×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Rondreis door Guinee-Bissau

De vrouwen runnen het land, hun mannen bidden, rusten uit, handelen wat

Reisverslag: Ernst Schade
Foto's: Ernst Schade

Hoofdstad Bissau is klein, met een centrum in koloniale stijl. Hier wordt volop gehandeld, de Bandim-markt is minstens zes kilometer lang. Maar alles in Guinee-Bissau verkeert in ontbonden staat: de gebouwen, de huizen. De lantaarnpalen staan uit het lood en branden niet, het asfalt van de wegen is verdwenen. De meeste ontwikkelingsprojecten, hoewel goed bedoeld, zijn mislukt en de ontwikkelingswerkers trokken naar elders. Wat blijft is een beeldschoon land met prachtige en vriendelijke mensen die het allemaal niet meer weten en ook niet meer willen weten.

Vijf-en-twintig jaren geleden, op de kop af, was ik in Guinee-Bissau om een dierbare vriendin te bezoeken. Iets meer dan vijf jaar was het land toen onafhankelijk, nog vol élan en overladen met hulp van al die landen die iets goed hadden te maken na decennia lang steun te hebben gegeven aan kolonisator Portugal.

Duizenden coöperanten (ontwikkelingswerkers) stroomden het land in. De meesten van goede wil en voluit progressief maar met matige werkervaring en slecht voorbereid op de plaatselijke cultuur en mentaliteit. Het grote tekort aan vakmensen leidde tot bedenkelijke situaties: Nederlandse coöperanten die Portugese les gaven, in een land waar 99% créolo spreekt…

Nu zijn we vele jaren en tientallen politieke conflicten, staatsgrepen en een burgeroorlog verder. De coöperanten zijn uit het straatbeeld verdwenen en de meeste hulporganisaties naar elders verhuisd.

Nu ben ik terug. Met David Clifford Libório, fotograaf van de Portugese Volkskrant ‘O Público’. Hij ontpopt zich al snel tot een uitstekende en inspirerende reisgenoot.

Een kwart eeuw later en wat blijft is een beeldschoon land met prachtige en vriendelijke mensen die het allemaal niet meer weten en ook niet meer willen weten. Van de politiek al helemaal niet. Die beperkt zich tot de hoofdstad Bissau, met 355.000 inwoners.

Volgens een bevriende minister kent de politieke elite het land zelf nauwelijks maar de tax-free shops van Orly and J.F. Kennedy des te beter. Bissau is klein, met een centrum in koloniale stijl. Alles verkeert in ontbonden staat: de gebouwen, de huizen.

Acht op de tien auto’s hebben een felblauwe kleur: taxi’s en zonder uitzondering van het merk Mabenzi (de auto met de ster uit Duitsland), derde-hands ingevoerd via Turkije en The Gambia. De rest van het wagenpark bestaat uit glanzende Landcruisers, BMW-jeeps en twee instructiewagens van de Escola de Condução: een Kever uit begin jaren zeventig en een zestiger jaren Bedford truck.

Bissau

Begeleid door ibissen, pelikanen en flamingo's

We nemen onze intrek in Pensaõ Central, dat al sinds de jaren vijftig met strakke hand wordt geleid door Dona Berta. Berta heeft een vaste plaats op de veranda vanwaar zij zicht heeft op de binnenkomende gasten, de keuken en de eetzaal. Zij geeft ons de sleutel van kamer 7. Eén verdieping hoger met een zeer ruime veranda met uitzicht op de Avenida Domingo Ramos. Nog vers in de Famous Grouse en de Hajenius-sigaren installeren wij ons, hangen we de muskietennetten op en douchen met emmers.

De nacht valt onverbiddelijk over de stad, de vleermuizen suizen langs de railing en alles is aardedonker behalve een kleine straatsectie naast het pension. De buurman van Berta is de president van Guinee-Bissau. Zijn kleren hangen aan de lijn. Hij draagt Sloggy-onderbroeken. Zijn generator voorziet Pensão Central ook van licht zodat mijn reismaat David zijn eerste digitale impressies richting laptop kan sturen.

‘s Nachts over straat gaan is riskant. Niet vanwege straatrovers maar de gaten zijn onvoorspelbaar en zeer diep.

De volgende dag krijgen we in een vloek en een zucht onze persaccreditaties plus nog een gratis audiëntie bij de Minister van Informatie, die zich tevreden toont over onze belangstelling voor zijn land. We komen ook meteen op de radio: ‘dois fotojornalistas portugueses gaan een uitgebreide reportage maken’. Dat bericht wordt overgenomen door de lokale radiostations en zo worden we overal begroet: ‘ah, de dois fotojornalistas portugueses!’

Was er in 1979 bitter weinig te koop, nu is er overal handel. De Bandim-markt is minstens zes kilometer lang en gonst van de Guineesen, Senegalezen, Sierra Leoners, Conakry, Liberianen. Overal zijn geldwisselaars (ik heb geen bank van binnen gezien). Prima brood, de beste bananen, papaja’s en koud bier.

Het is winter in Bissau. Overdag 32 graden, ‘s nachts 23. En niet vochtig, hetgeen een opluchting is want vocht is dodelijk voor energie en camera’s.

De eerste dag worden we enigszins argwanend bekeken, de tweede dag begroet, de derde overal uitgenodigd. De vierde dag varen we met de bevriende minister naar Bolama, een eiland ten zuiden van Bissau. Begeleid door ibissen, pelikanen en flamingo’s.

Bolama was tot begin jaren veertig de hoofdstad van het land en is nu een monument van koloniale architectuur. In ’79 was ik er ook en toen stond de prachtige gevel van Hotel Turismo nog overeind. Nu rest er nog maar één muur. De gouverneur is een prachtige man en vol plannen maar ja, geen geld en die oorlog. Ja, die oorlog.

Vroeger klaagde iedereen over de akelige erfenis van het koloniale tijdperk. Nu is het de guerra (1998-1999) die het allemaal verpest heeft. Maar die woedde alleen in Bissau en dan nog alleen tussen van 09.00 tot 13.00 (lunch) en van 16.00 tot 19.00 uur (donker).

Jan van Maanen is honorair consul voor Nederland in Bissau. Groot-Brittannië doet hij er ook bij. Jan kwam eind jaren zeventig naar Bissau en zit er nog steeds. Eerst als coöperant, nu als eigenaar van een handelsfirma, gehuisvest in een oude Portugese kazerne. Firma Mavegro neemt een groot deel van de import van het land voor haar rekening en heeft zelfs doodskisten in de aanbieding. Voorheen kwamen er 15 containers per maand binnen, nu één. Tja, die oorlog…

Jan is een kleurrijk figuur en blijft vol goede moed ondanks de miljoenen aan achterstallige betalingen van de regering. Zijn situatie doet denken aan die van de blanke Zimbabweanen: stuck. Jan heeft een eigen radiostation dat hij even belt als de gedraaide muziek hem niet aanstaat.

In zijn half-afgebouwde shopping mall doen vijf potige Guineesen aan body building. In plaats van met roestvrijstalen gewichten oefenen ze met krukassen van overleden vrachtauto’s. Want schroot heeft Guinee-Bissau ruim voldoende: het land is letterlijk bezaaid met autowrakken en een enkele tank die vastliep in het offensief eind jaren negentig.

Van Maanen is een fervente wandelaar en toen hij vier jaar geleden een paar van zijn personeelsleden uitnodigde om te helpen trainen voor zijn Nijmeegse Vierdaagse, wilden ook de buren mee en ook de naast zijn terrein gelegen wijk.

Nu lopen 4000 (vierduizend!) mensen de Ronde van Bissau. 40 kilometer en iedereen krijgt een medaille en oorkonde. De politie is ook blij want de criminaliteit daalt beduidend tijdens het evenement.

Cachungo

De lantaarnpalen staan uit het lood, het asfalt is verdwenen

Tijd om Bissau te verlaten en een taxi (ja, helblauw, Mabenzi, één portier kan maar open; een reserveband wordt voor de duur van de rit bij een bandenhandel gehuurd) brengt ons naar Cachungo, zo’n 80 kilometer naar het noorden.

Dat is al heel wat want er is landelijk een groot tekort aan brandstof. Overal staan enorme rijen voor de tankstations. De eerste minister is ook eigenaar van de meeste tankstations. Eerder deze maand nam het parlement een wet aan die vervoer van brandstof over land verbiedt. Dus geen aanvoer meer vanuit Senegal en Conakry.

De enige aanvoerlijn die nog rest, is per schip. Nu is dat schip eigendom van de vrouw van de eerste minister. En de pompen die als eerste en gedurende dagen als enige worden bevoorraad, zijn die van… de eerste minister. Van Maanen’s lijfspreuk ‘zorg dat je van niemand afhankelijk bent’, wordt door de politieke elite dus met verve in praktijk gebracht.

Cachungo is op en top een Portugees stadje. Een grote avenida. De lantaarnpalen staan nu uit het lood, het asfalt is verdwenen. Bergen afval overal. Dus autowrakken en vuilnis, onthouden, dan kan ik er over ophouden. Honderden gieren bunkeren ervan en voorsorteren het afval voor de latere(?) recycling (vooral nodig voor de duizenden lekkende batterijen die overal rondslingeren).

Een stomende markt en daarnaast een eettent gerund door Sra. Nova die ons geweldig vindt. Of we blijven. Of we iets voor haar hebben, een petit cadeau? Trouwen dan? Want dé nationale sport in Guinee-Bissau is ‘buska-vida’, op zoek naar een beter leven, emigreren dus. En hoe beter dan aan de hand van een ingezetene van de Europese Unie?

We kopen een tiquet voor een ‘sete-place’, een Peugeot stationwagen 407. Sete place maar er worden tien passagiers in gewrongen, plus bagage en vier containers met palmwijn.

Heel rustig stuurt de piepjonge chauffeur (rijbewijs?) langs de diepe gaten. Een wonderlijke gewoonte: in een linker bocht gaat de richtingaanwijzer (pisca-pisca) uit op links en in een rechter bocht op, ja inderdaad. De wagen kreunt maar blijft rijden.

Lekke band. De passagiers tillen de wagen op, kistje er onder en een andere band wordt gemonteerd. Het rubber is goeddeels verdwenen en de gaten in het canvas zijn opgevuld met T-shirts. We delen onze ruime voorraad zuurtjes uit de Lisboa supermarkt met de mede-reizigers. De enkele vrachtwagens die we op de weg zien dragen fraaie opschriften: Vleeswaren van Vlashorst, Hoveniersbedrijf Luttenberg, Tweewielercentrum Klaarenbeek/ Zutphen.

Cacheu

Het leger bestaat alleen uit generaals en officieren

Cacheu. Aan de rivier (Cacheu, inderdaad). De omgeving staat vol met die feeërieke, vaak 30 meter hoge zijdekatoenbomen. Vanaf de kade van Cacheu werden bijna één miljoen Afrikanen geëxporteerd naar Kaapverdië en Amerika.

Avenida, scheef hangende lantaarnpalen. Aan de rivier een verzameling koloniale standbeelden, in 1974 te Bissau van hun sokkel gerukt.

We vinden onderdak in het kampement van het nationale natuurpark. Drie dagen blijven we er, ondanks de afwezigheid van een bar en restaurant. Het in 1989 geopende hotel is alweer vervallen (die oorlog). De gouverneur is een verdrietig persoon want wat kan hij uitrichten? ‘Ons leger? Dat bestaat alleen uit generaals en officieren, soldaten hebben we niet’. Hij rijdt rond in de enige auto in Cacheu, een door de gemeente Lisboa geschonken stokoude Renault 4.

Aan de kade hangen scheepswrakken aan hun uiterst strak gespannen trossen, de visfabriek is dicht, de ijsfabriek ook. Een gloednieuwe door Japan geschonken Yanmar boot ligt de verkommeren (‘o motor gripou’).

We varen in de zeer vroege ochtend mee met vissers. Dan is het tijd om de rivier over te steken. Maar eerst moeten we ons melden bij de immigratiechef. Hij houdt nog vast aan die eens door Oost-Europa geïntroduceerde manie van controle, controle en nog eens controle.

Later tijdens de reis worden we nog twee keer staande gehouden door een immigratiebeambte, steevast met dikke buik en (imitatie) Ray Ban zonnebril. Maar we spelen het spelletje, tot hun verbazing en teleurstelling, niet mee want we immigreerden al op het vliegveld en één keer is ruim voldoende.

Een prachtige bootreis in een zwaar lekkende kano. Twee uur duurt de tocht over de rivier en door een Biesbosch-achtig gebied van uitgestrekte mangrovebossen stikvol vogels, hippo’s en krokodillen. Dit is het zuidelijk deel van de Cassamance-streek. Het noordelijke gedeelte ligt in Senegal.

De Cassamance is één van de belangrijkste overwinteringsgebieden voor de trekvogels uit het hoge noorden (dus ook de Waddenzee). Ja, die vogels hebben het goed bekeken.

Hoewel, als zich in Guinee het gerucht verspreidt dat er in het Nederlandse Fochteloërveen voor de acht kraanvogels per exemplaar meer dan één miljoen euro beschikbaar is (NRC, 29 januari ’05), dan voorzie ik een nieuwe buska-vida.

São Domingos

De eerste wc-spoelbak die het ook echt doet

São Domingos: kade met scheepswrakken, de avenida met scheef hangende lantaarnpalen, vuilnis (sorry), autowrakken (excuses), een bar. Gerund door senhor Octávio, zoon van een Portugese banneling. Zijn beeldschone vrouw Fatumatá maakt een bijzondere lunch met koud bier en een sigaar. Gelukkig zijn we en bofkonten.

Onderdak vinden we op het kampement van één van Guinee-Bissau’s oudste en meest actieve niet-gouvernementele organisaties: AD, Acção para Desenvolvimento, Actie voor Ontwikkeling (zo willen we het graag horen). Vol bewondering staren we naar de eerste wc-spoelbak die het ook echt doet.

Er is ook stroom en David plugt al zijn high-tech materialen in. De Lister-generator kreunt en zakt weg. Het naast ons gelegen radiostation, Radio Kasumai, 104.8 FM, valt meteen stil.

Vandaag, 20 januari 2005, is het 22 jaar geleden dat Amílcar Cabral in Conakry werd vermoord. Hij was dé inspirerende kracht en ideoloog van de PAIGC-beweging die de Portugese militairen bestreed. En succesvol, want praat met je vroegere buurman in Bárrio die diende als soldaat in Guinee-Bissau en er borrelt een horror-scenario op. Apocalypse Now: met een kanonneerboot de rivier af, wachtend op een hinderlaag.

In Guinee is het koloniale pleit beslecht en in 1973 was het land voor twee-derde in handen van de PAIGC. Maar Cabral is welhaast vergeten. Zijn door Cuba geschonken (en monstrueuze) standbeeld ligt in een door de mieren opgegeten kist en verpakt in plastic op het terrein van de grootste kazerne in Bissau groen uit te slaan.

De volgende dag is het Tabaski, Ramadan, en dat wordt wél gevierd. En wij vieren mee, in de disco waar enkele soepele heupbewegingen van de brancos pélelé (pele = huid) voldoende zijn voor een gejoel onder de bezoekers.

Een lokale schone geeft ons een stoomcursus créolo. We verstaan het al wel redelijk omdat er zoveel Portugese taalelementen in voor komen. ‘Kuma di corpo – hoe voelt je lichaam?’ ‘Kuma amanheceste? – Letterlijk: hoe ben je ge-morgen, lees: opgestaan’. Djitu ká ten – zo is het leven, van die dingen’. ‘Guerra, djitu ká ten’, dus.

Elia

Hier bestaat de week uit zes dagen

De volgende dag biedt de organisatie AD ons een lift aan naar Elia. Een tabanka (dorp) op terpen, midden tussen de mangrove, alleen te voet bereikbaar. Iedereen is er in de ban van de voorbereidingen voor de besnijdenisfeesten die in april beginnen. Emigranten komen er zelfs voor over.

Elia is letterlijk een eiland in Guinee-Bissau. Daar regelen ze hun eigen leven zoals ze dat al eeuwen doen. Hier bestaat de week uit zes dagen. Zelfs de Portugezen kregen geen grip op Elia en verzopen als ratten bij de schaarse pogingen om het dorp te bereiken. Een gevangenis is er niet. Maakt iemand een misstap dan wordt die voor de dorpsraad geroepen. Is het ernstig dan wordt er een muur van diens woonhuis afgebroken. Staat er geen muur meer overeind, dan rest alleen ballingschap.

‘s Middags wordt er gefeest op het dorpsplein en onze Leica’s zien grijs van het stof. Aan het eind van de middag lopen we terug naar het vasteland.

In het water staat een man te vissen. We wachten. En wachten. Twintig minuten lang staat de man roerloos met pijl en gespannen boog gericht op het water. En ineens, tsjak: een vis van een halve meter aan de pijl.

Ingoré

De weg is nauwelijks te herkennen als weg

Vanuit São Domingos richting oosten. De weg is nauwelijks te herkennen als weg. Maar de sete-place laveert rustig en bedaard richting Ingoré. Verder gaat de 407 niet.

Senhora Maimuma ontfermt zich over ons en bezorgt ons twee kamers in hotel Kassamá, voor 1,5 euro per nacht inclusief een knetterende generator vlak naast ons.

Maimuma werkt nu ook in deeltijd voor AD, een welkome aanvulling op haar salaris van 16.000 CFA (Guinee-Bissau is aangesloten bij de francofone west-Afrikaanse muntunie; 660 CFA staat voor één euro).

‘Ah, os dois fotojornalistas portugueses’. ‘Oh, geen Portugees? Holanda? Goelit, Baasten, Niestelroi!’. Iedereen in Guinee-Bissau weet alles over de Portugese en de internationale voetballiga’s. Alles. Een chauffeur: ‘Ik ben voor FC Sporting’ en een kalender met het Sporting team resulteert in een forse omhelzing. Zouden ze in Suriname ook zo goed op de hoogte zijn van de prestaties van FC Heerenveen?

Djalicunda

Midden in de bush, met in de verte huilende hyena's

De volgende dag krijgen we een lift naar Bejeni. Een auto van de bevriende organisatie Swiss Aid zou ons daar opwachten. Maar geen auto. We wachten vijf uur en ondertussen fotograferen en flaneren we door de enige, stoffige, straat.

Met een douanekantoor met slaperige ambtenaren (het is zeven kilometer naar de grens met Senegal), drie winkels van Libanezen, meisjes die bananen verkopen en pinda’s in kleine zakjes voor 25 centîmes.

Een wandeling door de bolanhas, de voor Guiné zo karakteristieke valleien met rijstvelden, florerende groentetuinen en dadelpalmen. En ibissen, ooievaars, ijsvogels. De avond valt en senhor Abigo, ex-douane ambtenaar, biedt ons onderdak aan in zijn huis.

De muskietennetten hangen maar net als er een jeep de zandweg op draait. Swiss Aid. Obrigado, Abigo.

Op weg naar Farim. Het is stikdonker. De bush geurt, de ramen kunnen open, nachtzwaluwen en uilen op de weg. Ook een bushbok.

Farim. Avenida, scheve lantaarnpalen, geen licht. Maar onze bestemming is aan de overkant van de rivier Cacheu en om half twaalf ‘s nachts vaart de zesde-hands veerpont met Schottelmotor niet meer. Maar de chauffeur haalt de bemanning uit hun bed en twee kalenders (Benfica!) plus een ruime fooi doet wonderen.

Zo liggen we om half één in een prachtig onderkomen in Djalicunda. Midden in de bush, met in de verte huilende hyena’s. Djalicunda is een opleidings- en trainingscentrum en een parel in het vervallen land, want in stand gehouden door Zwitserse ontwikkelingshulp.

Radio Djalicunda, 103.5 FM. ‘Dois fotojornalistas portu….’. Amadu Silá is directeur van de radio en imponeert ons met zijn exposé over het belang van zijn station. Afgewisseld door swingende muziek, slingert hij nieuws en interviews in de lokale taal de ether in. Iedereen luistert ernaar en het bereik is groot: 80 kilometer.

Gafanhotos (sprinkhanen) teisteren de streek en de overheidsinstanties proberen de bevolking er toe te bewegen om de beestjes niet te verdrijven zodat de pesticidenbrigade ze kan lokaliseren. Maar naar de overheid luistert hier niemand, dus zendt Radio Djalicunda een gesproken boodschap uit van Alapdji Fode Mai Touré.

Touré is de Homem Grande, de traditionele voorman. Leest en spreekt ook Arabisch. Is minstens 90 jaar oud en houdt zitting op de veranda van zijn huis. Hij is een legendarische figuur in Guinee. En hij vertelt: hoe zijn tabanka Bri Bam zich tot het uiterste verzette tegen de Portugezen, hen nooit belasting betaalde en de PAIGC-strijders volop steunde met onderdak en voedsel.

Dat verzet eiste zijn tol: 250 mannen werden gedeporteerd en kwamen nooit meer terug. Het Veluwse Putten in de Afrikaanse bush. En Touré spreekt voor de radio over de juiste gafanhotos-aanpak en de bevolking gehoorzaamt op slag.

Even verderop ligt de tabanka met de wonderlijke naam ‘K-3’. Op drie kilometer ten zuiden van Farim en eens een belangrijke Portugese legerplaats. David en ik fotograferen er en raken op slag verliefd.

Hij op Adama en ik op Awa, die zo een plaats op een Parijse passerelle kan opeisen. Ze flirten met ons en wij met hen maar Adama heeft al een zoontje (en dus getrouwd?). David is van slag als hij ontdekt dat ze pas 16 jaar is.

Awa komen we de volgende dag om twaalf uur ‘s middags tegen op de pont van Farim. Ze komt uit school. Een uur heen en een uur terug lopen, dan studeren, dan eten klaarmaken, de groentetuin water geven, water halen en de groenten naar de markt brengen (één uur heen en één uur terug).

De vrouwen van Guinee runnen het land. Hun mannen zeker niet: die bidden, rusten uit, handelen wat.

Farim

Het zoute water dringt steeds verder het binnenland in

Farim is een erg Portugees stadje. Beeldschone huizen met die onovertroffen veranda’s. Lag al in de jaren zestig onder raketvuur van de PAIGC. De gouverneur zucht: ja, die oorlog (de laatste dan, van 1998).

De regionale directrice voor onderwijs klaagt van achter haar bureau, dat staat op de plaats van het vroegere altaar van wat eens de RK-kerk van Farim was.

De bolanhas van K-3 staan niet meer vol met rijst want het zoute water dringt steeds verder het binnenland in. Maar daar vonden de vrouwen iets op: zij schrapen het slib af, lopen met de 25 kilo zware teilen terug naar hun dorp waar zij het slib filteren en koken tot het zout over blijft.

De dochter van de Homen Grande, Djombo Touré, organiseerde een zout-associatie en peuterde fondsen los bij een hulporganisatie zodat ze aan het zout ook jodium kunnen toevoegen en het eindproduct goed verpakt op de Bandim-markt in Bissau kunnen verkopen.

Zo naderen we het einde van drie weken Guinee, met ruimschoots meer vragen dan bij aankomst (en zo hoort het ook). Die avond kijken we televisie in Bissau en zien we de Portugese ambassadeur met veel poeha 5000(!) euro schenken aan het Film Instituut.

Ondertussen worden er voortdurend auto’s van de Portugese diplomatieke missie bij beruchte bordelen in Bissau gesignaleerd. En de Chinezen bouwen nijverig aan een absurd Palácio do Povo, het Volkspaleis, als toekomstig onderkomen voor het nationale parlement. De Fransen pakken het anders aan: die zetten een prachtig cultureel centrum neer met een volle agenda aan exposities, films en lezingen.

Afscheid nemen van Guineesen gebeurt met de linkerhand. Er worden veel linkerhanden geschud en ja, volgend jaar komen we terug. Beloofd.

Maar hoe zal Guinee-Bissau er dan uit zien? Of hoe zal het er dan bij staan? Uiteengevallen in 32 etnische staatjes onder één federale regering in Bissau die de prijzen van de tax-free winkels in de gaten houdt?

Hoe dan ook, de bevolking van K-3 gaat gewoon door met het leven. Djitu ká ten…

Een jaar later keerde Ernst Schade terug: Time out in Guinee-Bissau.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!