Door mul woestijnzand naar bedoeïenenkampen in Sharqiya, langs schildpaddenstrand Ras Al-Jinz, spectaculaire kloven met dadelpalmen en het grote fort van de traditionele stad Nizwa. In Jebel Shams wandelen over het balkon van de Grand Canyon van Oman en vanaf Al Hamra over een adembenemende 4WD-route door de bergen. Bijkomen in een strandresort en via de kamelenmarkt van Sinaw terug naar hoofdstad Muscat.
In de aankomsthal van het kleine en overzichtelijke vliegveld van Muscat, de hoofdstad van het Sultanaat Oman, kunnen we meteen onze vooraf via internet geboekte huurauto afhalen bij een van de verhuurkantoortjes. Handig, want nu zijn we meteen mobiel. Een huurauto, bij voorkeur een 4WD, is tijdens een rondreis door Oman essentieel. We zien onderweg zeer weinig bussen en ook liften is lastig op de lange en hete wegen.
We laten wel de schade en krassen op de auto aantekenen op het huurcontract, wat bij het inleveren de nodige discussie voorkomt.
Aan het begin van de rondreis van twee weken is het wel even wennen om om te schakelen naar de in Oman gangbare automaat. De oplossing blijkt: vergeet je linkerbeen totaal en zet deze zoveel mogelijk in de linkerhoek zodat je niet tegelijk gas geeft en remt.
Met vrienden die als expat werkzaam zijn in Oman rijden we direct naar Sharqiya, dat vroeger bekend was onder de naam Wahiba Sands. Sharqiya is de grote woestijn met zandduinen midden in Oman.
In Sharqiya zijn enkele bedoeïenenkampen speciaal opgetuigd voor toeristen. Deze woestijnkampen zijn, net als de rest van Oman overigens, relatief duur als je gewend bent in Aziatische of Midden-Amerikaanse landen te reizen.
We betalen 60 euro per persoon voor het slapen in een eenvoudige maar schone hut van palmbladeren, met gebruik van buitentoilet en -douche en inclusief diner en ontbijt. Ook inbegrepen is een kamelentripje en dune bashing, met je 4WD door de woestijn scheuren.
De eigenaren van het kamp wachten ons op langs de snelweg tussen Muscat en Sur en zullen ons door de woestijn begeleiden, omdat het gevaarlijk is daar in je eentje te rijden als je de weg niet ken.
Het onder begeleiding door het zand naar het kamp rijden is leuk en een aparte ervaring. Eerst wordt er bij alle jeeps lucht uit de banden gehaald voor meer grip zodat er minder kans is om vast te komen te zitten in het mulle zand. Verder is het een kwestie van een redelijk hoge snelheid houden en flink toeren draaien.
Het gehele verblijf in het kamp is plezierig: aardige mensen, lekker eten en de mogelijkheid om op een kleed bij het kampvuur de shee sha te roken, de waterpijp.
Vanwege de vermoeiende reis was het achteraf bezien beter geweest als we eerst één of twee dagen hadden uitgerust in Muscat alvorens de weg op te gaan. Je geniet goed uitgerust natuurlijk meer. Vlak voor ons vertrek komen we hier nog terug.
Op weg van Sharqiya naar het schildpaddenstrand Ras Al-Jinz bij Ras Al Hadd, aan de meest oostelijke punt van Oman (en het hele Arabische schiereiland), stoppen we bij de sfeervolle en schitterend gelegen Wadi Bani Khalid om te zwemmen. Op slechts enkele plaatsen in Oman is dit mogelijk.
We hadden verwacht dat er veel meer van deze zwemplekken zouden zijn maar we zien er in twee weken slechts drie.
Doe in Oman wel wat kleren aan bij het zwemmen, zoals een T-shirt en een sportbroekje, zeker voor vrouwen. Omani’s zijn te beleefd om toeristen er op te wijzen dat ze in Oman niet in zwemkleding alleen behoren te zwemmen maar niets let ons om ons een beetje aan te passen aan de lokale zeden en gebruiken.
Het schildpaddenstrand Ras Al-Jinz is een verademing vergeleken met eerdere ervaringen in landen als Maleisië en Costa Rica, waar de schildpadden door de oprukkende beschaving op veel plekken zijn verjaagd of uitgeroeid. Er wordt vooraf een goede instructie gegeven in duidelijk Engels met daarbij de (gemeende) waarschuwing dat iedereen die zijn flits gebruikt zijn camera zal moeten inleveren omdat de schildpadden daar blind van worden.
Er zijn veel schildpaddenstranden in Oman maar toeristen mogen alleen dit strand onder begeleiding op om het eieren leggen van dichtbij te zien. Een medewerker van het toeristencentrum in Ras Al-Jinz zoekt de schildpadden op en als een schildpad begint met eieren leggen mag de groep een kijkje komen nemen.
Als een schildpad eenmaal begonnen is met het leggen van eieren laat ze zich door niets en niemand meer verjagen, in ieder geval niet door een groep nieuwsgierige (en stille) toeristen.
We zien drie grote schildpadden eieren leggen en de groep houdt zich netjes aan alle regels. Dit schildpaddencentrum is een succes voor zowel de toerist als voor Oman en voor de schildpadden, die op de andere stranden dus helemaal niet worden gestoord.
We overnachten in de buurt van het strand op een zogeheten Tourism Camp: eenvoudige hutten met gedeelde douches en inclusief heerlijk avondeten.
Van Ras Al-Jinz rijden we naar Wadi Tiwi, een rivierdal een stuk noordwestelijker. In tegenstelling tot wat de reisgidsen zeggen blijken de stranden hier niet schoon. De Wadi is bovendien moeilijk te bereiken vanwege de zinloze aanleg van een supersnelweg (er is haast geen verkeer).
Er is ook geen bordje bij de afslag Tiwi, hoewel deze wadi tot de toeristentrekkers van het land behoort.
We kamperen op het strand bij Wadi Tiwi. Omdat we ons niet storen aan enkele andere (rustige) kampeerders is het kamperen wel idyllisch. Dit is de enige plek in Oman waar we kamperen. Volgens de reisgidsen kun je weliswaar overal waar je maar wilt je tent neerzetten, maar dat lijkt ons niet echt leuk.
Een groot deel van Oman bestaat namelijk uit rotsen, stenen en nog eens rotsen en stenen. Veel plekken zien er slecht kampeerbaar uit met onze dunne slaapmatjes.
Een volgende keer zouden we graag een langere woestijntocht doen met begeleiding en dan kan je, zo horen we onderweg van anderen, wel fantastisch kamperen. Zand slaapt immers een stuk zachter dan stenen.
We genieten van een mooie zonsopkomst en een lekker Indiaas ontbijtje in Tiwi. Vervolgens maken we een schitterende wandeling door Wadi Shab, een rivierbedding met palmbomen die zeven kilometer verderop in een spectaculaire kloof ligt. We eindigen de wandeling met onze ‘ochtenddouche’ in een van de natuurlijke zwembaden tussen de rotsen.
We brengen de middag en de nacht door in Jalan Bani Bu Ali, een typisch Omani stadje dat landinwaarts ligt. Via Ibra, dat tussen de woestijn en de bergen ligt, rijden we naar Al Shariq.
In Al Shariq wordt ons spontaan koffie en dadels aangeboden door een man aan wie we de weg vragen. Er gebeurt nauwelijks iets in de kleine dorpjes, dus een bezoekje van twee toeristen breekt de dag.
Annemarie mag nog even contact maken met de vrouw des huizes, die verder tijdens ons bezoek in de keuken blijft. Oman is nog een traditioneel ingesteld land, waardoor je buiten Muscat en enkele andere grote steden weinig vrouwen op straat ziet. De vrouwen die op straat komen zijn vaak grotendeels gesluierd. Dit is met name jammer voor Annemarie, omdat de mannen vaak contact met mij maken en haar (uit beleefdheid) negeren.
Vanaf Al Shariq maken we een interessante autorit door droge rivierbeddingen naar Nizwa, een van de oudste en grootste steden van Oman. In Nizwa verblijven we in een wat duurder hotel en dat is de eerste gelegenheid om een lekker biertje te pakken. Dit kan bijna nergens in Oman behalve in de westers georiënteerde duurdere hotels.
Nizwa ligt op een vlakte in het centrum van Oman, omringd door oases met palmen en hoge bergen. Nizwa is een vrij traditionele stad en het religieuze centrum van het land. De moskee met de blauwe koepel is een van de belangrijkste moskeeën van Oman.
Toch kleden veel toeristen die vanuit de resorts aan de kust een dagtrip maken naar Nizwar zich alsof ze in een westerse badplaats zijn. We merken dat dat de mensen in Nizwar irriteert, met name rond de moskee die vlakbij het toeristisch interessante fort ligt. Maar ja, de Omani’s kunnen hun gasten ook aanspreken en vragen of het anders kan. Dat hoeft toch geen inbreuk te betekenen op de gastvrijheid waar ze beroemd om zijn?
Het grote 17e eeuwse fort heeft een bijzondere architectuur. Zo telt het veel luiken, waaruit om aanvallers af te weren hete dadelstroop werd gegooid. Vanaf het fort is er een mooi uitzicht op de stad, de oase en de bergen.
In de soek van Nizwa zijn veel winkels waar traditionele sieraden en andere zilveren voorwerpen worden gemaakt. Ook de dierenmarkt op vrijdagochtend is de moeite waard.
Nizwa is een goede uitvalsbasis voor een bezoek aan Jebel Shams, met 3007 meter de hoogste berg van Oman. Voor de mooie rit tot een hoogte van 2000 meter is een 4WD vereist. Boven aangekomen kan er op twee plaatsen overnacht worden.
We kiezen de accommodatie die we als eerste tegenkomen. Deze blijkt rustiger en minder gelikt dan de andere. We slapen in grote ronde yurt-achtige tenten en het heerlijke eten is weer inclusief.
In de nacht wordt het vanwege de hoogte wel koud, zo rond de 2 graden. We slapen daarom met warme kleren onder de dekens. Het douchen onder de openluchtdouche in de ochtend is zeker ook fris, maar we zijn in ieder geval goed uitgeslapen voor de ‘balcony walk’.
Deze wandeling gaat over een smal geitenpaadje langs de ‘Grand Canyon’ van Oman naar een verlaten dorp. Het is een wandeling van twee uur heen en twee uur terug, met onderweg schitterende uitzichten in de diepte waar 1000 meter recht naar beneden dorpjes liggen.
In het dorpje Sap aan het eind van de route is een leuke picknickplaats. Onvoorstelbaar dat hier op de richels tot dertig jaar terug mensen woonden, hun geiten hielden en zelfs nog olijven teelden op kleine akkertjes die tot aan een 500 meter diep ravijn reikten. Zou er nooit eens een dorpeling naar beneden zijn gevallen?
Vanaf Al Hamra, in de buurt van de Jebel Shams, kiezen we een echte 4WD-route via Hatt en Wadi Bani Awf. Achteraf lezen we dat op deze route stalen zenuwen vereist zijn om het er heelhuids vanaf te brengen. Het is inderdaad een hele belevenis om deze bergroute als onervaren 4WD-chauffeur af te leggen.
Smalle, soms zeer steile zandwegen gaan langs diepe afgronden. Af en toe is het rommelen om een tegenligger langs te laten. Maar het is ook een route met hele mooie uitzichten. Als we na 4 uur weer op de geasfalteerde weg aankomen ben ik wel trots dat ik deze prestatie heb geleverd. Voor ons is het in ieder geval een van de hoogtepunten van deze reis.
Om even bij te komen van het stof en de nachtelijke koude in de bergen reizen we door naar een resort in Bandar Issah nabij Muscat, het Oman Dive Center. Het resort is prima, met sfeervolle huisjes aan het strand, aardig personeel en redelijk betaalbaar.
In deze buurt kunnen we goed zien hoe snel de ontwikkelingen zijn in de toeristenbranche gaan. In de reisgids van vorig jaar werden de strandjes tot 30 kilometer ten oosten van Muscat nog beschreven als heel mooi en met de mogelijkheid tot idyllisch kamperen op het strand.
Nu zijn bijna alle stranden bouwplaatsen omdat hier tientallen grote luxe resorts worden gebouwd. Oman wenst een eigen palmeiland net als Dubai en wil zich nadrukkelijk op de (rijkere) toeristenkaart zetten.
Jammer voor ons maar misschien wel goed voor het land en voor de vele Indiase gastarbeiders en de enkele westerse expat die hier goed werk aan hebben. Personeel in de hotels is ook vaak van Indiase komaf. Oman heeft vele honderdduizenden gastarbeiders uit India, minder uit Pakistan of Bangladesh en een enkeling uit een land als Libanon of Syrië. Gastarbeiders schijnen verhoudingsgewijs goed te verdienen en kunnen hun hele familie middels een baan in de Golf onderhouden.
Omani’s doen zelden zelf het vieze of het zware werk omdat zij nu eenmaal geld hebben. Er bestaat een duidelijke hiërarchie tussen Omani’s en gastarbeiders: de Omani’s zijn gewoon de baas, dat zie je en merk je overal.
Een voordeel van de vele gastarbeiders is dat er veel lekkere eettentjes zijn waar je naast Omani eten ook Indiase gerechten kunt krijgen en wordt bediend door met hun hoofden wiebelende Indiërs. Uiteraard word je in deze eethuisjes, net als in India, flink aangestaard door de Indiase clientèle. Het blijft natuurlijk wonderlijk om te zien hoe een Nederlander het eten naar binnen werkt…
Uitgerust rijden we weer het binnenland in, naar het dorpje Sinaw. Hier tussen 06:00 en 10:00 is een leuke ochtendmarkt waar de grootste attractie de kamelen zijn. Er wordt druk gehandeld en de jonge kamelen worden met vijf of zes in de laadbak van een jeep gepropt. Een grappig gezicht, ook omdat die beesten het niet zo erg lijken te vinden.
Alle Omani’s zijn hier, zoals bijna overal buiten de kuststrook, gekleed in witte jurken en sommigen dragen nog een khanjar (kromme dolk) of een geweer over de schouder.
Foto’s van personen maken wordt op deze markt, ook als we dat vragen, niet erg gewaardeerd maar als je doet of je een kameel fotografeert en ondertussen een breder plaatje schiet dan wordt het wel geaccepteerd. Voorzichtigheid is in het hele land geboden bij het fotograferen van mensen, vraag dus altijd even toestemming.
Buiten de markt is er in Sinaw niets te doen We brengen hier de oudejaarsavond dan ook door met een 7upje in een hotelkamer. Het is zeker geen feest voor de Omani’s, want volgens hun kalender is het pas 3 januari 1430.
Vanuit Sinaw gaan we nog even naar Sharqiya (Wahiba Sands), waar we het woestijnkamp bezoeken waar we al eerder zijn geweest.
Van Sharqiya rijden we terug naar Muscat, waar we de auto inleveren en een goed hotel zoeken voor de laatste twee dagen. Ons hotel staat in de ruime wijk Shatti Al Qurm en ligt vlak bij het strand en wat terrasjes. Natuurlijk is er geen koud biertje te krijgen op het terras, maar wel vruchtensappen, koffie en een maaltijd.
In Muscat is de soek de moeite van het bezoeken waard, al ben je hier na een half uurtje wel uitgekeken. Voor wie in de grote bazaar van Istanboel is geweest: dit is het veel kleinere en minder sfeervolle broertje daarvan.
Wat rondrijden met de taxi, even naar het paleis van de sultan kijken en een uurtje winkelen in de zeer luxe winkelcentra, meer doen we niet in Muscat. Maar het is goed, na een bijzondere rondreis door een klein deel van het sultanaat Oman. Uitgerust het vliegtuig in is ook wat waard.