×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Lesbos, Chios en Samos

Fietsen in het oosten van de Egeïsche Zee

Reisverslag: Piet de Geus
Foto's: Piet de Geus

Lesbos, Chios en Samos verschillen genoeg om er een afwisselende reis te maken. Op Lesbos zijn de bergen vaak ruig en kaal, de dalen juist groen. En Molivos is een aardig oud stadje. Op Chios hebben de mastiekdorpen hun middeleeuwse karakter bewaard. Samos is een erg groen eiland, en ook erg druk bezocht.

Lesbos

Groene dalen tussen ruige, rotsachtige bergen

Als 11 uur ‘s avonds de deuren van de aankomsthal open gaan, worden we meteen geconfronteerd met de harde wind die vaak over de Griekse eilanden waait. Bomen staan krom, golven beuken tegen het strand. In het licht van lantaarnpalen fietsen we langs een vissershaventje en villa’s die tegen een 500 meter hoge groene helling liggen naar Mitilini.

Vrijdagavond is uitgaansavond: auto’s, motoren en brommers rijden in file langs uitpuilende terrassen over de kade rond de grote rechthoekige haven. We zijn te laat voor een privé-kamer of pension, op geen van de adressen rond de bazaar wordt nog opengedaan. Dan maar een duurder hotel bij de aanlegplaats van de veerboten.

Mitilini is een aardig stadje maar ook niet meer dan dat. Rond de haven staan wat mooie huizen, evenals in de smalle straatjes rond de bazaar Ermou. Er is een archeologisch museum en voor de liefhebber zijn er wat kerken te bezichtigen. Van het Hellenistisch theater is maar weinig bewaard gebleven en van het grote kasteel dat boven de stad uittorent resten slechts wat muren. Het uitzicht is er fraai maar dat is het vanaf iedere heuveltop op Lesbos.

Meteen na het ontbijt fietsen we langs het kasteel, de oude haven en een grote ouzo-distilleerderij over de kustweg naar het noorden. Panagiouda, het eerste dorp dat we passeren, ligt rond een leuk haventje. In Pamfilla en Pirgi staan wat torenhuizen, maar die zijn lang niet zo imposant als hun soortgenoten op de Mani (Peloponnesos). In Paralia is het tijd voor koffie, op een terras met zicht op de haven.

De kustweg gaat soms gemeen op en af. Tijdens de klim naar Mistegna worden we ingehaald door twee motorrijders met gele hesjes en een politieauto met zwaailicht. Even later worstelen twee wielrenners zich met rode koppen tegen de heuvel op, gevolgd door een groot peloton.

Dit weekend zijn er op Lesbos koersen die deel uitmaken van de Griekse wielercompetitie. Alle niveau’s doen mee, want uren later passeren ons nog steeds plukjes wielrenners.

Als we voorbij Kidonis de baai van Xampelia achter ons laten krijgen we een venijnige haarspeld voor de kiezen. Eenmaal boven hebben we een prachtig uitzicht op een serie eilandjes, op de Turkse kust aan de overkant en op de 968 meter hoge top van het Lepetimnos-gebergte, waar we straks omheen moeten fietsen.

Net buiten Mitilini was het landschap kleinschalig, met veel dorpjes tussen de citrusplantages, nu wordt het steeds leger en ruiger. Als we ter hoogte van Aspropotamos landinwaarts fietsen klimmen we tussen kale rotsen en olijfbomen. Even later ligt Mandamados onder ons, in een dal in het voorgebergte. We drinken wat in een van de mooie smalle straatjes van dit authentieke dorpje, met zicht op een prachtig byzantijns kerkje.

Even later ligt Mandamados al in de diepte, in de verte daarachter weer de eilandjes. We klimmen door Kapi, ook al zo’n bergdorpje met smalle keienstraatjes en huizen van ruwe stenen. Pelopi ligt nog een stuk hoger, boven een groene vallei met cipressen. Hoog over de hellingen van de Lepetimnos slingert de weg via het nog kleinere gehucht Ypsilometopo naar Stipsi, een wat groter bergdorp. Dit gebergte is een populair wandelgebied, er zijn zelfs bewegwijzerde routes. Het uitzicht is ook prachtig: links zien we af en toe de kale top van de Olympos liggen en in de diepte ervoor de Golf van Kallonis.

Meteen na Stipsi cirkelt de weg tussen bomen zo’n 400 meter omlaag. In de diepte is het op een steile rotspunt gelegen kerkje van Petra al zichtbaar. Bij de haven van Petra volgt nog een kuitenbijter en dan zien we Molivos liggen, op een kaap achter een in de middagzon schitterende baai.

Als we na zo’n 70 kilometer Molivos (officieel Mithimna) inlopen komen we de wielrenners weer tegen. Ze groeten met de duim omhoog. Onder het dorp door gaan we naar het iets verder gelegen haventje. Terwijl we daar met een glaasje ouzo van het uitzicht genieten beklaagt een Hollandse zich erover dat ze het hotel deelt met het complete peloton: knettergek wordt ze van het geklik van 160 paar fietsschoenen op de stenen vloer.

Hoog in het dorp vinden we een kamer in een huis met een grote bloementuin. Het is nog een hele toer om de fietsen daar te krijgen, want de straatjes lopen recht tegen de steile rots op. Het laatste deel gaat zelfs over trappetjes.

Na het douchen serveert de vrouw des huizes ons een kop koffie op het balkon. In de diepte wijst ze de vissersboot aan waarop haar man werkt. We zitten eerste rang voor de zonsondergang boven zee. Even later branden overal lichtjes langs de kust van Lesbos en die van Turkije, vlak ertegenover.

Door mooie straatjes, onder poortjes door en langs pleintjes en kerkjes klimmen we naar het kasteel. Meer dan de muren en een poort is er niet meer van over maar door de strategische ligging is er in alle richtingen een schitterend uitzicht: op Molivos met zijn haven, de zee, Turkije, de bergen vanwaar we gisteren afdaalden en de bergen waarover we morgen verder fietsen. Pal onder de ingang van het kasteel ligt een panorama-terras, waar we met een drankje nog wat langer van het uitzicht genieten.

Molivos is een beschermd dorpsgezicht. Terecht, want de stegen en straatjes van hobbelige keien hebben hun middeleeuwse karakter geheel behouden. Tussen de natuurstenen huizen met hun rode pannendaken en uitstekende bovenverdiepingen waan je je eerder in Macedonië dan op een eiland. Poortjes, boomtakken en druivenranken zorgen voor verkoeling.

Wel doet het geheel wat kunstmatig aan. Bijna alle winkels en horeca langs de kustweg en aan de prachtige Agora staan ten dienste van het toerisme. Begin mei horen we al evenveel Hollands als Grieks en nu al is alle accommodatie voor het hoogseizoen volgeboekt. Het dorp is bovendien het decor voor yoga-, aquarelleer- en andere cursussen. Tel daar de watersport, de disco’s en het bezoek uit nabijgelegen toeristenenclaves bij op en het is net iets teveel van het goede om nog van een dromerig dorpje te kunnen spreken.

Toch is het buiten het seizoen nog goed te doen. Rond de haven kun je hier en daar redelijk eten. Met de hapjes van Captains Table is niets mis. Bij Nassos in de Kato Agora is de Griekse keuken zelfs prima. Er tegenover kun je bij El Greco terecht voor toetjes en koffie met heerlijke taarten.

Op het plein van Petra drinken we koffie. Het is een fietsdag, dus het mag: ontbijten met Schwarzwalder Kirchtorte. Petra is teveel ontwikkeld om nog charme te hebben, al zijn er rond het plein wat aardige straatjes met oude huizen. Daar vinden we een bakker, waar we een lading bladerdeegflappen met spinazi, feta, worstjes en ham met tomaten inslaan voor onderweg.

Vandaag verruilen we het noorden van Lesbos voor het westen. Tot het resort Anaxos gaat het nog parallel aan de kust maar dan klimt de weg met een grote lus naar Skoutaros en vervolgens met een bocht verder landinwaarts.

Aan de overkant van een dal dat diep in de bergen snijdt gaat de weg even richting zee, met ver in de diepte zicht op Molivos. Tussen rotsen en olijfbomen kronkelt de weg over de hellingen van de Ilias. Via twee poelen met luid kwakende kikkers bereiken we Skalochori, dat op 300 meter hoogte in een kom tussen bergtoppen ligt. Op het schaduwrijke pleintje van dit aardige bergdorp is het tijd voor een drinkpauze, want beschutting tegen de brandende zon is schaars.

Niet ver na Skalochori volgt een lange afdaling met haarspelden naar een prachtig groen rivierdal. Het kan niet missen: meteen na de brug moeten we weer omhoog. Vatousa is een kruispunt van wegen, omringd door taverna’s. Na dit dorp volgt een mooie, langgerekte afdaling door alweer een groen dal.

Ook deze afdaling wordt bestraft: via steile haarspelden moeten we meteen weer 100 meter klimmen. Daar ligt Andissa tegen een groene helling, links ervan worden de toppen steeds kaler. Terwijl we in de brandende zon nog 150 meter doorklimmen laten we het groen alweer achter ons.

Vanaf de afslag naar Eressos gaat het op en af door een prachtig ruig berglandschap. Tussen de kale rotsen groeien slechts kruiden. Even moeten we in de remmen om een schildpad voorrang te verlenen, daarna dalen we ongestoord over een door bloeiende brem geflankeerde weg een langgerekt dal in. Lekker de benen stilhouden en genieten van het mooie landschap. Aan het eind van het dal ligt Eressos en is het nog maar een paar kilometers tot de boulevard van Skala Eressou.

Skala Eressou bestaat uit een paar tamelijk sfeerloze straatjes. De boulevard is een aaneenschakeling van pizzeria’s, Britse restaurants, Canadese pannenkoekenbakkers en hippiewinkels. Het kost moeite een taverna te vinden maar I Gorgona houdt met verve de Griekse eer hoog in deze enclave.

Omdat Eressos de geboorteplaats is van de dichteres Sappho is dit een soort bedevaartsoord voor lesbiennes. Daarnaast scharrelen er nogal wat neo-hippies rond. De grootste trekpleister is het zandstrand, dat prachtig tussen de uitlopers van de bergen ligt.

Met mooie uitzichten op Skala Eressou en de bergen eromheen klimmen we de vruchtbare vlakte uit. Vandaag fietsen we over de zuidelijke hellingen van de bergketen die we gisteren aan de noordkant zijn overgegaan. De volgende vallei wordt omringd door bergen waarover tot aan de hoogste toppen stenen muurtjes slingeren. Op de afdaling naar een riviertje volgen de onvermijdelijke haarspelden.

Het landschap is weer prachtig ruig maar aan de klim lijkt geen eind te komen. Boven Mesotopos maakt de weg een bocht en loopt een tijdje minder steil evenwijdig aan het massief. Rechts liggen vruchtbare valleien, links kale hellingen.

De weg draait om een top heen en klimt naar een pas, die wordt geflankeerd door twee oude molens. Vanaf de pas suizen we door een bosje naar Agra, een mooi bergdorp dat op zo’n 400 meter hoogte in een plooi van het gebergte ligt. Met een ijskoffie en een fanta komen we in de schaduw wat bij. En verzamelen moed, want aan de overkant van het dal zien we de haarspelden al die we straks voor de kiezen krijgen. Maar eerst 200 meter omlaag cirkelen.

Weer boven volgt een beter gedoseerde afdaling met flauwe bochten en uitzicht op de ingang van de Golf van Kallonis. Met een kleine hobbel ronden we de kaap en ineens dalen we door een prachtig maanlandschap met stenen muurtjes en grote rotsblokken.

Bij een gehucht aan een riviermonding moeten we nog één keer een stuk omhoog, daarna dalen we verder tot we bij Parakila op zeeniveau zijn. Licht op en af volgen we de kust. Het laatste stuk gaat door een nat gebied met veel landbouw. Over een grindpad bereiken we uiteindelijk Skala Kallonis. Als een pickup-japanner ons passeert roepen we meteen: ‘patatas, bananas, …’ We weten zo langzamerhand al welke producten het meest worden aangeprezen via de luidsprekers op het dak.

Skala Kallonis ligt rond een vissershaven, waar een pelikaan tussen de bootjes zijn kostje bij elkaar scharrelt. In een steeg naast de platia zit een piepkleine bakkerij, waar het brood naast de oven wordt verkocht.

Aan de rand van het dorp is een poel waar vogelaars op de loer liggen. Overal op Lesbos kom je ze tegen met hun verrekijkers.

Skala Kallonis heeft niets anders te bieden dan het strand, waarachter enorm veel hotels, pensions en appartementen liggen. Ook wij kunnen de verleiding van het koele water niet weerstaan en lassen ondanks de omgeving een stranddag in. Aan de overkant van de baai zien we de Olympos weer liggen. Hoog tegen de hellingen ervan ligt Agiassos, een mooi maar drukbezocht bergdorp.

Met uitzicht op een rij zoutpannen fietsen we langs de Golf van Kallonis. Pas na 10 kilometer moet er geklommen worden als de weg landinwaarts de bossen indraait.

Alweer is het bloedheet. Tijdens de afdaling drinken we wat in Lambou Mili, terwijl we uitkijken op de Golf van Geras in de diepte.

We dalen met een bocht tussen een hoge rots en de Golf door en bereiken na een korte klim tussen olijfbossen via Moria de oostkust. Even later passeren we de ouzo-destilleerderij en fietsen langs de kasteelruïne Mitilini binnen. In de haven ligt de enorme veerboot al te wachten die ons vanavond naar Chios brengt.

Chios

Mastiekdorpen met een middeleeuwse karakter

Terwijl de veerboot pal langs de Turkse kust naar Chios koerst, zien we vanaf het achterdek de zon ondergaan. In de haven van Chios-stad torent het gevaarte hoog boven de huizen uit. We halen de fietsen uit het ruim en lopen de kade op.

Als we de volgende ochtend weer langs de kade lopen zien we achter de huizen kale bergen oprijzen. Bij de noordhoek van de haven ligt de agora, met talloze winkeltjes aan smalle straatjes die uitmonden op het stadspark. Vlak daarachter ligt de Porta Maggiora die met een paar bochten toegang geeft tot de achter hoge muren gelegen kastro-wijk. Dit is een wirwar van straatjes met grotendeels ernstig vervallen Turkse huizen.

Rond de middag fietsen we langs het vliegveld Chios-stad uit en de Kambos in. De Kambos is een min of meer vlak gebied rond de stad waar tussen Genuese muren oude villa’s temidden van citrusplantages zouden staan. We zien echter vooral veel nieuwbouw tussen de muren.

Al na een paar kilometer klimmen we over hellingen vol olijfbomen de vlakte uit. Als we op zo’n 300 meter hoogte zijn aangekomen vallen we zo ongeveer een beekdal in: de haarspelden lijken tegen een loodrechte wand te zijn geplakt. Het dal en de hellingen zien geel van de brem. Als we 150 meter lager de beek oversteken mogen we meteen weer omhoog.

Als we door Armolia dalen zijn we al in het gebied van de mastiekdorpen. De eerste plantages met mastiekbomen zijn we zojuist gepasseerd. Het lijkt of er waterdruppels aan de bomen hangen maar het is doorzichtige hars, die wit opdroogt.

De hars wordt nu nog gebruikt om kauwgom te maken en likeur te stoken maar vroeger waren er veel meer toepassingen en was de productie erg lucratief. Omdat er veel kapers op de kust waren kregen de in de 14e eeuw door Genuese kolonisten gebouwde dorpen het karakter van verdedigings- werken.

Later werd mastiekkauwgom erg populair in de harems van de Turkse sultans, omdat het slechte adem maskeert. Toen de Turken in 1822, als represaille voor de Griekse onafhankelijkheidsstrijd, tienduizenden Chioten vermoordden en hun dorpen vernietigden, lieten ze de mastiekdorpen ongemoeid om de productie niet in gevaar te brengen. Daardoor is alleen in deze dorpen het middeleeuwse karakter bewaard gebleven.

Vanaf Armolia is het nog maar een paar kilometers op en af door de heuvels, dan ligt Pirgi voor ons in de middagzon. Ik kan een grijns niet onderdrukken, want het overtreft alle verwachtingen. Bijna alle huizen zijn bewerkt met grijs-witte patronen.

Deze ‘xysta’ maakt het dorp uniek. De huizen worden eerst bepleisterd met vulkanisch zand uit de omgeving en daarna witgekalkt. Terwijl de kalk nog nat is worden er patronen uitgekrast en op die plaatsen komt de grijze vulkanische laag bloot te liggen.

Door een doolhof van straatjes, poortjes en doodlopende stegen, bedoeld om aanvallers in de val te lokken, zoeken we een weg naar het centrum. Gelukkig worden hedendaagse bezoekers een handje geholpen met bordjes ‘centrum’ en ‘exit’. Op de platia drinken we eerst een biertje, terwijl we vanaf het terras de omgeving op ons in laten werken. Dit is echt verbijsterend. Zelfs de kerk is van onder tot boven bewerkt.

Natuurlijk weet de ober waar we een kamer kunnen krijgen. Hij neemt me mee naar een winkeltje om de hoek, waar Rita sigaretten, snoepgoed, souvenirs en nog zo het een en ander verkoopt.

Met een grote sleutelbos in de hand gaat Rita ons voor naar een huis waarvan ze de kamers verhuurt. Wij krijgen er een met een hoog bogenplafond, het lijkt wel een kerkzaal. Het dakterras kijkt uit over het dorp.

Bij de grote taverna op de hoek van de platia kunnen we vast wel een maaltijd krijgen. De eigenaar moet smakelijk lachen om dat idee. Ja, vroeger kon dat. Nu is hij wijzer geworden en serveert alleen nog drank. Koken, moeten we weten, is veel te veel werk. Hij wijst naar een piepklein zaakje aan de overkant van het plein: daar houden ze van hard werken en maken ze de heerlijkste maaltijden.

Dat is niets teveel gezegd. De eigenaar verwelkomt ons enthousiast en stuurt ons meteen de keuken in, waar zijn vrouw de deksels van de pannen tilt en de deur van de koelkast opent om te laten zien wat de pot zoal schaft.

Een tafeltje verder zit een man waarmee we onderweg, net buiten Chios-stad, aan de praat raakten. Hij laat meteen een grote fles retsina aanrukken. Vroeger zat hij op de grote vaart, zoals zoveel Grieken, maar daarmee is tegenwoordig geen brood meer te verdienen. Alleen op de brug werken nu nog Grieken, de rest van de bemanning komt uit lage lonen-landen als de Filippijnen.

Terwijl de restauranteigenaar en zijn vrouw zich inderdaad uit de naad werken, observeren we het dorpsleven op het prachtig verlichte sprookjesplein. Hoe later het wordt des te drukker. Nu het afkoelt verschijnen overal spelende kinderen. Het ene terras zit vol met gezinnen, het volgende is een verzamelplaats voor tieners en alle andere worden bezet door oude mannen die een glaasje drinken en de boel nauwlettend in de gaten houden. Brommers en auto’s rijden af en aan, continu stoppend om een praatje met een bekende te maken of ballende en fietsende kinderen voorbij te laten gaan. Het lijkt wel een film van Fellini.

Via Olimbi, een loom boerendorpje waar veel ezels rondlopen, fietsen we over taaie heuvels met mastiekbomen naar Mesta. De achterzijde van de huizen vormt een gesloten front, waardoor deze tevens als stadsmuur fungeren. Er zijn maar een paar toegangen tot het dorp.

Lijkt het in Pirgi door de xysta een vrolijke boel, in Mesta ben je ineens in de duisterste Middeleeuwen. De grauwe stenen huizen zijn zo hoog dat de zon maar nauwelijks in de straatjes doordringt. De meeste stegen zijn zo eng dat we er maar net met de fiets door kunnen lopen. En de poortjes volgen elkaar zo snel op dat het soms lijkt of we door een tunnel lopen. De meeste stegen lopen dood, maar ook hier wijzen borden de weg.

 

Het contrast kon niet groter zijn: de sfeervolle platia baadt in het zonlicht. Er zijn bomen en de stoepen en balkons staan vol plantenbakken. Aan het plein staat een grote kerk. Een trap leidt naar een licht voorportaal met beschilderde bogen, dat uitkijkt op het plein. Twee taverna’s bedienen de terrassen die het hele plein vullen.

Terug naar Chios-stad nemen we een route langs de kust. Via Kalamati klimmen we naar Patrika en twee kilometer verder bereiken we de top, vanwaar we de zee en Turkije weer zien liggen. We dalen een vallei in waar boerendorpjes, kapellen en kloosters elkaar snel afwisselen.

De kustweg gaat stevig op en af, tot bij een groot klooster de definitieve afdaling naar de Kambos begint. We racen tussen mooie muurtjes en zien nu wel af en toe een oude villa tussen de citrusplantages. Even later draaien we alweer de boulevard van Chios-stad op, waar we de boot naar Samos nemen.

Samos

Prachtige groene bergtrajecten en toeristenenclaves

De veerboot die ons van Chios naar Samos brengt is maar klein. Toch wachten er ‘s avond kamerverhuurders op de kade van Vathi (Samos-stad). We nemen een kamer in een hoger gelegen wijk, wat betekent dat we de fietsen de nodige trappen op moeten slepen. Vanaf het terras kijken we uit op de haven.

‘s Morgens halen we eerst een ticket voor de volgende ferry. Helaas, rechtstreeks naar Paros of Naxos kan niet meer. Vorige week zijn die lijnen uit de vaart genomen, we moeten nu eerst naar Mikonos. Die reders doen ook precies waar ze zin in hebben, verzucht de kaartjesverkoopster.

Het plan was om langs de noordkust van Samos naar Karlovassi te fietsen en daar de boot te nemen. Omdat het fris is en er een harde zeewind staat zien we daarvan af. Ineens hebben we een hele dag om Vathi te verkennen. Het valt nog niet mee om die dag door te komen. Alleen de hooggelegen wijk Ano Vathi is de moeite waard. Bovendien wordt de stad overspoeld door toeristen die vandaag de badplaatsen ontvluchten. En dan is het interessante archologisch museum, met o.a. een metershoge kouros, ook nog eens gesloten op maandag.

We zijn blij dat we aan het eind van de middag de fietsen aan de wand van het autodek kunnen vastknopen en de haven uitvaren. Langs de groene kust zien we de witte huizen van Kokkari liggen. Een medepassagier vertelt dat het tien jaar terug nog een charmant vissersdorp was. Nu is het nauwelijks terug te vinden tussen de nieuwe complexen en struikel je er over de rekken vol ansichtkaarten met tieten en konten die de groeten uit Samos moeten overbrengen. Nodeloos te zeggen welk type badgast hier door de straten schuimt.

Samos is nog steeds een van de meest groene eilanden maar langs de hele noordkust is de enorme schade te zien die enorme bosbranden hebben aangericht. Ongeveer een derde van het oppervlak is platgebrand. Net voor het kale massief van de 1433 meter hoge Kerkis zet de veerboot koers naar wal en vaart het haventje van Karlovassi binnen.

Tien dagen later meren we hier weer af, na een bezoek aan de Cycladen. Dit keer niet ‘s avonds maar om half 5 in de morgen, na een nachtje turen naar de sterren en de lichtjes van de eilanden die we passeren. Overal aan boord liggen mensen te slapen: op de banken, tussen de stoelen en in de gangpaden. Gelukkig is er in de haven van Karlovassi 24 uur per dag een koffietent open. Vanachter een dubbele dosis zoete Griekse koffie zien we de veerboot in de nacht verdwijnen.

Tegen half 6 is het licht genoeg om voorzichtig op pad te gaan. Karlovassi stelt niet veel voor. Rond de haven staan wat leuke huisjes, verder domineert de vervallen industrie. Langs het sfeerloze strand staan parasols en ligbedden in het gelid onder de palmen. Een paar kilometer landinwaarts wordt het beter, hier hebben de huizen kleurige bloementuinen. Het stadje komt nu al tot leven, overal gaan mensen naar het werk. Daaronder veel militairen, zoals overal op de vlak onder de Turkse kust gelegen Oost-Egeïsche eilanden. Om de zoveel kilometer staan ook borden ‘verboden te fotograferen’.

Meteen buiten Karlovassi klimt de weg stevig omhoog door de bossen. Rechts zien we twee bergdorpjes onder ons verdwijnen. Ook hier is veel bosbrandschade. Behalve op de Kerkis die overal bovenuit steekt, want die was al kaal. Deze berg is een populair wandelgebied, maar zonder gevaar zijn de ongenaakbare steile wanden niet. Regelmatig moeten mensen in nood van de berg worden gehaald. Een aantal jaren terug kwam alle hulp te laat voor een Nederlandse pater.

Om 8 uur is het al bloedheet. Gelukkig hebben we het hoogste punt (380 meter) inmiddels bereikt en kunnen we onder een rijtje moderne windmolens aan de afdaling beginnen.

Via haarspelden bereiken we Marathokambos, geen echt bijzonder dorp maar wel mooi gelegen op 250 meter hoogte tegen de bergwand en met uitzicht op een grote baai in de diepte.

Voorbij Marathokambos is het nog lang niet gedaan met de haarspelden. De smalle slechte weg daalt nog kilometers door. Bossen maken steeds meer plaats voor cultuurlandschap, waarin de olijfbomen weer vertrouwd domineren. Uiteindelijk bereiken we bij Ormos Marathokambo de kust.

Ormos heeft een leuk vissershaventje. Achter het dorp rijzen aan alle kanten hoge bergen op. In de omgeving liggen zandstranden, dus is er de nodige toeristische ontwikkeling. Massaal is het nog niet, maar het kost al moeite om tussen de pizzatenten een taverna te vinden die nog echt Griekse maaltijden serveert. Leftaki blijkt een goede keus. Over een heerlijke mixed grill tuur ik naar de bergen die we morgen moeten bedwingen.

De weg van Ormos naar Koumeika is lang niet zo goed als de kamerverhuurder suggereerde. Af en toe lijkt er asfalt te komen, maar meer dan 100 meter in een lastige bocht is het nooit. En al snel is de kustvlakte ook niet meer vlak. Wel hebben we naar achteren een mooi uitzicht op de Kerkis en op Ormos, dat steeds verder in de diepte verdwijnt terwijl we tussen bloeiende brem, olijfbomen en klaprozen voort ploeteren.

Net voor Koumeika begint het asfalt echt. Koumeika is een leuk bergdorpje. Onder een enorme plataan drinken we in de schaduw een kop koffie. Een oud mannetje met een brood onder de arm schuifelt naar ons tafeltje en bietst een sigaret.

Langzaam slingert de weg omhoog in de richting van een open mijn die hoog tegen de bergwand ligt. De huizen van Koumeika worden steeds kleinere stipjes en ook Marathokambos en de windmolens liggen inmiddels onder ons.

Het landschap wordt steeds groener en voorbij de mijn fietsen we zelfs een donker bos in. Meteen hebben we geen last meer van de vlagerige wind. Langs de weg verschijnen winkeltjes waar producten van de boerderij worden verkocht: honing, kruiden en olijfzeep. Tussen door stenen muurtjes afgescheiden terrassen glinsteren olijfbomen in een sprookjesachtig licht.

Vlak na de 600 meter hoge pas bereiken we Pirgos, dat aan het eind van een enorm diepe kloof ligt. De weg gaat nu lekker op en af naar Koumaradeii, waar de ene pottenbakkerij naast de andere ligt. Alweer slaan we onze slag.

Op een helling aan de overkant ligt een groot klooster, in de diepte verschijnt de vlakte van Pithagorio. Terwijl de weg omlaag slingert komt ook het vliegveld in beeld. De laatste kilometers zijn er nauwelijks bochten en schiet het afdalen lekker op. Alleen een stoplicht haalt de vaart er even uit. Al snel zijn we in Pithagorio.

Pithagorio heeft een aantal bezienswaardigheden, waaronder de 1,5 kilometer lange Eupalines-tunnel, die al in de 6e eeuw voor Chr. werd aangelegd om de stad van water te voorzien.

Ook zijn er nogal wat opgravingen, geen van allen erg spectaculair. Een paar kilometer verderop ligt Ireo, een heiligdom van Heira waarvan nog maar een pilaar overeind staat.

Samos is een van de drukst bezochte Griekse eilanden en het vliegveld, waar in het hoogseizoen tientallen charters per dag hun lading uitspuwen, ligt net buiten Pithagorio. En Pithagorio heeft stranden, dus hoeft het niet te verbazen dat er op de boulevard een Hollands restaurant staat. In mei is het al zo druk dat de hoofdstraat voor verkeer wordt afgesloten rond de tijd dat de meute van het strand terugkeert. Gelukkig mogen we morgenochtend al naar huis, zodat Pithagorio niet de kans krijgt de herinnering aan de prachtige route erheen te vervagen.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner - Stem & Win