×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Rondreis Bangladesh

Een duizelingwekkende ervaring voor je zintuigen

Reisverslag: Antoinette Termoshuizen
Foto's: Antoinette Termoshuizen

Dhaka is een kakofonie van geluid. De tandarts trekt op straat kiezen. In Manikganj staan golfplaten huizen tussen dijkjes en rijstvelden. De markt van Ghior is een mierenhoop. In het Teota-paleis in Arisha grazen geiten. In Saturia maken ze wokken, in Dhamrai hindoe-beeldjes. Het is druk op de Brahmaputra bij Mymensingh. In de jungle tussen Srimangal en de Madhabkunda-waterval ligt een Khasia-dorp. Gibbons slingeren van boom naar boom in Lawachara Forest.

Dhaka

Toeters, bellen, ronkende taxi's en luid roepende mannen

Zodra ik het vliegtuig uit ben en met de koffer op zoek ga naar een taxi, word ik al geconfronteerd met de miljoenen mensen die in Dhaka wonen. Platgedrukt staan ze tegen hekken te wachten op dierbaren, toeristen, om te bedelen of om gewoon wat te doen te hebben.

Wij vinden onze taxi snel en worden naar een van de vele gezellige kleine guesthouses in de welvarende wijk Gulshan gebracht. Het guesthouse van Via Lisa wordt gerund door straatkinderen die in het guesthouse een opleiding volgen en zodoende aan een baan worden geholpen. Het is een gezellig guesthouse en de jonge Bengaals-Nederlandse gastvrouw stelt ons al snel op ons gemak.

De volgende dag maken we met Contic tours vanuit Savar een boottocht om Dhaka heen naar Oud Dhaka. Vanaf een houten boot zien wij het leven in megastad Dhaka aan ons voorbij trekken. Kleine rivierdolfijnen houden ons gezelschap.

In oud Dhaka stappen we op een riksja. Luid rinkelend en botsend tegen andere riksja’s aan (bij gebrek aan werkende remmen) gaan we door smalle steegjes waar oude ambachten worden uitgevoerd. Zo zien we hoe een ijzersmid een raam aan het lassen is, hoe oude kleden worden gerestaureerd en zilversmeden prachtige oorbellen maken.

Na een tocht van ongeveer 20 minuten in een kakofonie van toeters, bellen, ronkende taxi’s en luid roepende mannen komen we aan op Bangsal road, de straat waar riksja’s worden gemaakt. Wanneer we uitstappen worden we belaagd door schoolkinderen die met ons op de foto willen, zeker 30 man kijkt toe.

We zien hoe de riksja wordt gemaakt, hoe de kappen worden beschilderd en de sturen worden versierd. De ene riksja is nog kleurrijker dan de andere. Er wordt gezegd dat er in Dhaka ruim een miljoen riksja’s rijden (op 10 miljoen inwoners).

Terug bij de kade lopen we langs straatkappers, slapende mensen, kinderen op een vuilnisbelt, een tandarts die op straat kiezen trekt en veel fruitstalletjes naar Pink Palace, een roze paleis uit de 19e eeuw. Tegenwoordig is het een museum waar de geschiedenis van Bangladesh wordt verteld: de taalstrijd, de onafhankelijkheid van Pakistan en de oude landheren.

De boot brengt ons over de drukke rivieren weer naar Savar waar we de taxi nemen naar Manikganj, een stad ten westen van Dhaka.

Manikganj

Passerende fietsers, bussen en voetgangers dorsen de rijst

Bangladesh kent alleen in de grote steden een aantal hotels. Wanneer je je buiten de ‘toeristische’ plaatsen wilt begeven ben je aangewezen op guesthouses van Non Gouvernementele Organisaties of op bungalows van de regering.

In Manikganj verblijven we in een guesthouse van Proshika. Het guesthouse heeft net als alle andere instellingen ernstig te kampen met de elektriciteitscrisis. Daardoor hebben we maar beperkt elektriciteit op onze kamers en doet de lift het alleen op aanvraag.

De komende dagen zijn we te gast bij Niketan, een organisatie die zich inzet voor meervoudig gehandicapte kinderen in Bangladesh. We wandelen door pittoreske dorpjes en leren veel over het dagelijkse leven op het platteland in Bangladesh. We zien kinderen met schalen achter koeien lopen, zij rapen de koeienvlaaien op, drogen die op stokken om het vervolgens te gebruiken als brandstof om op te koken.

We zijn te gast bij families met een gehandicapt kind en worden ontvangen als lang vermiste familieleden. Door de door houtwormen aangevreten deuropening stappen we hun huis binnen. In de kamer staat één bed, een tweepersoonsbed met daarop een van riet geweven mat als matras. Vier kussens gemaakt van restjes stof doen vermoeden dat een heel gezin op dat ene bed slaapt. Boven het bed hangt een muskietennet en wat plastic tasjes. Aan een bamboe steunpaal hangt een gebroken spiegel met een rode plastic rand.

De vloer is gemaakt van modder en koeienpoep, de muren van golfplaten. Aan de muren hangen vergeelde foto’s van kinderen. Door de kleine getraliede ramen werpen een paar zonnestralen wat licht. Tegenover het bed is de opslagplaats; een berg uien en pepers, die het huisje een indringende geur geven. Tussen de bergen loopt een kip met twaalf kuikentjes.

We krijgen kokossap te drinken aangeboden. Omdat ze maar een glas hebben drinken we omstebeurt. De gastvrouw kletst in rap tempo Bengaals tegen ons. Dat we er maar weinig van begrijpen lijkt haar niets te schelen. Het is gezellig, we zijn welkom en voelen dat ook in alles.

We wandelen door het dorp. De onverharde hoofdweg wordt gesierd door grote bamboestruiken. Overal staan golfplaten huisjes op kleine terpen. Hele families wonen bij elkaar.

Bij een rijstveld krijgen we uitleg over de rijstoogst. In Bangladesh oogst men ongeveer twee keer per jaar rijst. De rijst wordt van het land gehaald en uit de plantjes geslagen. Vervolgens wordt het te drogen gelegd op bamboematten. Dit gebeurt vaak op een doorlopende weg, zodat passerende fietsers, bussen en voetgangers de rijst van hun harde vlies ontdoen. De vrouwen scheiden vervolgens de rijst van de vliezen en dan is het in principe klaar voor gebruik.

De natuur rond Manikganj is prachtig; we lopen op kleine dijkjes, langs rijstvelden, rivieren, bamboebossen, bananenplantages, oude hindoetempels en moskeeën. We bezoeken de projecten van Niketan en zien hoe kinderen activiteiten aangeboden krijgen, jongeren praktijkonderwijs krijgen en werkgelegenheidsprojecten gecreëerd worden. We zijn getuige van de opening van de eerste zorgboerderij met woonvoorziening voor meervoudig gehandicapten en bewonderen de orchideeënkwekerij.

Ghior

De markt is een grote mierenhoop

Na de bezoeken aan de projecten in Manikganj, gaan we naar de markt in Ghior, naar het schijnt een van de grootste markten in Bangladesh. De markt is een grote mierenhoop waar ijverige kleine mannen grote zakken op hun hoofden dragen. Wij steken er ver bovenuit. We moeten ook opletten om niet onthoofd te worden door een kluwen van draden die de marktkramen op hun plek houden.

Het bezoeken van een markt is een mannenaangelegenheid, wij vrouwen trekken dus veel aandacht. Via de vismarkt lopen we naar de peper-, groenten-, fruit- en rijstmarkt. Vervolgens komen we langs stalletjes vol met kruiden en krijgen we een betelnoot aangeboden. De betelnoot is een soort drug die het hongergevoel wegneemt. Wij bedanken vriendelijk en lopen, gevolgd door zeker vijftig man, via de stoffenmarkt door naar de huishoudelijke artikelen.

We staan even stil bij een rotibakker. Met zijn opgerolde smoezelige hemd, zijn blote buik en zijn opgeknoopte loungi (een soort rok), zit hij voor een grote bakplaat. Naast hem zit een jongetje van amper zeven jaar. Uit een grote bak haalt hij handjes deeg. De rotibakker zwiept de klompjes deeg door de lucht en gooit ze op de bakplaat. Hij lacht zijn rotte rode tanden bloot en spuugt een flinke klodder betelnootsap langs het jongetje op de grond.

Als we een koperen vaas willen kopen, kijken ze verbaasd op van onze strakke afpingel pogingen. Met luid gelach wordt de vaas opgepoetst en ingepakt. Het bezoek aan de markt is een duizeling­wekkende ervaring voor je zintuigen.

Arisha

Op de galerijen van het paleis worden geiten gehouden

De volgende dag maken we vanuit Arisha met een eenvoudige boot een tocht over de rivier Padna. We bezoeken een char, een eiland in de rivier. Op deze grote zandplaat wonen niet alleen mensen, het is ook een plek waar trekvogels uitrusten en zich te goed doen aan eten.

We zien een groep kraanvogels, maar genieten vooral van de rust. Even geen claxonnerende bussen, luid rinkelende riksja’s en autoriksja’s met kapotte uitlaten.

De boot brengt ons naar Teota Palace, een 19e eeuws paleis. Vergane glorie. Bangladesh heeft geen geld om monumenten te restaureren. In het paleis wonen Hindoestanen, die op de eens mooie galerijen hun geiten houden. In het theater verbouwen ze groenten en alle muren stoken ze zwart met hun kleioventjes.

Vanuit Teota Palace gaan we op zoek naar een mooie picknickplek. We vinden er een vlakbij de rivier. We hebben ons kleedje nog niet neergelegd of vanuit nabije huisjes worden stoelen gebracht. Zestig man kijkt toe hoe wij eten en als ze ons zien oenen met een klein zakmesje, brengen ze ons ook nog een mes.

We worden teruglopend naar de taxi uitgezwaaid als waren wij hun beste vrienden. Ze roepen ons na: ‘wanneer kom je weer’ en ‘kom snel terug’.

Aan het einde van de dag bezoeken we de koeienmarkt in Arisha. Naast een hele hoop koeien, die vaak vanuit India naar Bangladesh komen, zien we ook hier weer heel veel mannen. Mannen die bij het zien van al die blanke vrouwen ineens geen oog meer hebben voor de koeien.

Maar Bengalen kijken, vragen soms, maar blijven op afstand. Er komen zo weinig toeristen in Bangladesh dat de mensen ook niet weten dat er wellicht iets te krijgen valt van die Bindisisi’s. Laten we dat ook vooral zo houden.

Saturia

Van kaarsvet worden hindoegodinnen gemaakt

Vanuit Manikganj gaan we naar Saturia, dat een stuk zuidelijker ligt. In Saturia bezoeken we een wokkenfabriek. Vijfduizend wokken worden hier dagelijks met de hand gemaakt. We zien hoe ze in mallen wokken maken van ijzer van oude schepen dat gesmolten en gegoten wordt.

Van oude fietsonderdelen maken ze handvaten. Daarna worden de pannen gepolijst.

We zijn te gast bij de familie van de wokfabriek, maken kennis met alle familieleden, krijgen een uitgebreid fruitbuffet geserveerd en ontvangen een wok als aandenken.

Vervolgens bezoeken we het Baliathi Palace, een oude rajbari die wel deels gerestaureerd is. We worden rondgeleid door een dove jongen, die in gebarentaal vertelt hoe de landheer vroeger ongenodigde gasten neerschoot.

De landheer had zeven vrouwen, alle vrouwen hadden hun eigen kamers en keuken. De landheer bracht elke avond bij een andere vrouw door. De rajbari wordt nu verhuurd voor bijeenkomsten.

Via een hobbelige weg door kleine dorpjes en langs marktjes, waar we ananassen en bananen inkopen, rijden we naar Dhamrai. In Dhamrai bezoeken we Ananda Pal, een man die van kaarsvet mallen maakt voor bronzen hindoebeeldjes. Een ware artiest, die in grote armoede voor een schamele prijs voor een corrupte fabriekseigenaar werkt.

Vandaag werkt hij thuis. We zien met hoeveel geduld hij bij kaarslicht hindoegodinnen tot leven wekt en hoe de beeldjes vervolgens in een mal in brons gegoten worden.

In het hele dorp, waar de lemen en golfplaten huisjes bijna op elkaar staan, wordt kunstnijverheid bedreven. Er worden vazen gemaakt, koperen potten, gouden kettingen, maar vooral hindoebeeldjes. De apen schieten over de daken en doen zich te goed aan de offers bij de hindoetempel.

Mymensingh

Eind van de dag is het druk op de Brahmaputra-rivier

We verlaten het district Manikganj en reizen via Madhupur Forrest naar het in het noorden van Bangladesh gelegen Mymensingh. We nemen de weg van Ghior via Daulatpur naar Tangail, een smal landelijk weggetje wat ons langs wegopbrekingen, rivieroversteken, meren en rajbari’s voert.

Onze gids belt de hele rit met vrienden om te controleren of we ook het volgende dorpje veilig kunnen bereiken. De weg is inderdaad vaak weg, we moeten hele stukken over zand en wasbordwegen.

In Madhupur Forrest gaan we onder politiebewaking het park in. We zien herten en langur-apen, maar genieten voornamelijk van de rust en de prachtige natuur.

In het stadje Mymensingh checken we in in een hotel. In Mymensingh rijden nog nauwelijks auto’s en de riksja’s gebruiken minder hun bel, het is een prettig stadje om door te lopen.

In Mymensingh bezoeken we de Taizébroeders, al meer dan 25 jaar zetten ze zich in voor straatkinderen en gehandicapten. We bezoeken hun projecten en maken een tocht over de rivier de Brahmaputra.

Het is druk op de rivier, de dag komt tot zijn eind. Veel studenten gaan met hun fiets in een klein houten bootje en laten zich overvaren naar de dorpen aan de andere kant van de rivier. Mannen laden hun boten vol met gedroogde jute.

De kade stroomt vol met verliefde stelletjes, die voorzichtig hand in hand van de ondergaande zon genieten. Visarenden scheren over onze hoofden en prachtige gekleurde vogels nemen een bad in de rivier.

Srimangal

In de jungle vergezellen honderden vlinders ons

Vanuit Mymensingh gaan we via Dhaka naar Srimangal in het noordoosten van Bangladesh. Na een lange slopende rit, waarin we uren in een file staan en kilometers langs rijstvelden rijden, komen we eindelijk in de heuvelachtige theetuinen aan.

‘s Avonds horen we vanuit ons huisje de vossen om ons heen zwerven. In het donker genieten we van hun nabijheid en van hun geroep.

De volgende dag rijden we langzaam de bergen in naar de Madhabkunda-waterval op de grens met India. In de sprookjesachtig mooie jungle vergezellen honderden vlinders ons tijdens de wandeling naar de waterval.

In de jungle wonen de Khasia’s, een katholiek bergvolk. Wij zijn te gast in hun dorp en mogen bij het dorpshoofd eten. We krijgen uitleg over hun leefsituatie. De Khasia’s bouwen hun bamboehuizen op palen om te voorkomen dat dieren als vossen, maar ook olifanten en katachtigen, hun huis binnen vallen. De huisjes zijn als het ware tegen de berg aangeplakt. Het Khasia-dorp bestaat uit 25 families.

In heel Bangladesh zijn er maar 30 Khasia-dorpen. De Khasia’s mogen alleen binnen hun eigen volk trouwen.

Vergeleken met de gemiddelde Bengaal zijn de Khasia’s rijk. De jungle is namelijk de ideale plek voor het verbouwen van betelnoten.

De betelnoot is het zaad van de betelpalm. De noot wordt in stukjes gehakt en gemengd met ongebluste kalk en wat kruiden verpakt in het blad van een stuik, de betelpeperstruik. Dit pakketje wordt in één keer in de mond gestopt.

Al kauwend ontstaat een rode pasta. Je kunt dan ook zo zien wie veel betelnoten kauwt. Deze mensen hebben een hele rode (tandenloze) mond en tong.

We worden verder rondgeleid door het Khasia-dorp, zien de school annex kerk en maken kennis met de familie van het dorpshoofd.

De Khasia’s ontvangen over het algemeen geen toeristen, maar hebben voor ons een uitzondering gemaakt. De kinderen leren ons woorden in het Khasia’s en het dorpshoofd nodigt ons uit om volgend jaar weer te komen.

Teruglopend genieten we van de geluiden van de jungle, het roepen van de gibbons, de kleurenpracht van de vlinders en de vriendelijkheid van de bewoners.

Aan het einde van de dag bezoeken we een theeplantage. We zijn net op tijd om te zien hoe de vrouwen hun oogst van de dag binnen brengen. Ruim 23 kilo thee plukt een plukster per dag. Ze sjouwt dat op haar hoofd mee. Hiermee verdient ze nog geen 40 cent per dag.

De theelord vertelt trots over de goede arbeidsvoorwaarden die hij voor zijn werkneemsters heeft en laat ons zijn fabriek zien. Zo zien we hoe van theeblaadjes thee wordt gemaakt. De blaadjes worden eerst op hoge temperatuur gedroogd. Vervolgens worden de bladeren door verschillende machines gemalen, geschud, gedroogd, nog eens gemalen en gedroogd voordat de thee fijn genoeg is.

De Bengaalse thee wordt nauwelijks geëxporteerd, bijna alles is voor eigen gebruik. In Bangladesh wordt dan ook geen koffie gedronken, zoete licht naar karamel smakende thee is de volksdrank. Natuurlijk wil de theelord ons ook thee serveren. We krijgen niet alleen thee, maar een volledig diner. Wanneer we willen mogen we zelfs bij hem blijven slapen.

Lawachara Forest

Gibbons slingeren van boom naar boom

De laatste twee dagen van onze reis verblijven we in Lawachara Forest. We maken jungletochten en zien gibbons met kleintjes op hun rug van boom naar boom slingeren. We zien een giftige slang, klimmen over bomen heen, maken een pad door de dichte jungle en zien reuzespinnen in hun web hangen.

Aan het eind van de tocht zitten onze benen onder de bloedzuigers, maar dat mag de pret niet drukken. We bezoeken nog een ananasplantage, een rubberplantage en wandelen nog wat door de theetuinen.

Op de weg terug naar Dhaka doen we nog een dorpje aan waar katoen geverfd wordt. Vier mannen staan daar vijftien uur per dag met hun voeten in een verfput katoen te verven. Hun armen en benen zijn verkleurd en zullen nooit meer een bruine kleur laten zien.

Bangladesh is een wonderschoon land. Wanneer je het bezoekt met iemand die het land kent en de taal spreekt word je niet alleen ondergedompeld in het natuurschoon, maar ook in de gastvrijheid en in het leven van de Bengaal. Het was een reis om nooit te vergeten.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner - Stem & Win