×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Noord-Laos

Op zoek naar etnische authenticiteit

Reisverslag: Laetitia van Haren
Foto's: Laetitia van Haren

In de noordpunt van Laos, ingeklemd tussen China en Vietnam, leven in de afgelegen bergen stammen van jagen, verzamelen en wat zwerflandbouw. Velen zijn nauwelijks met westerlingen in aanraking geweest en dragen nog hun eigen klederdracht. Maar de eerste grootbeeld tv met DVD set is al gesignaleerd.

Ik ben cultureel antropoloog en woon in Vientiane, de hoofdstad van Laos. In Laos kun je als je geluk hebt je eigen stam ontdekken, althans een groepje dat nog niet in aanraking is geweest met Europeanen, nauwelijks met laagland Lao, en dat voornamelijk van jagen, verzamelen en wat zwerflandbouw leeft.

Met een Franse fotograaf van etnische klederdrachten en een Hmong gids rij ik in mijn terreinwagen naar het noorden van Laos. Iedereen die in Boun Neua van ons plan hoort om naar Ou Neua te rijden en van daar te voet verder te gaan, schudt meewarig zijn hoofd: onmogelijk, onmogelijk…

De weg tussen Ngay Neua en Sipsoum blijkt inderdaad geen doorkomen aan, want de Chinese reparatiewerken zijn nog niet tot daar gevorderd. De weg tussen Ngay Neua en Outay heeft veel schade geleden in het laatste regenseizoen, dat nu, half november, nog maar een maand of anderhalf voorbij is.

We rijden tot aan de eerste rivier, daar aarzel ik en draai dan toch de auto en parkeer in het dorp voor een minder extreem alternatief met meer rendement.

Het tammere traject is stoer genoeg voor mij. Mijn stalen Oostenrijkse bergstok is er voor altijd krom van en mijn rechterknie zal nooit meer bekomen van de overbelasting. We doorwaden zo vaak rivieren dat ik geen tijd heb om mijn schoenen uit te doen, want dan zijn mijn makkers alweer verdwenen.

Ik laat mijn bergschoenen met dikke sokken dus maar aan en loop in mijn eigen privé riviertjes de rivieren door. Mijn huid kan nooit drogen, wel blaren en schimmelen. Bloedzuigers vinden die voorgeweekte huid een feest. Met een zonnesteek erbij is het ‘afzien’ perfect geregeld.

De reis naar het noorden

De geruchten over de onbegaanbare weg blijken juist

Over de rit van Vientiane naar Luang Prabang en vandaar via Oudomsay naar Xinxay en vandaar via Boun Neua naar Ngay Neua doen we drie dagen. We stoppen onderweg om dorpjes te bezoeken waar een bepaalde etnische groep leeft. We komen veel prachtig in klederdracht gestoken mensen tegen. Dat komt omdat de mensen het makkelijk lopen vinden langs de verharde weg en als zij naar markten of andere dorpen gaan kleden ze zich zo etnisch mogelijk – er is nog heel wat positief etnisch zelfbewustzijn.

In Xinxay overnachten we in een herberg voor boeren en buitenlui die naar de maandelijkse markt komen. We ontwaken zonder al te veel vlooienbeten en gaan door naar Boun Neua waar we in een guesthouse overnachten.

De volgende dag gaan we richting Nay Ngeua. De geruchten over de gezwollen rivier en de onbegaanbare weg blijken juist. We moeten ons beperken tot een paar excursies van een dag of vijf elk, de eerste vanuit Nay Ngeua, een groot en mooi Lue dorp.

De Lue hebben hun klederdracht opgegeven, niemand heeft nog het volledige kostuum. Iedereen heeft de kleding weggedaan, enkele gelukkigen hebben hem verkocht aan buitenstaanders, anderen hebben de kleren gewoon onherstelbaar versleten en nooit meer nieuwe laten maken.

De Lue hebben prachtige geweven stoffen van zachte katoen, ze zouden bij ons als tafelkleden of spreien kunnen dienen. Elke etnische groep heeft zijn eigen weefstijl, zowel wat kleuren en tekening als soort draad (katoen of zijde, of een mengsel), lengte, breedte en dikte van de weefsels betreft.

Eerst gaan we een oude vriend van de fotograaf ophalen, een geroutineerde woudloper, oudgediende uit het leger ten tijde van de revolutie, die militair verpleger is geweest.

Hij heeft lang geleden gegidst voor de fotograaf, die met zijn vrouw in zijn huis heeft gelogeerd toen zij door een hond was gebeten. Ze hebben haar met opium behandeld, zowel op de wond ter ontsmetting en genezing, als oraal toegediend als pijnstiller.

Vanuit Nay Ngeua bezoeken we één of twee Akhadorpjes, dan een paar Ho dorpen, daarna lopen we naar Sipsoum, van waar we een lift moeten proberen te krijgen met een Chinese vrachtwagen van de wegenbouw, daarna met een boot de rivier over en dan terug naar Nay Ngeua.

Overnachtingen in Akha bergdorpen

Houtfakkels en kooltjes dienen 's avonds als zaklamp

De eerste nacht in het afgelegen bergdorp Nam Nyong is een onvergetelijke ervaring. De mensen, het dorpsleven, de kinderspelen, het eten, de prachtige sterren ‘s nachts. De houtfakkels en kooltjes die ‘s avonds als zaklamp dienen als de jeugd door het dorp slentert op zoek naar vertier en naar elkaar. In het tweede dorp, Nam Khang, een Akha Puso dorp, wordt een bruiloftsfeest voorbereid voor die avond.

Als we aankomen, arriveert de bruidsstoet uit een naburig dorp: het jonge bruidje, haar wangen en mond knalrood geschilderd, in de Akha klederdracht van jonge meisjes, begeleid door vriendinnen, bijna hetzelfde gekleed.

Op het feest zijn mannen en vrouwen gescheiden, al zit ik bij de mannen. De vrouwen zijn in de keuken. Het feest bestaat uit eten en drinken aan lage tafeltjes. Het piepjonge bruidje zit in een hoekje gehurkt tegen de muur aan, waarschijnlijk om bescheidenheid en droefenis over het verlaten van haar ouderlijk huis uit te drukken.

Ik slaap die nacht in het hutje van de onderwijzeres, een Pou Noi meisje van 17 jaar. Eerst babbelen we bij haar vuurtje. Ze voelt zich eenzaam temidden van de Akha. Bijna niemand in het dorp spreekt Lao en de mensen wassen zich haast nooit naar haar maatstaven. Dit komt omdat de Akha de watergeesten niet willen verstoren en hun dorpen daarom vrij ver boven een rivier bouwen. Haar familie en vrienden zijn onbereikbaar ver weg, inclusief haar vriendje. Ze huilt ‘s nachts vaak van heimwee.

Tegen een uur of elf werken we de zwijgende jeugdige aanbidders de deur uit en na een kattenwasje bij haar smeulende vuurtje wringen we ons in haar nauwe bed. Buiten de bedstee is no-go area, wegens de ratten en muizen. Ik kan het trouwfeest door de flinterdunne wandjes heen volgen, want zij woont vlak naast het huis van de bruidegom.

Iedereen wordt steeds dronkener en tegen een uur of twee beginnen ze te zingen, heel vals, meer een soort langzame, melancholieke rap, begeleid door de kene, een traditioneel éénsnarig muziekinstrument.

Nauwelijks een kwartier nadat de laatste bruiloftsgasten luidruchtig vertrokken zijn, begint het gebonk van de rijstwip weer. Ook de vrouwen uit het feesthuis moeten meteen weer aan het werk, terwijl het manvolk zijn roes uitslaapt.

Zo’n rijstwip bedienen is heel zwaar, en om de rijst voor een maaltijd van een gezin van acht personen te koken ben je een uur aan het stampen. Zo worden de vliezen van de rijstkorrel losgemaakt. Daarna moet de rijst nog gewand worden om de vliezen eruit te halen. De vliezen worden aan de varkens gevoerd. Die krijgen dus genoeg vitamine B. De mensen zelf ook nog heel wat, want die rijstwip polijst de rijst niet zo grondig als de op diesel of elektriciteit werkende pelmachines.

We kunnen als het licht is mooie foto’s van vrouwen en kinderen in klederdracht maken, iedereen is extra mooi en etnisch aangekleed voor de bruiloft. Daarna lopen we terug naar Nay Ngeua, en van daar door richting een Hoh dorp in de heuvels aan de andere kant van de riviervallei met de rijstvelden. Het blijkt te ver, we stoppen in het laatste Akha dorpje voor we in Hoh-gebied komen.

Het is nog vroeg in de middag, dus er is tijd om wat te rusten en rond te kijken. Ik val zelfs even in slaap, na het drinken van een paar glazen lao lao, een rijstlikeur, in combinatie met een traditionele massage door een jonge Akhavrouw.

Het is een heel klein, arm dorp. Het dorpshoofd vertelt dat veel families zijn weggetrokken om dichter bij rijstland in de vallei te wonen. En dit dorp komt in zijn geheel ook weer van elders, waar ze weggetrokken zijn omdat er zoveel ziekte heerste.

Ik vermoed dat vaker een epidemie de doorslag geeft tot verplaatsing van het hele dorp dan de uitputting van de grond. In de wisselbouw volgens de traditionele opzet moet elk stuk land minstens 8 jaar braak kunnen liggen en heeft een dorp in ongeveer twintig jaar alle grond uitgeput die er in de omtrek te ontginnen valt. Daar komen ze niet aan toe, omdat epidemieën om de 12 à 15 jaar de kop lijken op te steken.

Naar de Hoh

Ook de oudere vrouwen roken graag een opiumpijpje

De volgende dag op naar de Hoh. Prachtig, harmonieus dorpsgezicht, hooggelegen met schitterend uitzicht op de bergketen er tegenover. Van dichtbij is het vuil en rommelig.

De papavervelden liggen net als de groentetuinen bij andere niet-Hoh dorpen tegen het dorp aan, met een hoge bamboeomheining eromheen om dieren buiten te houden. Je moet door een bamboedeur om de papavervelden op te komen.

De vrouwen zitten op kleine stoeltjes in hun kleurige Chinees aandoende kleding te wieden met hun tulbandachtige hoofddeksels op. De grond is vrij rul, zodat het onkruid er makkelijk uitgetrokken kan worden. Ze zitten er gezellig bij te kletsen.

Dit is licht en aangenaam werk vergeleken bij het zware gesjouw met water in grote bamboepijpen die elk vijf tot zeven liter water kunnen bevatten en waarvan ze er wel vijf tegelijk vervoeren. Ook als ze brandhout sprokkelen brengen ze 50 kilo tegelijk mee terug.

Tussen de papavers staat een groente, mosterdzaad denk ik, die heel lekker is. Ik verslind er kilo’s van op deze tocht. Ik zie ook een oud echtpaar dat duidelijk verslaafd is aan opium. Ook de oudere vrouwen roken graag een opiumpijpje en wachten daarmee niet tot het avond is.

De Hoh hebben een waterleidingsysteem van bamboepijpen. Op sommige plekken stroomt het water over een pad van het ene stuk pijp naar het andere, en lopen de mensen en dieren er dus gewoon doorheen. Maar zij hebben zo toch stromend water in hun keuken, ook al is het vuil naar onze maatstaven.

Vanuit dit dorp keren we terug naar Nay Ngeua, zes uur flink doorstappen, dwars door bossen, rivieren en rijstvelden, nu nog braakliggend.

Vanuit Nay Ngeua rijden we meteen naar Boun Neua, anders moeten we in het donker rijden over een bergweg vol gaten. We zetten de gids af in zijn dorpje op weg naar Boun Neua. Ik zwicht voor de pressie van de drie mannen en we blijven bij de gids eten en slapen.

Lekker eten en veel lao lao toasts op ieders gezondheid. Het is een keurig dorp, lijkt sterk op een Lao loum dorp, met huizen op hoge palen, en toch zijn deze dorpelingen Pou Noi, Sino-Tibetanen zoals de vuile, rommelige Hoh waar we net vandaan komen.

Bij de Pou Noi

We betreden het dorp via een heilige poort

De volgende dag rijden we door naar Phongsali, waar we onze papieren laten afstempelen en inlichtingen inwinnen over de verschillende bevolkingsgroepen. De ambtenaar voor etnische minderheden wil ons graag verder helpen, maar dan nà kantoortijd, middels een klein extraatje.

Vanuit Hatsa, een plaatsje aan de rivier de Nam Ou, ondernemen we nog wat voettochten. We varen eerst 45 minuten stroomafwaarts tot het dorpje Nam Kik, om van daaruit naar het volgende dorp te lopen, twee uur stijgen over glibberige, steile paden. Niet lang na de start glijd ik van het pad af, de diepte in, maar de gids slaagt erin me terug op het pad te trekken.

Het is een Pou Noi dorp. De Pou Noi behoren tot de Sino-tibetaanse familie. We betreden het dorp via een heilige poort, een decoratieve stellage van hout en bamboe.

Als je aan magie doet kun je er beter niet door lopen, want dan verlies je je krachten. Zo’n poort heeft alles te maken met geesten en niets met boeddhisme. Toch is er ook een boeddhistische pagode met een monnik die zelfs twee schattige jonge leerlingen heeft.

Er is een ritueel aan de gang. Een jongen die twintig is geworden, zit in een soort ren, en erachter zit de dorpsmonnik met wat oudere mannen voor hem te bidden in een met rituele voorwerpen bezaaid afgeperkt stukje grond, grenzend aan het tempelterrein.

We kijken een poosje, net als vele dorpelingen die op een dorsvloertje ertegenover hebben plaatsgenomen. Een visser is zijn net aan het boeten: het is een rustige, gezellige boel.

Het dorp is redelijk schoon, want er zijn nauwelijks of geen honden, noch varkens of kippen. Dat komt omdat alle honden zijn gestorven aan een of andere ziekte. Het is aangenaam om door het dorp te slenteren zonder opgeschrikt te worden door venijnig blaffende en grommende honden, ook al is het om een nare reden. De paar varkens die de naamloze ziekte hebben overleefd worden even buiten het dorp in een apart omheind terrein gehouden.

Er wordt opvallend veel getimmerd en gezaagd. Het dorp is een jaar of tien geleden geheel afgebrand. Nu hebben velen weer genoeg hardhout opgespaard om een nieuw, steviger huis te bouwen ter vervanging van de bamboehuizen.

Sinds de brand staan de graanschuren ver van het dorp af, gescheiden van de woonhuizen door het riviertje. Zo zien wij een heel dorp vol authentieke bamboehuizen.

We brengen een genoeglijke avond door bij het dorpshoofd, rond het keukenvuur terwijl de vrouw met haar dochters het eten klaarmaakt. De vader van het dorpshoofd rookt een waterpijp. Een jongetje van een jaar of twaalf heeft een vogeltje geraakt met zijn katapult en zijn moeder steekt het voor hem op een bamboestokje zodat hij het kan roosteren terwijl het eten kookt.

Na het eten komt er bezoek van nieuwsgierige dorpelingen. We hopen vurig dat iedereen weer eens opstapt, zo moe zijn we.

Maar iedereen blijft zitten en kijkt hoe wij ons klaarmaken voor de nacht. De slaapzak, de binnenslaapzak, het erin schuiven, zo waardig en decent mogelijk, dus met kleren aan, het is een niet te missen evenement.

Naar de Akha Oma

Ik heb ook een traditioneel kostuum aangetrokken

De volgende dag houden we een fotosessie, die de vorige avond bij de dorpelingen is voorbereid door onze gids. Daarna lopen we door tot aan een fantastisch interessant Akha Oma dorp.

We blijven daar de hele middag en zien vrouwen bezig in en om het huis met hun prachtige hoofdtooi op en klederdracht aan. Jammer genoeg verdwijnt iedereen zodra ze mijn piepkleine cameraatje ontwaren. Dus we besteden de avond bij het dorpshoofd aan het uitleggen van het hoe en waarom van de fotosessies die we de volgende dag willen houden om de klederdrachten te fotograferen.

De fotosessie de volgende dag brengt een hoop plezier. Ik heb ook een traditioneel kostuum aangetrokken, inclusief de prachtige hoofdtooi. Ik heb veel hulp nodig bij het optuigen maar het resultaat mag er zijn. Met mijn bril af, en als je niet naar de broek en basketbalschoenen kijkt, zie je nauwelijks dat ik een fop Akha Oma ben.

Na de fotosessie trekken we door naar het volgende Akha Oma dorp. De bedoeling is in een grote lus naar de Nam Ou rivier te trekken. Het is een flinke tocht en we vergissen ons tweemaal, hetgeen de tocht met twee uur verlengt. We lopen al zes uur onder de brandende zon, op vreselijk glibberige steile smalle paden vaak slingerend langs de afgrond en nog steeds is de rivier niet in zicht.

Khmu intermezzo

De tropische stortbui wordt een woest kolkende beek

Het begint avond te worden, we halen de rivier niet meer, dus overnachten we in een groot welvarend Khmu dorp. We worden geweldig onthaald en krijgen een comfortabele slaapplaats op de aardig ratten- en muizenvrije slaapzolder bij het dorpshoofd.

‘s Avonds hebben we een agrarische discussie, over de gewassen die ze kunnen verbouwen ter vervanging van de papavercultuur, die officieel teruggedrongen en in enkele jaren geheel verboden wordt. Tomaten zijn niet altijd verkoopbaar, en moeilijk te bewaren. Er is hen beloofd dat er een rietsuikerfabriek zou komen, maar dat blijkt niet waar.

Vind maar eens een gewas dat zo’n hoge prijs haalt als opium en dat net zo makkelijk te bewaren en te vervoeren is, want je hoeft er geen kilo’s van te produceren, het wordt verkocht in grammen en ponden.

De Khmu vormen wel een etnische minderheid, maar authentiek zijn ze niet meer. Ze hebben hun traditionele kleding opgegeven. Wel hebben ze de witte beenwindsels gehouden, de oudere vrouwen vooral. Maar het leven van hun dromen is een Lao loum leven. Ze noemen zichzelf ook niet graag Khmu, ze zeggen liever Lao Kaang, of Lao Theung, of een andere benaming met lao erin. De ouderen spreken Khmu, een taal met veel rollende ‘r’s. De jeugd spreekt vaak alleen nog maar Lao.

Het regent de volgende morgen al bijna weer als we vertrekken en de moeder van het dorpshoofd heeft medelijden met me. Ze wijst naar mijn knieën en roept: ‘cep laay!’ Je knieën doen vast heel pijn! En dat is maar al te waar. Het begint al gauw te plenzen en te onweren, maar er is toch geen plek om te schuilen dus we lopen zo hard mogelijk door, om maar gauw de rivier te bereiken.

Het pad loopt nu eens afgrijselijk steil door het bos, dan weer slingert het om de berg heen, een supernauw glad spoor langs een gapende afgrond. De tropische stortbui wordt een woest kolkende beek waarin ik voortdurend uitglijd en val. Na twee à drie uur bereiken we de rivier. Ook daar zijn de hellingen ondoenlijk steil en glibberig, met verraderlijk drijfzand bekleed. Ik kan haast niet bij de rivier komen.

Er zijn geen boten in dat stormachtige weer – ik had niet anders verwacht. We schuilen onder iemands huis en de buren nodigen ons, heel aardig, binnen voor een maaltijd, speciaal voor ons klaargemaakt. Wild (eekhoorn), varkensworstjes, rijst met een heet peperdipsausje en groene wilde blaadjes. Het is verrukkelijk en het is roerend het voorwerp van spontane gastvrijheid te zijn als je aan wat menselijke warmte toe bent.

Terug naar Hatsa

Als de lucht iets opklaart duiken er een paar boten op

Als de lucht iets opklaart en de storm en regen wat bedaren, duiken er een paar boten op. Het is inmiddels paar uur later. Na veel onderhandelen accepteren we een boot die ons naar Hatsa zal brengen van waar we nog een andere moeten nemen.

Als we nog naar het Phai dorp willen, moeten we meteen een boot zien te charteren om ons naar de overkant te brengen en vandaar beginnen aan een pittige klim, die voor goed uitgeruste lopers twee uur vergt. Dat kunnen er meer worden, dus we riskeren in het donker aan te komen. Het is toch veel te slecht weer voor fotograferen.

Terug naar Phongsali dan maar. Als het weer opklaart de volgende dag, rijden we gewoon terug naar Hatsa. Maar het blijft nog dagen regenachtig en het klaart pas op als we de streek verlaten. We hadden niet op zulk weer gerekend, aangezien het droge seizoen in Vientiane al ruim een maand tevoren was begonnen, maar in de bergen in het noorden schijnt dit vaak zo te zijn, ook in de eerste helft van de droge tijd.

Uiteindelijk rijden we terug richting Xinxay en stoppen onderweg in een Akhadorp dat is hervestigd aan de weg. Het ziet er verlopen en wanordelijk uit. Veel dorpelingen dragen nog hun traditionele kleding, of de ongewassen rafels ervan. Ofschoon er voldoende waterpompen zijn in het dorp, zien de mensen er toch vuil en sjofel uit. Er wordt gebedeld om geld en medicijnen, terwijl er onder aan het dorp een kliniekje staat.

Dit is een van de dorpen die gedwongen waren te verkassen van hoog in de bergen naar laag aan de weg. Dit moest deelname aan de nationale economie mogelijk maken, betere controle op de dorpen, het bestrijden van de opiumcultuur en de opiumverslaving vergemakkelijken en het zou de mensen toegang tot basisvoorzieningen verschaffen zoals water, een kliniekje en een schooltje.

Maar het heeft zelden ten voordele van de verkaste groepen gewerkt. De mensen zijn erg vatbaar voor de ziekten van de lagere regionen, van griep tot malaria. Verslaving aan alcohol en opium nemen eerder toe dan af. De verbouw van opium is gestopt, maar er is niets voor in de plaats gekomen. De verslaafden en hun families hebben het daarom nog zwaarder.

Veel dorpen verplaatsen zich uit eigen keuze richting dal. Een gedwongen verplaatsing brengt vrijwel altijd een onomkeerbare duikeling in het welzijn en het levensniveau mee, want er is geen compensatie voor de periode dat er geen inkomen is, als de nieuwe velden nog klaargemaakt moeten worden, het huis nog niet waterdicht is, enzovoorts. Als een dorp zelf besluit naar elders te gaan zijn ze er klaar voor, na ruim overleg met, en ritueel voor de geesten van de voorouders en het territorium.

De gedwongen verplaatsingspolitiek is een gevoelig onderwerp. De dwang is, zegt men, subtieler geworden, geen botte manu militari stijl meer, maar een zodanige combinatie van morele druk, verwaarlozing en dreiging dat het dorp uiteindelijk toch maar richting dal gaat.

We kunnen in dit dorp toch nog twee jonge meisjes in kostuum fotograferen en rijden daarna naar een dorpje aan de weg vanwaar we de volgende ochtend naar een bergdorp van de Akha Pala zullen lopen. Het is weer een Khmu dorpje waar we slapen, maar een heel arm dorp, ofschoon het pal aan de doorgaande weg van Oudomsay naar Phongsali ligt.

Eén van de kinderen van het dorpshoofd heeft een gedrongen lichaam en hinkt. Het blijkt dat ze polio heeft gehad toen ze twee was. Ze is nu vijf, dus dat was in 1997, toen ze al aan de weg woonden, dus de verbinding met de kliniek voor vaccinaties was er en het Wereldgezondheidsprogramma voor de uitroeiing van polio was al bijna voltooid. Het blijkt dat niet alle kinderen al hun inentingen hebben gekregen (dit is een forse understatement).

Bij de Akha Pala of Kho Luma

Het dorpshoofd heeft een grootbeeld tv met DVD set

De volgende ochtend lopen we naar een heel groot Akha Pala dorp. We overnachten daar en keren de volgende dag terug naar de auto. We rijden door naar Xinxay, naar ons favoriete restaurantje. Op grond van de inlichtingen die we krijgen van de eigenaars besluiten we nog een Akha Pala dorp aan te doen.

Soms worden de Akha Pala Kho Luma genoemd. De veelheid aan benamingen die in omloop zijn voor eenzelfde etnische groep maakt het classificeren heel moeilijk. De meeste namen zijn aan de groep gegeven door reeds ter plekke levende groepen, die hen zagen arriveren. Ze heten dan naar de rivier vanwaar ze gekomen zijn, of typische uiterlijke of gedragskenmerken.

Sommige, zoals de Hmong, hebben later meer politiek bewustzijn ontwikkeld en hebben doorgedrukt dat ze hun eigen authentieke naam weer terugkregen. Dus heten de Hmong tegenwoordig Hmong, maar tijdens de revolutiejaren toe (1963-1975) werden ze de Meo genoemd.

In ongeveer anderhalf uur zijn we boven en staan in het dorp. Het is groot, op een steile helling, met een ruim Lao loum huis, waarschijnlijk van de onderwijzer, en twee heel ruime Akha huizen (niet op palen), één van het dorpshoofd en het andere van zijn broer.

Het dorpshoofd heeft een satellietschotel en een grootbeeld televisie met DVD set. Het is fascinerend om het publiek dat ‘s avonds de hut instroomt te observeren. Er is een jonge vrouw bij die mijn aandacht trekt. Ze is erg knap en heeft haar complete, zeer zware Akha hoofdtooi voor getrouwde vrouwen op. Deze bestaat uit een lange strook donkere stof van 15 cm breed en wel twee meter lang. De stof is gedoubleerd met patchwork en op het gedeelte dat op het hoofd zelf terecht komt zit hij vol zilver. De losse uiteinden hangen als twee zware platte versierde vlechten langs de rug tot iets boven het middel.

Daarbij draagt ze een zware zilveren oorketting, d.w.z. de halsketting hangt niet om de hals maar is aan de zware mooie zilveren oorbellen vastgemaakt. Ik schat dat het geheel wel één à anderhalve kilo weegt.

Ze heeft een sin aan (Laotiaanse sarong) maar geen bloes of topje. Ze houdt een stevig gezond baby jongetje in haar armen dat met haar borsten en oorketting speelt. Nu eens drinkt hij een paar teugjes, dan lachen en knuffelen ze weer samen, dan weer bekijken ze samen de National Geographic film over koraalriffen in Australië die op het scherm vertoond wordt. Dan zijn hun prachtige ogen wijd opengesperd en het licht van het scherm werpt een bijzondere glans over het geboeide moeder en kind paar.

Als de televisie wordt uitgezet, schuifelt het publiek gehoorzaam naar buiten, waar, als ze daar nog oog voor hebben, boven de hoofden een megascherm hangt van de Universal Geographic: het weergaloos mooie uitspansel bezaaid met prachtige flonkerende hemellichamen.

De meeste leden van het gezin gaan de slaapzolder op. Voor twee mannen van middelbare leeftijd worden opiumpijpen klaargemaakt en beleefd aangeboden door twee jonge meisjes, dochters van het dorpshoofd. Volgens mij zitten deze twee mannen in de handel, met het dorpshoofd, en heus niet de handel in het kleine rijstoverschot dat droge rijstbouw op de heuvels in goede tijden oplevert.

Waarschijnlijk beheersen ze de opiumhandel, met de Chinese maffia die in deze contreien opereert en in feite de macht heeft. De televisie en dvd-installatie zijn van Chinese makelij en komen waarschijnlijk rechtstreeks uit China.

Het interviewen lukt niet zo goed in dit dorp. Eerst houdt de televisie iedereen in zijn ban en daarna, als de opiumpijpen te voorschijn komen, is er ook geen gelegenheid. Waarschijnlijk houden de drie leiders opzettelijk de boot af, wegens hun illegale handelspraktijken.

Afgezien van een verbod op het verbouwen van papaver met ingang van 2006 heeft de regering ook onlangs de straffen voor handel in drugs verhoogd. Er werden al zware gevangenisstraffen uitgedeeld, maar op handel boven een bepaalde hoeveelheid staat nu de doodstraf.

Behalve opium circuleren er in de afgelegen gebieden van Laos ook wapens, jonge meisjes en goedkope arbeid, amfetaminen, heroïne, zeldzame bosproducten en wilde dieren die op de beschermde lijst staan. Het is (nog) maar een kleine minderheid, partijmaffia, die bezig is zich te verrijken. De schade aan milieu, natuur en cultuur is echter enorm en onomkeerbaar.

Terug richting Vientiane

Op zoek naar Adam en Eva in het paradijs?

De volgende dag lopen we terug naar Xinxay en besluiten aan de terugtocht richting Vientiane te beginnen.

Ik rijd in een keer door naar Luang Prabang. Dat is ongeveer acht uur over een zwaar beschadigde weg vol keien en gaten. In het donker komen we in Luang Prabang aan. Ik overnacht in het oudste guesthouse van Luang Prabang, ‘Paypay’, een verlopen familiezaak. De eigenaars zijn echter zo vriendelijk en voorkomend, dat me dat weinig kan schelen.

Ik ga eten in een restaurant met uitzicht op de Mekong. De aankleding wijst op de ambitie toeristen te trekken. Er zitten wat toeristen, twee stellen van achter in de twintig. Ze zijn overal in de derde wereld geweest, zo te horen. Waar hebben ze het over? Hoe ze met bedelaars en andere lastpakken omgaan.

De verhalen worden steeds stoerder en botter. Toerisme brengt niet vanzelf meer begrip en mededogen bij de rijken. Het lijkt er meer op, dat het de mensen verhardt en dat de oude idee terug is over rangen en standen, arm en rijk.

De Unesco is in Laos bezig met ecotoeristische projecten. Lees voor dat eco maar etno, het accent ligt sterk op folkloristische dorpen. Ik heb twijfels over de ethische en economische juistheid van etnotoerisme. Het is alleen van twee kwaden het minste: ongecontroleerde ontwikkeling of begeleiding en planning.

Want je houdt ze niet meer tegen, de horden toeristen uit de rijke landen die steeds verder het binnenland indringen. Misschien moet ik mezelf daar wel toe rekenen. Misschien is een antropoloog ook maar een derde wereldtoerist met een smoes.

De tocht terug naar Vientiane is grandioos. Overal bloemen, gewoon op stengels, maar ook aan metershoge struiken en in bomen, of als natuurlijke feestslingers van boom to boom. Op de wegbermen staat fluweelachtig, heel hoog riet met wuivende pluimen.

We hebben genoeg etnische authenticiteit gevonden om het tot een onvergetelijke etnologische ervaring te maken. Etnische authenticiteit is snel aan het verdwijnen en als de integratie een acculturatieproces moet zijn, d.w.z. dat elk zijn culturele bruidsschat mag meebrengen en doorgeven, moet er wel goed nagedacht worden over hoe de weg naar deelname in de nationale economie van de nu in betrekkelijke autarkie levende minderheden moet lopen.

Toch denk ik dat het leven in de bergdorpen ook niet acceptabel is, hoe fotogeniek ook. Die kleine ploeterende bergvrouwtjes hebben recht op een waardig bestaan waarin rust en werk elkaar afwisselen, waar ze zich niet kapot hoeven te sjouwen, niet eindeloze reeksen kinderen baren onder de meest barre omstandigheden. En waar kinderen, ook de meisjes, naar een echte school gaan waar je wat leert, zodat ze toekomstopties hebben waaruit ze kunnen en mogen kiezen.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner - Stem & Win