In het golvende centrum van Italië, met akkers, wijngaarden, bossen en zonnebloemen, lijkt op elke heuveltop van Umbrië en Toscane een oud stadje te liggen, zoals MonteGridolfo, Urbino, Gubbio, Perugia, Assisi, Spoleto, Monteriggioni en Pienza. Langs de kust van Ligurië liggen vijf moeilijk bereikbare pastelkleurige dorpen tegen de steile rotsen: Cinque Terre.
Om 15:00 uur rijden we de auto op de trein. Het doel van de reis is het gebied iets boven het midden van Italië: Marche, Umbrië, Toscane en Ligurië. Om reistijd te besparen nemen we de autoslaaptrein van Den Bosch naar Bologna.
Om 20:30 uur zitten we aan het diner in de restauratiewagen en kijken uit over de Rijn bij Koblenz, met de vele kasteeltjes tegen de bergen. Wel een riante manier van reizen zo. Om 12 uur de volgende dag zijn we in Bologna en ruim een uur later wijst de TomTom ons de weg uit de stad.
Via secondaire weggetjes rijden we via Rimini naar MonteGridolfo, ons eerste stekje.
Castello di MonteGridolfo is een plaatje: een middeleeuwse burcht op de top van een heuvel, die in 1987 in zijn geheel is gerestaureerd, waarbij o.a. het oude Palazzo Viviani tot hotel is omgebouwd.
We komen via een mooie, nauwe oude poort het dorpje binnen, waarbij ik blij ben dat de spiegels van de auto inklapbaar zijn.
In het dorpje zijn diverse restaurantjes, mooie oude straatjes, een pleintje en een terras. Er wonen zowaar nog 14 mensen.
Wij hebben een kamer met een riant uitzicht op het landschap. We kleden ons snel om en drinken een lekker koud biertje, nadat we het dorp hebben verkend.
We eten ‘s avonds op het centrale dorpsplein carpaccio en daarna een pasta. Lekker recht-toe-recht-aan Italiaans.
Na een ontbijt in de romantische tuin achter de dikke muren gaan we op weg. De TomTom wordt op ‘toeristisch’ gezet en we rijden door een steeds weer golvend en mooi landschap met bergdorpjes op bijna elke heuveltop. Het eerste doel vandaag is Urbino, dat zo’n 25 km verderop ligt.
Urbino is een erg mooi, ommuurd middeleeuws plaatsje met veel Renaissance-gebouwen, op een 485 m hoge heuveltop. Het is een mooi gezicht als je aan komt rijden, zeker ook omdat de stadjes hier allemaal zijn gebouwd met een rozerode steen.
Het belangrijkste monument van Urbino is het 15de-eeuwse Palazzo Ducale met aparte torens aan de voorzijde. Vanaf het fort zijn die goed te zien. De façade, met de verschillende boven elkaar liggende loggia’s, heeft lang dienst gedaan als ingang van de stad. Het plaatsje is flink – misschien zelfs iets té goed – gerestaureerd, maar zeer de moeite waard.
Verder natuurlijk veel steile straatjes in dit bergstadje en mooie pleintjes, op een daarvan wordt een rommelmarkt gehouden. We drinken daar een cappuccino terwijl we kijken naar de drukte op de markt en lopen dan door naar het iets hoger gelegen fort. Het fort zelf is niet zo bijzonder, maar het uitzicht op de oude stad is prachtig.
Als we alles hebben bekeken rijden we door naar San Marino, zo’n 45 km verderop. Alweer langs kleine weggetjes, met steeds weer mooie panorama’s over het golvende landschap met de lappendeken van de akkers tegen de heuvels op. Van veraf zien we de markante rots met de twee torens van San Marino al liggen.
San Marino is een oud stadje én een mini-republiekje, met zelfs eigen postzegels en een nationaal voetbalelftal. Het is wel een aardig plaatsje, maar ook wel erg commercieel. Veel taxfree winkels – door de lage BTW – en dus ook veel winkelend publiek. Wat ons vooral opvalt is dat ze hier veel namaakwapens verkopen.
We lopen naar de torens bovenaan de stad en slenteren dan weer naar beneden. Een crêpe als lunch en dan rijden we weer terug naar ons riante onderkomen in MonteGridolfo.
We eten ‘s avonds heerlijk op het terras aan de rand van het dorpje, met prachtig uitzicht op de omgeving. Boven zee – en dus veraf – zien we bliksemschichten in de wolken.
Na een lekker ontbijt pakken we de koffer weer en gaan op pad. Eerst naar Petticchio, bekend van het tv-programma De Italiaanse Droom. De route gaat over prachtige kleine weggetjes en door een mooi glooiend landschap, nu met velden vol met mooie zonnebloemen en prachtig in bloei staande brem.
Peticchio is ook in het echt een schattig, slaperig, middeleeuws dorpje, dat mooi is gerestaureerd. We lopen er doorheen en genieten van het uitzicht. Het was de bedoeling om hier wat te drinken maar het is 12 uur en echt álles is gesloten.
Het landschap wordt nu wat ruiger, met hogere bergen en in plaats van akkers komen er nu bossen in beeld. Ook erg mooi. Waar je eerst op bijna elke bergtop een middeleeuws dorpje zag liggen, is dat nu minder.
We rijden door naar het mooie, geheel ommuurde middeleeuwse Gubbio, met een Romeins theater uit de 1e eeuw v.Chr..
Als je aan komt rijden zie je de stad prachtig tegen de berg aanliggen. Gubbio viel in 1624 een tijdje onder pauselijk gezag en heeft dan ook aardig wat kerken, die zeker de moeite waard zijn om te bekijken.
Maar je vindt er ook een mooi Palazzo di Consoli, een middeleeuwse stadspoort en mooie, steile trap-straatjes. We dwalen door de straatjes. Het is warm, dus een lekkere granita-limone is zeer welkom.
Dan weer door naar de eindbestemming van deze dag; ons onderkomen voor de komende vier nachten in Relais du Cannelicchio in Umbrië. Het is een gerestaureerde en iets verbouwde 13e eeuwse burcht op een heuveltop, met prachtig uitzicht op de omgeving.
Dit keer hebben we een appartementje dat iets los staat van het hoofdgebouw, met een eigen platje in de tuin. We eten ‘s avonds in het restaurant van de burcht.
Vanmorgen rijden we naar Perugia. De vorige vakantie hier hebben we dit overgeslagen omdat het een vrij grote stad is, maar dit keer lokt het toch. En dat blijkt een héél goed keuze te zijn.
Perugia heeft een prachtig oud stadsdeel, dat tegen de heuvel is aangeplakt. Dit is middeleeuws qua uitstraling maar het is gebaseerd op een Etruskisch ontwerp uit de 5e eeuw v. Chr.
De parkeergarage op de Piazzale Partigiani is snel gevonden en ligt naast de roltrap naar het oude deel van de stad, het Centro Storico. Halverwege de reis naar boven kom je langs de ruïnes van een oud fort uit 1543, het Rocca Paolina.
Rocca Paolina is gebouwd door kerkvorsten, die daarbij zonder enige terughoudendheid andere gebouwen neer hebben gehaald.
Dit werd ze niet in dank afgenomen door de bevolking en toen de kerkvorsten het in 1860 niet meer voor het zeggen hadden is dit fort dan ook grotendeels verwoest. Een deel is bewaard gebleven en daar loop je doorheen op weg naar het Centro Storico.
Bovenaan de roltrap sta je opeens in het oude centrum van Perugia, met majestueuze gebouwen als het Palazzo dei Priori. Een onderdeel van dit gebouw is de rijk versierde Sala dei Notari uit 1290.
De zaal met prachtig beschilderde bogen langs het plafond was vroeger de ontmoetingsruimte van de rechtsgeleerden, maar wordt nu gebruikt als congrescentrum.
Wel érg jammer dat ze er om die reden nu rijen met helblauwe, moderne stoelen in hebben gezet. Dat hadden ze toch wel iets meer in de oude stijl kunnen doen lijkt me.
Na het Palazzo struinen we door naar de Dom, met een witroze marmeren gevel en een rijk versierde entree. Links daarvan staat een beeld van Paus Pius III, die de bevolking van Perugia nog een redelijke vrijheid gaf. Aan de andere kant van de entree is een 15e eeuwse kansel te zien en de Fontana Maggiore.
We lopen verder naar de Etruskische poort van Augustus uit de 3e eeuw v. Chr. Tussendoor zijn er steeds weer mooie oude straatjes. Perugia is echt een prachtige stad.
‘s Morgens rijden we via binnenweggetjes langs Bevagna naar Assisi. Je ziet Assisi al van verre liggen, uitgespreid over de heuvel. Prachtige kerken en gebouwen, mooie straatjes, doorgangen en bogen over de straatjes.
Alleen al in de Basilica di San Francesco ben je een hele tijd zoet. Deze basiliek bestaat uit drie lagen. De bovenkerk, die het grootste en het lichtste is. De benedenkerk, die een stuk somberder en donkerder is maar ook prachtige fresco’s heeft was oorspronkelijk bedoeld als graf voor de heiligen.
En helemaal onderaan is de crypte met de tombe van Franciscus van Assisi. In 1997 werd deze kerk behoorlijk beschadigd door een aardbeving. Zo erg zelfs dat een deel van het gewelf instortte, maar binnen twee jaar is het gerestaureerd en was de basiliek weer open.
Na de lunch klimmen we nog een aardig eindje omhoog naar het oude fort Il Rocca Maggiore uit de 12e eeuw. Het is redelijk vervallen, maar je hebt wel een mooi uitzicht op de stad.
De volgende dag maken we een rit door de bergen in de omgeving van Spoleto. We rijden via kleine weggetjes, komen langs Trevi en gaan dan in rap tempo omhoog, de bergen in. Aan beide kanten heb je steeds weer prachtige panorama’s.
We lunchen bij een kleine trattoria in the middle of nowhere, Trattorino Pittina. Crostini’s vooraf en dan een erg lekkere pasta met een pittige truffelsaus. HJ is daarna nog in voor een kalfsschotel, maar mijn grens is bereikt.
Na de lunch rijden we in rustig tempo naar Deruta terug. Daar slaan we een lekker stuk Peccorino in voor ‘s avonds en gaan terug naar Relais du Cannalicchio. Het is alweer de laatste nacht hier.
We rijden vandaag in 3,5 uur via een mooie bergachtige route met vrij veel bebossing naar Toscane, waar we de komende 4 dagen zullen blijven. We rijden via Montepulciano naar Asciano, waar ons onderkomen – Casa Bianca – 10 km vanaf ligt.
Ook dit is weer een juweeltje: een oud dorpje dat in zijn geheel is gerestaureerd, waarbij het grote rentmeestershuis en de stallen zijn omgebouwd tot kamers en appartementen.
Wij zitten in het grote 17e eeuwse huis. We lunchen in de tuin bij de bar met ham en meloen met een glas koele witte wijn, met prachtig uitzicht op de omgeving en het oude dorpje.
We rijden de volgende dag een route uit het ANWB- boekje door de wijnvelden van Chianti. Een prachtig groen en golvend landschap met onderweg een paar leuke plaatsjes en veel wijnverkooppunten.
We hebben mooi weer, zoals eigenlijk steeds tot nu toe. In Radda in Chianti eten we een lekker Italiaans ijsje en rijden dan via mooie weggetjes terug naar Casa Bianca. Ik ga even de jacuzzi in, waarna we alweer moeten douchen en omkleden voor het ‘gala-diner’ met live muziek op de binnenplaats. We hebben het maar druk!
Het eten is lekker, de zanger goed (à la Andrea Botticelli), de ambiance top en het gezelschap natuurlijk ook.
De dag begint flink bewolkt en fris (23 graden) maar al snel komt de zon weer door en wordt het weer de vertrouwde 32 graden. Via een mooie route door wijn- en zonnebloemvelden, afgewisseld met bos, rijden we naar San Gimignano, onze favoriete stad in dit deel van Italië.
Maar hoe dichterbij we in de buurt komen, hoe dreigender de loodgrijze wolken worden en hoe meer we zien dat ze toch écht precies boven S. Gimignano hangen. De eerste dikke druppels vallen al snel, gevolgd door een ware wolkbreuk. Helaas ziet het er naar uit dat er geen eind aan komt voorlopig dus gaan we maar weer verder.
Even verder komen we bij Monteriggioni, een mooi, piepklein en totaal ommuurd middeleeuws dorpje bovenop een heuvel, wat een prachtig gezicht is als je aan komt rijden.
De zon doet ook zijn best en breekt net door als wij er zijn. We stoppen dus even om rond te kijken. Al glibberend over het flink verregende en erg modderige parkeerterrein halen we daarna de auto weer op en rijden terug naar Casa Bianca. Onderweg zien we de dampen opstijgen, die tussen de heuvels blijven hangen.
Vandaag rijden we een andere route uit het ANWB-boekje, rond de Monte Amiata, een vulkaankegel van zo’n 1700 m hoog, iets naar het zuiden. De donkere wolken rond de berg ontlopen we deels en op een paar spettertjes na houden we het vandaag droog.
Het is mooi hier, met heuvels, bossen en riante panorama’s.
Je ziet hier overal bordjes met skiliften, er schijnt hier ‘s winters een flink pak sneeuw te kunnen liggen. De bergtop is kaal dus daar zal dan wel geskied worden.
In het leukste plaatsje, Santa Fiora, drinken we wat en slenteren een tijdje rond, alvorens we verder rijden.
Ook stoppen we nog even in Pienza, wat een erg leuk plaatsje is bovenop een heuvel, met veel nauwe straatjes en een mooi pleintje. Overal staan hier bloembakken.
We nemen met moeite afscheid van Casa Bianca en rijden naar Sestri Levante in Ligurië. Het is een flinke rit en we besluiten het eerste en het laatste deel over de autostrada te rijden. Bij Lucca rijden we weer een stuk over lokale wegen naar Bagni di Lucca, een prachtige route door de bergen en dan door een mooi dal.
We ‘lunchen’ met ijs in Castelnuevo di Garfagnana, een aardig oud stadje. In Aulla pakken we de snelweg weer op naar de eindbestemming. Sestri Levante blijkt een erg drukke badplaats te zijn en na alle stilte van het platteland moeten we allebei even slikken.
Ons hotel direct aan het strand is snel gevonden. ‘s Avonds eten we in het restaurant van het hotel met prachtig uitzicht op het strand en de ondergaande zon.
We gaan met de boot naar de Cinque Terre-dorpjes, die iets ten oosten van Sestri Levante liggen.
Het zijn vijf dorpjes aan de Ligurische kust: Monterosso, Vernazza, Corniglia, Manarola en Riomaggiore. Vroeger leefden de mensen hier van de visserij en de wijn- en olijventeelt, maar tegenwoordig is het toerisme een steeds belangrijker bron van inkomsten.
Het zijn heel kleurrijke dorpjes, die tussen de zee en de steil uit zee oprijzende bergen ingeklemd liggen en onderling verbonden zijn door een spoorlijntje en wandelpaden. Sinds 1997 staan ze op de werelderfgoedlijst van de Unesco. Met de auto is er niet of nauwelijks te komen, maar over zee des te beter.
Eerst varen we in ca. een uur naar Riomaggiore, wat het verste van Sestri Levante vandaan ligt, terwijl we de andere vier dorpen alvast vanaf het water kunnen zien liggen.
Riomaggiore is een erg leuk plaatsje, met de in pastelkleuren geschilderde huisjes tegen de berg op, waarvan de ondersten vlakbij het water staan. Heel idyllisch om te zien. We hebben hier een uur de tijd om rond te lopen. Een cappuccino op een terrasje en dan is het alweer tijd om op de boot te stappen naar de volgende plaats.
We varen nu langs de drie tussenliggende dorpjes naar Monterosso, met 1560 inwoners de grootste van de vijf. Monterosso heeft meer ruimte langs het strand en is daardoor ook iets minder schilderachtig dan de andere dorpen.
We lopen eerst door het oostelijke deel van het plaatsje en gaan dan via een tunnel de berg door naar de andere kant.
Vernazza, het derde dorp van vandaag, moet volgens de boekjes het meest schilderachtige van de vijf zijn, maar eerlijk gezegd valt het ons iets tegen. Het is meer de ligging van bovenaf gezien die schilderachtig is, het dorpje zelf is dat minder. Na een uur stappen we weer op de boot om terug te varen naar Sestri Levante.
In Sestri Levante lopen we nog even door het oude centrum met de kunstig beschilderde huizen. Het lijkt net of er allemaal reliëf en stucwerk is aangebracht op de oude gebouwen, maar dat is allemaal schilderwerk.
Het verhaal is dat men dit heeft uitgevonden omdat veel straatjes te nauw zijn om echte reliëfs aan te brengen, maar dat een schilder het nog net kan behapstukken. Het wordt aangebracht met grote stukken papier waarin gaatjes zijn geponst, zodat de schilder weet hoe het patroon loopt.
De volgende dag nemen we weer de boot, maar nu de andere kant op: naar Portofino. Er staat een forse wind, terwijl het aanleggen aan de kleine steigertjes precisiewerk is. Eerst varen we naar het middeleeuwse klooster van San Fruttuosa, net om de klif heen, en dan naar Portofino.
Portofino is een heel pittoresk plaatsje, met prachtig felgekleurde huisjes. In de haven liggen grote jachten en designers hebben hier hun eigen winkels, want dit is het terrein van de superrijken der aarde. Maar leuk om in rond te lopen… en dan weer weg te gaan.
Flink heen en weer gaand, waarbij je af en toe alleen óf de lucht óf de zee ziet, varen we weer terug, terwijl de golven over het dek slaan.
We moeten alweer afscheid nemen van dit mooie en prettige land. In Livorno rijden we de auto de trein op en kan de reis naar huis weer beginnen. Onderweg zien we eerst de Cinque Terre-dorpjes en de volgende morgen weer de Rijn met de kasteeltjes op de heuvels.