Rondreis over Corsica, waar langs de kust nog zo’n 70 Genuese torens staan. Boven steden als Calvi, Corte en het op witte kalkrotsen gelegen Bonifacio torent een citadel. Het landschap is overal imposant, met mooie kloven als Gorges de L’Asco en Gorges de la Restonica en de rode rotsformaties van de calanches. Langs de kust beukt de zee op rotsen en kliffen, in het binnenland slapen koeien op de weg.
We gaan op Corsica rondtrekken met de eigen auto. Eerst rijden we op ons gemak in drie dagen door Frankrijk naar Nice, waar we de boot naar Corsica nemen. Bij Valence gaan we van de snelweg af en nemen de toeristische route langs de groen-gele weggetjes op de kaart. Wat is Frankrijk toch een mooi en afwisselend land, steeds weer ontdekken we mooie plekjes.
In de Hautes-Alpes zien we op de kaart het stuwmeer Lac de Serre-Ponçon, met daar omheen nogal wat plaatsjes én aardig wat schoorsteentjes van Logis de France. Daar koersen we op af voor een overnachting. Vanaf halverwege de berg hebben we een prachtig uitzicht over het helblauwe stuwmeer. We rijden het hele meer rond en eindigen in Embrun, waar we pal aan het meer een hotelletje vinden.
De volgende dag door naar Nice via een schitterende route. We passeren o.a. een col van 2820 meter in een desolaat landschap, met bovenaan een prachtig uitzicht op zowel het dal als de bergen eromheen. Veel watervalletjes ook, dus kennelijk smelt er eind juni nog veel sneeuw, al zien we die niet.
Dan weer omlaag, naar een lieflijker landschap met veel groen. Om 16:30 uur zijn we in Nice en vinden moeiteloos ons tevoren geboekte hotel vlakbij het oude stadsdeel en de haven van waaruit de veerboot vertrekt naar Calvi op Corsica.
In de haven vergapen we ons aan de ongelooflijk luxe jachten en wandelen dan naar de boulevard voor een wit wijntje op een terras aan het water. Vandaar naar het oude stadsdeel een visje eten.
De volgende ochtend gaat al vroeg de wekker. Even douchen en dan naar de haven, waar we om 07:30 uur de veerboot oprijden. Op het dek vinden we ligstoelen en al snel zitten we lekker in het zonnetje terwijl we over een spiegelgladde zee varen.
Om 14:00 uur komt de loods aan boord en even later leggen we aan in Calvi. Vanaf de boot gezien is Calvi een leuk, gezellig en kleinschalig havenstadje met iets verderop een mooi wit zandstrand. We rijden de boot af en vinden al snel ons hotel.
Calvi is wel bijna puur toeristisch maar niet storend. Nu is het nog voorseizoen, wat natuurlijk ook helpt. Ook hier in de haven weer veel zeilboten in allerlei maten.
We lopen eerst naar de citadel, die hoog boven Calvi uittorent. Er is niet zo veel meer van over maar je hebt er wel een erg mooi uitzicht over het stadje en de zee. Daarna door het winkelstraatje beneden naar de haven. Daar eten we ‘s avonds een heerlijk visje op het terras van Le Callelu.
De volgende ochtend rijden we eerst naar L’Île Rousse, iets verder naar het noorden, waar het rode granieten eiland La Pietra voor de kust ligt. We verkennen het plaatsje, lopen langs de kleine overdekte markt en stappen dan weer in de auto om een tochtje door de bergen in de omgeving te maken.
We rijden via Santa Reparata di Balagna naar Monticello en daarna over de D71 via Belgodère en Occiatana, Nessa, Montegrosso en Cateri door een indrukwekkend berglandschap met prachtige panorama’s over het binnenland en de kustlijn.
Dan over de D151 via Zilia en Calenzana terug naar Calvi. Een mooie tocht over smalle bergweggetjes. Terug in Calvi drinken we wat op een terras op het strand, met een prachtig uitzicht op de citadel.
De dag erna houden we een lome dag op het strand. Ook een zeer aangename manier om de dag te vullen. We huren badlakens en ligstoelen onder een parasol en brengen de dag al lezend en zwemmend aan zee door. ‘s Avonds eten we aan de haven lekkere koningsgarnalen van de barbecue.
We staan op bij flink bewolkt weer. Op de TV voorspelden ze zelfs donder en bliksem in het binnenland. Uiteindelijk valt het allemaal erg mee en blijft het beperkt tot een klein buitje in de middag. Verder droog en lekker warm weer.
We rijden via l’Île Rousse en slaan bij Lozari de N197 op richting Ponte Leccia. Vlak voor Ponte Leccia slaan we weer af, de Gorges de L’Asco in en meteen zien we de spitse punten van het relatief jonge gebergte.
Het is wat heiig vandaag maar wat moet dat een schitterend gezicht zijn bij helder en zonnig weer. De kloof zelf is mooi, met steeds weer mooie uitzichten. We rijden hem helemaal door tot in Haute Asco, dat in de wintermaanden een heus ski-oord is en een hoogste top van 2560 meter heeft. Nu is het hier heerlijk weer met 26 graden.
Op de weg terug drinken we wat op een mini-terrasje langs de weg en rijden dan dezelfde route weer terug naar Ponte Leccia. Deels achter een vrachtwagen volgeladen met dikke boomstammen.
De weg is hier smal en als die dikke jongen iemand tegenkomt is het een gemanoeuvreer van je welste voor ze elkaar zijn gepasseerd. Luid toeterend waarschuwt hij tegenliggers alvast dat ze een vluchthaventje op moeten zoeken.
Wij rijden door naar Corte, de hoofdstad van het gelijknamige arrondissement in het departement Haute-Corse. Corte is een leuk okerkleurig stadje met een citadel op de top.
Ons hotelletje, Dominique Colonna, ligt aan het begin van de Gorges de la Restonica. Het is een gezellig klein hotel aan een riviertje, zo’n 3 km van de stad af en dus lekker rustig.
We droppen de bagage en gaan het stadje in. Eerst naar de kleine citadel (die overigens niet veel voorstelt) en dan door de kleine straatjes in het oude stadsdeel eronder. Een biertje op een oud pleintje is natuurlijk ook nooit weg. ‘s Avonds eten we in de auberge naast het hotel.
We staan op met stralend zonnig weer. Na een lekker ontbijt in de tuin, bij het geruis van de kleine watervalletjes in het riviertje, gaan we op pad. We willen vandaag de Gorges de la Restonica in, waarbij we ons afvragen of we het op de kaart witte deel van het weggetje zullen kunnen rijden.
Gisteren werden we gewaarschuwd dat deze kloof veel smaller is dan die van Asco. Dat blijkt: het eerste deel – in het geel aangegeven op de kaart – is al veel smaller, zo’n 1½ auto breed. Er is bovendien vrij veel verkeer. Elkaar passeren is een heel gemanoeuvreer en je moet daarbij wel héél erg dicht bij de rand van de weg gaan staan, met aan de ene kant de berg en aan de andere kant de steile afgrond. Best wel eng eigenlijk. Zodra het kan draaien we om en gaan dezelfde weg weer terug.
Het wit aangegeven deel van de weg hebben we dus niet gezien. Dat gaat uiteindelijk over in een voetpad naar Lac Mel, één van de zeven gletsjermeren in deze omgeving.
We rijden terug naar Corte en dan via de D18 naar het noorden en linksaf de D84 op, die we helemaal volgen tot Porto aan de westkust. Het is een prachtige route met schitterende panorama’s over de grillige, rode granietrotsen.
Onderweg gaan we gaan de Col de Vergio over, met 1477 meter de hoogste pas van Corsica waar auto’s overheen kunnen. Zo’n 10 km verderop parkeren we de auto waar veel anderen al geparkeerd staan.
Hier moet ergens een waterval zijn. Na een eindje wandelen vinden we hem ook. Het is geen hoge waterval maar een hele serie kleintjes met mooie heldere poelen ertussenin en grote platte stenen waarop een aantal mensen heerlijk zitten te picknicken. Een idyllisch oord.
Weer terug lopend naar de auto hebben we een prachtig uitzicht op de rode rotsen iets verderop.
We rijden langs mooie panorama’s naar Porto. Even wat drinken aan het haventje. Porto blijkt één groot hotel-gebeuren te zijn, maar het is begin juli nog voorseizoen en het valt nu allemaal nog wel mee.
We zoeken uit wat de mogelijkheden zijn voor een boottocht naar het Scandola-natuurreservaat aan de noordkant van de Golfe de Porto, met steile rode kliffen, grotten, eilandjes en kreken. Voor morgen wordt er erg veel wind voorspeld en de boottochten zijn daarom afgelast.
De volgende dag begint inderdaad flink bewolkt en fris. We gaan pas om 12:00 uur naar de calanches bij Piana, iets verderop, met het idee dat als de zon toch gaat schijnen we er aan het einde van de dag gewoon nog een keer naar toe gaan.
De calanches zijn prachtige rotsformaties. De rotsen zijn hier behoorlijk rood en door de wind in de meest bizarre vormen uitgesleten. Het is maar een klein stukje van de D81 wat door de calanches gaat maar het is zéér de moeite waard.
Weer terug in Porto lunchen we op een terrasje boven de haven en aan het eind van de middag is de hemel inmiddels bijna strakblauw, zodat we nog eens naar de calanches te gaan. Die zijn bij de ondergaande zon helemaal mooi, door de rode gloed die er nog bij komt.
Terug in Porto eten we aan de kust bij de Italiaan vlak onder de Genuese toren. Die ligt gelukkig net uit de wind, want die is inmiddels fors en de zee is knap ruw met hoog tegen de rode rotsen opspattende golven. Een prachtig gezicht.
Ook de volgende dag is de wind nog veel te hard en varen er geen boten naar het Scandola-natuurreservaat. Dat blijft dus staan voor een volgend bezoek aan Corsica. We besluiten te gaan wandelen in de calanches, waar diverse paden zijn uitgezet. Lekker klauteren over de rotsen, met prachtige panorama’s over de rotsen en de kust.
Daarna drinken we wat op hetzelfde terras van gisteren, boven de haven van Porto. ‘s Avonds eten we weer bij de Italiaan onder de toren. Je hebt hier mooi uitzicht en het eten is lekker.
Vandaag gaan we verder richting Ajaccio. We besluiten niet langs de kust te rijden, maar een stuk langs de D84, de mooie route door de kloof, zoals we ook zijn komen aanrijden.
Na Evisa gaan we rechtsaf de D70 op. We komen weer in een mooi bergachtig landschap, maar hier zijn meer afgeronde bergen, in tegenstelling tot de spitse granieten bergen langs de D84.
We passeren weer een heel stel varkens met biggetjes. Er schijnen op Corsica zo’n 45.000 van deze semi-wilde varkens te leven die hun kostje (kastanjes, eikels en kruiden) overal opscharrelen alvorens ze worden gevangen voor de slacht.
Je komt sowieso veel dieren op de weg tegen. De koeien lopen hier ook half wild rond en liggen geregeld midden op de weg te slapen. Het verkeer moet er maar omheen manoeuvreren.
In Sagona drinken we wat aan het strand, met uitzicht op de Genuese toren op de rotsen en rijden dan naar Tiuccia, waar we een hotel aan de baai hebben. Het hotel is prettig en de ligging – direct aan zee – laat alle plannen voor een tocht in het binnenland letterlijk in het water vallen. Lekker een middag aan het zwembad, met de op de rotsen rollende zee er pal naast is opeens véél aantrekkelijker!
We ontbijten lekker in de zon, die om 09:00 uur al zo heet is dat de boter smelt. We zitten nog even op het terrasje voor onze kamer, met de kaart voor ons om uit te zoeken hoe we vandaag zullen rijden.
Eerst de weg naar Ajaccio en dan naar de rondrit van de Gorge du Prunelli: de D3 heen en de D27 weer terug. Het is een mooi dal, dat wat lieflijker is dan de Gorges de Spelunca, die weer indrukwekkender is. Berg op, berg af, met steeds weer mooie panorama’s.
We rijden via de N196 naar het zuiden en dan via de D420 naar Quenza in het binnenland. We hebben hier een Logis de France-hotelletje geboekt voor 2 nachten. Het is te warm om gelijk door te gaan naar de Col de Bavello en bovendien is die het mooiste bij zonsondergang.
Dus een biertje op het schaduwrijke terras en een paar hoofdstukken in de spannende boeken is een goede optie. Aan het einde van de dag gaan we naar de Col de Bavello.
Het is een erg grillig gevormd deel van het gebergte, dat volgens de Capitool-gids ‘één van de opwindendste landschappen van heel Corsica’ moet zijn. Maar eerlijk gezegd valt het ons nogal tegen. Imposant gebergte hoor, daar niet van. Maar de calanches bij Piana, met hun grillige rode rotsen, vinden wij toch véél mooier.
Misschien moeten we toch nóg iets later op de dag zijn, als de zon echt ondergaat en de rotsen mogelijk nog iets roder worden. Maar hadden we dit geweten dan hadden we hier geen twee nachten geboekt.
Vandaag rijden we via een mooie route door de bergen naar Bonifacio, op het uiterste zuidpuntje van Corsica. In twee uur rijden we eerst naar Zonza en nemen dan de D268 naar het zuiden.
We stoppen bij de kerk Ancien Ermitage de la Trinité voor het uitzicht over de stad Bonifacio. Het is wel knap heiig (om 10:00 uur is het al 26 graden) zodat je er niet zo heel veel van ziet.
In Bonifacio bezoeken we eerst het oude deel binnen de citadel, wat mooi en sfeervol is met nauwe, oplopende steegjes, gezellige terrasjes en oude kerkjes. Wel toeristisch, maar beslist niet hinderlijk.
Dan naar de haven voor een boottochtje van een uur langs de kust. Altijd al lekker om een stukje te varen, maar nu heb je ook nog eens een prachtig uitzicht op de witte kalkrotsen met daarop de stad Bonifacio.
Het water is glashelder dus je kunt de rotsen een heel eind de diepte in zien gaan. We varen ook een grot in met een gat in het dak dat vreemd genoeg bijna exact de vorm heeft van het eiland.
Terug in de haven nemen we een grote coupe ijs om af te koelen. Het is inmiddels 36 graden. We rijden via Porte Vecchio weer terug naar het noorden en dan via de D368 weer door de bergen naar Zona en Quenza.
Vandaag verkassen we naar Bastia, bij Cap Corse in het noorden. We besluiten grotendeels door het mooie, bergachtige binnenland te rijden. Het vergt veel meer tijd maar is wel zo mooi.
Van Quenza via de D420 naar Aullène en dan via de D69 naar het noorden, over een mooi, bosrijk bergweggetje met een paar cols erin. De wegen zijn maar matig onderhouden en bovendien erg smal, maar gelukkig is er weinig verkeer.
We komen vandaag ook veel meer varkens met biggetjes tegen dan de voorgaande dagen. Kennelijk worden ze soms bijgevoerd, want we rijden een tijdje achter een truck waar de horde varkens luidkeels gillend achteraan rent. Bij een inhammetje stopt de truck en worden ze gevoerd. Ze buitelen bijna over elkaar heen om bij het eten te kunnen komen.
Bij Vivario komen we weer op de grotere – groene – weg naar het noorden en om 14:00 uur zijn we in Bastia zelf. Bastia is een vrij grote en drukke stad met uitgebreide voorsteden, dus we zij blij met ons hotel op circa 2 km van de stad ligt. Het is een oase van rust in een mooie tuin en we hebben vanaf ons balkon uitzicht op zee.
We hebben ‘s avonds geen zin om de grote stad in te gaan, en eten in Erbalunga, een leuk, klein vissersdorpje zo’n 10 km naar het noorden, waar ze inmiddels al aardig op het toerisme zijn ingesteld. Er zijn – in verhouding – flink wat restaurantjes met terrassen. We eten zalig: HJ mosselen op zijn Corsicaans en ik spaghetti met gamba’s.
De volgende dag rijden we de Cap Corse rond. Het is een mooie route van 125 km langs de kustlijn. We beginnen aan de oostkant, want volgens zeggen is de westkant het mooiste en op deze manier bouw je het lekker op.
Eerst weer langs Erbalunga en dan door naar het noorden, langs een aantal van de oude Genuese torens. In totaal staan er nog zo’n kleine 70 torens langs de kust. Ze werden vanaf 1530 gebruikt om piraten al vroeg te signaleren. De wachters ontbranden dan grote vuren op het platform bovenop de torens om elkaar te waarschuwen. Je kon de torens alleen maar inkomen via een ladder, omdat de ingang ergens halverwege zat. De wacht vóór je moest je dus binnenlaten. Daarnaast werden de torens ook wel gebruikt als schuilplaats en in de torens waren meestal ook opslagruimtes voor regenwater.
Bij Macinagio, bijna in het noorden, steken we door naar de andere kant van de landtong en komen aan de westkust. We stoppen in Centuri Port. Dit is een leuk klein vissersplaatsje en we besluiten hier wat te drinken. Er staat inmiddels een weer zéér forse wind en dat zorgt voor een prachtig wild opspattende zee tegen de rotsen.
Aan de westkant lijken de weggetjes smaller dan aan de oostkant en er is redelijk wat verkeer, dus het is best inspannend rijden maar gelukkig zijn er geregeld parkeerplekjes zodat degene die rijdt ook even alles rustig kan bekijken. Je hebt steeds weer een mooi gezicht in de diepte, langs de steile klippen die in zee uitkomen en waar het water dan weer tegenaan spat.
Nonza is de volgende plaats die we in gedachten hadden om te bezoeken. Het plaatsje heeft een oude toren en is gebouwd op een zwarte rots die steil oprijst uit zee en bestaat voornamelijk uit oude, pastelkleurige huizen met leistenen daken en terrassen aan trapstraten.
Het ziet er inderdaad erg leuk uit maar we zijn duidelijk niet de enigen die dit in gedachten hebben. Het is overspoeld met toeristen en ieder plekje waar je de auto eventueel kwijt zou kunnen is dan ook bezet, dus we rijden door.
Bij Patrimonia steken we weer door naar de andere kant waarbij je onderweg een mooi uitzicht hebt op de Etang de Biguglia, een moerasachtig gebied ten zuiden van Bastia, waar o.a. flamingo’s leven.
Vandaag is alweer onze laatste dag op Corsica. We gaan ‘s morgens naar de markt in Bastia. Tenminste, dat willen we. Er staat ook keurig een bord dat de markt er op die tijd zou moeten zijn, maar het plein is geheel leeg en bij navragen blijkt dat de markt al een tijdje alleen maar in het weekeinde is.
Dan door naar de oude haventje van de stad en de citadel. Bastia is de hoofdstad van Haute-Corse en is de één na grootste stad van Corsica. Het is een drukke havenstad en ook de minst toeristische stad van het eiland.
Bij het oude haventje van Bastia vind je nog wel een klein oud deel met nauwe straatjes en bij de citadel zijn ver in zee uitstekende verdedigingsmuren, die nog vrij goed intact zijn. Maar het spreekt ons niet zo geweldig aan allemaal. De citadel is op een afstand wel aardig maar nodigt niet uit tot nader onderzoek. We gaan daarom wat drinken op het grote plein bij Place St. Nicolas, waar de lokale bevolking elkaar ontmoet voor een hapje en een slokje onder de palmbomen en de enorme parasols.
‘s Avonds eten we bij de haven in Erbalunga. Een heerlijk visje is ons afscheidsdiner van Corsica.
Vroeg op om de boot van 08:00 uur naar Nice te halen. We zien de zon prachtig opkomen over de spiegelgladde zee. Dit in tegenstelling tot de harde wind van de afgelopen dagen.
Om 13:00 uur weer op het vasteland van Frankrijk en rijden Nice uit en de bergen in. We nemen eerst een stukje van de Route de Napoleon: naar Grasse en dan over de N85 tot de afslag van de D21 naar Comps sur Atuby en vervolgens de D955 en de D952.
We komen langs de prachtige Gorges du Verdon, waar de rotsen voor een deel half over de weg hangen. Wel veel Nederlandse en Belgische nummerborden hier trouwens. De enkele Franse automobilist moet zich in het buitenland wanen.
We vinden in La Palud-sur-Verdon een hotelletje dat aan alle eisen voldoet: mooie ligging op een berg en dito uitzicht vanaf een prima terras. ‘s Avonds kan je lekker buiten op het terras eten en dat is ook nog eens erg lekker.
De volgende dagen trekken we via Grenoble langzaam weer naar het noorden.