Rondreis langs de gletsjers, pinguïns en ruige bergen van Punta Arenas, Puerto Natalis en Torres del Paine in het zuiden van Patagonië en langs de watervallen en vulkanen van Ensenada, Kila Leufu en Entre Lagos in het noordelijker gelegen merengebied Los Lagos van Patagonië. En een bezoek aan hoofdstad Santiago de Chili.
Oud-collega Nancy en haar man René halen ons af van het vliegveld in Santiago en nemen ons mee naar hun typisch Chileense huis: een stenen huisje met golfplaten dak, grote keuken, zwembadje in de tuin en een flink hek om de tuin.
De volgende ochtend rijden we naar Nationaal Park Rio de Clarillo. Het terrein is bergachtig. We rijden over de hobbelige weg door het park voordat we de auto parkeren en op zoek gaan naar een barbecueplek bij de rivier. Die zijn allemaal bezet, maar een parkwachter zegt dat we vlakbij het strand mogen barbecuen. Eerst een duik in de rivier.
René barbecuet en Nancy maakt salade. Heerlijk om in de buitenlucht te eten. Alleen jammer van de vliegen.
We staan vroeg om naar Valparaiso te gaan, een grote havenstad ruim twee uur rijden vanaf Santiago. Onderweg begint het te regenen. In Valparaiso is het droog en later klaart het helemaal op.
We maken een ritje met een antiek kabelbaantje; boven heb je uitzicht op de haven. Teruglopend zien we leuke huisjes, muurschilderingen, graffiti en werkers die huisjes aan de elektriciteitspaal aansluiten.
Tijdens een boottochtje zien we helaas geen zeehonden. Na de lunch gaan we met de metro naar een dorp waar we uitzicht op de zee, bergen, wijngaarden en andere dorpjes hebben.
De volgende dag gaan we Santiago verkennen en nemen de metro naar hartje centrum. Daar bewonderen we de kathedraal en het grote plein. Dan nemen we de metro naar een ander station waar we na een stukje lopen een kabelbaantje naar een uitzichtpunt nemen. Op de top van de heuvel staat een groot wit beeld dat ‘s nachts verlicht wordt. Het uitzicht op de Andes is helaas nogal beperkt door de smog.
We vliegen naar Punta Arenas in het zuiden van Patagonië, aan de Straat van Magelhaen. Aan de andere oever daarvan ligt Vuurland. Op het vliegveld halen we onze huurauto op. Voor de kust van Punta Arenas liggen enorme cruiseschepen.
We rijden langs werven met vissersschepen en dan niets. Af en toe een huisje van hout of golfplaat, soms chique huisjes met verdiepingen. Er groeien lage bomen en het landschap is glooiend met iets verder van de kust bergen. Soms bloeien prachtige bloemen tussen het gras en de lage struikjes. We zien vooral zeemeeuwen maar ook vier grote roofvogels met deels rode kop en bek.
Op de bomen groeit vrijwel overal een dikke laag mos. Het is wit en dat heeft een spookachtig effect. Op het zuidelijkste puntje van het vasteland van Zuid-Amerika komen we uit bij Fuerte Bulnes. We wandelen naar het uitzichtpunt bij een herinneringsplaat.
Vervolgens lopen we door het fort dat in de oude staat is hersteld. Al in 1520 kwamen de Spanjaarden hier voor het eerst aan land maar het houten fort stamt uit de 19e eeuw.
‘s Middags rijden we naar Sena Otway om de pinguïnkolonie te zien. Op de onverharde weg niet ver buiten Punta Arenas zie ik een kleine struisvogel.
Bij de pinguïnkolonie zijn veel toeristen, maar die vertrekken al snel. Michael ziet een eenzame pinguïn die op weg is naar de zee. Verder zien we regelmatig groepjes pinguïns.
Bij het uitzichtpunt over zee genieten we van de pinguïns die een voorzichtige duik in zee nemen. Ze lijken niet enthousiast. We hadden meer pinguïns verwacht, maar zijn niettemin tevreden.
We zitten net weer in de auto als ik iets zie langs de kant van de weg: een stinkdier en twee vosjes. Het ene vosje wil met het stinkdier spelen en komt steeds naar hem toe, maar elke keer jaagt het stinkdier hem weer weg. Het vosje dat niet meedoet, zit voor een oude ton alsof dat zijn huisje is.
Michael rijdt ons in één ruk van Punta Arenas naar Puerto Natalis, een heel stuk noordelijker in het zuidelijke deel van Patagonië. ‘s Middags maken we een boottochtje naar de Serrano Glacier. We krijgen een – verplicht – zwemvest.
De catamaran vaart snel over de Seno Ultima Esperanza. Aalscholvers en roofvogels lijken een wedstrijd met de boot te houden. We stoppen bij een aalscholverkolonie. Ze zitten tegen de rotsen geplakt. Vlak achter de kolonie zijn rotsen in een halfronde vorm uitgesleten.
Onderweg zien we watervallen. We leggen aan bij de Serano Glacier. Een wandeling van een kilometer brengt ons langs een deel van het gletsjermeer. Erg mooi, vooral als de zon op het ijs staat.
Wij gaan mee met een zodiac-boottocht. We blijken alleen naar de gletsjer te gaan, waar we foto’s van de gletsjer en onszelf voor de gletsjer kunnen maken en dan gaan we terug.
De boot vaart terug langs de Balmeceda-gletsjer die zich flink heeft teruggetrokken. In 1986 kwam de voet nog tot aan het water, nu lang niet.
We varen langs een kolonie van zo’n 20 zeeleeuwen. Daar zit ook een roofvogel op de rotsen. Hierna gaat de boot als een speer terug naar Puerto Natalis.
De route naar Nationaal Park Torres del Paine loopt door een mooi landschap. Brede valleien met rode zuring en flinke bergen aan de rand.
Af en toe zien we sneeuwbergen en gletsjers en na zo’n 100 kilometer krijgen we de Torres vol in zicht. We nemen de één na zuidelijkste route, waar we zicht hebben op de Torres en de gletsjers. Zelfs van grote afstand is de Grey Glacier indrukwekkend met z’n enorme ijsmassa boven aan de berg en in de vallei eronder. Maar ook de Torres zijn bijzonder met hun overgang van lichtbruin naar zwart gesteente vlak onder de top. We zien voor het eerst guanaco’s (wilde lama’s).
Bij de toegang tot het park is een parkeerplaats waar twee jonge vosjes op het gras liggen. Verderop stuiten we opnieuw op guanaco’s.
In het bezoekerscentrum is een kleine expositie. Vanuit de vogelobservatiehut zien we geen vogels, dus gaan we verder naar de voet van Lago Grey. Daar kun je een wandeling maken naar een uitzichtpunt over de gletsjer. De wandeling blijkt 5 in plaats van 1 kilometer. We zijn ruim twee uur bezig.
We lopen over een dam in het gletsjermeer naar een eilandje. In het meer drijven enorme blauwe ijsbergen. Het duurt lang voordat we zicht op de voet van de gletsjer krijgen en dan valt het een beetje tegen. We begrijpen nu wel waarom de gletsjer Grey heet.
Het gletsjerwater is niet helder maar wittig. Over het meer waait een steeds hardere koude wind. Op het eilandje heb je vanaf de top uitzicht op de gletsjer. Michael gaat alleen naar het uitzichtpunt, ik blijf beneden en zoek een plekje in de luwte.
De wind is snijdend koud. We willen de alternatieve route naar Puerto Natalis rijden, maar die blijkt afgesloten. We kunnen alleen bij Lago Tyndall komen. Daar hebben we uitzicht op de gletsjers. Dan terug naar het bezoekerscentrum, met uitzicht op een meer en op de Salto Grande.
Vervolgens nemen we de route langs Lago Sarmiento (dat we nauwelijks te zien krijgen). We arriveren pas om kwart voor tien ‘s avonds in Puerto Natalis bij het hotel.
Michael rijdt ons de volgende ochtend weer naar Torres. We gaan naar Laguna Azul, het meest noordelijke puntje van het park waar je met de auto kunt komen.
Het weer is lekker, weinig wind en veel zon. We picknicken en wandelen dan naar de mirador. Onderweg zien we een grote roofvogel op een tak zitten.
We wandelen over een breed pad dat omhoog gaat en dan al snel weer omlaag. Onderweg hebben we uitzicht op de Torres en af en toe passeren we een mooie boom. Na een poosje blijkt het pad uit te komen op een ander. Dit loopt langs de rand van Laguna Azul. We lopen via dit pad terug naar de auto.
We maken na het ontbijt een strandwandeling en genieten van het uitzicht langs de kust, maar de koude harde wind doet ons besluiten te gaan toeren. We rijden naar het noorden, om een rondje langs de Cueva del Milodon te maken.
Het is een gravelweg met erlangs bloeiende bloemen. Af en toe ook meertjes en uitzicht op de zeearm. Na een tijdje komen we bij een hek.
We zien een auto rijden en de weg lijkt gewoon door te gaan, dus ik doe het hek open en we gaan erdoor. Over de heuvel blijkt de weg toch op te houden. Een man en een jongetje komen naar ons toe en we vragen de weg naar Cuevo Millodon. We begrijpen dat we terug door het hek moeten en dan naar links. Daar is een weggetje dat over een wildrooster loopt. De weg is slecht en op een gegeven moment is er een diep gat waar wat plankjes overheen liggen.
Ik leg de plankjes beter neer en daarna dirigeer ik Michael over het gat. Aan het eind van de weg staat een bord ‘einde openbare weg’. Nog vier kilometer lopen naar de grot. Dat vinden we niet de moeite want we verwachten weinig van deze toeristtrap met een plastic model van de luiaard die hier ooit gevonden is.
We rijden over de kustweg terug naar Puerto Natalis. In zee zwemmen veel zwartnekzwanen.
De volgende dag rijden we zuidwaarts, van Puerto Natalis terug naar Punta Arenas. Onderweg stoppen we even bij een door mos overwoekerd bos. We weten het hotel in Punta Arenas in één keer terug te vinden.
Vanmorgen vliegen we van Punta Arenas naar de havenstad Puerto Montt in het merengebied Los Lagos en rijden meteen verder naar Ensenada. Ons hotel is een mooi oud huis aan de voet van de vulkaan Osorno. De top van de Osorno is het hele jaar bedekt met sneeuw.
We maken een autorit van zo’n 200 kilometer rond het Meer van Ensenada. Onderweg hebben we uitzicht op de drie vulkanen die aan het meer liggen met op de achtergrond een hoge vulkaan op de grens met Argentinië. Onderweg zien we prachtige oude Duitse huizen.
In Frutilar staan honderden mensen op het strand, de boulevard en in het meer. Ook in Puerto Varas zijn veel mensen in het meer, het is dan al avond. Na Puerto Varas rijden we verder richting Ensenada. Bij het hotel gaan we naar het strand tot de zon ondergaat.
Vandaag rijden we naar Laguna Verde. Er is een korte wandelroute die over lavablokken omhoog gaat tot aan Lake Llanquihe. Onderweg staan struiken met besjes en bloemetjes. Het uitzicht op Lake Languihe is mooi, we zien ook de vulkaan die vlak achter Puerto Varas ligt.
Op de terugweg loopt het pad dichter langs het water. Tot slot kom je langs het blauwgroene meer Laguna Verde, dat we niet bijzonder vinden. Ook hier bloeiende struiken, o.a. fuchsia.
We rijden de Osorno-vulkaan op over een weg die eigenlijk voor 4×4’s bedoeld is. We blijken een heel eind te komen, tot aan de skilift op 1240 m. Het eerste stuk is asfalt. Halverwege is een wandeling van 6 kilometer aangegeven. Later ontdek ik dat deze wandeling naar de waterval van Petrohué leidt. Het tweede stuk is gravel en bochtig, zeker op steilere stukken.
Het uitzicht vanaf de skiliften is prachtig. De eerste stoeltjeslift brengt je nog niet tot de sneeuw. Hij overspant 750 m en het ritje duurt 10 à 12 minuten. Er is een tweede lift, maar die lijkt niet in bedrijf. Bovendien zijn we bang dat het te koud is in korte broek en T-shirt. We nemen koffie en hete chocola in het skicafé.
Op de terugweg zien we een vulkaan die in Argentinië staat. We stoppen bij een krater langs de weg. Die is smal maar erg diep, je kunt de bodem niet zien.
De volgende ochtend toeren we naar Ralun en dan verder langs de kust. Vanaf Ralun is er een gravelweg met smalle bruggetjes. Bij een leuk vissersdorpje op een landtong hebben we uitzicht op de vulkaan aan de andere kant van het water. Langs de kust liggen bootjes en een grote vlonder waarop een groep gieren zit.
We rijden over dezelfde weg terug naar Ralun, dat aan een zijweggetje ligt. Weer in Ensenada eten we empanada’s bij de supermercado, buiten op het terras op boomstammen.
Het boottochtje dat we vanuit Petrohué willen maken naar Isla Margarita gaat niet door: te veel vliegen en we moeten te lang wachten.
We rijden uit Ensenada weg in een dikke bewolking. Hoe verder naar het noorden, hoe meer opklaringen en halverwege rijden we in de zon. We nemen de tolweg tot Lonchoche. Langs de snelweg staan bushokjes, men fietst op de vluchtstrook en mensen steken te paard en met de kinderwagen over.
Na de lunch in Lonchoche gaan we op zoek naar Villarrica. De weg is vervallen en opgevuld met steentjes en grint. Halverwege komen we op een goede asfaltweg, dat blijft zo tot Pucón en vervolgens Curarrehu.
Villarrica en Pucón blijken drukke toeristische plekken te zijn. Overal hotels, hospedajes, restaurants etc. We zoeken naar borden die naar de boerderij Kila Leufu wijzen, maar de aanwijzingen zijn onduidelijk. Als we eindelijk een bord zien, is er geen weg.
Na veel zoeken bel ik Margot en die legt uit waar we een weggetje in moeten, verstopt tussen twee vangrails. Uiteindelijk vinden we het grote huis waar Margots Mapuche-familie woont. Ernaast is een schuur waarvan het voorste deel onze hut is.
Ik slaap slecht door het bobbelige bed en de koe die naast de hut staat te loeien. Het is mistig als we ontwaken maar het klaart snel op. We krijgen het advies om in een meertje te gaan zwemmen. Er is verder niemand. We trekken onze badpakken aan en dan neem ik een duik.
Als het te koud wordt omdat de zon nog nauwelijks door de wolken weet te breken gaan we naar de watervallen in de buurt. De Salto Palguín kun je niet zien vanaf de weg maar je kunt er wel naar toe. Wij gaan door naar de 75 m hoge Salto China, die iets verder ligt. Niet veel water, maar het valt wel kanonhard in het poeltje aan de onderkant, zodat je toch nat wordt en het pad ernaar toe is pittoresk.
Bij de volgende waterval, Saltos del Puma, staan borden voor een wandeling door de boomtoppen, maar het hek en het informatiekantoortje zijn dicht. Dus gaan we verder naar de Saltos del León. Die is indrukwekkend. Er komt veel water naar beneden dat in twee stromen uiteenvalt. De zon komt er even door, waardoor we een regenboog in het onderste stuk zien.
We worden rond acht uur gewekt door de haan en gaan met de auto naar Pucon en Caburga, maar geen van beide vinden we de moeite waard. Verderop vinden we een strandje met uitzicht op Caburga en vanaf de steiger op het hele Lago Caburga.
We rijden verder naar Nationaal Park Puyehue. We gaan het park niet in maar rijden we een stukje over de bochtige gravelweg terug. Bij een huisje treffen we een prachtige haag van oude boomstronken. We eten bij een restaurant aan een meertje rijst, vis en salade.
We gaan bij het meer kijken en Michael bestudeert het mangrovebosje. Het water blijkt daar vanuit het meer naar de rivier te stromen in plaats van omgekeerd.
De volgende dag rijden we richting Argentijnse grens. We plukken bramen op een stoffig weggetje. De bergpas is van slecht grind en voelt als een wasbord. De vulkaan Lanin van 3774 meter blijkt met zijn top in de wolken gehuld. Bij de grens keren we terug.
We maken een wandeling in Nationaal Park Villarrica. We lopen het eerste stuk van de route naar Laguna, heen en terug zo’n 6 kilometer. Twee keer moeten we over wankele boomstammen een snelstromende rivier oversteken.
De wandeling gaat verder door bamboe-achtig bos. Af en toe is het pad heel smal en moet je takken wegduwen. Op de terugweg zien we grote spechten met een rode kop. Eerst zien we er één, die ik steeds dichter kan benaderen.
Vervolgens blijken er drie in dezelfde boom te zitten. Pas als we onder de boom staan vliegen ze weg, totaal niet schuw dus.
De volgende dag gaan wandelen we in de omgeving van de boerderij. Het pad bij de rivier is af en toe moeilijk te volgen. Beschut onder hoge bomen is het heerlijk wandelen. Bij de kruising met een grote rivier staan aan de overkant twee koeien in het water te drinken. De grote rivier stroomt veel minder en dat merk je: je hoort hem nauwelijks. We passeren een weiland met koeien en jonge kalfjes. Dan komen we bij paardjes die bij elkaar staan in de schaduw.
Ze komen nieuwsgierig naar ons toe en willen wel geaaid worden. Ze staan in een weiland met uitzicht op de vulkanen Villarrica en Lanin en een ernaast gelegen vulkaan. Aan het einde van het paardenweiland komen we op het weggetje tegenover het huis en dan zijn we bijna terug.
We gaan bij de hut zitten lezen. Het is zo warm dat we wanhopig naar schaduw zoeken. We zitten met ons tweetjes op het matje voor de ingang onder de kleine overkapping, met onze voeten in de zon. Die zijn dus verbrand.
Rond vijf uur worden de paarden opgehaald en gezadeld om een ritje te maken. Johanna en Margot’s broer gaan mee en de beide timmerlieden. Ik mag op Palomo, een groot wit paard. Ze lijkt schuw, maar blijkt goed hanteerbaar. Michael krijgt een bruin paard, ook groot, dat rustig oogt.
We rijden in de omgekeerde richting van onze wandeling van vanmorgen. Eén van de timmerlieden heeft moeite met zijn paard. Hij blijft achter en als hij Michael inhaalt en even moet stilstaan, trapt hij Michaels paard tegen zijn neus. Beide paarden steigeren. Gelukkig weten Michael en de andere jongen hun paarden onder controle te houden.
Wij gaan verder, laantje af en een volgend laantje in. Het paard van Margot’s broer wil dit laantje niet in omdat het bang is voor de schaduwen. Ik stuur Palomo erlangs en dan wil het andere paard ook. Op het laatste stukje gaan Palomo en Michaels paard draven, maar we weten ze snel terug te brengen tot stapvoets.
De volgende ochtend vertrekken we naar de volgende accommodatie. Nog een laatste blik op de Villarrica en dan op naar het zuiden.
We eten in Los Lagos. Van buiten ziet het restaurant er niet aantrekkelijk uit, maar het blijkt netjes en het eten is prima en niet duur.
We hoeven nog maar 80 kilometer over de snelweg en dan is het nog 150 kilometer over een goede secundaire weg naar Entre Lagos. Net buiten Entre Lagos ligt Kalfupulli waar we een hut gehuurd hebben op een heuvel met uitzicht uit op de vulkaan Osorno.
Vannacht liggen we wakker door het geblaf van honden in de omgeving. Blijken we zelf de veroorzaker te zijn. Zodra ik het licht in de badkamer uitdoe, houdt het keffertje achter het huis op en daarna wordt het stil.
Na het ontbijt gaan we naar Termas Puyehue en dan door richting Argentijnse grens. In Nationaal Park Puyehue bezoeken we eerst de Salto del Indio. Een rondwandeling van 800 meter door oerwoud leidt ons erheen.
We hebben wel zin in een wandeling, dus we lopen door naar de tweede waterval, de Princessa, die in februari geheel droog is.
Hoewel ik vannacht sterren zag, worden we wakker met regen. Later wordt het droog. We gaan naar de Casablanca-vulkaan, waar ook een skioord is. Vanaf Puyehue Hotsprings gaat een smalle gravelweg door dichtbebost gebied. Helaas geen uitzicht op Lagos Puyehue maar wel op drie kleinere meertjes.
Het eerste zit vol met waterlelies. Op het tweede meer heb je alleen van behoorlijke hoogte uitzicht. Je kunt zien dat er riet rondom het meer ligt. Langs het derde meer ligt een nieuwe weg. Het skioord blijkt niet in geweldige staat en we kunnen de trap naar het restaurant eerst niet vinden.
Na de lunch wandelen we rond het gebouw. De liftstoeltjes zijn verwijderd. Er ligt geen sneeuw. We rijden terug en bij het meer met de waterlelies lopen we naar een hoger gelegen uitzichtspunt.
We volgen het pad nog wat verder maar omdat we geen idee hebben hoe lang het is en waar het uitkomt, keren we om als het pad gaat dalen. Het eerste stuk van het pad was trouwens erg steil met een flinke trap.
De volgende ochtend is het nevelig maar droog. Ondanks het vroege uur staat Michael op om foto’s van de nevel te maken.
We vliegen vandaag terug naar Santiago. Daar hebben we nog een dag om te relaxen bij Nancy en morgen vliegen we terug naar Amsterdam.