Langs de zuidkust van IJsland rij je van het ene ruige landschap naar het andere: grillige fjorden, besneeuwde bergtoppen, gletsjers, meren met brokken ijs, kloven met bruisende rivieren, steile kliffen en rotsen vol broedende zeevogels, pseudo-kraters, mosgroene lavavelden, basaltrotsen waaraan oude sages kleven, spuitende geisers, pruttelende modderpotten en stoomgaten. En watervallen, heel veel klaterende watervallen.
Gisteren in de late namiddag vertrokken we uit de haven van Tórshavn op de Faerøer en rond 7 uur in de ochtend krijgen we land in zicht.
Een uur later zien we in de verte een stadje opdoemen: Seydisfjordur. Nog een uur later zijn we op IJsland en rijden de auto van de veerboot. De hoge waterval tegenover de haven valt direct op.
Seydisfjordur, in het oosten van IJsland, is een klein stadje aan een 16 km lange kronkelende fjord met dezelfde naam, omgeven door steile bergen met hier en daar pakjes sneeuw. Wekelijks legt hier de ferry Norrona aan, die via Torshavn (Faerøer) uit Hanstholm (Denemarken) komt gevaren.
We toeren even rond in Seydisfjordur en bezoeken een mooi lichtblauw geschilderd kerkje met witte ramen. Het stadje heeft veel gekleurde houten huisjes. Even later zien we verschillende watervallen.
We rijden verder richting Egilsstadir, dé toegangspoort tot IJsland voor bootreizigers. De weg van Seydisfjordur naar Egilsstadir loopt over de Fjarðarheiði-pas, waar nog vrij veel sneeuw ligt.
Gezien wij de ring rond IJsland met de klok mee rijden laten wij Egilsstadir rechts liggen en zwenken af naar het zuiden, via weg 92 en 96 naar de 1. We rijden langs de prachtige bergachtige oostkust met zijn hoge bergen en diepe fjorden.
In Redarfjordur (opnieuw een diepe fjord met hoge bergen) en Faskrudsfjordur stoppen we even om het mooie landschap te bewonderen. We krijgen er niet genoeg van.
In Stodvarfjordur, weer een stadje aan een fjord met dezelfde naam, stoppen we aan een oud kerkje dat werd omgevormd tot hotel. Hier zien we voor het eerst op IJsland lupinen, deze zullen we gans het land door tegenkomen, ze groeien zomaar in het wild.
Onze volgende halte is Breiddalsvik, een klein visserplaatsje aan de gelijknamige fjord. We bezoeken de unieke steencollectie van Petra Sveinsdottir. Ook aan de andere kant van de fjord is een steenmuseum van Petra, daar moeten we voorbij zijn gereden.
We zetten onze weg voort naar het zuiden, naar Djupivogur aan de Berufjordur, opnieuw een fraai vissersdorpje aan een fjord. Bij het verlaten van Djupivogur komen we vrijwel onmiddellijk aan een stuk van de ringweg (nr 1) dat nog niet werd geasfalteerd. De werken zijn echter bezig.
We lopen wat rond in Hofn, hier bevindt zich een gletsjermuseum waar men alles te horen krijgt over de Vatnajokull-gletsjer en de eronder liggende Grímsvötn-vulkaan, die nog een uitbarsting had in 2004. We stoppen even verder aan een zwart zandstrand.
We zien reeds een hele tijd de Vatnajokull, die met zijn grote gletjertongen het langschap siert. Gezien we nog niet echt vertrouwd zijn met de staat van de wegen op IJsland, besluiten wij echter door te rijden naar Brunnholl waar wij ons eerste overnachtingadres hebben; de Brunnholl Farm.
Achter het verblijf staan enkele paarden en koeien, verder vinden wij er niets van een boerderij. Nabij de farm ligt een mooi opvallend kerkje, volledig wit geschilderd met een rode boord en rood dak. Het verblijf is prachtig gelegen net voor de Flaajokull, een prachtige gletsjertong van de Vatnajokull.
Na het ontbijt vertrekken we naar de Flaajokull-gletsjer tegenover ons verblijf. Hiertoe rijden we een stukje over de 1 en vervolgens over een slechte grintweg tot aan de voet van de Flaajokull. Het is grandioos.
Het weer is droog, nog wat fris, maar gezien het vroege uur kondigt er zich een mooie dag aan. We keren terug naar de 1 en stoppen nog aan het even verder gelegen uitkijkpunt, waar we naar boven lopen om van het uitzicht op de gletsjers te genieten.
We trekken verder door het verlaten landschap naar Jokulsarlon, een gletsjermeer met dobberende ijsbergen dat in de schaduw ligt van de 2110m hoge Hvannadalsnukur, de hoogste top op IJsland. Deze top ligt op de rand van de Oraefajokull stratovulkaan. Deze bergreuzen maken alle deel uit van de Vatnajokull.
Op het meer, tussen de afgebrokkelde ijsblokken, kan men een boottochtje maken. We wanen ons hier in een sprookje. De kleiner geworden ijsblokken drijven via een smalle doorgang af naar zee. Aan de overkant van de 1 kan men met een beetje geluk een ijsblokje in de oceaan zien dobberen.
Verder richting Skaftafell. Het landschap wordt nog steeds gedomineerd door bergen en gletsjertongen van de Vatnajokull. We begrijpen nu dat men in alle IJslandse gidsen schrijft dat men veel opslagruimte of filmrolletjes moet meenemen, omdat men veel meer foto’s maakt dan voorzien.
Ter hoogte van Hofsnes rijden we naar het vertrekpunt van de excursies naar Ingolfshofdi. Helaas, het wachthuisje ligt er verlaten bij, we zijn een kwartier te laat. We rijden door naar Skaftafell Nationaal Park. In het informatiecentrum krijgen we de nodige info, we drinken er een lekkere tas koffie en eten er wat bij.
Daarna starten we de vrij steile klim naar Svartifoss, 1,5 km. Het vergt wat uithoudingsvermogen, maar we worden beloond met een schitterend zicht. Svartifoss, ook wel de zwarte waterval genoemd, stort zich over symmetrische basaltzuilen, net orgelpijpen, de diepte in.
We dalen terug af en lopen naar de weg, rechts van het infocenter, naar Skaftafellsjokull. Het laatste stuk is wat moeilijker begaanbaar maar je krijgt er een buitengewoon zicht voor in de plaats.
We stoppen nog even in Nupsstadur, waar een van de oudste turfkerkjes van IJsland staat. Het kerkje heeft plaats voor acht personen en de predikant. Het hoort bij een oude boerderij die onder de rotsen staat. Van hieruit hebben we een prachtig zicht op een uitstekende 688m hoge klif, de Lomagnupur.
Zo’n 4 km verder ligt in Nupar het Islandia hotel waar we 2 nachten verblijven.
Na het ontbijt vertrekken we richting Kirkjubaejarklaustur. Het is 12° C maar er staat een stevige wind, zodat het koud aanvoelt. Onderweg stoppen we bij de dwergkliffen Dverghamrar en bij de er vlakbij gelegen Foss-à-Sidu, een waterval in de buurt van een boerderij.
Net voor Kirkjubaejarklaustur nemen we de afslag naar Kirkjugolf waar we opnieuw een mooie waterval zien, de Stjornarfoss aan camping Kleifar.
We keren op onze stappen terug en rijden naar Kirkjubaejarklaustur. Hier zouden voor de kolonisatie van IJsland een tijdje Ierse monniken hebben gewoond. Het stadje kreeg zijn naam naar het Benedictijner nonnenklooster dat er van rond 1190 tot de reformatie in 1550 heeft gestaan. We bezoeken ook het kerkje, een modern gebouw.
Op het pleintje voor de kerk staat een monument; twee zusters die een zware rotsblok op hun hoofd torsen. Dit zou volgens de legende verwijzen naar de rots waar twee nonnen, verdacht van ketterij, levend werden verbrand en nadien werden begraven. We volgen de weg naar het zuiden en zien even verder de bewuste rots Systrastapi (zusterskei).
We keren terug en door de weg naar Laki (de F206) te volgen komen we na een paar km bij een van de mooiste canyons van IJsland, Fjadrárgljúfur.
Via Kirkjubaejarklaustur rijden we terug over de hringvegur (ringweg, weg 1) naar Hofsnes, waar we deelnemen aan de begeleide excursie per tractor met aanhanger naar Ingolfshofdi.
Ingolfshofdi is een klein, 76m hoog rotseiland, waar duizenden broedende zeevogels te bewonderen zijn, o.a. de papegaaiduiker. De wind blaast fel en het is koud. Na zo’n 20 minuten rijden door een zeearm en rivier komen we aan, net voor een berg vulkaanzand.
De klim is moeilijk gezien het hoog en zeer steil is, we wind tegen hebben en in het zand steeds een stukje achteruit schuiven. Dit is het begin van de wandeling en het moeilijkste stuk, eens boven gaat de wandeling vlot door het heuvelachtige, ongelijke terrein.
We starten langs de gedenksteen van Ingolfur Arnarson, de ontdekker van IJsland die hier in 874 zijn eerste winter op IJsland zou hebben doorgebracht. Ingolfshofdi werd naar hem genoemd. Er staat ook een vuurtoren en een soort schuilhokje. Je hebt hier een prachtig uitzicht over de omgeving.
Onze begeleider, gewapend met een verrekijker, geeft zeer goede uitleg in het Engels, het lijkt wel een ornitholoog. Na een tijdje de grote jagers te hebben bespied zien we de papegaaiduikers, die met honderden op de rotsen zitten. We kunnen ze van zeer nabij bewonderen, net alsof ze poseren voor de toeristen.
Volgens onze gids hebben we geluk dat er zoveel wind is, want dan blijven ze meer op de rotsen zitten. De wandeling rond de vogelrots gaat verder en regelmatig worden we door de grote jagers belaagd. We steken onze arm of wandelstok in de lucht, wandelen door en trachten zoveel mogelijk in groep te blijven.
Plots zien we een tweetal jagers die een papegaaiduiker verschalkt hebben en nu druk doende zijn om hem te verorberen. Hier en daar zien we nog eieren liggen. Na een tochtje van zo’n 3 km beginnen we aan de afdaling.
We vertrekken richting Vik, aan de voet van de Reynisfjall. Voorbij Kirkjubaejarklaustur rijden we langs de 204 tot Seglbudir. Hier rijden we te midden van de pseudo-kraters. We keren langs dezelfde weg terug en volgen opnieuw de 1 richting zuiden langs Landsbrotholar, de grootste groep pseudo-kraters op IJsland.
Daarna passeren we de met mos begroeide lavavelden van Eldhraun. Deze lava kwam er door een uitbarsting van de Lakagigar-vulkaan in 1783 die 9 maanden duurde en de meest catastrofale ooit op IJsland is geweest.
Vervolgens rijden we door de zandvlakte van Myrdalssandur. Voor Vik draaien we de weg naar de kaap van Hjorleifshofdi in, genoemd naar Hjorleifur, een vriend van Ingolfur Arnarson die hier ooit voet aan wal zette. Hier zien we omzeggens geen weg meer.
We richten ons op de rotsen om onze weg terug te vinden bij het terugkeren, tot we plots het verkeersbord zien opdoemen… enkel voor 4WD voertuigen.
Pech, we draaien terug naar de 1 en rijden tot Vik en verkennen dit plaatsje, het zuidelijkste dorp op het vasteland en de plaats met het meeste neerslag op IJsland. Het lijkt ons een grotere plaats, tegenover het hotel is er een winkeltje, een tankstation en een restaurant. Van hieruit zien we de rotsformaties van Reynisdrangar.
Langs weg 218 rijden we naar Dyrholaey, een uit de zee oprijzende 120m hoge rots met groot gat. Behalve enkele druppeltjes regen is het de ganse dag droog gebleven. Er is helaas zeer veel wind. Op de rots in Dyrholeay worden we letterlijk opzij geblazen. We dalen af naar het gitzwarte strand, het is spectaculair.
Via de 1 keren we een stukje terug en rijden dan via de 215 naar Reynisdrangar, vrijwel aan de overkant van Dyrholaey, waar we de basaltrotsen nader gaan bekijken. De 66m hoge rotsnaalden in zee zouden volgens de saga 3 trollen zijn die een driemaster wilden kelderen, doch bij het aanbreken van de dag in steen veranderden.
We bezoeken ook de grot op de zuidflank van de 340m hoge Reynisfjall en stoppen nog even aan de Reyniskirkja, een kerkje uit 1897. Vervolgens rijden we de 2208 op. De weg valt mee, we zijn inmiddels erger gewoon. Al snel komen we aan in Heidar Vatn, een meer in een diepe vallei omringd door hoge bergen.
Terug in Vik rijden we tot aan de hooggelegen kerk met een mooie uitkijk op de omgeving. De kerk is wit geschilderd en heeft een rood dak zodat ze opvalt in het landschap.
Na het ontbijt vertrekken we richting Skogar. Het is ongeveer 9° C en er staat nog steeds een stevige wind die koud aanvoelt. We volgen opnieuw de 1 en hebben een prachtig zicht op de Myrdalsjokull, de ijskap die op de Katla-vulkaan ligt.
We rijden over de slechte weg 221 langs een prachtige vallei naar de Solheimajokull, een gletsjertong van de Myrdalsjokull.
Terug op de 1 gaan we naar Skogar. Op de Skoga-rivier ligt de brede Skogafoss, de laatste van een 20-tal kleinere watervallen, die zich met denderend geweld 62m naar beneden stort. Rechts naast de waterval loopt een klein steil padje naar boven, vanwaar men een mooi uitzicht heeft. Hier vertrekt de wandelweg naar Thorsmork (een bergtocht van zo’n 10 uur).
Het Skogar volksmuseum is ondergebracht in een oude turfboerderij. Er staan verschillende gebouwtjes op de site, waaronder een school, een kerk en enkele huisjes met mooie oude inboedel. In het hoofdgebouw is een zeer interessant volksmuseum.
We rijden naar weg 249 en komen al snel aan de Seljalandsfoss, ook een heel mooie, 40m hoge, waterval bij de afslag naar Thorsmork. Achter deze waterval kun je doorlopen maar je houdt er wel een nat pak aan over en het traject is niet zo eenvoudig, je moet klimmen en klauteren.
Nu vertrekken we richting Hella. Ter hoogte van Hvolsvollur zien we rechts in de verte de Hekla liggen, de bekendste en actiefste vulkaan op IJsland. We proberen of het lukt om met onze 2WD naar Landamannalaugar te rijden via weg 26, een slechte baan, die voorbij de Hekla loopt. De Hekla is 1.450m hoog en er ligt nog vrij veel sneeuw op.
Hier vertrekt ook de kortere weg naar Landmannalaugar, de F225, maar die kunnen we in ieder geval niet nemen, die is enkel voor 4x4WD, want je moet een rivier doorkruisen.
We rijden tot Hrauneyar en ondanks het negatieve advies besluiten we om de 26 verder op te rijden tot aan de 208 die naar Landmannalaugar loopt, om eens te kijken hoe die weg eruit ziet…
Slecht, maar we zullen het toch maar een stukje proberen. Inmiddels is het echter 16u en moeten we nog naar Fludir. Ongeveer 30 km van het einddoel besluiten we toch maar terug te keren.
De Gouden Cirkel is een must voor wie IJsland bezoekt, met de geisers Strokkur en Geysir, de Gullfoss-watervallen en Nationaal Park Thingvellir op de breuklijn tussen het Europese en Amerikaanse continent.
We rijden weg 30 naar het noorden op richting Gullfoss. Er is nog vrij veel mist in de bergen. We stoppen even in Foss om een mooi watervalletje te bewonderen; hij is niet hoog maar wel breed. Via de 36 komen we aan de Gullfoss, een zeer imposante waterval op de Hvita-rivier, die zich in twee trappen 32m naar beneden stort. Ongelooflijk spectaculair.
Dan rijden we verder naar het geothermisch gebied Geysir. Dit veld kun je niet missen: je ziet van ver rookpluimen opstijgen en je ruikt het ook. We gaan eerst kijken bij Geysir, al trekt Strokkur natuurlijk de meeste aandacht. Om de 5 à 6 minuten stuwt hij kokend water zo’n 15 à 20m de hoogte in.
We lopen het gebied rond en bewonderen ook nog little Geysir, die ook lustig borrelt en kleine straaltjes laat opwellen. Geysir zelf ligt er rustig dampend bij, verder doet hij niets. Het ruikt hier geweldig naar zwavel (rotte eieren).
We rijden verder naar de derde plaats van de gouden cirkel, Thingvellir. In Laugarvatn stoppen we even en willen er wat rondlopen. Helaas het ziet hier zwart van kleine mugjes die zeer vervelend zijn. We rijden dus maar verder. Over de bergpas Lyngsdalsheidi komen we in Thingvellir.
Op deze vlakte werd het oudste parlement van Europa opgericht in 930, het Althing. Dit zou bijna 900 jaar standhouden. Tot 1798 kwamen volksvertegenwoordigers en belangrijke en minder belangrijke lieden van de bevolking hier iedere zomer bijeen om feest te vieren, recht te spreken, nieuwe wetten uit te vaardigen, nieuws uit te wisselen en belangrijke zaken te regelen.
We bezoeken Lögberg, de rots van de wetten, van waarop de wetspreker de wetten bekendmaakte aan het volk. In de Logretta werden de wetten besproken alvorens te worden medegedeeld, beide liggen in het oosten van de Almannagja-kloof.
In het ‘meer der verdrinking’ Drekkingarhylur in de Oxara-rivier werden veroordeelde vrouwen verdronken. Verder staat er, op de plaats waar in 1016 een van de eerste kerkjes op IJsland werd gebouwd na hun bekering tot het christendom, een mooi houten wit geschilderd kerkje met groen gekleurde luiken en een zwart dak, de Thingvallakirkja, die dateert uit 1859.
Vervolgens lopen we de trappen op naar de Oxararfoss-waterval, die van de Aklmannagja-kloof 20m dieper in de Oxara valt.
We zetten onze weg voort richting Reykjavik, de meest noordelijk gelegen hoofdstad ter wereld, gelegen aan de voet van de 914m hoge berg Esja. Hier heerst een drukte die we op IJsland niet gewoon zijn. De autosnelweg, zo mag je de weg hier noemen, ligt zeer goed en heeft op sommige plaatsen zelfs 3 rijstroken.
Nadat we onze intrek hebben genomen in het hotel vertrekken we te voet naar de Hallgrimskirkja, de grootste kerk van het land, die omzeggens vanuit heel Reykjavik te zien is. Het is een mooie grote kerk met een speciale bouwstijl. Vanuit de toren hebben we een prachtig zicht op Reykjavik en op de Esja. Opvallend zijn de rechte straten in de stad.
Via het winkelcentrum waar we wat rond slenteren dalen we af naar de haven. Op de terugweg, langs de kust, zien we een mooi kunstwerk; de interpretatie van een vikingschip.
We verlaten de boulevard en lopen naar Hofdi House waar in 1986 de ontmoeting plaatshad tussen president Reagan en sovjetleider Gorbatsjov, wat tot een ontdooiing van de koude oorlog leidde.
Na het ontbijt vertrekken we naar het schiereiland Reykjanes waar we eerst de nationale luchthaven in Keflavik bezoeken. Het is een heel modern gebouw.
Van hieruit rijden we verder naar Gardskagi met zijn wit zandstrand. Dit is het meest noordwestelijke punt van Reykjanes. Het krioelt hier van de vogels, maar het stinkt hier geweldig. Er staan twee vuurtorens, een uit 1897 en een uit 1944.
We rijden verder naar Sandgerdi, waar we een mooie kleine haven met allerlei gekleurde plezierbootjes zien en een gele vuurtoren. We worden verwelkomd door honderden vogels. Ook hier ruikt het geweldig naar zwavel en vis.
Ongeveer 5 kilometer verder naar het zuiden staat een opvallend zwart stenen kerkje uit 1887 met geschilderd torentje in de kleuren oker, steenrood & groen en de koepel in ‘t zwart zoals het dak; de Hvalsneskirkja met een goed onderhouden kerkhof ernaast.
Hier was in de 17e eeuw de schrijver en dichter Hallgrimur Pétursson 7 jaar priester en schreef hij de treurzang Passion Hymns, opgedragen aan zijn dochter. Naar hem werd ook de Hallgrimskirkja in Reykjavik genoemd.
We gaan verder zuidwaarts tot Reykjanesta, het meest zuidwestelijke punt van Reykjanes. We rijden tot boven, zodat we een uitgestrekt zicht krijgen over de indrukwekkende streek, de kustlijn en de geothermische activiteit in het gebied. Op de top staat een mooie witte vuurtoren.
Hier op de top van de Valahnukur, werd ooit de eerste vuurtoren op IJsland gebouwd, die werd in gebruikgesteld op 1 december 1878 en lang als de belangrijkste vuurtoren van het land werd gezien. De huidige vuurtoren staat 73m boven de zeespiegel en werd opgetrokken van 1907 tot 1908 op de Baejarfell.
Net voor de kust ligt de 51m hoge rots Karl, broedgebied van de noordse stern. En 14 km verder in zee zien we Eldey, een hoge steile rots waar een grote kolonie jan-van-gents broedt.
We vervolgen onze toer langs Grindavik en rijden door een vogelreservaat. Behalve enorm veel vogels zien we golfspelers en, langs gans de route, heel mooie bergen met spectaculaire kleuren.
We nemen de afslag naar Blue Lagoon, een meer met hel blauw water en een natuurlijk bad met geothermisch mineraalrijk zeewater, mooi gelegen, omgeven door lavavelden.
We draaien terug naar het zuiden tot ongeveer Grindavik en zetten onze weg verder richting Krysuvik, ook al bekend voor zijn geothermisch gebied. Van ver zien we rookpluimen opstijgen.
Gezien het reeds later wordt rijden we rechtstreeks noordwaarts richting Hafnarfjordur. In Seltun houden we een stop en bezoeken een van de meest actieve geothermische gebieden. Stoomgaten, heetwaterbronnen, modderpotten, overal stijgt de stoom de lucht in en laat een stinkende geur na. Op menige plaats is er op de aarde zwavelafzetting te zien.
Verder langs prachtige kliffen en mooi gekleurde bergen over de slechte weg tot Hafnarfjordur, waar we de 1 naar Reykjavik nemen. Reykjanes wordt minder vaak bezocht door de toeristen, behalve Blue Lagoon. Ze weten ze niet wat ze missen, want het is een prachtig gebied.
In Reykjavik rijden we naar de Perlan, een panoramisch restaurant met glazen koepel, gebouwd op 6 enorme watertanks die 21 miljoen liter water kunnen opslaan, aanvankelijk voorzien voor de verwarming van Reykjavik en omgeving. Vijf van de zes tanks zijn nog steeds in gebruik. In de zesde watertank is het Saga-museum ondergebracht.
Bij het binnenkomen van het complex valt een enorme fontein op die ongeveer om de 5 minuten een waterstraal bijna 5 verdiepingen hoog naar boven stuwt. Je zou warempel denken aan de Strokkur.
‘s Avonds kan men hier onder de koepel genieten van een exclusief diner, terwijl het restaurant draait. Op 2 uur ben je rond. Er is ook een cafetaria met terras rondom, vrij toegankelijk gans de dag, vanwaar men hetzelfde mooie zicht heeft als vanuit het dure restaurant. Je moet er wel zelf rondlopen. Hier staan ook verrekijkers.
De reis gaat verder langs de noordkust van Reykjavik naar Seydisfjordur. Onderweg naar IJsland werden de Faerøer bezocht.