenoeg intact. De driedaagse wandeltocht in het noorden was bijzonder.
We verblijven vier dagen in Cambodja en brengen een bezoek aan het schitterende tempelcomplex Angkor Wat. De Khmertempels liggen verspreid over een groot gebied. Met een tuk-tuk doen we de verschillende tempels aan.
De gigantische gezichten in de Angkor Thom maken een adembenemende indruk op ons. Wat een ongelofelijk complex. De Ta Prohm is nog deels overwoekerd met boomwortels.
We hebben twee en halve dag de tijd om dit enorme complex te bezoeken, maar je kunt hier wel een week verblijven en dan heb je nog niet alles gezien.
We vertrekken met de bus naar Phnom Penh en brengen onze laatste dagen door in de hoofdstad van Cambodja. We komen onderweg langs een dorpje waar spinnen een delicatesse zijn. We proeven ze zelf maar niet.
In Phnom Penh gaan we naar een film over de Killing Fields. We worden er stil van als we de trieste en aangrijpende verhalen aanhoren. Daarna bezoeken we de Killing Fields en het museum met foto’s en martelwerktuigen en de school waar de mensen gevangen werden gehouden en uiteindelijk vermoord.
Het is met geen pen te beschrijven wat hier allemaal is gebeurd. Er zijn tijdens het Pol Pot-regime twee miljoen mensen vermoord in Cambodja. Je ziet nog de kraters en resten van kleding en botten in de Killing Fields.
In een glazen herdenkingsmonument liggen 8.000 schedels opgestapeld ter herinnering aan deze wrede gruwelen. We moeten na dit bezoek even op adem komen.
De laatste dag in Phnom Penh bezoeken we het sprookjesachtige Koninklijke Paleis en de Zilveren Pagode. Op de vloer van deze pagode liggen 5.000 zilveren tegels. Tot slot gaan we naar de Russische markt om nog wat souvenirs te kopen en zit onze rondreis van 30 dagen erop.
Terug in Nederland vriest het vijf graden en kan er op natuurijs geschaatst worden. Een hele omschakeling: in Cambodja was het 35 graden.