Van Bogotá naar de Tatacoawoestijn, met cactussen, grillige rotsen en prehistorische vondsten. Santuario de Las Lajas in Ipiales is op een brug gebouwd. Via Popayán en Cali naar Salento en Valle de Cocora. Via Medellín naar Villa de Leyva, met archeologisch park Monquirá. In San Gil buitensporten, dan via Barichara en Bucaramanga naar Santa Marta in Tayrona NP, met regenwoud, baaien en stranden. Tot slot Cartegena met stadsmuur en forten.
Mijn reis door Colombia begint in de hoofdstad Bogotá. Alleen het vliegticket en de eerste twee hotelovernachtingen zijn geregeld. Verder staat alles nog open. Voor Bogotá wil ik niet zoveel tijd nemen. Het is een te grote stad waar niet zoveel te zien is.
Hoewel, het goudmuseum Museo del Oro mag je toch niet missen. Hier zijn enkele topstukken te bewonderen als de Balsa Muisca, een ragfijn gemaakt bootje van 19,5 cm lang uit 1856. Het werd door een groep boeren gevonden in een grot, samen met een aantal andere gouden voorwerpen.
Vanuit Bogotá reis ik zuidwaarts naar de woestijn van Tatacoa. Ik neem de bus richting Neiva en vraag de chauffeur te stoppen in Aipe. Daar moet de pont naar Villavieja zijn. Na een paar keer vragen aan dorpsbewoners kom ik op een onverhard pad uit en sta ik even later zielsverloren langs de Rio Magdalena. Hier moet dus een pont varen?
Net als ik besluit terug naar het dorp te gaan komt er een man aangewandeld die ook met de boot moet en mij meeneemt. Door het struikgewas komen we uit bij een heel klein strandje waar even later echt een smalle schuit aan komt varen. Tja, dit had ik dus nooit kunnen vinden. Het is wel wat je noemt ‘reizen buiten de gebaande paden’.
Aan de overkant aangekomen in Villavieja biedt de man mij de bagagedrager van zijn bromfiets aan en brengt mij keurig naar een hotel. Ik boek er gelijk een tour. Vanavond naar het observatorium en morgen naar de woestijn van Tatacoa.
Javier Fernando Rua Restrepo is de lokale astronoom die hier (in het Spaans) lezingen geeft over de sterrenhemel. Die is hier in volle glorie te zien doordat er nauwelijks lichtvervuiling is in de Tatacoawoestijn. Het observatorium heeft een paar krachtige telescopen waardoor je de kraters in de maan kunt zien en ook Jupiter zichtbaar wordt.
De dag erna bezichtig ik het bijzondere woestijnlandschap. Kenmerkend voor de Tatacoawoestijn zijn de door erosie ontstane grillige rotsformaties en de vele metershoge cactussen. Maar er zijn ook kleine bolle cactussen met rode vruchtjes die ik kan proeven.
Met een gids wandel ik door het roodbruine landschap waar het wel 50 graden kan worden. Nu valt de warmte wel mee, maar wel de lange broek aan want er zitten hier zandvliegjes.
Een jeep brengt mij naar grijze rotsformaties waar je met wat fantasie een hond en een schildpad in kunt herkennen. De tour eindigt in waar deze begon, in Villavieja. Daar bezoek ik het Museo Paleontologóco, een wat stoffige museum waar fossielen uit de omgeving te zien zijn.
Verder naar het zuiden zijn de prehistorische vondsten van San Augustin. Deze veelal ceremoniële begraafplaatsen uit de pre-Colombiaanse tijd liggen verspreid over een oppervlakte van 645 vierkante kilometer en staan op de werelderfgoedlijst van Unesco. Ik boek er een tour per paard.
Voor het eerst in mijn leven zit ik op een 1 pk viervoeter en het gaat best wel leuk. Mijn reisgenoot bij deze trip is Sammy, een Canadees die al een jaar onderweg is met de motor. We galopperen door het groene bergachtige landschap en bezoeken een aantal vindplaatsen van graven en standbeelden.
Hoogtepunt is het bezoek aan Parque Arqueológico, waar de grootste en indrukwekkendste verzameling is: maar liefst 130 beelden, grafstenen en graven van 500 jaar geleden.
Ik blijf nog een paar dagen in dit gebied om tijdens een jeeptour ook wat van de wilde natuur te zien. In El Estrecho del Magdalena wringt een woeste Magdalena -rivier zich door een smalle doorgang. Verder bezoeken we nog meer graven en beelden en een drietal watervallen van tientallen meters hoog.
Het meest zuidelijke punt van mijn reis wordt Santuario de Las Lajas in Ipiales. Daarvoor moet ik met een loeioude bus meerijden over een onverharde weg. En of het erbij hoort krijgt de bus pech, maar na anderhalf uur sleutelen rijdt die weer verder.
Af en toe komen reusachtige Amerikaanse trucks onze bus tegemoet. Allebei een keer voor- en achteruit steken om te kunnen passeren langs de ravijnen van honderden meters diep. Af en toe kijk ik angstvallig naar beneden. Als het vehikel hier naar beneden klettert, zal de bus met inhoud wellicht nooit meer teruggevonden worden.
Maar ik kom, weliswaar wat laat, veilig aan in Pasto waar ik overnacht. De volgende morgen zoek ik de bus naar Las Lajas. Weer volgt een machtige bergweg, nu wel geasfalteerd. Ook eindbestemming Las Lajas is adembenemend.
Door een canyon met watervallen stroomt een rivier waarover een brug is gebouwd met daarop de indrukwekkende neogotische basiliek Santuario de Las Lajas. Een prachtige harmonie tussen architectuur en natuur. De vele wandelpaden maken het mogelijk om dit van alle kanten te bezichtigen.
Las Lajas is een populaire bestemming voor pelgrims. Ontelbare dankzeggingsplaquettes langs het toegangspad getuigen daarvan. Om wat meer te weten te komen over de geschiedenis van het gebedshuis is er een klein museum en de kerk kan ook van binnen worden bezichtigd.
Ik reis terug richting noorden. Weer een spectaculaire bergweg over duizelingwekkende bergpassen. Eind van de middag arriveer ik in Popayán. Ik denk na deze reisdag vroeg te gaan slapen, maar twee leuke dames vragen of ik mee ga om wat te drinken in het stadje.
Ze weten een heel leuk authentiek cafeetje dat in meer dan 50 jaar niet veranderd lijkt te zijn. Wandrekken puilen uit van oude vergeelde vinylsingeltjes. Daarna nog even naar een danstent.
Popayán is een monumentaal stadje dat uitsluitend bestaat uit witgekalkte huizen en gebouwen. Het heeft dan ook de bijnaam ‘Ciudad blanca’. Ik neem een dag om hier rond te snuffelen in de straatjes en musea. Een kleine wandeling brengt mij naar de heuveltop van El Morro, vanwaar je een mooi uitzicht hebt over Popayán.
Een leuk uitje is hier een bezoek aan de warmwaterbaden Termales Aquatibia. Heet water uit dit vulkanisch gebied wordt via een pijpenstelsel naar de baden geleid en zo kun je heerlijk badderen.
Met een Ier, een Engelse en een Spaanse laat ik mij er in een pick-up taxi naartoe brengen. Er gaan ook vier mountainbikes mee, want de terugweg doen we op de fiets. Na het warme bad zoeven we naar beneden door het frisgroene landschap.
Ik reis verder naar Cali. Ik vind de stad niet aantrekkelijk. Te druk en op de dierentuin en Iglesia de La Merced na is er niet veel interessants. In het hotel ontmoet ik een Duitser van een jaar of 60. Hij heeft zijn motor naar Los Angeles laten vliegen, is naar Panama gereden en heeft de motor weer op het vliegtuig gezet om Zuid-Amerika te ontdekken. Dat is nog eens een mooie oude dag.
Na de drukte van Cali reis ik verder noordwaarts naar het landelijke Salento, een pittoresk dorp midden in de groene natuur. Ik vind er een knus hotelletje dat meer op een museum lijkt.
Er kan hier gewandeld worden en je kunt koffieplantages bezoeken. De paden zijn wel erg blubberig door de vele regen van de laatste tijd maar er zijn rubberlaarzen te huur. Een jeep brengt mij met een groep toeristen naar het nabijgelegen Valle de Cocora, een dal in de centrale Andes waar verschillende wandelroutes zijn.
Ik kies voor de langste wandelroute, die naar het meer Estrela de Agua. De laarzen zijn geen overbodige luxe, vooral in het begin zijn de paden grote geulen vol blubber, doordat de lokale bevolking er dagelijks te paard doorheen trekt. Ik vind tijdens de wandeling drie hoefijzers, die als souvenir mee naar huis gaan.
In dit landschap staan de hoogste waxpalmen ter wereld; tot wel 60m hoog. De wandeling naar Estrela de Agua is pittig, ook doordat je boven de 3.000 m komt. Op de top is een vervallen huisje waar een jong stel mij thee en eten aanbied. Het is nog gratis ook!
De omgeving van Salento nodigt uit om er nog een dag te blijven. Dat doe ik dan ook. Samen met Sander, een andere Nederlander, huren we mountainbikes en volgen een leuke fietsroute die de fietsverhuurder heeft meegegeven. Tot mijn fiets kapot gaat. Na een stukje lopen kunnen we bergafwaarts naar beneden rollen.
We komen uit bij een drukke weg waar een busstation is. De fiets kan in de bagageruimte en met de bus keer ik terug. Sander maakt de route nog wel af. ‘s Avonds drinken we nog een goed glas bier, morgen ga ik weer verder op reis.
Medellín is de volgende bestemming. Medellín, met 2,5 miljoen inwoners de tweede stad van Colombia, is een drukke stad. Het museum van schilder en beeldhouwer Fernando Botero is eigenlijk het enige interessante. Maar weer snel weg hier.
Maar dat valt nog niet mee. Door de vele regenval in november zijn er wegen onbegaanbaar geworden en moet ik ombussen via Bogotá. Het reizen per bus gaat bijna altijd perfect. Er zijn meerdere busmaatschappijen die je overal heen kunnen brengen. In de soms grote busterminals helpen de Colombianen je altijd vriendelijk en brengen je desnoods persoonlijk naar de juiste bus. Ik moet zelden langer dan een half uur wachten voor vertrek.
Na een nachtje Bogotá kom ik in Villa de Leyva en ik ben aangenaam verrast. Villa de Leyva is een relaxed dorp dat wel een openluchtmuseum lijkt. Niet voor niets zijn hier opnames gemaakt voor de televisieserie Zorro.
Vooral rond het grote plein midden in het dorp zijn veel restaurantjes en barretjes. Midden op het plein staat een fontein en de Iglesia Parroquial kijkt in alle rust over de stenen, want het gehele plein en bijna alle straatjes zijn bestraat met kinderhoofdjes.
De knusse huisjes zijn veelal wit met rode daken en zachtgroene kozijnen, balkons en luiken. Het stadje straalt letterlijk rust uit. En dat op vier uur rijden van het hectische Bogotá. Geen wonder dat vele Bogotiánen hier voor een weekendtripje komen.
Ook in deze omgeving zijn er mooie wandelroutes. Vandaag loop ik naar Laguna Iguaque, een aardige kuitenbijter met steile stukken. Soms kruist de route via gammele bruggetjes van boomstammen het snelstromende riviertje. Maar wel heel mooi, vooral wanneer je boven de 3.000 m bent en de lobelia’s bloeien en Laguna Iguaque in het zicht komen Bij het meertje even rusten en bergafwaarts weer terug.
In de omgeving van Villa de Leyva zijn veel fossiele resten gevonden. Met de fiets ga ik het een en ander bekijken. Een hoogtepunt is ‘El Fósil’, een 120 miljoen jaar oude baby-kronosaurus van 7 meter lang. Om dit fossiele zeereptiel is een museum gebouwd waarin ook veel kleine fossielen te zien zijn.
Verder is Parque Arqueológico de Monquirá interessant. Het meest opvallend is de grote stenen penis die hier recht overeind staat als symbool van vruchtbaarheid.
De fietstocht gaat daarna naar Gran Valle de los Dinosaurus, een wat kitscherig opgezet attractiepark met veel plastic dinosaurussen dat educatief bedoeld is. Entree is inclusief een gids. Het meisje dat heel enthousiast in haar beste Engels uitleg geeft over de vele prehistorische reptielen maakt dat het een leuk uitje wordt.
Ik besluit nog een dag in Villa de Leyva te blijven om hier oudejaarsavond te vieren. In de dorfkneipe (jawel) wordt het gezellig. Om 12 uur gaat er in het midden van het plein een gigantische hoeveelheid vuurpijlen de lucht in.
Op nieuwjaarsdag verder reizen gaat wat moeilijker doordat de bussen geen reguliere diensten draaien. Maar met wat meer wachttijd en een extra overstap ben ik eind van de middag toch in het bergdorp San Gil, waar ik een leuk hotel vind.
San Gil is de stad om actief bezig te zijn. Dat doe ik dan ook. De eerste dag ga ik een paar uur raften op Rio Fonce, de rivier die San Gil in tweeën snijdt. Als enige westerling drijf ik in een boot vol Colombianen de rivier af. Ondanks dat de stroomversnellingen niet zo spannend zijn gedragen de Colombianen wel razend enthousiast.
Er zijn nog meer spannende dingen te doen, zoals zoeven met een zipline, kletteren langs een waterval en een sprong van vier meter in het water om daarna met handen en voeten weer langs een gladde rotswand naar boven te klauteren.
Ook de omgeving van San Gil is bezienswaardig. Zo maak ik een dagtrip naar Barichara, 20 kilometer ten zuidwesten van San Gil. Ook Barichara is een prachtig klein, koloniaal en authentiek dorpje met steile straatjes en mooie vergezichten.
Barichara is meerdere malen decor geweest voor Spaanstalige films. Begrijpelijk, op een paar auto’s na lijkt er in 300 jaar niets veranderd te zijn. Dus auto’s het dorp uit en filmen maar.
In het noorden van dit dorp gaat een wandelpad naar Guane. Er is geen schaduw, dus het wordt een warme wandeling. In Guane bezoek ik het paleontologische museum. De entree is inclusief een Spaanstalige gids.
Mijn lessen Spaans zijn niet voldoende geweest om haar snelle geratel te kunnen volgen. Maar wat ik niet kan horen zien mijn ogen: 7000 fossielen, schedels en een 700 jaar oude mummie.
Ik heb geen zin om op de bus te wachten en wandel het pad weer terug naar Barichara, vanwaar de bus mij weer in San Gil brengt.
De bergweg noordwaarts naar Bucaramanga gaat ook weer door het hooggebergte van de Andes. Wel wat druk maar de buschauffeur doet zijn uiterste best de grote trucks en ander langzaam rijdend verkeer voorbij te razen en daarin is hij redelijk succesvol.
In Bucaramanga wil ik parapenten. Daar aangekomen laat ik mij gelijk met een taxi naar de heuvels buiten de stad brengen. De 15 minuten durende tandemvlucht is voldoende om het weidse uitzicht te zien over de stad en de groene bergachtige omgeving. Mijn piloot stuurt de parapent ook langs een waterval. Het bovenaanzicht van het naar beneden kletterende water is natuurlijk prachtig.
Ik ontmoet hier een jong Nederlands stel dat vergaande plannen heeft om te emigreren naar Colombia om hier een boerderij te beginnen. Je moet maar durven. Heel moedig.
Na het parapent-avontuur in Bucaramanga neem ik de nachtbus naar Santa Marta, waar ik meteen een vijfdaagse wandeltocht naar Ciudad Perdida boek.
Er is nog meer moois rond Santa Marta, zoals het Tayrona nationaal park, waar tropisch regenwoud, stranden en baaien elkaar ontmoeten. Via modderige wandelpaden kom ik bij die stranden. Er zijn hier ook overnachtingsmogelijkheden: er kan gekampeerd worden en je kunt een hangmat huren. Het is er wel druk nu in het hoogseizoen.
Een Colombiaanse die al 20 jaar in Nederland woont, weet mij te vertellen dat de Colombianen weliswaar niet rijk zijn maar toch altijd budget vrij weten te maken voor vakantie. Ik ben geen strandliefhebber maar van baai naar baai lopen is hier heel mooi. Soms over het stand, dan weer over de rotsen of door de bossen.
Wanneer ik een dag later in Taganga ben weet het bountystrand mij wel te verleiden om de handdoek voor een paar uur te spreiden. Wanneer er ook nog een masseuse langskomt houd ik het nog een uur langer vol.
Cartegena is zowel de grootse haven als de grootste toeristentrekker van Colombia. De stad heeft dan ook veel te bieden. Cartegena werd in de 16e eeuw ontdekt door de Spanjaarden. Nadat een brand vele houten gebouwen had vernield, werden er stenen huizen neergezet die worden omringd door een 13 kilometer lange stadswal, die nog nagenoeg geheel intact is.
Een wandeling langs en over die muur geeft een goede indruk van de historie. Zo ook de vele musea, kerken en kathedralen. Zo is Palacio de la Inquisición een prachtig koloniaal paleis dat nu is ingericht als museum. Er staat veel luguber martelwerktuig, zoals duimschroeven en een guillotine.
Ook in de omgeving van Cartagena is het een en ander te doen. Wat te denken van een modderbad bij Volcán de Lodo el Totumo, een minivulkaan die geen lava uitspuwt maar warme modder naar boven laat borrelen. Ik wil het ook meemaken en vele andere toeristen met mij. Met een volle bus rijden we er naartoe.
Goed georganiseerd stellen we ons op en gaan naar boven, waar we via een soort band een voor een het modderbad worden ingelaten, waarna een eenvoudige massage volgt in de warme blubber. Genezende of preventieve werking geloof ik niet in; het is vooral heel leuk. In een meertje wachten vrouwen ons op om de modder weer van de lijven te wassen.
Ik heb nog zeven dagen de tijd voor Cartegena en ruim de tijd om alles te zien. Ik bezoek de Spaanse forten die hier staan. Castillo de San Felipe de Barajas is een van de grootste en sterkste forten ooit door de Spanjaarden in hun koloniën gebouwd. Het is door slaven gebouwd en dat heeft 121 jaar geduurd. Ik loop er via de Herediabrug naar toe.
Het fort staat strategisch perfect op de heuvel San Lázaro. Men had hier een prima uitzicht over de stad en baai. Het doel van het fort om Cartagena te verdedigen lukte uitstekend. In 1741 probeerde Edward Verron het met een leger van 23.600 man en 186 boten. Men heeft wel de verdedigingswal bereikt maar de kanonnen van het fort schoten 70 boten aan splinters.
Fuerte de San Fernando op het eiland Tierrabomba is veel kleiner, alleen per watertaxi bereikbaar en daardoor veel minder toeristisch, maar zeker de moeite waard. Ook dit fort is in een perfecte staat. Het heeft een gracht en een onderzeese muur. Men moest er in de koloniale tijd veel aan doen om de piraten buiten de deur te houden.
‘s Avonds is het in de oude binnenstad altijd druk op de terrassen. Een pleintje buiten het centrum bij Iglesia San Trinidad heeft een dorps karakter. Elke avond komen er mensen bij elkaar om een biertje of iets sterkers kopen in de supermarkt en gezellig op een bankje het dagelijkse leven aan zich voorbij laten gaan.
Soms heb ik hier leuke contacten met andere toeristen of praktiseer ik mijn Spaans met autochtonen. Voor verder avondlijk vertier zijn er in de straat Media Luna leuke kroegjes.
Ook overdag verveel ik mij niet. Er is altijd iets te doen in Cartagena, zoals een bezoek aan Mercado Bazarto. De chaotische markt 3 kilometer buiten de stad is hier en daar erg smerig. Vooral de vlees- en visafdeling zouden je bijna vegetariër maken, zeker als ik zie dat bij de slagers de koeienogen in de aanbieding zijn.
Even lekker naar het strand kan ook. Het schiereiland Bocagrande dat volgepropt is met wolkenkrabbers kent een aantal kilometers strand. Vele masseuses en pedicures proberen hier hun brood te verdienen. Voordat je het weet zit er iemand je schouders te kneden. ‘O señor, u hebt veel stress, veel te veel gewerkt. U hebt een massage nodig!’ Ik vind de massages te duur en niet van de hoogste kwaliteit.
Na zeven weken is het einde van de vakantie toch echt in zicht. Met een binnenlandse vlucht ga ik terug naar Bogotá van waar ik weer naar huis vlieg.
Mijn oordeel over Colombia is hetzelfde als dat over de altijd vriendelijke en trotse Colombianen: Colombia es chévere! (Colombia is fantastisch!)
Deel van deze rondreis door Colombia was ook een jungletocht naar Ciudad Perdida.