×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Rondreis Botswana, Zimbabwe en Namibië

Per 4x4 met daktent door de nationale parken

Reisverslag: Monique Kamerbeek
Foto's: Stef van Leeuwen

Per 4×4 met daktent op reis door een serie nationale parken in Botswana, Zimbabwe en Namibië: Zambezi National Park, Victoria Falls, Hwange National Park, Chobe Park, Moremi Wildlife Reserve, de Okavanga Delta, Khaudom Game Reserve, Etosha National Park en Mokodoli Nature Reserve.

In Johannesburg halen we de 4×4 op met daktent, kampeeruitrusting, koelkast en watertank. We rijden naar Pilanesberg National Park, dat op onze route naar Botswana ligt, en laten Sun City (het Las Vegas van Zuid-Afrika) links liggen.

 

Struisvogels vond ik altijd leuk maar nu niet meer: op de camping lopen ze los en als ze een slechte bui hebben vallen ze je aan. Ik heb een half uur in de auto gezeten.

Pilanesberg staat bekend om zijn vele olifanten: wij hebben er niet één gezien. Maar dat geldt overal: dieren laten zich niet sturen, je hebt geluk als je ze ziet. We zien wel kudu’s, vossen, zebra’s, een dikdik, neushoorns, hippo’s en vogels (van de meeste kennen we de naam niet).

Botswana

Op een squad door de zoutpannen

We missen de grensovergang bij Tlokweng, dus gaan we via Schildpadkop bij Lobatse Botswana in. Het lijkt relaxter en meer geciviliseerd dan Zuid-Afrika. We rijden over een lange geasfalteerde weg – Gaborone-Francistown – naar het noordoosten. Langs deze weg (en in de omgeving) zijn nauwelijks campings.

In Palapye vinden we een camping: klein, rustig, vriendelijk. Er staan genoeg bomen om het gezellig te maken en het sanitair is inventief. De wand is van boomstammen, rondom een boom waarin de douchekop hangt. De stenen vloer is in mozaïek gelegd. Aan de andere kant van de bomenwand is het toilet. Ook van boomstammen, met twee wasbakken, warm en koud water en van ijzerdraad handige hulpjes om je tandenborstel neer te leggen.

De volgende morgen blijkt een drukker van de daktent kapot te zijn. De klusjesman van de camping – die naast ons staat en daar gedurende het seizoen woont – biedt een helpende hand.

Onderweg veel controles op mond- en klauwzeer. In Nata vinden we een camping met zwembad en bustoeristen, groot en op veel mensen berekend. We vinden een mooie, stille plek tussen palmbomen en horen alleen wat vogeltjes fluiten.

De volgende dag rijden we op een squad door de zoutpannen. Er is nog één zoutpan te vinden waar wat water in staat en daar bevinden zich wat exotische vogels.

In de bar ontmoeten we Hannelie en Bram uit Zuid-Afrika die op huwelijksreis zijn. Zij vragen of we meegaan naar de Victoria Falls. We laten ons overhalen en spreken over twee dagen af in het Elephant Hotel in Zimbabwe.

Wij gaan door naar Kasane in het uiterste noorden van Botswana. We vinden een camping aan de rand van de rivier de Chobe, bij het gelijknamige park. Noodgedwongen moeten we hier blijven wegens een defecte koelkast. Het is een feestdag en niemand wil op z’n vrije dag komen.

De volgende ochtend komt Lawrence, een politiek vluchteling uit Zimbabwe die in Botswana zijn eigen bedrijf heeft opgezet, en repareert de koelkast zeer nauwgezet. We nemen hem mee naar Kasane, want hij was door een vriend op de camping afgezet, en geven hem een flinke fooi: hij weet niet wat hij moet vragen voor de reparatie.

Zimbabwe

Zambezi National Park, Victoria Falls en Hwange National Park

Bij de grens van Zimbabwe betalen we ons blauw aan van alles en nog wat; later blijkt dat je hierover moet onderhandelen. Na alle ergernissen vinden we een camping in Linyathi. Er is een lodge vrij voor onze vrienden en voor ons en de auto, wij slapen immers óp de auto.

Het Elephant Hotel blijkt groot, met golfcourse en echte golfmensen. Vervolgens rusten we uit aan de oever van de Zambezi en nemen deze indrukwekkende brede rivier in ons op.

De volgende morgen gaan we naar het Zambezi National Park. We zijn alleen, buiten de dieren, die nog wegrennen als ze het geluid van een auto maar vermoeden. Dat betekent dat er niet veel mensen komen.

Het Zambezi National Park is slechts 9 km van de Victoria Falls. We zijn blij met de 4×4 want ook hier zijn de wegen abominabel. We komen langs rivieren en bossages en vinden steeds andere combinaties van dieren: olifanten, wrattenzwijnen, kudu’s, waterreeën, sabeldieren en bushreeën.

Die middag maken we een sunsetcruise op de Zambezi. Deze is op bepaalde plaatsen 40-60 km breed en dat is een imposant gezicht. Al varend komen we terecht in Zambia’s territoriale wateren.

We zien hippo’s in het water langs de overkant en een kudde van zo’n 80 olifanten. Twee daarvan steken de rivier over. Op een gegeven moment is de rivier zo diep dat ze niet meer kunnen lopen en zien we slechts twee slurven boven water uitkomen.

Langzaam zwemmen ze naar de walkant en dreigen nog even naar de boot met al die gekke mensen met videocamera’s. Vervolgens gaan ze lekker knagen aan het verse groen en laten ons met rust.

De zon gaat langzaam onder en hoewel iedere zonsondergang in elk tropisch land erg mooi is, is deze extra bijzonder door de voorgrond van bomen en olifanten.

De volgende dag zien we onderweg naar onze olifantenrit wilde honden, wat vrij bijzonder is, sabeldieren, kudu’s, waterreeën en giraffen.

Als we aankomen, zien we hoe de olifanten ‘gezadeld’ worden. We kiezen elk een olifant uit en maken daar kennis mee door te praten en te aaien. De olifanten hier zijn allemaal verweesd of verwaarloosd en de stichting die deze ‘elephant walks’ organiseert, financiert daarmee de opvang van deze dieren.

Vervolgens maken we op onze olifanten een tocht door het park. Al lopend eten ze en graaien wat ze kunnen. Een babyolifant loopt achteraan. Onderweg zien we giraffen met een kalf. We lopen door water, over een heuvel en na twee uur zijn we terug op de startplek.

Na de ochtendwalk helpen we de olifanten voeren als beloning, daarna worden ze ‘afgezadeld’ en mogen vrij in de natuur lopen.

De Victoria Falls zijn een schouwspel waarnaar ik uren kan kijken. Massa’s water dat naar beneden dondert en dan – doordat het zo hard neerkomt – ver omhoog spat.

Ik laat mij vertellen dat het nu (september) eigenlijk ‘leeg’ is. In het regenseizoen is er over de gehele lengte een grote massa water. Maar ik vind dit ‘beetje’ al geweldig. In het regenseizoen worden er regenjassen verhuurd, want dan word je drijfnat van het water dat weer omhoog komt.

In de hal van het Victoria Falls Hotel staan drie plafondhoge (en het plafond is hóóg) Afrikaanse beelden in een kring. Wanneer je verder naar binnen loopt, is er een casino, zo groot en zó leeg.

Daarna proberen we eten te kopen en benzine: geen van beide is er. De mensen staan in de rij voor lege benzinepompen en voor de Spar waar de schappen leeg zijn. Op naburige craftmarkt koop ik een twee meter hoog masker. Het past maar net in de auto.

De volgende dag gaan we naar het Hwange National Park (14,500 km2) dat even ten zuiden van de Victoria Falls ligt.

In het Sinamatella camp loopt een ranger met een M47 rond. Wij zijn de enige vier gasten. Het terras voor het restaurant biedt uitzicht over het park en met een goede verrekijker zie je de dieren lopen. Het lijkt of je over de hele wereld uitkijkt. Van bovenaf zien we kudden buffels, giraffen, zebra’s en gnoes.

Het park heeft verschillende landschappen: het zuiden is zandachtig met uitgestrekte bossen, verder kom je grasland tegen en granieten rotsformaties. Het is oktober, dan is het in Zuidelijk Afrika lente en dus zijn de bomen en struiken nog niet uitgelopen en kun je overal doorheen kijken.

Op de camping loopt een olifant lekker te smikkelen van de bomen. De meeste parken in Zimbabwe en Botswana zijn niet omheind en dus ook de campings niet. Maar als jij niks doet, doen de dieren ook niks.

De volgende dag gaan we vroeg op pad. We zien een groep van veertien olifanten. Verderop in het park bij een groot meer is een krokodil die het op een drinkende impala heeft voorzien maar te dom is om snel toe te slaan; er zijn kudu’s, zebra’s, wrattenzwijnen.

Van links komt in de verte een olifantenstier aangesukkeld. De meeste dieren wijken al uit en de bull kan rustig drinken en baden. Als hij de krokodil in het vizier krijgt, loopt hij verder het meer in en jaagt hem de kant op. Nu hij het meer voor zichzelf heeft, vertrekt hij rustig en de andere dieren komen terug.

Later zien we in het dorre gras een eenzame, zeer magere leeuw, waarschijnlijk verstoten. We zien een groep olifanten op vijf meter afstand van de auto. Ook zien we drie maal een slapende olifant, iets nieuws voor ons. Bij de eerste denken we dat hij dood is totdat we lawaai maken en hij gaat bewegen en uiteindelijk opstaat.

We rijden terug naar het kamp en eten op het terras met uitzicht. Het is het laatste voedsel en bier dat ze hebben. Morgen sluiten ze wegens gebrek aan alles. Eigenlijk zijn ze dus failliet.

De laatste dag met het kersverse paar is aangebroken en halverwege het Hwange National Park – bij de kruising Robin’s camp en Main camp – scheiden onze wegen zich. Zij gaan terug naar Zuid-Afrika en wij naar Botswana.

Een beetje verdrietig rijden we door en moeten stoppen voor een groep van achttien olifanten met baby’s. Daarnaast zien we veel mannetjes kudu’s met geweldige geweien. Robin’s camp is ook verlaten. Tussen Robin’s camp en de grens zien we een grote groep mooie buffels.

Botswana

Chobe Park, Moremi Wildlife Reserve en Okavanga Delta

De grensovergang Pandamatenga bestaat uit een groot stalen hek over de volle breedte van de weg in een niemandsland met aan de linkerkant een woonhuis met groenten in de tuin. Na lang roepen bij het huisje krijgen we briefjes die we moeten invullen. Na een tijd gaat het hek open en mogen we door.

We rijden richting Kasane vanwaar we het Chobe Park in willen. De camping die ik in mijn hoofd heb aan de Chobe rivier is dicht omdat er anthrax (miltvuur) is geconstateerd onder buffels, olifanten en impala’s in het noorden van het Chobe Park. Het hele noordelijke deel van het park is afgesloten.

Het komt er op neer dat we dwars door het park (van noord naar zuid) moeten via een zandpad van 80 km. We komen vast te zitten met de auto. Olifantenpoep en losse takken zijn goede hulpjes om weer los te komen en natuurlijk de banden iets leeg laten lopen. Ik sta op de uitkijk voor dieren die Stef lekker zouden kunnen vinden.

Het is vermoeiend rijden door het zand maar ook heel spannend: kom je er doorheen, wat zie je om je heen tijdens het sturen, blijf je wel goed op het pad, hoe hard moet je rijden om te kunnen blijven rijden. Toch zien we babyolifanten oversteken.

Kavimba is een uitgestorven dorp zonder campsite dus we ploeteren verder over het zandpad. En weer komen we vast te zitten. Opnieuw takken verzamelen en olifantendrollen en uiteindelijk komen we los.

We zien hier en daar steenbokjes onderweg. In de namiddag komen we aan bij Savuti camp. We hebben niet gereserveerd, maar we mogen toch naar binnen. Het blijkt een armoedig uitziende en peperdure camping maar er is niks anders.

De dieren die er lopen zijn wel leuk: eekhoorntjes, klipdassen en neushoornvogels. De bavianen terroriseren de camping. We koken en maken een vuur van gesprokkeld hout en olifantenpoep (multifunctioneel) dat hyena’s, bavianen en andere dieren op afstand moet houden.

De volgende dag rijden we naar Moremi. Een mannetjesolifant verspert het pad, dus motor uit en wachten tot hij wegloopt. Langs de Kwai rivier rijdend zien we massa’s hippo’s in het water liggen.

In de middag arriveren we in Moremi. Wanneer Stef even een kopje afspoelt op twee meter afstand van de auto steelt een baviaan onze – in aluminium verpakte – kip uit de auto. Daar gaat ons avondmaal. En de eieren zijn kapot door het gehobbel over het zandpad.

We gaan nog een paar uurtjes het park in en vinden 25 hippo’s in een groot water. We blijven een poosje staan om van deze prachtige dieren te genieten. Verderop olifanten, giraffen, een zebraveulen en een kudde van 50 buffels.

Op de gok rijden we terug naar de campsite, er is geen bewegwijzering. Het avondeten wordt door de baviaan erg simpel maar de verse appeltjes maken het goed.

De volgende ochtend steelt een baviaan een grote meloen van onze buren en sleept hem mee in een boom.

Het Sitatunga camp is luxe, je kunt er je was laten doen. Ondanks dat het zondag is, gaan de vrouwen meteen aan de slag en een paar uur later is alles schoon. Omdat het zondag is komen er nogal wat locals op de campsite volleyballen en zwemmen in het zwembad, een gezellige drukte.

De volgende dag nemen we de weg langs de Okavanga Delta. Langs de kant loopt een struisvogel met 17 kleintjes.

In Gumare is een benzinestation waar we tanken. Drie km verderop begeeft de auto het: het koelsysteem lekt. We rijden terug naar het tankstation. Het echtpaar dat daar werkt, belt voor ons en doet alles om ons weer op weg te helpen.

Ze regelen een plek op de Nguma Lodge Camping: de eigenaar hiervan is ook de eigenaar van het tankstation. Omdat het nog eens 14 km zandpad is, bellen ze Nguma Lodge dat wij eraan komen. Dus als we er niet binnen twee uur zijn, gaan ze naar ons op zoek want dan heeft de auto het weer begeven.

We halen het en ze staan ons al op te wachten. We krijgen een mooie plek en genoeg hout voor de braai.

De volgende dag vertrekken we om acht uur met de mokoro (boot van uitgeholde boomstam) om de hele dag te genieten van stilte, rust en natuur. De Okavanga Delta lijkt op de Biesbosch maar dan anders. Water, riet, bosschages, eilandjes, bloemen en dieren.

We leggen aan op een eiland en banen ons een weg door de bush. We zien twee olifanten lopen. De gids vertelt dat hij al drie maanden geen olifant meer heeft gezien. Het worden er meer en meer en wij zijn te voet.

Dan draait de wind, waardoor de olifanten ons ruiken en vervolgens een massasprint maken. Twee blijven er achter om ons te dreigen. We lopen rustig en zachtjes naar achteren en dat doen zij ook. Teruglopend naar de mokoro blijven we achterom kijken.

We varen terug door de delta en zijn halverwege de middag weer op de campsite. Voor de zekerheid start Stef de auto om te kijken of alles ok is, maar er brandt weer een lampje.

De volgende dag moeten we beslissen: terug naar Gumare of op de gok naar Namibië. De eigenaar van de campsite slaat aan het bellen en zegt dat we terug moeten naar Maun.

Al rijdend besluiten we naar Namibië te gaan, maar wel eerst langs het benzinestation in Gumare, want deze mensen denken dat we langs komen en anders zitten zij voor niets te wachten en maken zich zorgen.

Als wij aankomen, hebben ze alweer gebeld en melden ons dat het een probleem is dat we met de telefoon in de hand zelf kunnen oplossen. De man van het tankstation kleedt zich om en kruipt onder de motorkap. Het lukt niet omdat de motor te heet is, maar Stef weet nu wat hij moet doen als de motor koud is.

Namibië

Khaudom Game Reserve en Etosha National Park

Aan de grens (Mohembo) met Namibië gaat alles relatief makkelijk. De weg is echt Namibisch: harde stoffige zandweg. We doen inkopen in Divundu en rijden een stukje terug naar Popa Falls camping.

Een jochie doet het hek voor ons open, we geven hem een appel maar hij vraagt om pennen. Die geven we en we krijgen een prachtige glimlach. We staan aan het water en maken een vuur tegen de hyena’s.

Na een onrustige nacht – hyenagehuil – rijden we ‘s ochtends naar het Khaudom Game Reserve op de grens van Namibië en Botswana. We weten dat het moeilijk zal worden, hier komen weinig mensen wegens de zware route.

Na een paar kilometer zwoegen zitten we muurvast. Takken onder de wielen, automatten die direct in het zand verdwijnen, geen beweging. We proberen achteruit, een paar meter en weer vast.

Na een uur ploeteren rijdt Stef de bush in. Terzijde van het zandpad ligt een reep gras met bosschages en struiken. Ok, we zijn weer mobiel, maar hoe verder? We hakken met de bijl struiken weg om te kunnen keren. We zijn overtuigd dat we niet verder kunnen.

Bij het slopen van de struiken zien we dat daarnaast nóg een zandpad ligt dat minder diep zand lijkt te hebben. Nog meer struiken verwijderen om ‘over te steken’. Vervolgens op het zandpad waar we uitkomen ook nog takken leggen om ‘vaart’ te blijven houden. Het lukt. Met moeite rijden we de paar kilometer terug. Teleurgesteld maar ook opgelucht.

Via Rundu en Grootfontein rijden we naar de Bosjesmannen in Tsumkwe, een omweg van 500 km, omdat de Bosjesmannen zich ten zuiden van het Khaudom Reservaat bevinden.

Net voor de afslag naar Tsumkwe zien we Roy’s Camp, waar we overnachten. Vanuit het restaurant waar we heerlijke kudusteak eten, is er zicht op een drinkplaats en al gauw komen er elanden en zebra’s drinken. De elanden lopen onverstoorbaar rond het restaurant.

De volgende dag moeten we naar Grootfontein (50 km) voor benzine want het is niet zeker of er in Tsumkwe een station is. Onderweg komen we een ezelkarretje tegen met kinderen. We stoppen en geven een stapel T-shirts weg.

Bij Tsumkwe willen we naar de Holboom camping. We rijden 10 km door de bush, maar niks. In Tsumkwe is inderdaad geen benzine. We rijden terug naar Grootfontein, 600 km voor niks gereden.

Omdat Khaudom uitvalt, gaan we twee dagen naar het Etosha Park. ‘s Avonds arriveren we in Tsumeb.

We zijn de volgende morgen vroeg in Etosha en het ziet er nog hetzelfde uit als twee jaar geleden. Nu weet ik weer waarom ik hier niet meer naar toe wilde: te gecultiveerd in vergelijking met wat we de afgelopen weken hebben gezien. We zien wel dieren maar het zal ze een worst zijn of je vlakbij bent met de auto.

‘s Nachts hyenagejank en herrie van apen die vuilnisbakken omgooien. We gaan op weg voor de terugweg via de Kalahari woestijn. Via Okahandja en Windhoek richting Gobabis naar de grens met Botswana.

Dertig km voor de grens zien we een bord ‘Kalaharibushbreaks’ en gaan kijken. Een camping met lodges, restaurant én een wildpark met 23 verschillende soorten dieren. De kudu’s lopen rond de lodges en het zwembad (alleen als je stil bent, anders zijn ze zo weg).

Na het eten roept de eigenaar ons, er loopt een ystervarken in de tuin dat van het hondenvoer eet. De eigenaar doet er alles aan om het ystervarken zo te laten bewegen dat wij hem goed van dichtbij kunnen zien. Hij trekt er een paar stekels uit voor ons als aandenken.

We geven de laatste (dames) kleren aan de eigenares, zij heeft contact met een vrouw die straatkinderen helpt. Komt dus ook weer goed terecht.

Botswana

Mokodoli Nature Reserve

De Kalahari Transfrontier is een lange rechte weg van 800 km door bushland met boerderijen en vee. In Gabarone (de hoofdstad van Botswana) horen we dat er in de buurt geen campings zijn.

Op de gok rijden we even buiten de stad Nature Reserve Mokodoli in en ja hoor, een camping. Geweldig, midden in de natuur met een eigen donkey (houtgestookte boiler). De douche hangt weer in de boom en we zien direct impala’s, kudu’s en wrattenzwijnen.

Een donkey werkt als volgt: een gestapeld torentje met een gat erin. In dat gat hangt een ketel waar koud water in zit. Door takken en hout onder de ketel te leggen en aan te steken wordt het water in de ketel verwarmd en krijg je warm douchewater.

Het restaurant grenst aan het natuurreservaat en we zien tijdens het eten dieren rondsnuffelen. In het donker moeten we onze plek weer zien te vinden en oppassen voor de zebra’s en gnoes. We steken de donkey aan voor warm douchewater morgen en ook weer een vuurtje tegen rare dieren.

‘s Ochtends genieten we van de stilte. We rijden door het reservaat en zien olifanten, struisvogels, impala’s en wrattenzwijnen.

‘s Middags komen we aan in Gabarone bij mensen die we in het begin van de reis hebben ontmoet in Palapye. We blijven twee dagen en relaxen lekker bij het zwembad. We vertellen over het Mokodoli Nature Reserve. Zij kennen het niet, terwijl het zo dichtbij is.

‘s Avonds gaan we er gevieren dineren als waardering voor hun hartelijke ontvangst. De volgende dag is echt de laatste. We krijgen de makkelijkste route naar het vliegveld in Johannesburg mee maar verdwalen toch in Johannesburg, wat geen pretje is. Bij het vragen naar de weg loodst een uiterst vriendelijke man ons door de stad en naar het vliegveld.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!